Scüetsen uit Be WtzaaL Grepen nit M-en Tuinbon. Voortaan zal de „Scha ger Courant geregeld vier maal per week verschijnen en wel op Dinsdag-, Woens dag-, Donderdag- en Zater dagavond. Donderdag 14 Januari 1909 53ste Jaafgüi^. JNo. 4434 Bureau SGHAGESÜ, Laan O 4. Uitgevers: TRAPSRAM Co, Het Extra-Marktbericht van Donderdagmiddag wordt inge trokken, omdat onze lezers voortaan het Schager Markt bericht des Donderdagsavond in de Courant kunnen vinden Het Plirmer Gil der Markt- dagsavonds geplaatst. SCHAGER Alteieti Nioiiws- COURANT AlratMtit- Lnll Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag-, Woensdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. By inzending tot 's morgens 9 ure, worden ADVERTËNTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Interc. Telephoon IVo. 20. Pry's per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTËNTIËN van 1 tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaal uit één blad. Bericht! hprir'hf wor/tt xi-rinn** a ar» Hitic. vast gegeven. Die zat in z'n zakdoek geknoopt. Had-ie UcliLllL WUItil) V UUl löLlH l^llls jjjj, koopen van pruimtabak gewisseld. En 'tpropje Hein nog lag te denken aan dien eersten dag-vrijko men.... Dan sloot hij: de oogen en probeerde te sla pen. Straks zou de hel luiden. Most-ie opstaan. Kon hem niet bommen.... Hij: zou den dag wiel doorko men.... 't Ergste was toch achter den rug Samen zaten ze hij! en Teunis dien ochtend op de bank in het plantsoen. Teun wias al door de wol geverfd. Dien kon 't niks-schelen of de lui aan hem zagen, direct, dat-ie zoo uit de „bajes" kwam. Vond 't wel amusant, wanneer een of andere juffrouw hen zoo hangerig, benauwd aankeek.... Den gevaarlij ken, verloopen kerel, daar... Was al heelemaal de vin nige vijand van geordende maatschappij'.... Met Hein was 't niet zoover.. Hij! huiverde in de frissche kou van den lierfst-avond. Knipoogde tegen de zonnestralen, die begonnen te glanzen. Voelde zich vreemd-duizelig, leeg in den kop, in de zuivere, vrije beweging van weer in de natuur zijinDacht aan de centen, die hij' aan het politic-bureau kon halen. Toch een aardige duit, die hij! in die anderhalf jaar verdiend had. En de directeur had hem een files al- Van twee boeven. Tehuis terug1 Tegen den avond hadden ze samen afgespro ken zou hij! thuiskomen. De buren wisten er niets van; 'dachten dat hij; eerst over een dag of tien vrij was. 't Had hem, dien morgen, nadat-ie de achter poort van de gevangenis was uitgelaten, strijd gekost, En half was-ie blij geweest, dat Teunis, die gelijk met hem vrij kwam, toen met hem mee was geloopen. Hij had tabak gekocht, 't allereerst, want naar een pruim snakte-ie. Ze slenterden den buitenkant op. de sin gels langs, 't veld in, ©en stillen landweg op.... Hij! merkte wel, dat de menschen iets bijzonders aan hem bespeurden.' Een boertje wierp, zonder te groeten, loe- rend-schichtig oog op de twee; zwaaide met z'n zweep over den rug van z'n voortsukkelend paardje. Spuwde eens naast zich heen. Dacht blijkbaar: „fijn volkje, die daar Hein de Wit had z'n kraag opgeslagen en liep met voorovcr-gebogen kop, ontwijkend den blik van wie hem tegen kwamen.... 't Schroeien van de schaamte bedierf hem het genot van, na anderhalf jaar, vriji te zijn. In de laatste dagen had hij zoo gesmacht naar die vrijheid, dat-ie 's nachts, liggend op zijn plat geworden stroomatras, niet meer in slaap kon ko men.... Dan lag-ie te luisteren naar het getjingel en 't halfuur en heeluur-slaan van de klok, die-je kon hooren in z'n celEn dan troostte hij; zich met 't idéé van Lien te zullen terugzien. Lien was vijftien toen 't gebeurde met hem.... En Ka had 'm beloofd dat zijl er wel voor zorgen zou. dat Lien vader niet gjng minachten. Ze zou 't haar als ze van tante in Dordt. waar ze Lien hadden heengestuurd van wege de praatjes der menschen en vooral van de buren, allemaal wel zóó uitleggen, dat Lien 't begrijpelijk vond. Hein most dat nu maar eens aan haar over laten.... Dat zou best terecht komen. Hoefde ie zich geen steek van aan te trekken. „Ze is toch een best wijf. die Kal" had-ie gedacht, 's nachts liggend te soe zen "op z'n platgeworden celmatrasMenig wijf zou dat toch anders aanpakken. Maar als Hein d'r bijl haar bezoek in de gevan genis, gevraagd had: „Hoe gaat 't met Lientje?" Dan 'had Ka d'r lippen geruststellend vooruit-gespitst en hem aangekeken met vroolijke oogen van: „Alles best. hoor' In 't duister van zijn cel lag Hem dan te glim lachen biji 't denken aan de opgeschoten, frissche, aar dige meid, die hijj straks thuis vinden zou.... Vanwege de genoeg'elijke stemming maakte hij1 kauw'-bewegin- gen, alsof-i© van een denkbeeldigen pruim genoot. Maar '1 doorstroomde liein als heerlijke tinteling van plezier en levenslust, in al z'n ellende, het bloed. Hij ^ou z'n Lien weer biji zich hebben. Tusschen licht-en-don- kcr op zijn knie zetten, net als toen ze nog zoo n kleine hummel was, en haar dan plagen,Aan der dikke blonde vlechten trekken.... Tenminste als ze die nog droeg. Maar daar zou ze nu wel te groot voor zijn geworden.... Met haar babbelen. Ilaar vragen, wat ze nu wel 't liefst van vader hebben wou... Een paar piekfijne verlakte Zondagsche schoenen, ofeenmooien echten bont met van die staarten er aan, of wat anders.... Dót most at van hetgeen Hein de /war verdiend had in die anderhalf jaarHij! hoorde t haar zeggen tegen Ka: „Moe, weet-u wat vader me daar vraagt.... toe dan. moeder!".... Met die jolige, prettige opgewondenheid, die hij; in z n Lien zoo aar dig vond 't Gebeurde wel. dat t, door het hooge tralieraam vnn de cel al begon te dag-grauwen, terwijl zilver- en kopergeld klemde hijl in een van z'n vuisten, want die Teun. daar naast hem Hij moest wachten, 't Was nu halfelf. ongeveer, en eerst tegen zeven uur zou-ie thuis komen, had-ie met Ka afgesproken. Dat was 'n heele deun. De ander begon te praten over ergens 'n „proppie" te koopen. Maar Hein gaf geen antwoord. Die had zich nu eenmaal plech tig voorgenomen dat Lien, de eerste maal dat ze va der ontmoette, niet zou merken dat-ieNiks geen „dranklucht", hoor!.... Hij! zoog op Z'n pruim, want moeite kostte 't hem.... En niet zuinig. Maar Hein was 'n taaie, als-ie wou. „Nou, ajuus dan!" zei Teun, die er genoeg van kreeg. Hein bromde wat terug. Toch bleef de ander nog zit ten. 't Was of-ie telkens wat vragen wou, maar dan z'n woorden inslikte. Ze gingen samen naar een klein melkwinkeltje, waar je zoo 't een en ander krijgen kon. Toen de juffrouw uit baar achterkamertje kwam en de twee zag zitten, aan bet gele tafeltje, werd ze bleek van den schrik. Liep direct weer terug. En daarna kwam een man in blauw boezeroen; met bij-voorbaat nijdig gezicht; zich opwindend om toch niet angstig te lijken en keek hen aan met oogen Met oogen„Twee bier, astublieft," vroeg Hein op z'n zachte manier, want hij had zich. nu eenmaal heilig, plechtig voorgenomen, dat-ie fatsoenlijk man zou worden... Lien zou 's kijkenZich over vader verbazen Denken: is dat nou die vent, waar ze zooveel over praten?Allemaal gekheid om te zaniken en te schreien over wat gebeurd is. Alles kon nog best in orde komen. Hadt-je niet lui, die millioenen hebben gestolen, en voor wie, later, iedereen den hoed af neemt?Wel nou-dan!Lien zou 's kijken „Twee bier astublieft," zei bij, baast onderdanig. Zoodat Teun, de doortrapte en door-de-wol-geverfde, hem aankeek met 'n gezicht van: Hoe heb ik 't met jou?... Ben-je nou waarachtig ,,'k Heb geen bier," zei de baas stug-weg, kijkend naar de deur. „En daar dan? Wat is dat dan?" vroeg Teun, wij zend naar fleschjes-lager, die, netjes op een rijtje, ston den uitgestald bij 't buffet. De baas antwoordde niet. Veegde z'n neuspunt eens af met den ruigen rug van z'n handKeek Hein nog eens an. Vroeg toen, barsch-kortaf: „Twee bier is tien cents. Hebbe-jullie spie?" Blijvend wachten En Hein knoopte z'n rooie-zakdoek los. De baas gluur de, met spottig-loerende oogen, naar wat er nu te zien kwam. Legde toen, met haast deftig gebaar een gulden neer op 't tafeltje. Teun's vinnige oogen keken den baas aan op 'n manierMaar de man had, dood-bedaard en ijzig- onverschillig, twee flescbjes lager op de toonbank 'ge zet. Een... twee... Toen glazen gehaald. Toen 't bier erin geklokkerd. Vervolgens den gulden van Hein laten rinkelen op 't zink van z'n buffetje. 'm Daar even rustig-indifferent van minachting nog eens danig be keken, tusschen de vingers gedraaid. Eindelijk klein geld voorgeteld. Ze hadden samen nog broodje met kaas gegeten. Dei baas was nu iets kalmer. Sprak toch geen syllabe. Zat, voor de leus krantje-lezend, te wachten, te waken, totdat die twee opstapten Keek hen, toen ze den landweg opsjokten, na. Smoes de wat met z'n ijlings in winkeltje teruggekeerde vrouw die nog wit zag van de emotie Teun, de onverschillige, was al-gauw van Hein de Zwart afgegaan. „Nou," zei-ie, toen ze op den Kruisweg stonden, „dus je gaat niet mee naar Rooie-Kareltje?Zeg, hoor nou toch 's even Maar Hein was al weg. De ander schokschouderde. Liep op een sukkeldrafje voort. Hij kon niet langer zonder een „proppie", al was er een fortuin mee ge moeid geweest Wat dien Hein betreft, zou best schikken. Gekke bui van zoo'n eersten dag... Was nog niet gewend. Dat's alles. En terwijl zich een spotgrijns kringde op de vale boeventronie van Teun, lekte hij, met z'n bleeke tong, over de lippen, verlangend naar den kring van z'n kornuiten, bij Rooie-Kareltje Liep Hein al-maar verder 't veld in, de handen in de broekzakken; huiverend in zijn dun jasje, smaob' tend naar thuis, naar z'n LienMaar hij bad 't be loofd. Eerst om zeven uurEn Lien zou 's kijken wat voor kerel d'r vader was, als-ie wouDiezelfde vader, waar ze dan zoo'n grooten mond over hadden... De hand, waarmee-ie een paar minuten nadat de torenklok zeven uur had verkondigd de deur opende van die voorkamer, twee-hoog, waar Ka en Lien nu woonden... Die vingers, ijskoud van 't uren-lang rond- sjokken, en, meer nog, van woest verlangenZe beefden Eerst zag-ie niks, Heelemaal niks. Toen merkte-ie, achter in het vertrek, in een rieten armstoel met kussens, Ka, makkelijk uitgestrekt, de voeten op een bankje. Snurkend, zoo zwaar, zoo vreemd Uit voorzichtigheid had-ie de deur eerst gesloten. Rondgekeken onderwijl z'n hart bonsde, hamerde, met 'n kracht, 'n felheid... Of Lien er dan niet was Toen had-ie Ka aangestooten. Tegen d'r arm. „Ka!... Ka dan! Ze was haast niet wakker te krijgen. Schrok eindelijk op. „Wat is er?... Ja... O, bent u daar!?" Maar ineens herkende ze hem. Bleef 'm aankijken, eerst wezenloos, toen begrijpend... Toen zich herin nerend Hij stond te wachten, terwijl iets bangs op hem be gon neer te drukkenWaarom wist-ie niet... Maar 't klemde, 't schroefde hem de keel vast Hij zag om zich heen. In de kamer. Wist niet of-ie wel aan 't goeie-adres... Maar daar zat ze toch, z'n vrouw, z'n eigen Ka De dikke, breéd-heupwiegelende vrouw dribbelde in de vreemdsoortig-mooie kamer rond. Had 't licht opgestoken. Zag daar staan den schralen man in z'n dunne, vale plunje. Den voor eenige uren ontslagen tuchthuisboef. Die vroeg, waar z'n kind, z'n Lien, was... Nog altijd niet begrijpend. Met stijgenden angst in de smeekende oogen... Ze dribbelde rond, de dikke vrouw. Wist niet hoe zij 't hem duidelijk zou maken. Werd gestoord in haar zoes-slaap opeens vuurrood, 't Most ook maar uit zijn. Ineens dan maar... Met al die „flauw- sjes"... Ze zou 'm wel even En de woorden, uitgesnerpt met uitdagenden keel klank van driftig, nog halfdronken wijf sloegen hem in 't vale angstgezicht. Deden hem pijn in de ooren... Vanwat of hiji, zoo'n vent, die haar anderhalf jaar voor alles had laten opdraaien, nog te zeggen wou hebbenDan most-ie 't maar vertellen. Lien?... Lina?... Lina?... Neen. die was er niet. Zou waarschijnlijk ook van zoo'n vadertje niet ge diend Wezen. Lien had 't veel te goed.... Als „me neer" hoorde van Hein... Van dat d'r vader Later, een week of wat later, toen Hein de Zwart, betrokken in een nieuw zaakje van, inbraak, met zijn advocaat vertrouwelijk zat te praten, heeft hiji ook van dien avond verteld.... En dat-ie er zich. zoo verschrikt en bedroefd als-ie was over dat heele- maal-onverwachte. niks meer van herinnerde dan dat Ka hem de deur vóór den neus had dichtgeketst. En dat-ie de trap Weer was afgesukkeld van die woning twee-hoog... En dat-ie toen, net-precies of iemand, die z'n twee handen besturend, leidend, op zijn schou ders had gelegd, weer, binnen 't 'halfuur, terecht was gekomen bij Rooie-Kareltje. zoodat Teun, en Rooie- Luk, en de Zwamneus, en al de anderen hadden ge schreeuwd van: „Bravo, zie-je nou wel, daar is toch Heintje weer!... Heb ik 't niet gezegd!".... De oude, al-verhardende boet had, terwijl hij van het geval vertelde, den hem toegevoegden verdediger aangekeken. 'Tk bezweer U, meneer", zei Hein de Zwart, „dat ■dien avond, nadat ik was vrijgekomen.... Als Ka me toen niet gezegd had... Als... Als 'k niet gemerkt had. dat mijn Etentje...." In een uiterste, misschien voor zijn bedorven teven laatste beweging van récht te gevoelen om te worden geloofd, stak de inbreker de hand uit naar z'n advo caat.... „Gelooft U dat wel?" vroeg hij1, en de tranen big gelden over het vuile, vermagerde gezicht van den ge detineerde. En de jonge advocaat kon zich niet weerhouden om zijn blanke, welverzorgde vingers te leggen in de smerige hand van den hoef. Wiant hij] voelde, opdat oogenblik te staan tegenover menschelijk leed, dat eer bied en medelijden waard is... MAITRE CORBEAU. LI. Iets over de tuberculose onder het vee. In 1868 was men er eindelijk in geslaagd de ver- nietende veepest in Nederland uit te roeien, waarin de toenmalige regeering een geschikt middel vond om de runderpest en andere gevaarlijke ziekten door po- litie-maatregelen te bestrijden. Met 1 Januari 1871 trad de wet op liet veeartsenijkundig staatstoezicht in wer king. Het nut van deze Wet bleek' duidelijk, toen het in 1885 eindelijk gelukt was de schadelijke longziekte van het rundvee uit te roeien; deze ziekte had van af 1833 zware verhezen aan den Nederlandschen rund veestapel toegebracht. De geschiedenis meldt, dat reeds 1500 jaren geleden de runderpest in Europa woedde, terwijl de longziekte er pas 150 jaar bekend is. Deze ziekten planten zich voort van het een© rund op het andere, doch de kie men blijven niet in den grond, zooals hij miltvuur en houtvuur het geval is. Nog een derde ziekte, die insgelijks van rund op rund door besmetting overgaat en aldus blijft doorwoekeren, is de rundertuberculose, parelziekte of pokziekte. Tegen deze ziekte, die ongetwijfeld in Europa nog ouder is dan de veepest, heeft men nog maar weinig jaren bestrijdingsmaatregelen genomen, omdat men over de oorzaak dezer ziekte onkundig was en ook over de wijze van voortbestaan geen goed begrip had. Toen men gevonden had. dat bepaalde bacteriën, de tuberkelbacillen, de tuberculose deden ontslaan cn deze ziekte gemakkelijk van het eene dier op het an dere kon overgaan door melk, door slijm, door mest of urine, kon men met kans op succes den strijd te gen deze schadelijke veeziekte aanbinden. Denemarken begon met wettelijke maatregelen tegen de tuberculose in 1893. Noorwegen in 1894, België in 1895 Frankrijk in 1894, Nederland in 1904 en de bestrijding nam 1 Januari 1905 hier een aanvang. lloo het met deze ziekte onder het Nederiandsche vee gesteld is, kunnen we uit de resultaten van vleesch- keuringen en de door het Rijk overgenomen runderen, die verschijnselen van elinische tuberculose vertoon den. ©enigszins opmaken. In de provincie Noordholland nam het Rijk in 1906 in 83 gemeenten te zamen 650 runderen over. Voor namelijk kwamen die uit Haarlemmermeer. Sloten, Nieuwer-Amstel, Weesperkarspel, Landsmeer, Aalsmeer en Watergang. In 1905 nam het Rijk in Noordhol land 317 runderen over. In ditzelfde jaar werden over geheel Nederland 2526 stuks overgenomen, waarvan 75.7 p.Ct. tuberculeus bleek te zijn. In 1906 werden over het geheet© tand overgeno men 4225 runderen, waarvan 81.7 p.Ct. lijdende werd bevonden aan tuberculose. In 1907 en 1908 is dit aantal nog grootér geweest, doch daar de desbetreffende verslagen nog niet geplu- bioeerd zijn. kunnen de cijfers hieromtrent nog niet medegedeeld worden. Dat met tuberkelbacillen besmette melk zeer ge* vaaxlijk is, leert de volgende ervaring in het dorp Nis- tetrode in Noord-Brabant. Biji keuring van 10 varkens, toebehoorende aan ver schillende eigenaren in dat dorp. bleken er 8 tuber- culoos te zijn. Voor de export-slagerij1 te Oss was dit een reden geen varkens uit die gemeente meer aan te koopen. Later werd bevonden, dat er te Nistehode koeien Waren met uiertuberculose. waarvan de melk geregeld aan de boterfabriek 'Werd geleverd. Aan het abattoir te Amsterdam w'erden in 1907 ge slacht 39130 runderen, waarvan er 6970 tuberculeus bevonden werden. Hiervan werden 582 afgekeurd, waarvan 446 werden gezouten, 128V2 gekookt en 7V2 vernietigd. Het percentage tuberculeuze runderen was dus 17.81 p.Ct. en dat der afgekeurde 1.49 p.Ct. Kalveren werden er te Amsterdam geslacht 32592. waarvan 39 tuberculeus waren en 18 werden afge keurd. Varkens werden er te Amsterdam geslacht 58146, waarvan2884 tuberculeus waren en 883 werden afge keurd. waarvan 542 in het zout gingen, 337 werden gekookt en 4 werden vernietigd. Het bleek hier, dat 4.95 p.Ct. der geslachte varkens aan tuberculose leed en dat 1.52 p.Ct. werd afgekeurd. ITet Purmerender veefonds verzekerde in 1908 het aanzienlijke getal van 13266 runderen, waarvan 98 ge heet en 280 gedeeltelijk wierden afgekeurd. Aan het abattoir te Haarlem werden in 1907 ge slacht 2812 runderen, waarvan 769 of 27.31 p.Ct. tu berculeus waren; 22 stuks moesten gekookt worden. Kalveren werden daar 2896 geslacht, waarvan 10 tu berculeus waren en 1 gekookt moest worden. Var kens wierden er 6650 geslacht, waarvan 932 stuks of 14 p.Ct. tuberculeus waren, en 128 gekookt moesten werden. Bij keuring van slachtvee te Hoorn werd 12 p.Ct. tuberculeus bevonden; te Zaandam 21.7 p.Ct. over 1060 (slachtdieren en 9 p.Ct. van 2197 geslachte var kens. Aan het abattoir te Rotterdam vond men voor run deren 8.6 p.Ct. tuberculose en voor varkens 2 p.Ct. Te 's-Gravenhage ongeveer 3 p.Ct. en te Leiden zelfs 37.7 p.Ct. voor rundvee. Aan het slachthuis te 's-Hertogenbosch was 4.43 p.Ct. der geslachte runderen tuberculeus, te Nijmegen 5.21 p.Ct.. te Groningen 11.87 p.Ct. In het verslag van het veeartsenijkundig Staatstoe zicht in 1907 wordt uit Limburg het volgende ge meld „Vele veehouders, die tien, twintig jaren en langer tuberculose onder hun vee hebben gehad, doch zon der hulp van Rijkswege niet in staat waren deze ziekte uit hunne stallen te verdrijven, zijn thans geheel be vrijd. Een niet te onderschatten gevaar voor onzen vee stapel zijn nog p leeds de runderen uit België terug gezonden. wijt zij op do tuberculine-proef reageerden. Deze dieren komen op verschillende stallen en kun nen oorzaak zijn. dat voortdurend nieuwe haarden wor den gevormd. Bij; de bestrijding der tuberculose moet de afmaking der zieke dieren, het uilroeien van de broeinesten der ziekte zoover mogelijk worden door gevoerd, maar men moet dan tevens zorg dragen, dat geen nieuwe baarden worden gevormd." In Noord-Brabant komt de tuberculose onder het rundvee veelvuldig voor en schijnt voornamelijk in het zuidoosten der provincie, dus alweer dicht bij! de Bel gische grens een sterke uitbreiding te hebben verkre gen. Het Rijk nam ,in 1907 uit Noord-Brabant 980 runderen over. In Zeeland en het Oostelijk deel van Gelderland kwam deze ziekte minder voor. Bij. de vleeschkeuring te Enschedé bleek 6 p.Ct. der geslachte runderen tuberculeus; 92 p.Ct. dezer geval len was long-tubereulose en U/2 p.Ct. uiertuberculose. In den Zuidoosthoek van Drente komt de. tubercu lose sterk verbreid voor. Hier en ook in sommige deelen van Overijsel wordt van de gelegenheid om dieren aan het Rijk over te doen meer en meer ge bruik gemaakt. In het algemeen schijnt bij1 het Groninger zWart- blaarde veeslag tuberculose minder voor te komen dan bij; het zwartbonte Friescbe vee. Meerdere vee artsen berichten, dat waar door hen tuberculose werd geconstateerd, dit veelal was bij uil Friesland inge voerde dieren. Aan het abattoir te Groningen wordt vriji regelmatig des Vrijdags na de markt te Leeuwar den meer tuberculose bijt geslacht vee geconstateerd dan des Dinsdags na de markt te Groningen. Een groot deel der in de provincie Groningen door het Rijk overgenomen runderen was afkomstig uit de gemeente Groningen en hare. naaste omgeving. Dooi de daai- wonende melkslijiters, die een groot contin gent leverden, worden vrij: veel runderen van het Friesche veeslag gehouden. i Omtrent de mate van voorkomen van tuberculose in Friesland heeft men weinig zekerheid. Omdat er nergens in Friesland een abattoir is heeft men ook geen betrouwbare cijfers over deze ziekte bij het slachtvee. Do groote veehouders hebben daar de ge- j woonte teere cn ziekelijke koeien spoedig te verkoo- pen. Meestal komen zulke dieren door bemiddeling van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 1