DE INKTVISCH. Woensdag 27 Januari 1909 ö3ste Jaargang. No. Bureau SCH&GEli, êLaan D 4. Uitgevers 2 TIIAP£ifS ftN Co, Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. FEUILLETON. Binnenlandsch Nieuws. Dit blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag-, Woensdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 W0) jenden ADVERTENTIËN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. Int ere. Telcpliomi o. 2». Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cont. ADVERTENTIËN van I tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit nummer bestaat uit één blad. Zitting van Dinsdag 26 Januari 1909. Een niet-alledaagsch geval. Het was Cornelis Stap, dien we vandaag het eerst van alle beklaagden de rechtszaal in zagen stappen. Keesje, geboren te Wijdenes, resideert sinds gerui- men tijd tot op heden te Hoorn, waar hij melkboer is. Het is dezen 34-jarigen man niet erg voor den wind gegaan. Reeds 2 malen getrouwd geweest... weduwnaar geworden... zaken niet vooruitgegaan en na het afster ven zijner eerste vrouw nog een leelijke fout begaan bovendien, bij het doen van opgaven tijdens de boedel beschrijving, die krachtens de wet na haar overlijden plaats vond. Toen Notaris H. J. J. Verhoeff van Avenhorn met die beschrijving klaar was en Stap den bij de wet ge vorderden eed afnam, zwoer deze, dat hij niets had ver zwegen of verduisterd en dat hij niet wist, dat er iets verduisterd of van den boedel verzwegen was. En tochtoch wist hij dat er een bedrag van twee honderd gulden op de Nutsspaarbank te Enkhuizen, waarvan de heer Jacob de Wit secretaris is, stond uitgezet ten name van zijn overleden echtgenoote Neel- tje de Hart, die hem in 1897 een dochtertje heeft geschonken dat nog in leven is en alzoo bij den dood harer goeder (5 Mei 1901) als minderjarige erfgename optrad. Haar kwam als zoodanig dus rechtens 100 toe van die uitgezette som. Herhaaldelijk is Cornelis Stap er op gewezen, dat hij deze zaak naar den eisch in orde moest maken doch hij heeft naar al die waarschuwingen niet geluisterd. Zelfs des kantonrechters pogingen ten goede moch ten in deze niet baten. En evenmin had Stap's zwager, Piet de Hart eenig succes, toen hij den man zijn verzuim onder 't oog bracht. Toen dan alles vergeefsche moeite was, bij het po gen om de uitteraard netelige zaak in der minne tot eene oplossing te brengen, moest het recht zijn loop maar hebben en werd Kees een plaatsje voorbeschikt op het al zoovele malen door lieden uit verschillenden rang en stand als zetel gebezigd beklaagdenbankje. Nu zei hij, te goeder trouw te zijn geweest, toen hij den notaris, die hem wel op 't hart drukte om niets te verzwijgen, opgave had gedaan, zonder iets van een spaarbankboekje te reppen. Zijn beweren, van dat boekje niets te weten, ging heden echter niet best op. De President gispte zijne handelwijze, waarmee Stap de 100 die zijn dochtertje Cornelia toekwam, had gestolen en er voor zichzelve land voor had gekocht, op zijn eigen naam. Z.E.G. zou het nog begrijpelijk hebben gevonden wanneer Stap, door schuldeischers daartoe gedreven, in geldnood het bedrag dat zijn kind toebehoorde had aangesproken, maar nu hij, de f 100 schuldig zijnde aan zijn kind, zelf vaste goederen had, zou hij daarop ten voordeele van zijn dochtertje zelve, hypotheek hebben kunnen nemen. 't Is waar, een eerste hypotheek stond er reeds op en de houder daarvan zou wellicht tot opzegging daar van kunnen overgaan, indien er een tweede hypotheek op het onderpand werd geplaatst. Maar de President oordeelde, dat beklaagde toch pogingen tot zulk eene oplossing der kwestie had kunnen in 't werk stellen. Wat hij trouwens nog kon doen, naar Z.E.A.'s oordeel. We hoorden Piet de Hart mededeelen dat medio Februari jl. boedelscheiding en deeling is gehouden in tegenwoordigheid des Hoornschen Kantonrechters. Niet altijd is de verhouding tusschen Stap en zijn zwager Piet en familie even pleizierig geweest. Er was een tijd waarin er volgens Piet weieens onaangenaam heden voorvielen. Notaris Verhoeff verklaarde, niet den indruk van op- Door ERNST VON WILDENBRUCH. zettelijke verzwijging te hebben gekregen en ver moedde dat onwetendheid wel een rol heeft gespeeld bij beklaagde's handelingen. De O. v. J. vond beklaagde's daden moreel zeer ver keerd en verwerpelijk en wees er ook op, met hoeveel geduld en lankmoedigheid anderen zonder succes aan Stap de gelegenheid hebben geboden om geldelijk nog goed te maken, wat hij zedelijk alreeds zoo zeer had bedorven. De O. v. J. wou niet gelooven, dat beklaagde in on wetendheid had gehandeld, maar achtte hem wel dege lijk schuldig aan het opzettelijk plegen van meineed. Z.E.G. eischte, het lage der daad in aanmerking ge nomen, 6 maanden gevangenisstraf. Mr. Huizenga uit Hoorn, die als Stap's verdediger optrad, hield een flink pleidooi, een inderdaad welspre kend betoog, waarin heel wat ten voordeele van be klaagde een ijverig oppassend man, waarop niets valt aan te merken, volgens spreker, die hem al jaren van nabij kent werd aangevoerd. Mr. Huizenga eindigde zijne gloedvolle rede, door te vragen de lichtste straf toe te passen (voor dit geval 1 dag hechtenis). De O .v. J. repliceerde en Mr. Pluizenga verzuimde niet te dupliceeren, maar w ij hebben nog meer zaken te behandelen en daar we niet a 1 te veel ruimte van de courant mogen vergen, zullen we de deur openen en beklaagde No. 1, die „afgewerkt" is, uitlaten om No 2 binnen te loodsen. De straffer zwaar gestraft Dat is de heer Salomon de Vries een onderwijzer te Den Burg op Texel, die daar den 8 December jl. zoo danig door de houding van een 12-jarig jongetje, Kees Kool genaamd, werd geprikkeld, dat hij den knaap met de knie eenige gevoelige stompen tegen zijn zitvlak gaf. Een pijnlijke manier van straffen, zooals wij ons uit onze schooljongensjaren ook nog best kannen her inneren en die we in dien goeden tijd, „toen we nog jong waren" vrij algemeen bestempelden met den naam van: „Spaansche kruiwagen"' Was zoo'n gevoelig pre sentje ons destijds niet erg welkom, evenmin scheen dit bij Kees het geval te zijn, want spoedig hield hij, zeker om de kracht der straf te breken zijne hand tegen de gekastijde plaats. Maar 't middel bleek erger te zijn dan de kwaal. Want meester betrachtte een „sempre crescendo" en stompte ongelukkigerwijze zoo danig tegen den duim van de kinderhand, dat die ont wricht werd. Nu werd goede raad duur. Meester veran derde nu de rol van kastijder onmiddellijk in die van helper, maar, onmachtig het ontwrichte lichaamsdeel naar den eisch te behandelen, stuurde hij den kleinen vent naar Dr. Wagenmaker, die beter slaagde, want nu is Keesje weer geheel klaar. Inmiddels moest mees ter toch maar worden aangeklaagd wegens zijne hard handigheid, dat stond vast als een paal boven water. Het geschiedde dan ook en Keesje wist echt kin derlijk te doen uitkomen dat de „meesters" van wie hij kan spreken nogal eens gebruik maakten van „straf fen aan den lijve", als zij dit rationeel achtten. De O. v. J. eischte tegen den hardhandig opgetre den onderwijzer 1 week gevangenisstraf. De verdediger, de Amsterdamsche advokaat Mr. Ko- kosky, een zeer welbespraakt raadsman, had op de geëischte straf heel wat af te dingen. Niet alleen dat de Burgemeester en ook de moede." van den mishandelden jongen cr op hebben aange drongen, de zaak te laten rusten en niet voor de vierschaar te brengen, maar ook zou gevangenisstraf voor den heer De Vries zeer onaangename gevolgen hebben. Hij toch wilde overspannen als hij reeds eenigen tijd is tengevolge van het optreden als leermeester van „de lieve jeugd" ook vóór dit gevalletje al ont slag aanvragen uit zijn betrekking en, het onderwijs daarmee vaarw el zeggende, een anderen werkkring zoe ken. En deze man is met een uitstekenden gezondheids toestand op Den Burg zijn onderwijzersloopbaan be gonnen, die hem aan 't hoofd eener school voor Eranscbe lessen stelde, waai' leerlingen opkwamen, zon der dat hen een toelatingsexamen werd afgenomen. Wat den leeftijd der scholieren nogal deed variee- «ren. Enfin, we weten reeds, hoe De Vries in zeer gespannen toestand geraakte en dit beseffende over ontslag dacht. En ook andere onderwijzers en onderwijzeressen on dervonden door de houding der leerlingen te Den Burg veel onaangenaams, volgens pleiter. Iloe zwaar zal het nu den heer De Vries vallen, eene hem (passende betrekking te krijgen, na in de gevangenis te hebben gezeten! Immers, men vraagt ge woonlijk niet: w war óm zat hij? Spreker zou dan ook gaarne de straf lichter willen zien bepaald en tot eene geldboete zien teruggebracht. Nachtarbeid van kinderen. De 31-jarige broodbakker Klaas Kout, geboren te Edam en wonende te Zuidscharwoude, heeft verleden najaar terechtgestaan omdat liij een paar malen, daar toe gebracht door ide kermisdrukte, zijn 15-jarig knechtje Gert Koeman, gedurende den nacht van 's avonds laat tot 's morgens een uur of vier, vijf liet werken. De kantonrechter voor w'ien hiji terecht stond be trachtte eene zoodanige uitlegging van het desbetref fende artikel van het wetboek van strafvordering, dat hij Klaas vrijgprak. Maar o, weede Ambtenaar van het Openbaar Ministerie kon zich met die opvatting niet vereeni gen en toekende appel aan, wat ten gevolge had dat de O. v. J. heden met lastgeving tot vernietiging van des kantonrechters vonnis opnieuw straf eischte en wel dezelfde, als door den Ambtenaar van het O. M. aan beklaagde Kout was toegedacht, n.1.2 boeten van f 2 elk, ieder der boeten door 2 dagen hechtenis te vervangen. Omdat hij een goede klant was. Nïcoiaas de Greeuw1, een 25-jarig Hoornsch koop- en 'sjouwerman werd, omdat hij, half beschonken, ter zijner geboorte- en woonstede den 13den December I j.1. een paai- ruiten in een ledig slaand huis van den j heer A. J. NVoestenburg vernielde, opgeknapt met een eisch tot 4 weken gevangenisstraf. Geen kleinigheid! j Maar deze eisch stond, zooals we van den heer Of ficier hoorden, in verband met de Greeuw's vroegere veroordeelingen. Ja, goede klanten gaat men goed be dienen. Schandelijk gedrag. 't Miserabelste product dat we vandaag te aanschou wen kregen, Was voorzeker de 32-jarige Piet Meurs van Opperdoes, die nog thuis is bij; zijne reeds tame lijk bejaarde ouders, die hij op 20 December j.1. ach tereenvolgens afranselde1, wat door Clazina Trompet ter, de dienstbode van een der buren, werd gezien althans wat betreft de mishandeling van den vader. De oude Klaas Meurs Piet's papa was bij! een buurvrouw, maar werd door Pieter's zus al spoe dig gehaald, omdat de jonge heer zoo geweldig op zijn poot speelde, toen zijn moeder onzes inziens zeer terecht er aanmerking op maakte, dat liij op klompen in de kamer kuierde. Klaas kwam, maar kreeg al spoedig ter verwelkoming van zoonlief slaag.... met de lang. Toen papa builen mangelwortelen uit de kuil op zijn erf iwilde deleven, verkoos Piet zulks niet, hoewel hij er niets over te commandeeren had en pakte zijn vader aan, hem vervolgens met een korten dikken stok slagen toedienende. Wél kwam moeder haren zoon met een lat op zijn huid 0111 vader ,te ontzetten allertreurigst familie tooneeltje toch maar toen sloeg Piet zijn moeder tegen heur hand, zoodat de pink gevoelig werd getroffen, bloedde en later opzwol. Beklaagde wijt het voorgevallene aan de driftige ka rakters van hemzelven en zijn vader, maai" had dan al eens heel weinig deugdelijke motieven op te ge ven. Wél verklaarde hij; berouw te hebben als haren op zijn hoofd. Als 't maar tijd wordt! De O. v. J. eischte wegens mishandeling 2 maal gepleegd, 3 weken gevangenisstraf tegen Piet Meurs. Op heeterdaad betrapt. Een drietal ;21-jarige Uitgeester jongelui begaven 3. Den volgenden morgen reeds werd de brief aan den beroemden schrijver verzonden en geschreven op pa pier met den firma-naam van haar pension bedrukt. Het schrijven bevatte een aantal woorden vol streelende bewondering voor den heer professor en zij noodigde hem uit in haar salon, voor de dames van haar pen- sionnaat, die met begeestering reeds zijn voordrach ten in het Lyseum hadden gevolgd, een reeks van voor drachten te houden, waarvoor hij zelf het onderwerp kon uitkiezen. Onder dit schrijven werd haar enthousiasme bijna tot een extase opgevoerd, waartoe het bewustzijn dat dit alles haar niets kostte niet weinig bijdroeg, en zij sloot den brief terwijl zij de overtuiging uitdrukte, dat de groote en beroemde man het niet zou versmaden om naar kennis dorstende vrouwen uit zijn rijke bron te laven. Onder aan den brief werd in alle nuchterheid het honorarium genoemd, dat men hem aanbood. Met een verhit maar stralend gezicht werd het schrij ven aan juffrouw Iduna voorgelegd, die het zwijgend doorlas. De samenstelster nam dit zwijgen op als een uitdrukking van geheele toestemming. De brief werd gesloten en in de bus gedaan, en terwijl het overige deel der dames nog niet besefte, welk een ge beurtenis haar wachtte, wisselden de beide samen- zweersters heimelijke blikken van verstandhouding, in zoet verlangen en vreeze over het gevolg dat haar onderneming hebben zou. Zij moesten evenwel heel erg lang wachten. Toen Peter Aichschnitzer den brief had gelezen was zijn eerste opwelling geweest, den brief onbeantwoord te laten en in de papiermand te werpen. Dan evenwel had hij den brief op zijn schrijftafel laten liggen, was opgesprongen, was de kamer op en neer gerend met een sterk gefronst voorhoofd, met zwaaiende ar men, zoodat hij ongeveer op een op buit uitschietenden inktvisch geleek. Alle ergernis, die hem de vrouwen in den loop van zijn leven hadden bezorgd, steeg als gal in hem op. Uit een pension in het westen kwam dat epistel nu ja, daar woont dat elegante vrouw volk dat over hem heen had gekeken als iets dat niet bestond, zoodra de een of andere dwaas was versche nen, die er zoogenaamd presentabel uitzag. Daarna echter nam hij den brief nog eens een keer op hoe had die vrouw ook weer geschreven? „Zij geloofde en verwachtte, dat naar kennis dorstende vrouwen niet te vergeefs een beroep op hem zouden doen," met een hoongelach, wierp hij den brief weer op tafel. Dat mankeerde hem juist nog. Een troepje blauwkousen, die hem uitnoodigden, haar de hand te reiken, bij- haar zucht naar studie! Peter Aichschnitzer behoorde tot dat soort van man nen, die met een door niets te overtuigen ongeloof, tegenover de studeerende vrouw stond. Vrouwen die zich geestelijk ontwikkelden, aan kunst deden, of op ander gebied de blauwkous uithingen, die boezemden hem een niet te overwinnen tegenzin in. Want nog, ondanks allen spot, dien hij van den kant der vrouwen had moeten verduren, hield hij veel van de vrouw. Het was weliswaar een volkomen zinnelijke liefde en dat was het gevolg van het feit, dat hij met veel mooie vrouwen in kennis kwam, die in zijde en fluweel gekleed er heerlijk uitzien, wier kleine voet en mooie armen men aanbidt, maar voor wier kennis en verstand men niet het minste respect heeft. En nu deze uitnoodiging. In gezwollen stijl. Het zich in den nacht van 6 op 7 December j.1. zonder medeweten of toestemming van den rechthebbende, Ja- cob de Geus, hun dorpsgenoot, op diens erf blijk baar tot bedoeling hebbende: eendcndiefstal. Ze wer den aangetroffen aldaar door een nachtwaker die hen herkende als Piel Bakkum, Kees Mooi en Jilgert van der Eng. Ieder der drie heeren werd vereerd met een eisch tot een maand gevangenisstraf. A.s. Dinsdag iuitspraken. Een zonderling Friesch edelman. Te Franeker woonde zoo lezen we in de Frane- ker Courant in de tweede helft van de voor-vorige eeuw in het laatste huis bij de Noorderpoort een zon derlinge Standfries, Wietse Fons genaamd. Hij was een geboren edelman en de laatste van zijn geslacht. Hij sprak, als een echte Fries, met opzet niet an ders dan zijn eigen memmetael (moedertaal). Toen zijn vader op diens legerstede stervende was, voegde Wiet se hem de weinig troostvolle, maar veelzeggende woor den toe: „War dy heite, fen us folk is nimmen op bed stourn", d. w. z. verzet u, of doe uw best, vader, van onze familie is niemand op bed gestorven. Een zijner vaste gezegden was: „Der is gjin swieter swiet as regear en behear, mar gjin swiet, dat sa gau oan 't gestjen giet". (Daar is geen zoeter zoet dan „re geer en beheer", maar geen zoet, dat zoo spoedig aan 't gisten raakt.) Toen men hem eens lid van den Landdag wilde ma ken, sprak hij: „der pas ik net, de greatste ben ik net en de lytste wol ik net weze", (daar pas ik niet, de grootste ben ik niet en de kleinste wil ik niet wezen). Hoewel hij onbemiddeld was, weigerde bij alle ge schenken, die men hem aanbood. Slechts een uitzon dering maakte hij op dezen regel. In den jachttijd nl. aanvaardde hij geregeld elk jaar een haas van den Grietman Goslinga te Dongjum, een dorpje in de na bijheid van Franeker gelegen. Bij dezen Grietman ver scheen hij op diens slot tevens eens per jaar aan tafel. Hij noemde bij deze gelegenheid, als altijd, vrij uit ieder, dien hij ontmoette, ook de freules, de doch ters van den Grietman, bij haar voornaam. Bij dezen Grietman trof hij eens den Prins (Willem IV), die hem vroeg, wie hij was? Hij antwoordde kor daat: Frysk Edelman enBolleman to Frentsjer! (Friesch Edelman enstierenhouder1 te Franeker.) Men moet nl. weten, dat hij evenals zijn vader de stadsbetrekking van stierenhouder bekleedde, destijds een privilegie, waaraan eenig voordeel verbonden was. In onze steden en dorpen vindt men nog Boller manstraten en Bollemanstegen, die hun naam ontleenen aan dezen stadswaardigheidsbekleeder. Wietse hield dus een stier op stadskosten, die hem een sober bestaantje gaf. Toch roemde hij op deze functie en noemde zich steeds met ingenomenheid: Bolleman. Eens werd hij door Maria Louisa, toen deze te Franeker andere edellieden bezocht, ontboden. Deze edelvrouwc had n.1. van den zonderling gehoord en wilde hem een gunst bewijzen. Maar hij gaf den bode kortweg ten antwoord: „As hja my hwet to sizzen hat, kin hja by mv komme." (Als zij mij wat te zeggen heeft, kan zij bij mij ko men.) De Prinses had nog wel voorgesteld hem met haar rijtuig te willen halen Toen de vorstin 's avonds vertrok, hield ze even stil voor de woning van Fons, die nu aan het rijtuig ver scheen. Zij deed hem mooie aanbiedingen, doch Wietse bedankte in bescheiden woorden voor alle gunstbewij zen, zeggende, dat hij „genoeg had". Toen hij stierf werd er in zijn woning anders wei nig gevonden dan alleen een doosje met dertig guldens, met een briefje erbij, waarop stond: „Det. is for mien groeve" (Dit is voor mijn graf). En toen hem door de rijken der stad tijdens zijn laatste ziekte allerlei spijzen en dranken ter verkwik king werden gezonden, weigerde hij daarvan iets te scheen hem als een hoon, als een onuitgesproken mee ning: de mooie, elegante vrouwen zijn niet voor jou, dus kom tot ons, de ontwikkelden, studeerenden, de blauwkousen, bij wie jij behoort Zoo! Tot jelui behoor ik dus? Dat willen wij nog wel eens zien en reeds kreukte het papier hem tusschen de vingers, die het blijkbaar wilden verscheu ren. toen zijn blik viel op een paar regels die onder aan den brief stonden. Wat stond daar? „Als honorarium voor de voordrachten, veroorlooft zich de directie van het pension u aan te bieden Drommels! Had hij dat werkelijk goed gelezen? Dien luidjes daar was het blijkbaar ernst met de zaak; die hadden er een aardigen duit voor over ook. Hij liep de kamer nog eens op en neer, maar nu niet als iemand die boos is, maar als een bedaard man, die een mooi zaakje heeft ontdekt. Zulk een som! Of hij dan van nature zelfzuchtig was? In elk geval was hij het in den loop der jaren geworden. Van huis uit een arme duivel, zoo goed als geen geld op zak, zoolang hij dichter was geweest, was hij beginnen te verdienen zoodra hij criticus was ge worden. In geldverdienen steekt een zeker wellustig welbehagen, vooral op naturen als de zijne, het heeft een mensch ten slotte tótaal te pakken. Het was hem tot een behoefte geworden, geld, veel geld te verdienen. En nu wilden die blauwkousen hem dat betalen? Zijn stemming werd milder, het beeld van de blauwkousen werd minder onaangenaam en stuitend. Hij dacht er nu al reeds anders over, de dames kwamen hem min der afschrikwekend voor. Van rijke vrouwen gaat een zekere aantrekkelijkheid uit; rijkdom is reeds half en half elegance en elegance reeds een zekere dosis schoonheid. Vooral wanneer bij rijkdom nog vrijgevig heid komt. Hij 'liet den brief nog eenmaal door zijn handen glijden papier van de fijnste kwaliteit de firma van het pension aan het hoofd. Ja, ja, in die pensions in het westen wie weet of daar niet louter rijke, elegante en mooie vrouwen waren. En dat was het mooiste van alles, die verlangden naar hem. Hij hield op met zenuwachtig de kamer op en neer te draven en ging aan zijn schrijftafel zitten, waar juist een werk van hem lag, een voordracht over schil ders en schilderkunst. Dat was uitermate geschikt voor het pension, hij zou de dames daarmee dacht hem wel aangenaam kunnen bezighouden. Hij besloot toch nog niet direct te ant woorden. Een paar dagen lang moesten de schoonhe den op antwoord wachten. Een zoo gezocht man moest zich ook werkelijk laten zoeken. Dus werkte hij voor- loopig met groote zorg, die alles kenmerkte wat hij schreef, zijn werk over schilders af en dan. na verloop van nog enkele dagen, schreef hij op den wijdloopigen brief een kort en droog antwoord, waarin hij te kennen gaf te willen komen. Hij noemde het onderwerp, dat hij dacht te behandelen en drie avonden in beslag zou nemen. Tegelijk verzocht hij avond en uur voor de voordrachten aan hem mee te deelen. Toen deze kaart in het pension aankwam, was het alsof de wereld op hare grondvesten had geschud. De eigenares van 't pension, wie de komst van den grooten man allerlei voordeel beloofde, jubelde luide. Haar da mes, voor wie de mededeeling van de komst van den grooten man een ware verrassing moest zijn, hoorden dat niet allen met dezelfde begeestering aan. Het was voor de meesten een zeer aangename gebeurtenis. Zij beschouwden het als iets waarmee zij overal zouden kunnen pronken en waarover men veel, misschien ook wel iets leuks zou kunnen vertellen. Door de dames werd besloten dat de voorlezingen zouden gevolgd wor den door diners in grooten stijl, tot welk diner men den beroemden man natuurlijk zou uitnoodigen. Hij zou daar zijn de eeregast en hoofdpersoon. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 1