Sciiöiseii ml de Hectitzaal.
Van dit en van dat.
artillerie en de schutterij te Den Helder.
Met den heer Polak konden de Schagers het echter
niet al te best vinden. De heer Otto werd weer aange
zocht directeur te willen zijn en deze gaf ten tweeden
male gehoor aan dit verzoek. Bene poging om den heer
Kraner, oud-marinemuzikant, als opvolger van den heer
Otto aangesteld te krijgen gelukte in 1878 evenmin als
de proef met den heer Polak, zoodat de heer Otto
nog tot 1883 zooals boven reeds is gezegd den
dirigeerstaf ten onzent bleef zwaaien.
Het tienjarig feest, gevierd op 1 April 1879, met een
vocaal en instrumentaal concert maakte hij dus mee.
Aan den volijverigen voorzitter der kapel, den heer
W. A. Hazeu, die een feestrede uitsprak, werd bij die
gelegenheid namens de kapel een gouden zegelring
aangeboden.
Als iets welverdiend was, dan was het zeker deze
attentie.
(Wordt vervolgd.) M. VISSER.
Landelijk
Nieuw Raadslid
Lief en Leed.
Hiermede was men 't te Veldhoek algemeen, en
—zonder de minste weifeling eens dat niet hij', Her
rit O verdijk, maar z'n vrouw er indertijd achter ge
zeten had. Herrit was niet een kerel om zich op den
voorgrond te willen dringen. Die hield zich bij de
stillen, kwam er rond vooruit, dat de zaken vanstaats-,
stads- en dorpsbestier z'n „begrip te boven gingen
Als, op Zaterdagavond, de onderwijzer in het gelag
lokaal van „De Posthoorn", naar aanleiding van het
juist-verschenen „Weekblad voor Veldhoek e. o."
waarin Z.Ed. het „politiek overzicht" schreef zat
te bespiegelen over gebeurtenissen in buiten- en bin- t
nenland, dan deed Herrit Overdijk, die niet graag ie-
mand, affronteerde, net alsof hij met gespannen aan-
dacht luisterde. Knikte telkens van ja-juist, en toon-
de dat hij het geloerde betoog volgde, daar, wanneer
hij z'n houten pijpje legen den tafelrand leegklopte,
teneinde verschen tabak-voorraad te doen ontbranden, j
te zeggen:
„Krek-zoo!'t Is zooals u daar opmerkte, mees
ter!"
Waarna Herrit weer, zwaar dampend ging zitten
luisteren, totdat de oogleden hem alte loom werden
en hij ontdekte, dat 'l zoetjes-aan tijd werd om „op
te stappen". Maar juffrouw Óvendijk was van 'ngansch
andere soort. Van die werd in de gemeente verteld,
dat ze 't aardig „achter de mouwen" had. Die kon
strooplikken; honig om den mond smeren, dat een
mensch er naar van werd... Die had net-zoo-lang ge
wurmd en gevleid en geflikflooid, tot zij: „koek en
ei" was niet de vrouw van den burgemeester. Bedoel
de dame was aan den „zuinigen kant", en nu had
juffrouw Overdijk's aangeboren diplomatische gave haar
geleerd dat ze de menschen in haar zwak moet tas
ten om ze voor je te winnenTegenover mevrouw
Van Veen was natuurlijk tact noodig. Doch als juffrouw
Overdijk bij dé burgemeestersche aankwam met een
mandje overheerlijke, kersverscbe eitjeszoo van de
kip!En ze vroeg haar zoo nederig; zoo machtig-
verLangend naar de eer en onderscheiding van haar
iets te mogen „offreeren", als blijk van hulde, van
erkentelijkheid; omdat ze mevrouw toch heusch zoo
graag mocht lijden, nu, dan liet mevrouw zich 't
'cadeautje welgevallen. En aldus was 't gebeurd, dat
er telkens aanvullingen voor de provisiekast der bur-
gemeesterscbe kwamen, zoodat zij al eens gezegd had
„Heusch, juffie u maakt 't te erg. Dat kan ik toch
nietMaar de andere keek zoo verslagen: sprak,
op zoo gekrenkt-en toon over den maats chapp-eÜjk-en af
stand tusschen haar en mevrouw1Perste metzoo'n
„ja, ik begrijp 't best, hoor!" de lippen opeen, dat....
„Daar gaót ze weer strooplikken!" zeien, grimmig,
de dorpsdames, als ze, door de spleetjes tusschen gor
dijn en horretje, juffrouw Overdijk 'naar 't huis van
den burgemeester zagen trippelen....
Maar Keetje Overdijk wist best wat ze deed. Die
had haar netje zoo fijn. zoo slim gesponnen, dal 't i
precies liep gelijk ze gedacht, gehoopt had
De oude Sanders, nu al bij de tachtig, had genoeg
van het Raadslidmaatschap. En toen de rijke, zeer
invloedrijke wethouder De Wit op een avond met den
burgemeester zat te overleggen „wien ze er nu maar
in zouden nemen", toen. gaf burgemeester, niet dan
na eenige aarzelingWant ze wisten allebei hoe
licht en hoe zwaar de candidaat, dien Z.E.A. bedoel
de woog.... Toen zei, dan, burgemeester:
„Weet-je, De Wit, aan Herrit Overdijk zouen
we.... Komt me werkelijk voor
Maar hij zweeg alweer, want de wethouder zette
oogen op... Oogen... Dacht: mankeert burgemeester 't
nu waarachtig in z'n
Doch meneer Van Veen wist zóó Leuk met z'n man
netjes om te springen. Had niet voor-niks over de
twintig jaar Veldhoek bestudeerd....
Trok direct een ijselijk-geheimzinnig gezicht. Knip
oogde tegen wethouder op zoo'n aparte, guitige ma
nierGelijk men doet tegenover luidjes, van wier
fabelachtige slimheid men diep doordrongen isEn
die men, deswege, in z'n, vertrouwen neemt. De Wit
w:as al-dadelijk gestreeld door dat joviaal-vertrouwelijke
van burgemeester. Snapte er geen 'steek van, maar
deed natuurlijk, of-ie 't doorgrondde.... Waarop bur
gemeester hem wenklc om, met z'n hoofd en de daar
aan vastziltende ooren wat dichterbij te komen... Bur
gemeester loerde naar de deur, of niemand naderde
O. d? oude heer Van Veen kan zoo aardig komedie spe
len met z'n mannetjes.... En. fluisterde daarna, een
hand houdend tusschen z'n lippen en een. van wet
houders ooren.... Fluisterde druk. glimlachend, met
oolijk- sfU n s terend e oogjesHéél duidelijk was '1 De
Wil blijkbaar nog al tijd niet edoch, hij begon toch
wel te begrijpen, iets althansDat ze' er, als de
drommel zno gauw. voor moesten zorgen dat die lam
me, ingebeelde, lasligc Karelsz niet gecandideerd werd....
De profégé van den baron.... Doodvijand, deze laatste,
van wethouder De Wit.
Een kwartier later had burgemeester 't pleit gewon
nen. Met vrucht gespeculeerd op wethouders 'ijdel-
heid en brandende zucht om, Ie toonen, dat. ais hij
wou. die „heele baron", met z'n drukkie en z'n trots'
geen steek, geen zier te zeggen had....
Burgemeester schelde. Er werd een fleseh wijn ge-
bracht. Ze klonken Wethouder kreeg een feest si gaar.
Ze raakten in lustige stemming. En toen, op zeker
oogenblik, de burgemeestersche binnenkwam gaf De
Wit den burgervader een fideele-n klap op den edel-
achtharen schouder, roepend van:
..Hij is goed! Hij is verduiveld aardig!"
De „mop", die burgemeester getapt had, was niet
voor kies che, damesooren geschikt. En mevrouw deed
of ze er niets- van gehoord had... En daarin huichel
de ze mei. Wanl ze was slechts vervuld van eene ge
dachte: ze had aan juffrouw' Overdijk beloofd... Vasl
en sfcllig... Ze bad haar man gedwongen, om 't met
De Wit klaar te spelenEn nu was ze allervrien-
deliikst legen invloedrijken wethouder, die voor de
candidahiur-Berrit Overdijk 't vuur uit z'n sloffen zou
ter behoedzaam weggeschoven gordijnen, naar haar ge
spied werd door oogjes van venijn, van nijdige ja
loezie.... Die gedachte prikkelde haar juist om nog
stijf-statiger te loopen clan gewoonlijk...
Oevolgd was: een nieuw en blijkbaar duui sooil
van vitrage na de groote jaarlijksche schoonmaak....
En al die dingetjes van ontbotlende ijdelheid vorm
den onderwerp van levendig, broeicrig-warm dorpsdis
cours....
Men voelde 't zoo duidelijk: de lucht werd zwoel)
werd dreigend. Er was maar een onnoozel kleinig
heid noodig om crisis te krijgen
Zij zelve verhaastte de noodloUige onlknooping.
't Was op een Maandagochtend. De gade van den
jongslen wethouder, die in het college van D. B. do
„oppositie" vormde tegen den burgemeester en De Wd,
doch steeds ,t onderspit moest delven.....
Do gade van wethouder Reedijk was juist bezag,
met een groot bont schort voor do gisteren
gebruikte pronkkamer in orde Ie brengenLag moei
zaam hel kostelijke vastekleed te schuieren. I hoofd
schuddend over 'de „modder-vo-eten", die Jaantje cn
Wim daar nu weer gemaakt hadden.... De klok sloeg
half elf. Dc postbode sjokte droomorig voorbij-, en
juffrouw Reedijk herinnerde zich, lol haar schrik, dat
do koffie kon overkoken, als ze niet héél vlug....
Toen, met wangen van karmijn; met strak-ernstige,
opgewonden oogen; haar cape losjes omgeslagen; d'r
hoed tikje scheef op 't hoofd.... De oudste dochter van
Bovenkamp, den molenaar, kwam binnen vliegenJuf
frouw Reedijk greep naar d'r hart, zóó schrok ze.
Want Jetje 'Bovenkamp was anders zoo'n stil, stem
mig meisje. Er moest dus iels héél-bijzonders aan 't
handde zijn.... En dat wis er.
„Wil ik je nou 's wat vertellen!" riep Jetje uit,
hijgend op een stoel neervallend.
En om 't er maar ineens uit te hebben, wat haar
brandde op de lippen:
..'t Engagement van Mien Overdijk is af"'
Juffer Reedijk liet den sloffer met een plomp, op
't mooie kleed vallen. Sloeg zich op het dik dér bee-
nen, en haar allicht-overkokendc koffie in den steek
latend, neerploffend op de slechts des Zondags gebruikt
wordende, roodfluweel-en canapé
„Wat vertel-je me daar nu!?...."
Jetje Bovenkamp kwam los. Ratelde zich nau
welijks tijd gunnend om te ademen alles af. Hoe
er gisteravond „de grootste ruzie" was geweest hij de
Overdijk's. Dat de vrouw van het. splinternieuwe
Raadslid en de moeder van Mi-entje d'r verloofde, el
kaar aangevlogen waren. Hoe O verdijk-zelf anders
toch zoo'n sul, zoo'n sufkop, een vent om over-le-
IoooenNou, hoe diezelfde Herrit den ouden Han-
sen! den vader van Mien d'r jongen, een pats ge
geven had.... Een pats!.... En dat ze wél twee hut
zen-ver hadden hooren schreeuwen. Dat juffrouw Ree
dijk er nog niets van gehoord had.... Hoe was dit
in Hod's naam mogelijk-Al woonden de OverdijK's
nu heelemaal aan dan anderen kant, drie kwartier
loopen ver.... Toch...
Eu nog zat juffrouw Jetje te vertellen, merkten
do vrouwen niet, dat de koifiepot, ia de Keuken, atler-
noodlo-ttigste pruttel- en blaasgeluiden liet hooren,
daar kwam ue wethouder Reedijk zelf binnen. Wel
een kwartier vroeger dan anders. Bleek van agilatie.
Op het kostelijke kieed tredend met vieze modderschoe-
nen zonder door z'n vrouvvi weggejaagd en afge
snauwd te worden.... Vertellend, dat andere, dat groote
en verschrikkelijke. Hoe de Boveiikamp's hij den bur
gemeester waren geweest. Proces-verhaal. Marlens, de
ilorps-veidwiachter, was al tweemaal hij: Overdijk ge
weest. Klacht ingediend tegen de vrouw van het nieu
we Raadslid. Er waren gemigen. Niks aan te doen....
Hoen lieve-moederen aan. Vandaag zouden „de stuk
ken" nog naar „het parket" gaan. Rechter-commissa-
ris....
't Honsde als een groote windvlaag door het dorp.
Er werden bezoeken gebracht, over-en-weer. In de ge
lagkamer van „De Posthoorn" was 't propvol; werd
„gesmoesd", zooals slechts op zeer kritieKe dagen wordt
Beleefd. 't Huis van Raadslid Overdijk was potdicht.
Eenzaam. Stil. Wie er langs liepen, gluurden er-naar
met gezichten zooals menschen trekken, die, schuw
en huiverend, kijken naar woning, waar gruwzaam dra
ma is afgespeeld....
De dorpsdames monterden elkaar op door te be
spiegelen over hetgeen juffrouw Overdijk nu „te wach
ten zou staan'. Er werd gefluisterd van zoo- en zoo
veel „weken". Op z'n allerminst!" Beleediging cn mis
handeling, geen kleinigheid
Wethouder Reedijk trok zoo'n somher gelaal, dat
er huiveringen, kilte van ontzetting voeren over vele
dorpsdames-ruggen. Maar in de oogen vonkte, scha
terde, jubelde het leedvermaak!...,
De beklaagde was toen zij den lijde-nstocht naar
de strafzitting had moeten ondernemen door haar
man vergezeld geworden.
Ik zag ze heiden het rechtsgchouw verlaten. De of
ficier had f 25 boete gevorderd ol lien dagen hech
tenis
„Of tien dagen, hóór-je 't?" werd, op de publieke
tribune, herhaald door monden van lichtelijk-teleurge-
stclde dames uit Veldhoek, die de behandeling van
de groote zaak bijwoonden...
1 Juffrouw Overdijk zag zoo wit als de zakdoek, die
zij in de ijskoude hand klemde. Toen do president
van de rechtbank haar een standje hadi gemaakt; ver
maand om „zich nu voortaan kalmer te gedragen,
anders zo,u 't niet zoo genadig afloopen..." Had ze
gevoeld, dat de beenen haar, onder het lijf, wankel
den. Zij: voelde dé hels che- genieting van de Veld-
hoekschen daarboven, op dc tribune. Maar zei hield zich
taai. Haar Irots gaf haar kracht
Nu liep ze zwijgend voort naast Herrit. Die had
haar geen woord van verwijt gedaan. Keek, alleen,
treurig voor zich heen.... Had voor het lidmaatschap
van den Raad bedankt.... Van begin-afaan gedacht,
dat die malligheid niks-goeds zou aanbrengen.... Juf
frouw OverdijK had niet -den moed om er iets tegenin
te brengen. Was voor het eerst sinds de zes-er-
twintig jaren van hun getrouwd zijn, de mindere. En
nu, vertrekkend van het rechtsgebouw, kwam haar voor
den geest het bleeke, treurige gezichtje, dat haar Mien
vertoonde sinds dien rampzaligen Zondagavond....
Of ze nog zoo ertegen vocht, zij- kon niet be
letten, dat de tranen haar in de oogen sprongen. Al
de o verkropte schaamte en ergernis ontspanden zich.
Herrit, sufferig-gedrakt voor zich uitstarend, merkte er-
niks VanMaar de tranen, die juffrouw Overdijk
daar, in de drukke Maandagsche stadsstraten liep te
schreien, waren wél pijnlijke, brandende.... Want ze
weende over haar vernedering, haar dwaasheid.... Voel
de nu eerst recht, dat de menschen eigenlijk gelijk
hadden, toen ze haar uitlachten en eene „strooplik
ster" noemden
MAïTRK CORBEAU.
loopen, dat stond vast..
Toen Herrit in den Raad gekozen was, bleef hiji
precies-dezelfde van vroeger, van altijd. Maar z'n vrouw
veranderde geduchlDag na dag, haast uur na
uur, bespiedden dc huren de metamorphose. 't Was
begonnen met den nieuwen voorjaarshoed, dien ze op
een Zondagochtend, te kerke gaande^ droeg. Ze voelde
juffrouw Overdijk, hoe, door de horretjes en van-ach
Chineesche Adel.
Als 'n Chinees 'n hoogen adellijken rang heeft ver
kregen, erft zijn zoon niet denzelfden titel, maar daalt
een rang lager. Zoo gaat 't van geslacht tot geslacht,
totdat er eindelijk van dien adel niets meer overblijft!
indien niet een of ander lid der familie den staat nieu
we diensten bewijst en daardoor weer tot de waardig
heid zijner voorvaderen stijgt. Dit verstandig gebruik
veroorzaakt 'n gestadigen wedijver onder den Chinee-
schen adel; ieder wil het vaderland diensten bewijzen;
want het is een veel grooter schande den adel te laten
vervallen, dan dien nooit bezeten te hebben. In het
Hemelsche Rijk wordt dus het woord van G-oethe-
Wat gij van uwe voorvaderen geerfd hebt, verw
tiet om het te bezitten." letterlijk bewaarheid.
°De'volgende* vermakelijke geschiedenis werd mij eens
door 'n Amerikaansche danre verteld:
Ik dronk op 'n avond thee bij 'n zekere Mevrouw
Baker. Toen wij ons aan tafel zetten, tastte Meneer
Baker toevallig in zijn vestzak en voelde daar n
banknoot van vijf dollars, die hij er gedachteloos in
gestoken had.
-- Dat is geen plaats voor papieren geld, zei hij.
Hier Fanny, heb jij 't. Je hadt immers juist geld noo
dig? Eu hij gaf 't aan zijn vrouw.
Dank je wel, zei deze, geld kan 'n mensch altijd
gebruiken. Zij vouwde de banknoot op en schoof haar
onder den rand van het theeblad, om haar gasten ver
der te bedienen. Aan haar rechterzijde zat tante Su-
zanna, 'n oude h-ekende, die van tijd tot tijd naaide
voor Mevrouw Baker. Zij was juist aan t w-eik ge
weest bij deze en zou naar huis gaan. Toen Mevrouw
Baker thee inschonk, zag zij de rekening van Suzanna
liggen, die reeds tamelijk was opgeloopen en die op
Zaterdagavond betaald moest worden.
Hier, tantelief, ik zal u deze vijf dollars in af
betaling geven, zei ze, en schoof het banknoot onder
tantes bord.
Wel bedankt, kind, antwoordde deze, maar dat
geld behoort mij al niet meer; ik ben de 15 dollars,
die ik Zaterdagavond zal ontvangen, schuldig aan onze
lieve Grace. Ik moest eergisteren mijn huur betalen
en had niet genoeg geld bij de hand, en toen heeft
Grace het mij geleend.
Grace was 'n wees en 'n nicht van de Bakers en
woonde met haar broer Frank bij de Bakers en pen
sion.
Zoodra tante Suzanne nu de vijf dollars in handen
had, gaf zij die aan Grace, en zei: Ziedaar Grace,
neem dit nu alvast, de rest krijgt ge, als ik 't ook
ontvang.
Heel goed, antwoordde Grace lachend, en daar
we vanavond allen blijkbaar grooten lust hebben, om
onze schulden te betalen, wil ik het ook doen. Hier,
Frank, ik ben je nog geld schuldig voor de muziek,
die je voor mij hebt gekocht, neem dit in afkor
ting
En zij wierp haar broer het banknoot toe.
Dat is inderdaad 'n wonderlijk bankbiljet, zei de
heer Baker, ik wou maar, dat iemand mij ook iets
schuldig was, en mij een deel ervan betaalde.
Dat kan gebeuren! riep Frank lachend. Ik ben
u mijn kostgeld voor deze maand nog schuldig en
betaal er u 'n deel van.
Onder algemeene vroolijkheid nam de heer Baker het
geld weer op en gaf 't weer aan zijn vrouw, met de
woorden: Het is weer het jouwe, Fanny, want wat
ik li-eb, behoort ook jou. Het geld is nu rond gegaan.
En 't zal nog' eenmaal de rondte doen, zei Me
vrouw Baker op levendigen toon. Ik houd er van dat
't geld circuleert. Hier tante, hebt u 't weer; nu
heb ik u tien dollars betaald.
Zeker, hernam deze, en reikte het papiertje weer
aan Grace over. Hier Grace, nu heb ik jou ook tien
dollars betaald.
En jij, Frank, zei Grace, ziehier, nu heb je van
mij tien dollars ontvangen voor de muziek. Zij reikte
haar broer 't biljet over.
Dankje, zei Frank, en zie eens oom, als ik u
nu deze vijf dollars geef, dan heb ik u tien dollars
betaald van mijn kostgeld.
Toen was 't biljet weer in handen van den heer
Baker.
Heeft men ooit zoo iets wonderlijks gezien! riep
Grace uit.
Het is onzin, zei de heer Baker.
- In 't minst niet, hernam zijn vrouw, alles ga-at
eerlijk en rechtvaardig toe.
Zeker, zei Frank, toen 't geld u behoorde, mocht
u er mee doen, wat u wilde, Behoort 't mij, dan heb
ik 'tzelfde recht, evenals de anderen. Het gaat dus
volkomen recht en eerlijk toe.
En deze banknoot heeft nog haar taak niet vol
bracht, hernam Mevrouw Baker, dat zal ik je toonen,
beste man, als jij haar mij nog eens geven wilt.
Dat doe ik met genoegen zei haar man lachend.
En ik geef ze weer aan u, tante Suzanne. Ik
was u vijftien dollars schuldig; nu heb ik u mijn
schuld betaald.
Heel goed, kind en zie hier, Grace, nu heb
ik u ook mijn schuld betaald. Daar heb je de laatste
vijf dollars.
- Dank u wel, tante Suzanne, antwoordde Grace.
Nu is ook 't oogenblik gekomen, waarop deze wonder
lijke banknoot moet worden verdeeld. Want, Frank,
ik ben ze jou niet heelemaal meer schuldig... Hoeveel
moet ik je nog betalen?
Nog twee dollars en twee en zestig centen.
Goed; kan je wisselen?
Zeker... Hier heb je twee dollars acht en dertig
centen terug. Nu is de betoovering gebroken, Grace,
jij en ik deelen den buit.
Deze banknoot overtreft alle, die er ooit geweest
zijn, riep Grace uit. Welke som heeft zij nu eigenlijk
vertegenwoordigd? Vijftien dollars betaalde tante Ba
ker aan tante Suzanne; vijftien dollars betaalde tante
Suzanne aan mij; twaalf dollars twee en zestig centen
betaalde ik aan Frank, tien dollars heeft Frank aan
oom Baker betaald; we hebben dus met deze banknoot
van vijf dollars, „verschillende rekeningen tot 'n bedrag-
van twee en vijftig dollars twee en zestig centen vol
daan.
Onzin! viel de heer Baker haar in de rede. On
zin! Daar blijf ik bij. U bent elkander nog hetzelfde
schuldig als straks.
Als 't niets dan onzin was, hoe kon dan de bank
noot, die gij aan uw vrouw hebt gegeven, nu tusschen
ons worden verdeeld? vroeg Grace.
De heer Baker bromde wat terug, en ofschoon al
de anderen beweerden, dat de rekeningen nu voldaan
waren en alles in orde was, bleef hij volhouden, dat
't alles „onzin" was.
LANtiM Di; STRAAT
Zoo zijn de mannen.
Het gelaat van den deftigen meneer is zeer rood;
het wijst op congestie-miseres. Zijn bolronde kikker-
oogen twinkelen achter glinsterende brilleglazen. De
stierennek is ommuurd door een kolossalen boord; mat
glanzen de zijden revers van, zijn zwarte paletot, en
onder den hoogen hoed kabbelen voornaam de grijze
lokken uit.
Het gelaat van de deftige dame is zeer pipsch; -
het is gelig-wit; om het vogel-corpusje plooit 'n zware,
fluweelen mantel met bonten afzetsels. Op 't beenigc
hoofdje 'n vilten hoed, veel te chic, en die drie an-
dere trampassagiers mede overluifelt.
Een gedempt gesprek murmelt op tusschen het def- 1
tige paar. De tram van lijn 1 glijdt knoersig over de
lijnsplitsingen bij 't Weesperpoortstation stopt I
rijdt verder. j
In eens rukt de deftige heer z'n roode hoofd over
eind, en hij blaft in dezer voege tot zijn vrouw:
„Wat is dat nu? Nee nee, die is sterk! Dal
is kras! Mensch let je dan heelemaal niet op waar j
we zijn? We hadden er immers u i t gemoeten bij
station! Daar kom ik niet achterdaar kom ik een
voudig niet achter
De roode kleur verpaarst.
„Ik zou jou alleen in een tram willen zien zitten 1
dat zou goed gaan dat, zou perfect gaan je I
kwam nooit waar je wezen moest......"
„Maar man, laten we dan nou
„Wat nu: maar man! Is 't soms niet waar, dat lij
altijd en eeuwig vergeet uit te stappen? 't Is wat moois
't is wat moois. Ja, als er gewinkeld moet w
'erden
dan weten de dames'altijd precies de dure vjnkf'
Ï.T— r»'.
de tram stappen ho maai. Ikbi
staat zoo iets - hoe let men a'et b®ter °!1?"
De tram is al aan 't Gravesandeplein.
Ja maar man, laten we dan in ieder geval n0n
."Maak me nu asjeblieft niet driftig, he? Dat
roerde tegenspreken! Jij wil altijd gelijk hebben
je laat mij nooit aan 't woord komen. SHakB 7.al
't weer gedaan hebben, heb ik weer niet gek.>]{en
Als je denkt aan den verloren tijd- Krankzinnig
krankzinnig om met een vrouw in de tram te gaan
zitten. Je komt letterlijk nooit waar je wezen moe;.
Nooit kun je je eens verlaten op een ander (woe.
dende ruk van den hoed naar achteren). Had dan
den conducteur gewaarschuwd, als je zelf niet uit je
oogen kunt zien. Dan had die je desnoods met ge.
weid er af kunnen gooien. Stom mensch, die je bent'.
Wat moet ik nou? Wat begin ik nou?"
Wyttenbachstraat.
„Man, als je nu niet als een krankzinnige 'ooi-,
sloeg, dan..."
„Wat?! sla ik door? Die is kras! Als jij begonnen
was met op tijd uit te stappen, en als je niet eeuwig
en altijd zat te suffen, in plaats van eens op ie Ie',
ten. waar we ergens zijn... 't Is bespottelijk om niet
t< gelooven. Waarachtig, als ik 't op kantoor vertel,
dan gelooven ze me niet
Etc. etc., etc. Dat gaat zoo door. Tot de tram niet
verder gaat: Muiderpoortstation.
Het deftige echtpaar stapt uit.
Mijnheer met een gezicht, waarop witte ontzetting
en een uitdrukking, als bevond hij zich plotseling er
gens in Thibet
Tel.
Bureaucratisch.
Een Eransch regeeri.ngsambten.aar wordt gepension-
neerd. 11 ij gaat terstond een groote reis doen en blijft
een jaar weg. Dezer dagen meldt bij; zich aan, voor
zien van een attestatie de vita van den maire van
zijn arrondissement, om vier kwartalen van zijn pen
sioen te innen.
„Ja, mijnheer", wordt lvem geantwoord, „die attesta
tie is niet voldoende. Die is alleen voor het laatste
kwartaal. Ik moet er ook een hebben, voor elk van
de andere kwartalen."
Toen is de gepensionneerde aan zijn maire een be
wijs gaan vragen, dal hij negen maanden geleden, zes
maanden geleden en drie maanden, gel-eden ook in
leven was.
Gemengd Nieuws.
Schatten op den bodem der zee.
Hei Handelsblad van Antwerpen meldt:
Een expeditie voor het lichten van 58 gezonken sche
pen wordt ingericht.
Tegenwoordig bevindt zich een waarde van 8.000.000
pond sterling aan edelgesteente, goud, zilver, koperen
an 111 den rottenden nodem tan schepen, welke in
de laatste twee honderd jaar nabij de kusten van Afri
ka zijn verloren gegaan.
Aldus luidde ue verklaring op 10 September van
kapitein C. A. P. Hardener, een verweerden, breedge-
sciiouderden zeeman, die een internationale reputatie
heelt verworven als reddingsexperi. Onlangs keerde hij
naai- Londen terug, na zien gedurende 2 jaar te heb
ben bezig gehouden ïhet het afbakenen van de plaat
sen waar de schepen zijn gezonken.
„Ik heb, zeide nij, mij nauwkeurig overtuigd van
den staat, waarin de 38 wrakken zien bevinden. Vijf-
en-twintig procent van de waarden, welke zij beval
len en die uit de scheepspapieren konden worden
vastgesteld zou met de uitstekende machinerëem,
waarover men tegenwooiibg beschikt, in goeden staat
boven water kunnen worden gebracht. Acht van de
wrakken, welker inhoud de grootste waarde vertegen
woordigden die het best aan dc oppervlakte kunnen
worden gebracht, zijn
Hrosvenor, Pondoland Coast, 1.711.000; Ariston, Mar-
cus By, 800.000; Birkenhead, Birkenhead Reef, 750.000;
Atlas, East Lood, 700.000; Dorothea, Tenedes Reel,
dpO.OOO; Thunderbolt, Thunderbolt Reef, 550.000; Aber-
crombie, Black Rock, 180.000; Marestein, Justin Is-
land, 120.000 pond sterling.
In 1802 vergingen bij een storm op de AfrikaanscJic
kust op een dag 7 schepen. Deze schepen en hun in
houd waren
Saeiigheid, 4.500 staven koper; Jchotolorredraayer,
ivoor; Gouda, 2.700 staven koper; H. M. S. Chandos,
80.000 aan munten; Nightingale, 2.800 staven tin;
Addison, 20.000 aan munten; Haarlem III, staven
zilver.
In 't jaar 1796 vergingen twee schepen, de „Stand
vastigheid" en de „Dankbaarheid", te zamen inhou
dende 8950 staven koper, elk 50 pond wegende, in de
nabijheid van van Blueberg Beach, een gevaarlijk punt
aan de Oostkust.
Nog van 10 andere wrakken is de ligging vastge
steld, welker namen en inhoud zijn:
Katoura, 1737, 5000 st. zilver en koper; Wilhelmina,
1737, 30 kisten goud en zilver; Willem de Zwijger,
1749, 3700 staven zilver; Honcoop, 1768, 200 Ion ko
per; Rotterdam, 1787, 4500 staven koper; Vrijberg,
1790, 4500 staven tin; Arina, 1790, 1100 st. z.lver en
koperCrayenstein, 1797, 1250 slaven zilver; Juno,
1869, 250 ton tui; Porderer, 1893, 200 Ion tin.
Eene expeditie naar deze ongelukskust, voorzien van
dc meest moderne reddingswerktuigen, wordt thans,
voegt kapilcin Hardener hieraan toe, uitgerust, ten einde
do verloren schatten te herwinnen.
Een aap-mensch.
In zijn „MSrchen'ook in ons land veel gelezen,
vertelt Hauff van een jongen Engelschman, den nee!
van -oen in een klein Duilsch stadje wonenden zon
derlingen, en eenzelvigen ouden heer, die een heelen
winter lang het gezellige leven van hel stadje be-
hoerscht en wiens zonderlingheden cn onbeschaamd
heden, door do mannelijke jeugd van het plaatsje met
voorliefde gevolgd, alle jongelieden op den verkeer
den weg dreigen te brengen.
Ten slotte blijkt de jonge Engelschman slechts een
uitstekend gedresseerde oerang-oelang te Zijn, die dooi
den ouden heer in de gezelschappen is binnengeleid,
uit wraak over de nieuwsgierigheid en indringerig
heid der kleine-stads li eden, die zich zoo gaarne mei
andermans zaken willen bemoeien. Ilel is een genoe-
gelijk verhaal, maar wel wat onwaarschijnlijk, zooals
dat voor een Miirchen past. Maar wat er tegenwoor
dig in het Londensche hippodrome (e zien Ts, loont
dat het sprookje toch niet zoo onmogelijk is! Daar
treedl n.l. toch iederen avond een aap op, die naai
de verslagen van de Engelsehc- bladen te oordcelen,
werkelijk in staat zou zijn in. gezelschappen te ver-
kceren. Deze aap, Consul geheeten, beweegt zich op
het looneel als oen hoer. Hij eet netjes met vorK
cn mes. Hij weet volkomen, hoe een lieer zich heeft
tc gedragen en aan tafel, zegt een der bladen, loont hij
zich waarlijk dc eerste gentleman van zijn ras. Nooit
vergist hij zich in het gebruik van mes of vork. Hij
schenkt zich Lhee in, neemt suiker cn melk en proeft
eerst eens met het lepeltje voor hij gaat drinken. Hij I
neemt een cigaret uit zijn eigen koker, strijkt een la*
citer af, steekt de cigarct aan en rookt, alsof hij! ilflt
ztjn leven lang gewoon was. En dat alles alleen, zort-
der bijzijn van den dresseur, zoodat hij in dit op-
zicht den beroemden aap van Hauff nog overtreft.
Jules Verne heeft ons er al aan gewend, dat fantasie
meer cn moer werkelijkheid wordt, maar dat lid ooit
zoover komen zou, dat werkelijk de apen „hof
fanig wórden, wie had het in Hauff's dagen kunnen
denken?