Watersnood in Duitschland. EERSTE KAMER. Ingezonden. Burgerbr jg. Op zijn rondreis door ons Noorden bezocht de heer Schinkel met zijne 'kinematograaf Zondagen Maandag 11. Burgerbrug. Met verbazend veel succes heeft hij daar gewerkt. Stampvolle zalen, zoodat vele belangstellen den uit gebrek aanplaats moesten worden afgewezen. Ontsporing. Een der trammen van de Meicrijscho Stoomtram heeft tusschen Hapert en Bladel, richting Grens—Eind hoven, een ongeval gehad. Bijl ©ene bocht, liep het postrijtuig uit de rails, en kwam met kracht tegen een boom aan. Door den geweldigen schok brak de koppeling. Het rijtuig duikelde en kwam omgeslagen op den weg terecht, in dit rijtuig bevond zich de heer Aarssen, conducteur der brievenmalen. Deze bevond zich in het afgescheiden achterste gedeelte van den wagen, waar de post behandeld wordt, terwijl het voorste gedeelte tot goederenwagon diende. Genoemde heer werd met kracht, door de afscheiding heen, naar voren geslingerd. Met spoed werd hij door inmiddels toegeschoten hulp uit zijn benardon toestand bevrijd, onderwijl niet ophoudende te verzoeken de post in veiligheid te brengen. Zelfs wilde hij zich niet eer der laten bevrijden, voordat zulks geschied was. Na dat men den heer A. bevrijd had, werd hij in eene naastbijliggende woning binnengedragen. De inmiddels ontboden geneesheer uil het naburige Bladel, gaf last tol direct vervoer naar Eindhoven, waaraan onmiddellijk per stoomtram voldaan werd. Dr. Diepen te Eindhoven die den getroffene verder behandelde, constateerde inwendige kneuzing der rech terzijde en den rechterarm, benevens eenige ontvel lingen. Tot vrijmaking van den weg, werd spoedig personeel opgeroepen, die den postwagen weer op de rails wist te brengen. Een der Wielen was echter ge broken. Dc toestand van den heer Aarssen is mar omstandigheden vrij wel. Arrondissements-Rechtbank te Alkmaar. Zitting van Dinsdag 9 Februari 1909. Uitspraken 1. Gerardus Johannes de Jong, Alkmaar, (appél-zaak) bekrachtiging van zijn bij1 verstek gewezen vonnis. 2. C. Schipper, Noord-Scharwoude, mishandeling f 10 of 10 dagen hecht. 3. D. de Boer, Callantsoog, wederspannigheid 14 dagen gevangenisstraf. 4. Jacoba Catharina Johanna van Opijne, F. G. de Bree, Rotterdam, eenv. beleed., f 10 of 5 dagen hecht. 5. G. G. Carsten, Medemblik, overtreding drankwet, wel bewezen, niet strafbaar, ontslag rechtsvervolging. 6. J. Bruin, Harenkarspel, mishandeling, f 10 of 10 dagen hechtenis. 7. Fr. Keesen, Alkmaar, diefstal van vee uit de weide, 1 jaar tuchtschool. Lucie pak 'em. Gisteravond omstreeks elf uur stonden drie huzaren met getrokken sabel te zwaaien in de Korte Hout straat te 's-Gravenhage .Een agent van de politiehon denbrigade, die met den hond Lucie aan den band juist Voorbijkwam, bemoeide zicsh met het geval en wilde den belhamel arresteeren. Deze rukte zich echter los en ging aan den haal. De agent maakte den band Van den hond los en op het commando pak! ging het beest den vluchteling achterna, greep hem met de tanden in zijn pantalon en slaagde er zoo in, den hu zaar op den grond te trekken en hem daar vast te houden, tot de agent kwam en den huzaar, die nu gewillig meeging, arresteerde en overbracht naar het politiebureau aan de Nieuwe Haven. Daar noemde hij de namen van zijn twee kameraads, waarna hij aan een inmiddels ontboden militaire patrouille werd over gegeven. Haringhuizen. De heer Pranger van Hoogwoud is benoemd tot lei der van het weer uit zijn slaap herrezen fanfarecorps alhier. De bevolking in 1908 te Amsterdam. Men schrijft uit Amsterdam: Volgens het verschenen maandbericht van het sta tistisch bureau over December 1908, is de bevolking in die maand van 565.222 in November tot 565.601 zielen gestegen. In totaal blijft zij 61 zielen beneden de be volking over 1907. Gedurende 1908 was het geboortecijfer 13.792, dat van overlijden 7426 wat dus een overschot gaf van 6366. Doeh er vertrokken 32.979 personen tegen een vestiging van 26.552, wat een verschil maakte van 6427. Geeft het verlies in totaal van 61. In hoever dit verlies mede een verlies aan draag kracht geeft, valt natuurlijk niet dadelijk uit te maken. Nochtans is er reden het verschijnsel van een ver trek in meer van 6427, niet te beschouwen als een tee- ken van stijgende welvaart in de gemeente gedurende het afgeioopen jaar. Trouwens, ook met betrekking tot de herleving van het bouwbedrijf valt er moeilijk goeds uit te voorspellen. Immers, wat er te Arasterdam is bij gekomen om het verlies door emigratie (op 61 na) te compenseeren, zijn zuigelingen, die de woning- vraag niet doen toenemen. Er zijn in 1908 4211 huwe lijken gesloten. Een aanslag. Gisternacht halfeen trof te Dreumel de surveillee- rende rijksveldwachter Kamp zekeren Gerlach, een be kend vechtersbaas, stroopende aan. G. richtte zijn ge weer op den veldwachter en loste een schot, waarvan de hagelkorre's den getroffene in de longen drongen. Kamp loste nog vijf schoten uit zijn revolver, die de omwonenden wekten, welke hem bij Van Deursen bin nendroegen .Verder vervoer mocht niet plaats hebben. De dader is voortvluchtig. De Ramp op Wieringen. Jl. Maandagavond vergaderde onder presidium van den heer ds. Bax op de bovenzaal van den heer Koorn een comité, ten einde te beraadslagen, op welke wijze men de zoo zwaar getroffen weduwe Takes het best zou kunnen helpen op financiëel gebied. De voorzitter opende deze vergadering met een woord van welkom tot de vrij talrijke aanwezigen, waarna hij vraagt of iemand het woord verlangt, of een voorstel heeft te doen Na eenige discussie hierover besluit men met lijsten langs Wieringen te collecteeren, en gaat men over tot verdeeling der wijken en het aanstellen van personen. Over het geheele eiland worden personen bereid be vonden voor het doel werkzaam te zijn. Staande de vergadering wordt reeds flink geteekend. Voor tijd van inlevering der inteekenlijsten wordt bepaald Dinsdag 16 Pebr. a.s. Er zullen advertentiën geplaatst worden in een tien tal groote bladen; ook zal men circulaires laten druk ken en worden nog enkele andere wegen aangegeven om geld te verkrijgen. Vervolgens gaat men over tot het benoemen van een hoofdcomite, hiertoe worden gekozen de heeren Cavalje, Obreen, Kroon, ICoops, Onnes, Kaptein, Peere- boom, Pool, Berghuis, Spaander, Bax, Reinders, Dijk stra en Bruut, terwijl tot voorzitter gekozen wordt de heer F. C. Cavalje, tot penningmeester de heer Peere boom en tot secretaris de heer Ds. Bax. De heer Obreen vraagt, wat met het geld gedaan za! worden, of men dit aan de weduwe zal geven, of wel dit voor haar beleggen of haar geregeld uit- tkeering zal doen. Spreker is er voor het haar direct te geven, daar dit het aardigst is. Hierover komt men niet tot een gelijk inzicht en wordt dit aan het comité overgelaten. Bij de nu volgende rondvraag worden nog vele voor stellen aan de hand gedaan, alle beoogende, geld voor het goede doel hijeen te krijgen! Zóo zal b.v. op de kinderzangschool-uitvoering de heer Rijkeboer een bus plaatsen, waar ieder zijne gave kan offeren. De heer A .Annes vraagt nog, of het niet moge lijk zou zijn, thans te zien te verkrijgen, dat de mond van de haven verlegd werd, daar dan de schipbreuke lingen beter gered kunnen worden. Voorzitter zegt, dat dit nu niet op den weg van het comité ligt, doch dat dit comité misschien na af loop van zijn taak, wel genegen zal zijn, van het idee van den heer Annes werk te maken. De heer A. Annes neemt daarmede genoegen. De heer Onnes brengt namens de aanwezigen zijn dank aan den leider der vergadering, den heer Bax, voor de uitstekende wijze waarop hij deze vergadering heeft geleid. De heer Koops brengt den heeer Peereboom zijn dank voor het initiatief tot deze vergadering. Hierna sluiting der vergadering door den heer Bax. De eerstvolgende vergadering zal nu worden gehou den op Dinsdagavond 16 Februari a.s. bij den heer C. C. Koorn. OP WEG NAAR DAMASCUS? Waarde Heer Trapman, Van lieverlede worden sommige dingen die eerst maar niet tot mij wilden doordringen, mij duidelijk. Maar dan ook met zulk een positieve kracht, dat ik er niet meer als 'n bestrijder ervan tegenover durf blijven staan. Van lieverlede ga ik begrijpen hoe 't komt, dat uitgevers zulke krengen zijn, en bréngen rede en gezond verstand er mij toe, het kwaad aan hunne (toch) menschenzielen gedaan, in 'n licht te beschouwen, dat de oorzaken schuldiger doet blijken, dan de zwartste uitgeversziel ooit wezen kan. Die oor zaken zijn de „Ingezonden Stukken". Wat zegt Ge, mijn waarde heer Trapman, toch wel van zoo'n stort vloed van woorden?! Kolommen aan kolommen, blad zijde aan bladzijde! En geen van al die inzenders be kommert zich om uw dure papier, uw hooge zetloon, uw dure postzegels, uw inspannende correctie, om niets! Uw geduld moet 't maar dragen, en of uw nocxlige nachtrust Ge zijt toch ook 'n menscher bij te kort komt, daar stoort zich niemand aan. En die arme H. de H. krijgt op zijn tabberd, dat 't 'n lieve lust is. Den eenen keer, omdat ie gezegd heeft, dat de Paus „Roomsch" is, den anderen keer, omdat ie vrien delijk verzocht heeft de Koningin in Haar huidige positie van aanstaande Moeder 'n beetje met rust te laten, en ten slotte en dat doet de deur toe omdat hij bewezen heeft, althans dacht bewezen te hebben dat „volgens taai-historische consequen- tiën" Stoel „mannelijk" en Tafel „vrouwelijk" was. En al die onschuldige, die doodonschuldige uitingen, worden aangevallen en bestreden, ik mag wel zeggen: aangevlogen door kolommen-lange artikelen, die hem het leven verbitteren en vergallen, en waartegen zijn pen zich niet meer te verweren weet, zoodat hij ten slotte zijn toevlucht zal moeten nemen tot zijn reeds jaren aan den muur gehangen degen of korten stok, om al die aanvallers tot reden en kalmte te brengen. Als woorden dan ijdel blijken, dan moet er maar bloed vloeien, 't Is niet anders; ik ben nu tot het uiterste gebracht. Nog nauwelijks is het scherpe artikel van den heer Obdam gedrukt en door mij op de meest zachtmoedige wijze beantwoord want ik tracht zooveel mogelijk mijn ziel in lijdzaamheid te bezitten, of daar komt mij waarachtig weer 'n artikel over die taalkwestie. Nu niet van den heer Reuvers, maar van 'n Amster dammer, dieEn 't is maar goed, dat ge 't mij gezonden hebt en dat ge 'r bijschreef, dat dit gezanik U begon te vervelen; want dat doet 't mij al lang. Dit zullen we nu dan toch lekker eens niet druk ken! Geen mensch kan er u toe dwingen, evenmin als eenig mensch er mij toe kan dwingen het te be antwoorden. Laat ze nu maar praten van „unfair", van „inconsequent" en al die dikke woorden meer; ik geef er toch niet om, en Gij moet er ook niet om geven. Als ze er 'n bankje van 25 bij doen 5 voor den zetter, 10 voor u en 10 voor mij dan verandert de zaak. Maar anders niet doen; ze zouden ten slotte gaan denken, dat Gij uw papier stal en ik op de wereld gekomen was, om brieven te beantwoorden. Nu moet ik echter wel bekennen en ik doe dit zeer onder de roos dat 't eenige „ingezonden stuk", dat wij dan niet drukken zullen, de moeite om gedrukt te worden wel waard was. Ik bedoel het stuk van den Heer Van Heerikhuizen, dat Ge mij van de week hebt gezonden. Maar, als Ge het gele zen hebt en dat zult Ge wel dan hebt Ge ook wel gezien, dat iedereen zijn toestemming zou kunnen geven om 't te laten drukken, behalve ik. Misschien hebt Ge de zaak in al haar verwikkelingen niet be grepen, want ze is zeer ingewikkeld maar ik des te beter; en daarom Kijk, de zaak zit zoo: De vraag des Heeren Reu vers was mij ter beantwoording gegeven, en ik liep er al weken mee op mijn hart. Als ik iemand ont moette, dien ik vermoedde, dat wat meer wist van taal dan ik, dan vroeg ik er naar. Bovendien zocht ik al mijn oude cahiers door, alle mogelijke en onmo gelijke taalboeken, om toch maar de vraag te kun nen beantwoorden aangaande die tafel en dien stoel. Ik praatte er over met 'n Hoofdonderwijzer, dien ik wist, dat hij mij genegen was, en hij gaf mij 't uitzicht, het eindelijk wel te weten te kunnen komen van 'n vriend van hem, 'n Leeraar M. O., die Kollewijniaan was. Toen was 't, tusschen 't zoeken door, dat ik zelf deed, hopen en wachten op licht, dat die aan mij onbekende Leeraar zou ontsteken. Goddank, daar kwam 't antwoord. Prachtig! 't Was, alsof ik weer 'n dictaat van mijn braven, geleerden Van Dugteren las. Het maakte zoo'n indruk op mij, dat ik 't na twee-driemaal lezens zoo goed als uit mijn hoofd kende, en ik schreef mijn antwoord aan den Heer Reuvers; Uonder echter 'n woord te reppen van de Zon waar aan ik mijn kaarsje had ontstoken. Deed ik hieraan verkeerd? Was ik verplicht geweest, den loop van dit onderzoek te vermelden? Weten Pro fessoren, Doctoren en Leeraren niet, dat wij van hen leven? Hoe 't zij, ik schreef mijn artikel en 't werd gedrukt. Ik vermeed, als niet-KoUewijniaan, al die dingen, die voor de nieuwe spelling pleitten, en dikte de waarde onzer oude spelling die ik lief heb aan. Ik deed 't eenvoudig. Geen mensch toch, die mijn artikel las, zal zeggen, dat ik 't op hoogen of uitda^nden toon deed. Het versje van Guido Gezelle, dat» ik er aan toevoegde, bewees voldoende, hoe ik zelf gekomen was onder de bekoring der redelijkheid van het gebruik der nieuwe spelling. Maar, ik bleef de oude getrouw. Wat wilde nu het wonder van het toeval? Dat die zelfde Leeraar de Heer H. C. van Heerikhuizen die langs 'n omweg mij zijn letterkundige gegevens had verstrekt, maar welken Leeraar ik volstrekt niet kende, evenmin als hij mij, de courant in handen kreeg, waar mijn antwoord aan den Heer Reuvers in stond. Is het wonder, dat hij vreemd opkeek? Is het won der, dat hij Kollewijniaan in merg en been in opstand kwam tegen dit noodlot, dat zijn ijveren voor de nieuwe spelling, door de handigheid van 'n journa list, werd omgesmeed in wapenen daartegen? Volstrekt niet! En ik kan mij dan ook volkomen begrijpen, dat hij U dien lang niet malschen brief zond, dien Gij op uwe beurt weer aan mij adresseerde. Toen was goede raad duur. Wat te doen? Ik dacht er even over na en toog toen als 'n man vol moed op weg, om den leeuw in zijn hol te gaan opzoeken. Maar, ik stak mijn revolver bij me. Zoo'n Kollewijni aan! Je weet maar nooit waartoe hij in staat is. En bij de minst dreigende houding was ik van plan te roepen; Pas op! Of ik schiet! Maar de revolver en mijn angsten zijn overbodig ge bleken. Ik pousseerde mijn kaartje, en toen ik in die mooie ruime studeerkamer werd toegelaten en wij el kaar aankeken, moesten we beiden lachen. Ik heb uw brief ontvangen, meneer, zoo begon ik. En durft u dan nog hier komen? Zooals u ziet. Neem plaats, en laat ons eens over de kwestie praten. Wat bent u van plan met mijn artikel te doen? Als ik naar mijn gemoed geantwoord had, dan had ik moeten zeggen: Verbranden! Maar ik zei: Ik kom u vragen het 'n beetje te verzachten. U begrijpt iocli wel, dat ik voor al de lezers van de Schager Courant niet kan laten zeggen, dat ik al wat ik weet, in boekjes opzoek dat ik bij elke kwestie op taalkundig of theo logisch of politiek gebied, '11 heele bibliotheek ten 'onderste boven moet halen! Nu denken ze, dat ik dit alles weet, dat ik 't 's nachts droom of dat mij die geleerdheid is aangeboren; en als ze nu uw artikel lazen dan zouden ze zien, dat dit niet zoo is. Dan zouden ze zien, dat ik altijd met open oogen moet rondloopen om ook wat te weten, dat ik mijn geest moet blijven voeden met -wat geleerden vonden of ontdekten. En daar waag ik mij liever niet aan. O, dat artikel kan mij als zoodanig ook niets schelen. Maar dat u met zoo'n geringschatting spreekt over de nieuwe spelling, dat u haar aan 't publiek tracht tegen te maken, dat spijt mij niet alleen, maar dat is onredelijk. Hebt u den tijd? Naar u te mogen luisteren zal mij tot winst en voor- deel zijn. En toen, meneer TrapmanZeg nooit: „dit of dat zal mij niet overkomen!" Zeg nooit: „dit of, dat is i mijn overtuiging; en daarmee uit!" Zeg het nooit! Als I 'n „Saulus" ben ik naar die kamer gegaan, „blazende dreiging en moord" tegen de Kollewijnsche spelling, 1 en als 'n't Wil mij niet over de lippen, zelfs niet aan UEn T is ook niet waar, dat 'k als 'n „Pau- lus" die kamer verlietMaar toch heeft mijn letter kundige liefde 'n geduchten slag gekregen. En dat artikel was wel degelijk de moeite van het drukken waard geweest. Maar nu ik 't eenmaal heb, krijgt niemand 't uit mijn handen en bewaar ik 't in mijn geheim archief, om 't van tijd tot tijd eens te raadplegen. Maar zwijg er, wat ik u bidden mag, over in uw courant. Zeg niet aan de lezers wat er gebeurd is, en als de heer V. II. er over schrijven mocht, zeg dan maar, dat 't verloren geraakt is. ik zal mij wel van den domme houden, en doen alsof ik van niets weet. Laat dezen brief nu asjeblieft niet in de zetterij slingeren, want dan is 't nog mogelijk, dat de een of andere venijnige zetter 'm vindt en 't toch in de krant komt. Dat zou zoo'n kerel doen, al was 't alleen maar, om ons beiden aan de kaak te stellen. Want, o meneer Trapman, der zijn zoo'n hoop slechte men- schen op de wereld! Das bar! ik zou u staaltjes kun nen vertellen van vermoffelde copij en dergelijke schun nigheden, waarbij u de haren zouden te bergen rijzen; als Ge ten minste nog haren hebt, en ze niet reeds van het verdriet, dat men ons aandoet, zijn uitgevallen. Hopende echter, dat Ge al die tortures dragen en verdragen zult met den moed en de draagkracht, die 'n onbesmet geweten geven kan, ben ik met vrienden handdruk, en met mijn beleefde groeten aan Uwe Vrouw Uw Dw. H. d. H. P. S. We tobben tegenwoordig weer erg met stee- nen in de anthraciet. Ze knoeien met alles. Toen ik van de week 'n valsch dubbeltje aan den conducteur gaf waarmee ze mij bedrogen, hadden toem vroeg hij, of ik dacht, dat ie blind was. Zoo'n brutale kerel! Ik weet niet waar 't heen moet. Nu, groeten en sterkte! t.t. d. H. Amsterdam, begin Februari 1909. Waarde Heer D. H. 't Noodlot, waarvoor door u gevreesd werd, heeft zijn kans om u te dupeeren, waargenomen. Een van de zetters, die er al lang op loerde u 'n hak te zetten, heeft uw brief, persoonlijk aan mij gericht gevonden en gezet. Distribueeren gaat niet meer, want de courant moet afgedrukt worden. Wij hebben er groot verdriet over en bieden u onze excuses aan. Het opschrift heeft hij er natuurlijk als 'n hatelijkheid boven gezet. Misschien is hij wel 'n verkapte Kolle wijniaan. DE REDACTIE. Het plotseling ingevallen dooiweder heeft de sneeuw en ijsmassa's in het Thuringerwald. den Harz, het ge bied van den Wupper en van andere Duitsche ri vieren doen smelten, en daardoor tot groote overstroo mingen aanleiding gegeven. Steeds ernstiger luiden de berichten, die thans uit allo Duitsche stroomgebieden over den hoogen water stand inkomen. Er is nog geen zakken te bemerken van het abnormaal hooge peil der rivieren, en nu reeds is de aangerichte schade onmetelijk groot. Voorts komen nog berichten van verloren gegane menschen- lcvens het onheil vergrooten tot den omvang ecner ware ramp. Het Siegerlhal staat voor het grootste deel onder water; Ook het Wiedthal is overstroomd. De strooming van den watervloed is ontzaglijk sterk en heeft een breedte van 300 meter. Verscheidene bruggen zijn in gestort, waardoor de treinenloop op den rechteroever wekenlang zal moeien stilstaan. De van Keulen ko mende treinen rijden op den linker Rijnoever, even als de doorgaande sneltreinen. De stad Siegen staat onder water. Huizen en mijnen in den omtrek worden ernstig bedreigd. Ook uit het Odenwald komen angstwekkende tijdin gen. Vooral het Mümmlintal moet ontzettend heb ben geleden. De districtshoofdstad Erbaoh is totaal verstoken van ©enig verkeer met de buitenwereld. De Wieschnitz heeft een hoogte bereikt als sinds 1858 niet is voorgekomen. In de buurt van Limburg heeft de Elbtalbaeh groote verwoestingen aangericht. Het plaatsje Iiadamar staal meterhoog onder water. De mooie oude steenen brug Ls vernield, weggesleurd. Bij Koblenz is de spoorwegbrug over de Lahn bij Oberlahnstein door den ©nonnen druk van liet aan stormende water gebarsten, als ware zij van glas ge weest. Het treinverkeer is gestaakt. Te Ilanau moesten bijna alle fabrieken het werk stop zetten. Te Lorhaupten stortten zes huizen in. Ook uit hot Ruhrgebied komen berichten van wa tersnood, zwaarder dan in lange jaren is opgeteekend. Door den aanhoudenden regen stcigt het water nog ieder uur. Ilerdeche staat voor 't grootste deel on der water, Sehwcrtc cvenzoo; op vele plaatsen zijn kleine hoekjes, wier naam men nauwelijks kent, zoo danig gezwollen door de smeltende sneeuw en den regen, zooals b.v. in Gelscnkirchen, en iu de buurt van Dortmund, dat zij groote overstroomingen hebben veroorzaakt. liet geheele beneden-Ruhrdal gelijkt op een woe dend meer; de in de bovon-Ruhr geplaatste daklam men dienden tot niets. In de stad MühLheim kan 't verkeer alleen per boot worden onderhouden. Her- ford is zonder licht, wijl de eleetrische centrale on der water staat. En zoó is 't ook in Midden-Duitsehland, zóó, of nog veel erger. Overal zijn de rivieren buiten haar oe vers getreden. Geen stad, geen dorp is gespaard. Het spoorwegverkeer wordt slechts hier en daar met moeite onderhouden. In Ilolzminden steeg de Weser iu een paar uur meer dan 4 meter. In Krimderode verdronk de zoon \an den burge meester - het eerste slachtoffer. Bij Stockhausen kwa- I men 7 mijnwerkers, op hun weg naar huis door den stormvloed verrast, in de golven om. In Bernterode 1 werden twee arbeiders als houtspaantjes van een brug I weggespoeldook zij verdronken. i En zoo gaat de treurige lijst door: bij .\ordhausen 10 menschen. verdronken, bij Klsterberg 1, bij Gera 3, en zoo voort. in Neurenberg kunnen de meeste dagbladen niet verschijnen, daar dc persen onder water slaan. Uit Bohemen komen eensluidende belichten,haast eentonig door hun gelijkvormigheid, die van niets spre- ken dan van overstroomingen, ingestorte bruggen en i huizien, vernielde landerijen, kostbare boomgaarden 1 lot den laats ten boom eenvoudig weggespoeld, inge zakte spoordijken, fabrieken, die hel werk moeten sta- I ken j Duitschland lijdt een schade van ettelijke mil- j liocnen. De laatste berichten meldden, dat het water zakte. Maar op sommige plaatsen begon het al weer te re- genen, en werd men bang, dat men de ellende nog niet te hoven zou zijn. Wat er echter ook verder gebeure, de omvang van de ramp is nu reeds zoo groot, dat men er in vele streken geen heugenis van heeft, ooit zoo iets beleefd te hebben, en in andere, in Beieren b.v., sedert 1819 en 1876, er de wedergade I niet van heeft gezien. Met dat al zijn de berichten zeer onvolledig. Uit de groote steden en hun om trek vernoemt men alles, maar wie zal zeggen, wat er in de afgelegen dorpjes in de in meren veranderde dalen is gebeuld, met welke geen gemeenschap tc ver krijgen is? Dc ontreddering van het spoorwegverkeer bewijst liet best, hoe het hoogwater heeft huisgehou- den. De Pruisische minister van openbare werken heeft naar verschillende spoorlijnen in het Wiesten en hel j midden van het koninkrijk commissarissen! uitgezon den, om de schade op te nemen. En in het konink- I rijk Saksen was gisteren de dienst op elf lijnen van dé staatsspoorwegen gestaakt; o. a. op de belangrijke verbinding van Chemnitz naar Annaberg, daar de 1 bruggen over de Zschoppau niet moor te vertrouwen i zijn. In Neureni>erg hcerschte in dc oude stad schrik en ontsteltenis, 's Nachts was de Pcgnitz zoozeer ge- j wassen, dat zij als een bruisende stroom door dc 'stad golfde, en, het eiland Sc.hiitt overstroome.nde, over de Groote Markt tot aan de Ilaller Poort de straten onder water zette. Op de groote markt stond het wa ter 2 M. hoog. Honderden bedrijven heliepen ernstige schade, de kleine neringdoenden, die niet verzekerd zijn, zijn ten gronde gericht. Het oude hotel „Zur Pcgnitz" is ingestort. liet gerechtshof kon geen zit ting houden. De drukkerijen van vier kranten liepen onder, zoodat zij niet konden verschijnen. Het stads- plantsoen en de diergaarde zijn met alle dieren wegge spoeld. Uit alle dorpen en steden van het Frankische land komen jobstijdingen. Ten gevolge van de staking van het post- en spoorwegverkeer zijn vele steden en dor pen geheel van de buitenwereld afgesneden. Uit Regensburg (aan de Donau) dd. 5 dezer: De Donau en hare zijrivieren de JLaber, Naab en Re gen zijn sterk gezwollen. Sedert gisteren is de Do nau meer dan 3 M. gestegen. De wilde golven voe ren huisraad, badhuisjes en landbouwwerktuigen me de. Het Laber-dal is vooral zwaar geteisterd, vele die ren zijn verdronken. Ook uit de Bovenpalts worden groote verwoestingen gemeld. -1 Zitting van Donderdag en Vrijdag. Het lag voor de hand dat dé Burgemeester vaul Amsterdam, in zijn kwaliteit van lid van den Senaat! een repliek had te geven op de aanvallen die zijl openingsrede betreffende de gemeentefinanciën had tl verduren gehad. Hij deed dit zeer in het algemeen, maar krachtig! De heer STORK die blijkbaar verrast was over deul indruk die zijn tevredenheidsbetuiging met dit Kabinel in den lande gewekt heeft, kwam daarop nog even tel rug, zeggende dat de minister hem goed begrepen hadl dat hij slechts bedoeld had te zeggen dat dit Kabil net een coalitiekabinet is en het eenig mogelijke wasl omdat het klopte met den toestand. De algemeene beschouwingen waren nu aan heteinl! en daarna volgde het hoofdstuk Buitenlandsche zakeil dat spoedig werd goedgekeurd. Toen volgde JustitiJ De heer Van der Biesen had het over het reeds dool de 2e Kamer goedgekeurde ontwerp betreffende hel onderzoek naar het vaderschap, en wilde dat opgeborl gen hebben, de minister had evenwel geen zin. Toef i werd gesproken over het verplegen van kindergn 1 gezin of gesticht, met natuurlijk voorstanders van beiil stelsels. Nieuwe achterstandsontwerpen zullen weldra word» ingediend. Er werd reeds bij voorbaat een boom ov» opgezet. Wij meenen die ontwerpen rustig te kunnfl afwachten. Nog deelde de minister mee, dat maatregelen word» overwogen om het plegen van ontucht uit winstbej» en dus het houden van bordeelen, strafbaar te steil» en verklaarde hij zich tegen huwelijksontbinding op vf zoek van beide partijen, inziende echter de moeilijl heid om het tegen te gaan. In de zitting van Maandag gaf de MINISTER V* JUSTITIE nog eens weer zijn denkbeelden ten besl over de achterstandsontwerpen. We gaan er niet op in, omdat er voldoende geleg» heid zal zijn bij de spoedig te verwachten nieuwe of werpen de materie te bespreken. Na aanneming van hoofdstuk Justitie komt in behj deling hoofdstuk V, Binnenlandsche zaken, het depalf ment van minister Theodoor Heemskerk. We krijgen te genieten een rede van den heer Vil DER BIESEN, een duplicaat van zijn verleden M gehouden speech over het bouwen en de bouwverorl ningen der groote steden in verband met de woningwl In plaats van beter, scherper toezicht gelijk de 1 Kamer wil, acht de heer V. d. Biesen noodzakelf dat maatregelen genomen worden om aan de „ven1! jgingszucht" der gemeentebesturen en der Ged. Stati paal en perk te stellen. Hij ziet er van komen dat il de Woningwet een soort „vervolgingswaanzin" zal of "staan; tenminste men moet het wel gelooven als wf de phisionomieën ziet van de heeren die erIt| belast zijn! De heer Tellegen, directeur van het Woningtoezif te Amsterdam heeft naar aanleiding van de rede vf verleden jaar, door den heer V. d. Biesen gehoui'I een brochure uitgegeven, waarin gezegd wordt, datf heer V. d. Biesen van de dingen betrekkelijk de ningtoestanden een onverstaanbaren hutspot heeft|i maakt en er bijgevoegd dat van een Eerste-Kam<» iets anders mocht verwacht worden. „Die man," meende de heer V .d. Biesen tPO „moest met z'n mooie verordeningen liever naa' Gooi, daar kan hij mierennesten uithalen en vogelnvf Verstoren." Dergelijken onzin te hooren van een Eerste-K&nB lid doet inderdaad niet aangenaam aan; de uitlati® van den heer V. d. Biesen doen ons vaak denken do motieven van enkele onontwikkelde bouwonac mers, die omdat ze zich zelf door bouwverorden"1' geschaad achten wat veelal volstrekt niet heU val is op allerzotste wijze er op afgeven, zo® te bedenken dat er ook nog een „algemeen be i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 3