Sciiöiseii ml de Hectitzaal. Van dit en van dat. artillerie en de schutterij te Den Helder. Met den heer Polak konden de Schagers het echter niet al te best vinden. De heer Otto werd weer aange zocht directeur te willen zijn en deze gaf ten tweeden male gehoor aan dit verzoek. Bene poging om den heer Kraner, oud-marinemuzikant, als opvolger van den heer Otto aangesteld te krijgen gelukte in 1878 evenmin als de proef met den heer Polak, zoodat de heer Otto nog tot 1883 zooals boven reeds is gezegd den dirigeerstaf ten onzent bleef zwaaien. Het tienjarig feest, gevierd op 1 April 1879, met een vocaal en instrumentaal concert maakte hij dus mee. Aan den volijverigen voorzitter der kapel, den heer W. A. Hazeu, die een feestrede uitsprak, werd bij die gelegenheid namens de kapel een gouden zegelring aangeboden. Als iets welverdiend was, dan was het zeker deze attentie. (Wordt vervolgd.) M. VISSER. Landelijk Nieuw Raadslid Lief en Leed. Hiermede was men 't te Veldhoek algemeen, en —zonder de minste weifeling eens dat niet hij', Her rit O verdijk, maar z'n vrouw er indertijd achter ge zeten had. Herrit was niet een kerel om zich op den voorgrond te willen dringen. Die hield zich bij de stillen, kwam er rond vooruit, dat de zaken vanstaats-, stads- en dorpsbestier z'n „begrip te boven gingen Als, op Zaterdagavond, de onderwijzer in het gelag lokaal van „De Posthoorn", naar aanleiding van het juist-verschenen „Weekblad voor Veldhoek e. o." waarin Z.Ed. het „politiek overzicht" schreef zat te bespiegelen over gebeurtenissen in buiten- en bin- t nenland, dan deed Herrit Overdijk, die niet graag ie- mand, affronteerde, net alsof hij met gespannen aan- dacht luisterde. Knikte telkens van ja-juist, en toon- de dat hij het geloerde betoog volgde, daar, wanneer hij z'n houten pijpje legen den tafelrand leegklopte, teneinde verschen tabak-voorraad te doen ontbranden, j te zeggen: „Krek-zoo!'t Is zooals u daar opmerkte, mees ter!" Waarna Herrit weer, zwaar dampend ging zitten luisteren, totdat de oogleden hem alte loom werden en hij ontdekte, dat 'l zoetjes-aan tijd werd om „op te stappen". Maar juffrouw Óvendijk was van 'ngansch andere soort. Van die werd in de gemeente verteld, dat ze 't aardig „achter de mouwen" had. Die kon strooplikken; honig om den mond smeren, dat een mensch er naar van werd... Die had net-zoo-lang ge wurmd en gevleid en geflikflooid, tot zij: „koek en ei" was niet de vrouw van den burgemeester. Bedoel de dame was aan den „zuinigen kant", en nu had juffrouw Overdijk's aangeboren diplomatische gave haar geleerd dat ze de menschen in haar zwak moet tas ten om ze voor je te winnenTegenover mevrouw Van Veen was natuurlijk tact noodig. Doch als juffrouw Overdijk bij dé burgemeestersche aankwam met een mandje overheerlijke, kersverscbe eitjeszoo van de kip!En ze vroeg haar zoo nederig; zoo machtig- verLangend naar de eer en onderscheiding van haar iets te mogen „offreeren", als blijk van hulde, van erkentelijkheid; omdat ze mevrouw toch heusch zoo graag mocht lijden, nu, dan liet mevrouw zich 't 'cadeautje welgevallen. En aldus was 't gebeurd, dat er telkens aanvullingen voor de provisiekast der bur- gemeesterscbe kwamen, zoodat zij al eens gezegd had „Heusch, juffie u maakt 't te erg. Dat kan ik toch nietMaar de andere keek zoo verslagen: sprak, op zoo gekrenkt-en toon over den maats chapp-eÜjk-en af stand tusschen haar en mevrouw1Perste metzoo'n „ja, ik begrijp 't best, hoor!" de lippen opeen, dat.... „Daar gaót ze weer strooplikken!" zeien, grimmig, de dorpsdames, als ze, door de spleetjes tusschen gor dijn en horretje, juffrouw Overdijk 'naar 't huis van den burgemeester zagen trippelen.... Maar Keetje Overdijk wist best wat ze deed. Die had haar netje zoo fijn. zoo slim gesponnen, dal 't i precies liep gelijk ze gedacht, gehoopt had De oude Sanders, nu al bij de tachtig, had genoeg van het Raadslidmaatschap. En toen de rijke, zeer invloedrijke wethouder De Wit op een avond met den burgemeester zat te overleggen „wien ze er nu maar in zouden nemen", toen. gaf burgemeester, niet dan na eenige aarzelingWant ze wisten allebei hoe licht en hoe zwaar de candidaat, dien Z.E.A. bedoel de woog.... Toen zei, dan, burgemeester: „Weet-je, De Wit, aan Herrit Overdijk zouen we.... Komt me werkelijk voor Maar hij zweeg alweer, want de wethouder zette oogen op... Oogen... Dacht: mankeert burgemeester 't nu waarachtig in z'n Doch meneer Van Veen wist zóó Leuk met z'n man netjes om te springen. Had niet voor-niks over de twintig jaar Veldhoek bestudeerd.... Trok direct een ijselijk-geheimzinnig gezicht. Knip oogde tegen wethouder op zoo'n aparte, guitige ma nierGelijk men doet tegenover luidjes, van wier fabelachtige slimheid men diep doordrongen isEn die men, deswege, in z'n, vertrouwen neemt. De Wit w:as al-dadelijk gestreeld door dat joviaal-vertrouwelijke van burgemeester. Snapte er geen 'steek van, maar deed natuurlijk, of-ie 't doorgrondde.... Waarop bur gemeester hem wenklc om, met z'n hoofd en de daar aan vastziltende ooren wat dichterbij te komen... Bur gemeester loerde naar de deur, of niemand naderde O. d? oude heer Van Veen kan zoo aardig komedie spe len met z'n mannetjes.... En. fluisterde daarna, een hand houdend tusschen z'n lippen en een. van wet houders ooren.... Fluisterde druk. glimlachend, met oolijk- sfU n s terend e oogjesHéél duidelijk was '1 De Wil blijkbaar nog al tijd niet edoch, hij begon toch wel te begrijpen, iets althansDat ze' er, als de drommel zno gauw. voor moesten zorgen dat die lam me, ingebeelde, lasligc Karelsz niet gecandideerd werd.... De profégé van den baron.... Doodvijand, deze laatste, van wethouder De Wit. Een kwartier later had burgemeester 't pleit gewon nen. Met vrucht gespeculeerd op wethouders 'ijdel- heid en brandende zucht om, Ie toonen, dat. ais hij wou. die „heele baron", met z'n drukkie en z'n trots' geen steek, geen zier te zeggen had.... Burgemeester schelde. Er werd een fleseh wijn ge- bracht. Ze klonken Wethouder kreeg een feest si gaar. Ze raakten in lustige stemming. En toen, op zeker oogenblik, de burgemeestersche binnenkwam gaf De Wit den burgervader een fideele-n klap op den edel- achtharen schouder, roepend van: ..Hij is goed! Hij is verduiveld aardig!" De „mop", die burgemeester getapt had, was niet voor kies che, damesooren geschikt. En mevrouw deed of ze er niets- van gehoord had... En daarin huichel de ze mei. Wanl ze was slechts vervuld van eene ge dachte: ze had aan juffrouw' Overdijk beloofd... Vasl en sfcllig... Ze bad haar man gedwongen, om 't met De Wit klaar te spelenEn nu was ze allervrien- deliikst legen invloedrijken wethouder, die voor de candidahiur-Berrit Overdijk 't vuur uit z'n sloffen zou ter behoedzaam weggeschoven gordijnen, naar haar ge spied werd door oogjes van venijn, van nijdige ja loezie.... Die gedachte prikkelde haar juist om nog stijf-statiger te loopen clan gewoonlijk... Oevolgd was: een nieuw en blijkbaar duui sooil van vitrage na de groote jaarlijksche schoonmaak.... En al die dingetjes van ontbotlende ijdelheid vorm den onderwerp van levendig, broeicrig-warm dorpsdis cours.... Men voelde 't zoo duidelijk: de lucht werd zwoel) werd dreigend. Er was maar een onnoozel kleinig heid noodig om crisis te krijgen Zij zelve verhaastte de noodloUige onlknooping. 't Was op een Maandagochtend. De gade van den jongslen wethouder, die in het college van D. B. do „oppositie" vormde tegen den burgemeester en De Wd, doch steeds ,t onderspit moest delven..... Do gade van wethouder Reedijk was juist bezag, met een groot bont schort voor do gisteren gebruikte pronkkamer in orde Ie brengenLag moei zaam hel kostelijke vastekleed te schuieren. I hoofd schuddend over 'de „modder-vo-eten", die Jaantje cn Wim daar nu weer gemaakt hadden.... De klok sloeg half elf. Dc postbode sjokte droomorig voorbij-, en juffrouw Reedijk herinnerde zich, lol haar schrik, dat do koffie kon overkoken, als ze niet héél vlug.... Toen, met wangen van karmijn; met strak-ernstige, opgewonden oogen; haar cape losjes omgeslagen; d'r hoed tikje scheef op 't hoofd.... De oudste dochter van Bovenkamp, den molenaar, kwam binnen vliegenJuf frouw Reedijk greep naar d'r hart, zóó schrok ze. Want Jetje 'Bovenkamp was anders zoo'n stil, stem mig meisje. Er moest dus iels héél-bijzonders aan 't handde zijn.... En dat wis er. „Wil ik je nou 's wat vertellen!" riep Jetje uit, hijgend op een stoel neervallend. En om 't er maar ineens uit te hebben, wat haar brandde op de lippen: ..'t Engagement van Mien Overdijk is af"' Juffer Reedijk liet den sloffer met een plomp, op 't mooie kleed vallen. Sloeg zich op het dik dér bee- nen, en haar allicht-overkokendc koffie in den steek latend, neerploffend op de slechts des Zondags gebruikt wordende, roodfluweel-en canapé „Wat vertel-je me daar nu!?...." Jetje Bovenkamp kwam los. Ratelde zich nau welijks tijd gunnend om te ademen alles af. Hoe er gisteravond „de grootste ruzie" was geweest hij de Overdijk's. Dat de vrouw van het. splinternieuwe Raadslid en de moeder van Mi-entje d'r verloofde, el kaar aangevlogen waren. Hoe O verdijk-zelf anders toch zoo'n sul, zoo'n sufkop, een vent om over-le- IoooenNou, hoe diezelfde Herrit den ouden Han- sen! den vader van Mien d'r jongen, een pats ge geven had.... Een pats!.... En dat ze wél twee hut zen-ver hadden hooren schreeuwen. Dat juffrouw Ree dijk er nog niets van gehoord had.... Hoe was dit in Hod's naam mogelijk-Al woonden de OverdijK's nu heelemaal aan dan anderen kant, drie kwartier loopen ver.... Toch... Eu nog zat juffrouw Jetje te vertellen, merkten do vrouwen niet, dat de koifiepot, ia de Keuken, atler- noodlo-ttigste pruttel- en blaasgeluiden liet hooren, daar kwam ue wethouder Reedijk zelf binnen. Wel een kwartier vroeger dan anders. Bleek van agilatie. Op het kostelijke kieed tredend met vieze modderschoe- nen zonder door z'n vrouvvi weggejaagd en afge snauwd te worden.... Vertellend, dat andere, dat groote en verschrikkelijke. Hoe de Boveiikamp's hij den bur gemeester waren geweest. Proces-verhaal. Marlens, de ilorps-veidwiachter, was al tweemaal hij: Overdijk ge weest. Klacht ingediend tegen de vrouw van het nieu we Raadslid. Er waren gemigen. Niks aan te doen.... Hoen lieve-moederen aan. Vandaag zouden „de stuk ken" nog naar „het parket" gaan. Rechter-commissa- ris.... 't Honsde als een groote windvlaag door het dorp. Er werden bezoeken gebracht, over-en-weer. In de ge lagkamer van „De Posthoorn" was 't propvol; werd „gesmoesd", zooals slechts op zeer kritieKe dagen wordt Beleefd. 't Huis van Raadslid Overdijk was potdicht. Eenzaam. Stil. Wie er langs liepen, gluurden er-naar met gezichten zooals menschen trekken, die, schuw en huiverend, kijken naar woning, waar gruwzaam dra ma is afgespeeld.... De dorpsdames monterden elkaar op door te be spiegelen over hetgeen juffrouw Overdijk nu „te wach ten zou staan'. Er werd gefluisterd van zoo- en zoo veel „weken". Op z'n allerminst!" Beleediging cn mis handeling, geen kleinigheid Wethouder Reedijk trok zoo'n somher gelaal, dat er huiveringen, kilte van ontzetting voeren over vele dorpsdames-ruggen. Maar in de oogen vonkte, scha terde, jubelde het leedvermaak!..., De beklaagde was toen zij den lijde-nstocht naar de strafzitting had moeten ondernemen door haar man vergezeld geworden. Ik zag ze heiden het rechtsgchouw verlaten. De of ficier had f 25 boete gevorderd ol lien dagen hech tenis „Of tien dagen, hóór-je 't?" werd, op de publieke tribune, herhaald door monden van lichtelijk-teleurge- stclde dames uit Veldhoek, die de behandeling van de groote zaak bijwoonden... 1 Juffrouw Overdijk zag zoo wit als de zakdoek, die zij in de ijskoude hand klemde. Toen do president van de rechtbank haar een standje hadi gemaakt; ver maand om „zich nu voortaan kalmer te gedragen, anders zo,u 't niet zoo genadig afloopen..." Had ze gevoeld, dat de beenen haar, onder het lijf, wankel den. Zij: voelde dé hels che- genieting van de Veld- hoekschen daarboven, op dc tribune. Maar zei hield zich taai. Haar Irots gaf haar kracht Nu liep ze zwijgend voort naast Herrit. Die had haar geen woord van verwijt gedaan. Keek, alleen, treurig voor zich heen.... Had voor het lidmaatschap van den Raad bedankt.... Van begin-afaan gedacht, dat die malligheid niks-goeds zou aanbrengen.... Juf frouw OverdijK had niet -den moed om er iets tegenin te brengen. Was voor het eerst sinds de zes-er- twintig jaren van hun getrouwd zijn, de mindere. En nu, vertrekkend van het rechtsgebouw, kwam haar voor den geest het bleeke, treurige gezichtje, dat haar Mien vertoonde sinds dien rampzaligen Zondagavond.... Of ze nog zoo ertegen vocht, zij- kon niet be letten, dat de tranen haar in de oogen sprongen. Al de o verkropte schaamte en ergernis ontspanden zich. Herrit, sufferig-gedrakt voor zich uitstarend, merkte er- niks VanMaar de tranen, die juffrouw Overdijk daar, in de drukke Maandagsche stadsstraten liep te schreien, waren wél pijnlijke, brandende.... Want ze weende over haar vernedering, haar dwaasheid.... Voel de nu eerst recht, dat de menschen eigenlijk gelijk hadden, toen ze haar uitlachten en eene „strooplik ster" noemden MAïTRK CORBEAU. loopen, dat stond vast.. Toen Herrit in den Raad gekozen was, bleef hiji precies-dezelfde van vroeger, van altijd. Maar z'n vrouw veranderde geduchlDag na dag, haast uur na uur, bespiedden dc huren de metamorphose. 't Was begonnen met den nieuwen voorjaarshoed, dien ze op een Zondagochtend, te kerke gaande^ droeg. Ze voelde juffrouw Overdijk, hoe, door de horretjes en van-ach Chineesche Adel. Als 'n Chinees 'n hoogen adellijken rang heeft ver kregen, erft zijn zoon niet denzelfden titel, maar daalt een rang lager. Zoo gaat 't van geslacht tot geslacht, totdat er eindelijk van dien adel niets meer overblijft! indien niet een of ander lid der familie den staat nieu we diensten bewijst en daardoor weer tot de waardig heid zijner voorvaderen stijgt. Dit verstandig gebruik veroorzaakt 'n gestadigen wedijver onder den Chinee- schen adel; ieder wil het vaderland diensten bewijzen; want het is een veel grooter schande den adel te laten vervallen, dan dien nooit bezeten te hebben. In het Hemelsche Rijk wordt dus het woord van G-oethe- Wat gij van uwe voorvaderen geerfd hebt, verw tiet om het te bezitten." letterlijk bewaarheid. °De'volgende* vermakelijke geschiedenis werd mij eens door 'n Amerikaansche danre verteld: Ik dronk op 'n avond thee bij 'n zekere Mevrouw Baker. Toen wij ons aan tafel zetten, tastte Meneer Baker toevallig in zijn vestzak en voelde daar n banknoot van vijf dollars, die hij er gedachteloos in gestoken had. -- Dat is geen plaats voor papieren geld, zei hij. Hier Fanny, heb jij 't. Je hadt immers juist geld noo dig? Eu hij gaf 't aan zijn vrouw. Dank je wel, zei deze, geld kan 'n mensch altijd gebruiken. Zij vouwde de banknoot op en schoof haar onder den rand van het theeblad, om haar gasten ver der te bedienen. Aan haar rechterzijde zat tante Su- zanna, 'n oude h-ekende, die van tijd tot tijd naaide voor Mevrouw Baker. Zij was juist aan t w-eik ge weest bij deze en zou naar huis gaan. Toen Mevrouw Baker thee inschonk, zag zij de rekening van Suzanna liggen, die reeds tamelijk was opgeloopen en die op Zaterdagavond betaald moest worden. Hier, tantelief, ik zal u deze vijf dollars in af betaling geven, zei ze, en schoof het banknoot onder tantes bord. Wel bedankt, kind, antwoordde deze, maar dat geld behoort mij al niet meer; ik ben de 15 dollars, die ik Zaterdagavond zal ontvangen, schuldig aan onze lieve Grace. Ik moest eergisteren mijn huur betalen en had niet genoeg geld bij de hand, en toen heeft Grace het mij geleend. Grace was 'n wees en 'n nicht van de Bakers en woonde met haar broer Frank bij de Bakers en pen sion. Zoodra tante Suzanne nu de vijf dollars in handen had, gaf zij die aan Grace, en zei: Ziedaar Grace, neem dit nu alvast, de rest krijgt ge, als ik 't ook ontvang. Heel goed, antwoordde Grace lachend, en daar we vanavond allen blijkbaar grooten lust hebben, om onze schulden te betalen, wil ik het ook doen. Hier, Frank, ik ben je nog geld schuldig voor de muziek, die je voor mij hebt gekocht, neem dit in afkor ting En zij wierp haar broer het banknoot toe. Dat is inderdaad 'n wonderlijk bankbiljet, zei de heer Baker, ik wou maar, dat iemand mij ook iets schuldig was, en mij een deel ervan betaalde. Dat kan gebeuren! riep Frank lachend. Ik ben u mijn kostgeld voor deze maand nog schuldig en betaal er u 'n deel van. Onder algemeene vroolijkheid nam de heer Baker het geld weer op en gaf 't weer aan zijn vrouw, met de woorden: Het is weer het jouwe, Fanny, want wat ik li-eb, behoort ook jou. Het geld is nu rond gegaan. En 't zal nog' eenmaal de rondte doen, zei Me vrouw Baker op levendigen toon. Ik houd er van dat 't geld circuleert. Hier tante, hebt u 't weer; nu heb ik u tien dollars betaald. Zeker, hernam deze, en reikte het papiertje weer aan Grace over. Hier Grace, nu heb ik jou ook tien dollars betaald. En jij, Frank, zei Grace, ziehier, nu heb je van mij tien dollars ontvangen voor de muziek. Zij reikte haar broer 't biljet over. Dankje, zei Frank, en zie eens oom, als ik u nu deze vijf dollars geef, dan heb ik u tien dollars betaald van mijn kostgeld. Toen was 't biljet weer in handen van den heer Baker. Heeft men ooit zoo iets wonderlijks gezien! riep Grace uit. Het is onzin, zei de heer Baker. - In 't minst niet, hernam zijn vrouw, alles ga-at eerlijk en rechtvaardig toe. Zeker, zei Frank, toen 't geld u behoorde, mocht u er mee doen, wat u wilde, Behoort 't mij, dan heb ik 'tzelfde recht, evenals de anderen. Het gaat dus volkomen recht en eerlijk toe. En deze banknoot heeft nog haar taak niet vol bracht, hernam Mevrouw Baker, dat zal ik je toonen, beste man, als jij haar mij nog eens geven wilt. Dat doe ik met genoegen zei haar man lachend. En ik geef ze weer aan u, tante Suzanne. Ik was u vijftien dollars schuldig; nu heb ik u mijn schuld betaald. Heel goed, kind en zie hier, Grace, nu heb ik u ook mijn schuld betaald. Daar heb je de laatste vijf dollars. - Dank u wel, tante Suzanne, antwoordde Grace. Nu is ook 't oogenblik gekomen, waarop deze wonder lijke banknoot moet worden verdeeld. Want, Frank, ik ben ze jou niet heelemaal meer schuldig... Hoeveel moet ik je nog betalen? Nog twee dollars en twee en zestig centen. Goed; kan je wisselen? Zeker... Hier heb je twee dollars acht en dertig centen terug. Nu is de betoovering gebroken, Grace, jij en ik deelen den buit. Deze banknoot overtreft alle, die er ooit geweest zijn, riep Grace uit. Welke som heeft zij nu eigenlijk vertegenwoordigd? Vijftien dollars betaalde tante Ba ker aan tante Suzanne; vijftien dollars betaalde tante Suzanne aan mij; twaalf dollars twee en zestig centen betaalde ik aan Frank, tien dollars heeft Frank aan oom Baker betaald; we hebben dus met deze banknoot van vijf dollars, „verschillende rekeningen tot 'n bedrag- van twee en vijftig dollars twee en zestig centen vol daan. Onzin! viel de heer Baker haar in de rede. On zin! Daar blijf ik bij. U bent elkander nog hetzelfde schuldig als straks. Als 't niets dan onzin was, hoe kon dan de bank noot, die gij aan uw vrouw hebt gegeven, nu tusschen ons worden verdeeld? vroeg Grace. De heer Baker bromde wat terug, en ofschoon al de anderen beweerden, dat de rekeningen nu voldaan waren en alles in orde was, bleef hij volhouden, dat 't alles „onzin" was. LANtiM Di; STRAAT Zoo zijn de mannen. Het gelaat van den deftigen meneer is zeer rood; het wijst op congestie-miseres. Zijn bolronde kikker- oogen twinkelen achter glinsterende brilleglazen. De stierennek is ommuurd door een kolossalen boord; mat glanzen de zijden revers van, zijn zwarte paletot, en onder den hoogen hoed kabbelen voornaam de grijze lokken uit. Het gelaat van de deftige dame is zeer pipsch; - het is gelig-wit; om het vogel-corpusje plooit 'n zware, fluweelen mantel met bonten afzetsels. Op 't beenigc hoofdje 'n vilten hoed, veel te chic, en die drie an- dere trampassagiers mede overluifelt. Een gedempt gesprek murmelt op tusschen het def- 1 tige paar. De tram van lijn 1 glijdt knoersig over de lijnsplitsingen bij 't Weesperpoortstation stopt I rijdt verder. j In eens rukt de deftige heer z'n roode hoofd over eind, en hij blaft in dezer voege tot zijn vrouw: „Wat is dat nu? Nee nee, die is sterk! Dal is kras! Mensch let je dan heelemaal niet op waar j we zijn? We hadden er immers u i t gemoeten bij station! Daar kom ik niet achterdaar kom ik een voudig niet achter De roode kleur verpaarst. „Ik zou jou alleen in een tram willen zien zitten 1 dat zou goed gaan dat, zou perfect gaan je I kwam nooit waar je wezen moest......" „Maar man, laten we dan nou „Wat nu: maar man! Is 't soms niet waar, dat lij altijd en eeuwig vergeet uit te stappen? 't Is wat moois 't is wat moois. Ja, als er gewinkeld moet w 'erden dan weten de dames'altijd precies de dure vjnkf' Ï.T— r»'. de tram stappen ho maai. Ikbi staat zoo iets - hoe let men a'et b®ter °!1?" De tram is al aan 't Gravesandeplein. Ja maar man, laten we dan in ieder geval n0n ."Maak me nu asjeblieft niet driftig, he? Dat roerde tegenspreken! Jij wil altijd gelijk hebben je laat mij nooit aan 't woord komen. SHakB 7.al 't weer gedaan hebben, heb ik weer niet gek.>]{en Als je denkt aan den verloren tijd- Krankzinnig krankzinnig om met een vrouw in de tram te gaan zitten. Je komt letterlijk nooit waar je wezen moe;. Nooit kun je je eens verlaten op een ander (woe. dende ruk van den hoed naar achteren). Had dan den conducteur gewaarschuwd, als je zelf niet uit je oogen kunt zien. Dan had die je desnoods met ge. weid er af kunnen gooien. Stom mensch, die je bent'. Wat moet ik nou? Wat begin ik nou?" Wyttenbachstraat. „Man, als je nu niet als een krankzinnige 'ooi-, sloeg, dan..." „Wat?! sla ik door? Die is kras! Als jij begonnen was met op tijd uit te stappen, en als je niet eeuwig en altijd zat te suffen, in plaats van eens op ie Ie', ten. waar we ergens zijn... 't Is bespottelijk om niet t< gelooven. Waarachtig, als ik 't op kantoor vertel, dan gelooven ze me niet Etc. etc., etc. Dat gaat zoo door. Tot de tram niet verder gaat: Muiderpoortstation. Het deftige echtpaar stapt uit. Mijnheer met een gezicht, waarop witte ontzetting en een uitdrukking, als bevond hij zich plotseling er gens in Thibet Tel. Bureaucratisch. Een Eransch regeeri.ngsambten.aar wordt gepension- neerd. 11 ij gaat terstond een groote reis doen en blijft een jaar weg. Dezer dagen meldt bij; zich aan, voor zien van een attestatie de vita van den maire van zijn arrondissement, om vier kwartalen van zijn pen sioen te innen. „Ja, mijnheer", wordt lvem geantwoord, „die attesta tie is niet voldoende. Die is alleen voor het laatste kwartaal. Ik moet er ook een hebben, voor elk van de andere kwartalen." Toen is de gepensionneerde aan zijn maire een be wijs gaan vragen, dal hij negen maanden geleden, zes maanden geleden en drie maanden, gel-eden ook in leven was. Gemengd Nieuws. Schatten op den bodem der zee. Hei Handelsblad van Antwerpen meldt: Een expeditie voor het lichten van 58 gezonken sche pen wordt ingericht. Tegenwoordig bevindt zich een waarde van 8.000.000 pond sterling aan edelgesteente, goud, zilver, koperen an 111 den rottenden nodem tan schepen, welke in de laatste twee honderd jaar nabij de kusten van Afri ka zijn verloren gegaan. Aldus luidde ue verklaring op 10 September van kapitein C. A. P. Hardener, een verweerden, breedge- sciiouderden zeeman, die een internationale reputatie heelt verworven als reddingsexperi. Onlangs keerde hij naai- Londen terug, na zien gedurende 2 jaar te heb ben bezig gehouden ïhet het afbakenen van de plaat sen waar de schepen zijn gezonken. „Ik heb, zeide nij, mij nauwkeurig overtuigd van den staat, waarin de 38 wrakken zien bevinden. Vijf- en-twintig procent van de waarden, welke zij beval len en die uit de scheepspapieren konden worden vastgesteld zou met de uitstekende machinerëem, waarover men tegenwooiibg beschikt, in goeden staat boven water kunnen worden gebracht. Acht van de wrakken, welker inhoud de grootste waarde vertegen woordigden die het best aan dc oppervlakte kunnen worden gebracht, zijn Hrosvenor, Pondoland Coast, 1.711.000; Ariston, Mar- cus By, 800.000; Birkenhead, Birkenhead Reef, 750.000; Atlas, East Lood, 700.000; Dorothea, Tenedes Reel, dpO.OOO; Thunderbolt, Thunderbolt Reef, 550.000; Aber- crombie, Black Rock, 180.000; Marestein, Justin Is- land, 120.000 pond sterling. In 1802 vergingen bij een storm op de AfrikaanscJic kust op een dag 7 schepen. Deze schepen en hun in houd waren Saeiigheid, 4.500 staven koper; Jchotolorredraayer, ivoor; Gouda, 2.700 staven koper; H. M. S. Chandos, 80.000 aan munten; Nightingale, 2.800 staven tin; Addison, 20.000 aan munten; Haarlem III, staven zilver. In 't jaar 1796 vergingen twee schepen, de „Stand vastigheid" en de „Dankbaarheid", te zamen inhou dende 8950 staven koper, elk 50 pond wegende, in de nabijheid van van Blueberg Beach, een gevaarlijk punt aan de Oostkust. Nog van 10 andere wrakken is de ligging vastge steld, welker namen en inhoud zijn: Katoura, 1737, 5000 st. zilver en koper; Wilhelmina, 1737, 30 kisten goud en zilver; Willem de Zwijger, 1749, 3700 staven zilver; Honcoop, 1768, 200 Ion ko per; Rotterdam, 1787, 4500 staven koper; Vrijberg, 1790, 4500 staven tin; Arina, 1790, 1100 st. z.lver en koperCrayenstein, 1797, 1250 slaven zilver; Juno, 1869, 250 ton tui; Porderer, 1893, 200 Ion tin. Eene expeditie naar deze ongelukskust, voorzien van dc meest moderne reddingswerktuigen, wordt thans, voegt kapilcin Hardener hieraan toe, uitgerust, ten einde do verloren schatten te herwinnen. Een aap-mensch. In zijn „MSrchen'ook in ons land veel gelezen, vertelt Hauff van een jongen Engelschman, den nee! van -oen in een klein Duilsch stadje wonenden zon derlingen, en eenzelvigen ouden heer, die een heelen winter lang het gezellige leven van hel stadje be- hoerscht en wiens zonderlingheden cn onbeschaamd heden, door do mannelijke jeugd van het plaatsje met voorliefde gevolgd, alle jongelieden op den verkeer den weg dreigen te brengen. Ten slotte blijkt de jonge Engelschman slechts een uitstekend gedresseerde oerang-oelang te Zijn, die dooi den ouden heer in de gezelschappen is binnengeleid, uit wraak over de nieuwsgierigheid en indringerig heid der kleine-stads li eden, die zich zoo gaarne mei andermans zaken willen bemoeien. Ilel is een genoe- gelijk verhaal, maar wel wat onwaarschijnlijk, zooals dat voor een Miirchen past. Maar wat er tegenwoor dig in het Londensche hippodrome (e zien Ts, loont dat het sprookje toch niet zoo onmogelijk is! Daar treedl n.l. toch iederen avond een aap op, die naai de verslagen van de Engelsehc- bladen te oordcelen, werkelijk in staat zou zijn in. gezelschappen te ver- kceren. Deze aap, Consul geheeten, beweegt zich op het looneel als oen hoer. Hij eet netjes met vorK cn mes. Hij weet volkomen, hoe een lieer zich heeft tc gedragen en aan tafel, zegt een der bladen, loont hij zich waarlijk dc eerste gentleman van zijn ras. Nooit vergist hij zich in het gebruik van mes of vork. Hij schenkt zich Lhee in, neemt suiker cn melk en proeft eerst eens met het lepeltje voor hij gaat drinken. Hij I neemt een cigaret uit zijn eigen koker, strijkt een la* citer af, steekt de cigarct aan en rookt, alsof hij! ilflt ztjn leven lang gewoon was. En dat alles alleen, zort- der bijzijn van den dresseur, zoodat hij in dit op- zicht den beroemden aap van Hauff nog overtreft. Jules Verne heeft ons er al aan gewend, dat fantasie meer cn moer werkelijkheid wordt, maar dat lid ooit zoover komen zou, dat werkelijk de apen „hof fanig wórden, wie had het in Hauff's dagen kunnen denken?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 10