I'
üerijiiÉ Iran m Jnp
Soldaten=eer.
I
^vt^5t¥lad.
53e Jaargang. No. 4475.
Zaterdag 27 Maart 1900.
Van dit en van dat.
y i Biimeidandsdï Nieuws.
'6.
Schoenrock liep een oogenblik zwijgend naast zijn
Tiend Voort, het scheen, alsof diens woorden hem tot
iadenken brachten.
..Ik geloof dat jij gelijk hebt," riep hij eindelijk uit.
..Zeker heb ik gelijk."
"Ik zal Eger nu niet alleen te spreken kunnen krij
ten."
j ..Ie dat wel noodig. Je fluistert hem een paar woorden
'°e en zegt hem dat je morgen hem officieel denkt
komen bezoeken. Ik geef je de verzekering dat hij
pt heel goed zal begrijpen."
,,Ik geloof dat ik een dwaasheid bega," riep <le
silenant uit.
„Dan zou ik je er niet toe raden."
,,En wanneer Toni mij nu eens afwijst?"
„Bespottelijk. Ik gebruik nu je eigen lievelingswoord,"
utwoordde de schilder lachend. „Ik heb tot dusverre
°g nooit zulk een hopelooze stemming bij je opge-
lerkt."
>De koekoek mag vertrouwen op het hart van een
-asje," ging Schoenrock voort. „En dan zij is een bur-
ordochter. Mijn mama zal al een heel vreemd gezicht
riten."
„Dwaasheid, vriend," zeide Kalinka schielijk, om voor-
1 aan deze gedachte geen verder voedsel te geven.
Da bankier hunkert al reeds lang naar een adellijken
dat weet ik en ook, dat het hem niet zoo moeilijk
'41 vallen er zelf een te krijgen. Je deelt je verloving
farst aan je mama mee, als je schrijven kunt: Toni
Eger. Dat klinkt heel goed. Maar kom nu toch
'iiee,"
i ZÜ keerden naar het gezelschap terug. Toni trad
#a loegemoet. Zij had gezien hoe haar vader met Her-
in een ander vertrek een lang gesprek had ge-
i?3d en het opgeruimde gelaat van haar vader gaf
de zekerheid, dat haar geliefde hem bevallen was.
f'J voelde zich zoo gelukkig dat zij eeu elk gaarne
ts vriendelijks zou hebben gezegd.
?,."VVii hebben u gezocht... waar bent u geweesi? nep
-h vroolijk toe.
Uii'r /l4eu tuin' (le avond is zoo heerlijk, en verleide-
jfeaf Kalinka droogjes ten antwoord.
'ferleidelijker dan ons gezelschap?" vroeg Toni
'-send,
»lVii n'et gelegd," antwoordde de schilder.
1 hebben ons in den tuin afgekoeld."
I „Neen, ik hel) mij een weinig beschut tegen de stra
'is „ener zon. die met haar heerlijk licht hier alles
Ïom riep de luitenant uit, terwijl hij even voor
als boerenknecht in Hollands Noorderkwartier is
|C
gaan dienen, aan zijn broer Klaas, die in
de Zaanstreek gebleven is.
LXI.
I Was toch zoo slil in 't Noorden,
Geen vogel die er zong; I
jrr waren ook geen wenschen t
Die 't hart tot spreken drong.
Maar, nu de lieve Lente
Zich even maar liet zien,
\'u trekken *w' aan den arbeid,
p'at al te hard, misschien.
dezen langen winter
Kon mijn pen ook niet voort,
inkt scheen wel bevroren,
Het dichtgevoel gesmoord;
«nar nu «1 ik je toonen,
Dat ik niet achterblijf,
/oodat ik, voor het eerst weer,
Je een epistel schrijf.
«at zal er leven komen
In onze brouwerij,
Want de verkiezing nadert
En' voert tot razernij.
■i zid dit jaar nogal spannen
Frans Netseher en Forecst,
mum Kuykhof zijn tc Alkmaar
De helden van het feest.
Vriend Staalman zal Den Helder
Wel Pis ven dolle os
Bevechten, als het pas geeft
Straks tegen dokter Bos.
Ènkhuizen zal 'l probeeren
Weer met Borgesius,
Maar Dordt maakt' al met Rome
Een ferme sterke lus,
Waaraan men dan wil hangen
Goeman, den ouden rot,
En Kuypcr met zijn volkje
Is beul, in naam van God.
De Urkers en Andijkers,
En lui van Opperdoes,
Die volgen als een hondje
In Juni: „Zwarte Poes."
Door Hoorn wordt -op zijn sloffen,
Ferf nog geen Kamerlid;
Hif moet zijn kiezers geven:
(Het liefste: zwart op wit)
'l Bewijs, dat hij vóór alles
Staatspensioen Begeert
Voor ieder Nederlander,
t Zij Roonisch of Griffermeeid;
'I Zij, inan, 't zij vrouw 't zij arme,
't'Zij rijken, al wat leeft,
Ook als men ter verkrijging
Geen centje prenne geeft.
\ls Ferf dat niet wil zweren,
Dan krijgt hij vast een stomp
Die raak is op zijn ribben
Met een Uilgeester klomp.
Die Staatspensionneering
Zit menig nieuw'ling dwars,
Want hare leden voeren
Al heel wat in de mars;
Maar ochde Heeren die reeds
Lid van de Kamer zijn,
Gaan evengoed den boer op,
Doen water in hun wijn;
Beloven desnoods alles
En doen toch niemendal
De woorden zijn goedkooper
Dan daden bijgeval.
Ze kletsen weer 4 jaren;
Juist vóór den stembusstrijd
Komt pas het medelijden,
Aan oud en arm gewijd;
Zóó ging het immer vroeger,
Zóó gaat het nu alweer;
Het pensioen kost duiten,
En dat begrijpt Mijnheer.
De Roomsche wil geld geven,
Maar voor zijn kerk alleen,
Der Fijnen Bijbelscholen
Gaan met Staatscenten heen.
De Liberalen steken
't Geld liever in den zak.
liet restje der partijen
Is dood op haar gemak.
De Roomsehen en de Fijnen,
.Met Liberalen mee,
Die keeren 'l Pensioen wel;
Nu gaan: S. D. A. 1'.
Lu falie Democraten
Vrijzinnig, rosé- of rood,
Het land rond, roepend: „helpl ons:
„Want q: de nood is groot-
,,'1; il dat gij arme, oude:
„t v Pensioen eens ziet",
Zoo spreken ze. ze denken
„Je krijgt het lekker niet!"
O Klaaszoo'n kiesbeweging,
Die sluwe Politiek.
Ik wil er over zwijgen,
Hé, foei: Ze maakt me ziek.
J A
Hoe aungènaam het gezelschap ook was, er kwam le Broek op Langendijk, afdeelingcn van den Bond
'n tijd van afscheid nemen. Toen de koffie gedronken van Ned. Onderwijzers en 'f Ned. Onderw. Genoot-
was, vertrok ik, na bedankt te hebben voor de genoten schap zal gevraagd worden zijn finauciëelen steun le
gastvrijheid, en ik voegde er eerlijk bij, dat nimmer willen verleenen. Nog werd in betrekking tot deze
'n gezelschap mij zoo aangenaam geweest was, ais 't zaak besloten, het Bestuur van de W inkelicrs-,
i hunne. Nering- en Vak vereen igtng aan den I.angedijk le wij-
I Rij deze woorden glimlachte de dame, en vriendschap- zen op het nut van een cursus in meetkunde voor am-
pel ijk bood ik de hand «aan den heer, die, na 'n oogen- b leidslieden, waarbij Volksonderwijs gaarne zijne mede-
Op de school.
Onderwijzer: Wanneer stierf Nebucadnezar, Jan?
Jan: Guns, meneer, ik wist niet eens, dat de mail
ziek was.
MIJN GASTHEER.
Verhaal van 'n Ambtenaartje.
Op 'n vrijen dag ging ik hengeten in de rivier nabij
Saint-Avertin; het was mooi weer en ik had 'n, piekje
gevonden, ver van de andere liefhebbers. Ik was alleen
en hoopte alleen te blijven, maar Ik had buiten den
waard gerekend.
Spoedig zag ik twee personen van achter de wilgen
ta voorschijn komen; het was 'n heer van middelbaren
leeftijd en. 'n jonge dame. De heer had *n deftig voor
komen en ik hield hem voor 'n hooggeplaatst ambte
naar; de dame in het grijs gekleed, droeg 'n stroohoed
rnet blauw lint, en zag er beminnelijk uit. Zij hadden
'n vouwstoel bij zich, waarop de heer zijn jonge vrouw
deed plaats nemen en vervolgens bracht hij alles in
orde voor de vangst; maar ik zag spoedig, dat zij
nieuwelingen waren in het hengelen.
Goed, dacht ik, die zullen mij niet veel afbreuk
doen met hengelen, tenzij ze door hun gebabbel mijn
visschen verjagen.
Ik had mij niet vergist; zij verstonden niets van
de kunst en ik, integendeel, ving volop. Elke vijf
minuten haalde ik den hengel op en telkens spartelde
'n mooie visch, blinkende als zilver, aan den, haak,
zoodat mijn kanis goed voorzien werd. Doch mijn buur
lui bleveu rusteloos tobben, totdat de dame eindelijk
de hengelroe neerlegde en bij mij kwam kijken. Juist
op dat oogenblik haalde ik 'n baars van anderhalf
pond boven water, en legde die naast mijn ben op
't gras neer.
- Wat 'n prachtige -vischzei de jonge vrouw. Hoe
legt ge 't toch aan meneer, om zoo gelukkig te vis
schen? Wij nebben nog geen aaltje kunnen eerschal
ken.
Mevrouw, antwoordde ik, u schijnt de kunst niet
te verstaan; hengelen eischt meer verstand van zaken,
dan men wel denkt. Maar als u mijn raad wilt volgen,
zult u ook visch zien. Ga zitten, dan zal ik een
en ander in gereedheid brengen.
De jonge vrouw riep haren man, dié zijn vischgerei
meebracht; en het gevolg was, dat zij wel niet zoo
veel ving als ik, maar voor 'n pasbeginnende was het
toch voldoende: een dozijn vorens en evenzooveel kar
pers.
Het w>as intusschen zes uur geworden en ik wilde
afscheid nemen, toen de dame haren echtgenoot iets
in 't oor fluisterde. Hij scheen na te denken en te
weifelen. Een oogenblik later kwam zij bij mij.
Meneer, sprak ze, u bent zoo beleefd geweest,
dat 't ons slijten zou, uw gezelschap zoo spoedig te
moeten missen. U hebt ons 'n goede vangst bezorgd;
't is billijk, dat wij die samen gebruiken. Doe ons 't
genoegen het maal met ons te deelen.
De heer, die door knikken zijn goedkeuring aan de
zaak gegeven had, voegde zijn verzoek bij het hare.
Ik nam de uitnoodiging aan en wij wandelden naar
Saint-Abbin, waar we niet aan de open tafel, maar in
een afzonderlijke kamer middagmaalden. Men had onze
visch heerlijk toebereid en de beste wijn bracht ons
in 'n vroolijke stemming.
Na de visch kwam er gevogelte, en terwijl ik 't
mes tegen het staal scherpte, zei ik lachende:
Geef mij dien schotel maar hier! ik versta het
voorsnijden en zal dat heer wel 'n kopje kleiner ma
ken.
De man kreeg 'n kleur tot achter de ooren, de vrouw
werd bleek, en er heerschte oogenblikkelijk 'n doode-
lijke stilte.
Van lieverlede vlotte het gesprek alweder, ik ver
telde van mijn betrekking en van 't voorrecht „amb
tenaar" te zijn; maar hoe ik 't ook aanlegde om iets
van hunne zaken te weten te komen, 't gelukte mij
niet. Er volgde telkens 'n niets-zeggend of ontwijkend
ar.twoord. 't Eenige wat ik te weten kwam was, dat
zij te Orleans woonden en nu op reis waren.
blik weifelans, die aannam en bijna ontroerd drukte.
Nooit zal ik de zonderlinge gewaarwordingen vergeten,
die toen in mij omgingen; die hand en die vingers wa-
ren koud en als staal zoo hard.
Ik hoop, dat wij elkander spoedig zullen weer
zien, zeide ik, en dat ik in de gelegenheid zal gesteld
worden, uwe beleefdheid te beantwoorden.
Ik geloof 't niet, antwoordde de heer op 'n bizon
deren toom. Wij vertrekken .morgen. Vaarwel!
Zoo scheidden wij,
't Was drie maanden later, ik zat aan mijn bureau
en verdiept in mijn werk, toen er iemand den corridor
in kwam en mij door het loket, 'n papier ter teekening
aanbood. We behandelden ten onzen bureele de betaal-
stuk.ken voor de justitie. Ik nam het papier aa.n, en
zonder op te zien bracht ik het den directeur ter vi
seering. Terug komende, wierp ik 'n vluchtigen blik
op 't mandaat; het was 'n bevel om 300 francs uit te
betalen aan den heer Deibier, „scherprechter".
Ik keek den man aan, en hoe groot was mijn schrik,
toen ik in 'den brenger van het stuk mijn gastheer van
Saint-AveTtin herkende.
Hij vertrok zonder te groeten; hij herkende mij niet
of wilde mij niet herkennen. Ik bleef onthutst en doods
bleek voor liet loket staan, en herinnerde mij toen,
dat er 'daags voor onze vischpartij 'u doodvonnis iu
den omtrek voltrokken was.
Ik had met den beul gedineerd; 'en er ging bij de
hei Filtering er aan, *xi rilling door mijn leden.
Uit het Fransch,
Zuidscharwoude.
Woensdagavond vergaderde de- aki. Langedijk van
'Volksonderwijs, in het lokaal van den heer Kist al
hier. liet aantal ppgekomenen was weer niet Bijzon
der groot, als men weet, dat de af deeling ongeveer
110 leden telt.
Door den afgevaardigde naar een vergadering te
Alkmaar, Belegd door de Nutscommissie voor -Onder
wijs, werd een kort verslag uitgebracht, waaruit biedt,
dal de vergadering was Belegd om eens van de ver
schillende afgevaardigden een en ander ie vernemen.
Jïr waren dan ook verschillende zaken Besproken, o,a.
■ook de openbare school te Broek op .Langendijk, in
Betrekking met de vereeniging „Het Belang der Jeugd",
die subsidie verleent aan de gemeente voor het aan
stellen wan een derde leerkracht.
Naar aanleiding van een circulaire van 't Hoofd
bestuur met het verzoek de Leerplichtwet te bespre-
r.ken met betrekking tot de gebreken, welke haar aan-
f' bleven, weiden als conclusies vastgesteld: Uitbreiding
van de Wet tot het 14e jaar, verplicht herhalingsonder-
wvijs, een snellere berechting der overtredingen, an
dere inrichting der commissies tot wering van school
verzuim, vooral vereenvoudiging en meer spoed der
administratieve werkzaamheden,, geheeie intrekking van
het landbouwverLof en verbod van arbeid van leer
plichtige kinderen met strafbaarstelling van den werk
gever. die zulke kinderen in zijn diénst heeft, terwijl
men zwaardere straffen wenschte voor overtredingen,
in het kader dezer wet
i Besproken wend de lange arbeidsdag, .dien sommige
i jongens, welke pas de school hebben verlaten, aan
f den Langedijk werken in den zoogenaamden wortel-1
ij tijd. Dan wordt er gewerkt van 's nachts 2 tot 's mor-,
gens .7 uur, dan een uur schafttijd, vervolgens van 8
lot 12 uur en van 2 tot 6 uur. Dit is een veel te
lange „arbeidsdag «en 't -ligt .ongetwijfeld in de lijn van
Volksonderwijs, die toch ook niet onverschillig is voor
„de bescherming van het kind" om te trachten daar
in verandering en verbetering te brengen. De voor-
zitter .deelde mee, dat hem een geval hekend was,
waarhij een jóngen 25 cent per week minder ver
werking wil verleenen.
Met algemeene stemmen werd besloten samen ie
werken met do afdeeling Heer-Hugowaard en Omstre
ken van iden Bond van Ned. Onderwijzers, om aan
de gemeenteraden te verzoeken schoolartsen aan 1c
stellen. De lieer Van Del zal worden gevraagd in een
openbare vergadering deze zaak uil een te zetten, lot
welke vergadering raadsleden en genecsheeren zullen
worden uitgenoodigd.
Eveneens werd met algemeene stemmen besloten
aan het comité voor de volksstemming een finaneiëe
len steun van f 5 te verleenen.
Als voorstel voor de Alg. Vergadering werd inge
diend: De Algem. Vergadering van Volksonderwijs geve
de wcnschelijkheid te kennen, dat de stilzwijgende ver
plichting om een spreker f 25 voor een spreekbeurt
te geven, vervalle.
Daarna werd de vergadering gesloten.
Heerhugowaard.
Ten overstaan van Notaris Backx zijn de eigendom
men van J. Koor», huis, erf en bouwland groot 1.90.10
H.A. verkocht aan den heer A. Delis te Heiloo voor
f 3410.50.
Huis, erf en bouwland van D. Oukes, groot 0.90.30
H.A. is opgehouden op f 1840. Het bouwland werd later
uit de hand verkocht aan den heer J. van der Busse
voor f 1200.
Wilde ganzen.
In sommige streken van Friesland vertoonen zich
van tijd tot tijd groote vluchten wilde ganzen, welke
aan de winterrogge en de landerijen veel nadeel toe
brengen.
Onderscheidene landbouwers hebben nu aan Gedep.
Staten vergunning aangevraagd voor de jacht op die
voor akkers schadelijke dieren.
Over het algemeen zijn de ganzen zeer mager.
Ook hier de vroedvrouw.
In den Gemeenteraad van Wildervank is aan de orde
geweest de woonplaats van de gemeentelijke vroed
vrouw.
De voorzitter zegt, dat de vroedvrouw op een gun
stige plaats komt te wonen. De heer Polak: „Het is
moeilijk de meest geschikte plaats aan te wijzen. Het
is er al net mee als met een brandspuit, men weet
nooit vooraf waar de brand uitbreekt." (Gelach.) De
voorzitter: „Gaat u nu de vroedvrouw al met een
brandspuit vergelijken?" (Onbedaarlijk gelach.) „Nu
heeren, moeten wij het decorum weer in acht nemen!"
Winschoten, en Den Helder.
Te Winschoten vergaderen Zondag afgevaardigden
wan de gecombineerde Vrijzinnig-democratische Kiesver-
eenigingen ter bespreking van candidaten voor de 2e
Kamer. De vergadering zal worden bijgewoond door
twee afgevaardigden van de Centrale Kiesvereeniging
te Den Helder, ter bespreking van de wen schel ij khei-d
dat «Ir. Bos de candidatuur voor beide districten aan
vaarde.
Broek op Langendijk.
De Raad der gemeente Broek op Langendijk heeft
met algemeene stemmen een motie aangenomen, waar
in wordt uitgesproken, zich geheel uit de gaszaak terug
te frekken, indien de gasfabriek wordt geregeld bij
wijze van een Naamlooze Vennootschap.
Omtrent deze zaak vernemen we verder, dat in een
gecombineerd© -vergadering van alle raadsleden aan
den Langedijk omtrent de wijze van bestuur geen
overeenstemming is verkregen, ja, dat er tamelijk har
de woorden gevallen zijn. In de laatste dagen is de
verhouding niét beter geworden en begint men te vree
zen, dat oneenigheid onder de gemeenteraden wel eens
dk) oorzaak zou kunnen worden van het in duigen
vallen van het plan!:
Broek op Langendijk.
Besloten is door den Baad alhier, het percentage
voor den mark t-be taalmeester te verminderen. Deze
■ontving tot pu toe 35/100 p.Ct. van het verhandelde
diendg, als Jiij; niet arbeidde van 8 lot 12 uur. Ge- bedrag, doch daar de jaarwedden van het overige
i vraagd w erd daarom of het niet mogelijk zou zijn, dal j marklpersoneel zijn verhoogd en de werken aan 't gebouw
Volksonderwijs genoemd kwartje vergoedde. Wel was veel eischen, besloot men in 'I vervolg slechts 30/100
men van meening, dat de financiën een bezwaar zou-j p.Ct. te geven. De Commissie van Beheer zal 45/100
den kunnen opleveren, doch men meende goed Iepen do Koophandel 25/100 p.C.1. krijgen.
doen .de aandacht op de zaak te vestigen. Wie de 'Dierenmishandeling,
i vergoeding van het kwartje wil, kan zich hij Volks- Een jongmensch stopte met een kameraad den hond
- onderwijs opgeven, <en blijkt heit dan, dat de geld van zijn patroon, ondanks het tegenstribbelen van het
i middelen voldoende zijn, -dan kan aan den uitg-espro- - dier. in een zak, knoopte dien zak van boven dicht
ken wenst:h worden gehoor gegeven. pen wierp zak met hond eenige malen over de straat.
ln verband met een vraag van het Hoofdbestuur, j Een politieagent kwam op het gejank van den hond
wat er «door de afdeeling wordt gedaan «om kinderen af en bevrijdde het dier.
„Kom mijnheer von Schoenrock, u is veel galanter
dan uw vriend," merkte Toni op.
Zij liet zich door den luitenant naar de zaal brengen
waar gedanst zou worden. Op zeer vroolijke wijze praat
te zij met hem. Hij voelde zich gestreeld door het ge
lukkige rood, dat de wangen van het meisje bedekte,
meende dat te voorschijn te hebben geroepen. Hij
was zeer opgewonden en had zich bepaald aan haar
voeten geworpen als de waarschuwende blik van den
schilder hem daarvan niet zou hebben teruggehouden.
Eensklaps ging Kalinka hem rakelings voorbij en
fluisterde hem in het oor: „smeed het ijzer, zoolang
het heet is, maar eerst bij den vader!"
HOOFDSTUK IV.
In een ruim vertrek op de eerstè verdieping van
een in het midden der stad gelegen huis, zat een oude
dame. Haar nog dik, maar sneeuwwit haar, de niet
groote, maar sterk gebogen gestalte spraken van een
hoogen ouderdom. Zij bad inderdaad dan ook de tach
tig reeds achter den rug. Uit haar trekken sprak ©en
vaste wil. Haar oogen waren dof en strak zij -,vas
blind.
Tegenover de oude dame zat aan een klein tafeltje
een lief meisje, van ongeveer achttien jaar. Zij las
do blinde voor uit een courant. Zij had de berichten
uit de stad geëindigd en vroeg nu, terwijl zij de cou
rant een weinig Bet zakken, en den blik op de oude
dame vestigde:
„Moet ik ook de politiek lezen?"
„Het zal je vervelen, kindlief," was het antwoord,
dat met zachte en vriendelijke stem werd gegeven, „Wij
vrouwen begrijpen zoo weinig van politiek, maar lees
het maar. Het boezemt mij toch belang in om te hoo-
ren, hoe het er in de wereld toegaat en wat de
gemoederen alzoo in beweging brengt. Mijzelf treft
dat weliswaar niet, maar degenen aan wie mijn oude
hart hangt, staan toch midden in die beweging."
Het jonge meisje las verder, maar na eenige woorden
richtte de oude vrouw zich op, zij stak haar hoofd
luisterend vooruit.
„Stil eens even Marie, ik hoor daar mijn zoon komen
ik hoor hem op de trap."
Het jonge meisje zweeg. Zij hoorde niemendal, maar
het volgende oogenblik klonk de schel.
Een trek van blijdschap vloog er over het gelaat der
oude.
„Ik ken zijn stap zoo goed," zeide zij halfluid, als
tot zichzelf.
Nauwelijks een minuut later werd de kamerdeur ge
opend en de groote en statige gestalte vAn een man
met een bruinen baard trad binnen, dat was Dr. AI-1
brecht Kalsbach, de uitgever van het plaatselijk blad.
Hij snelde op de oude dame toe en vatte haar hand,
die zij hem hartelijk toestak.
„Dag moeder,, hoe gaat het met u?" riep hij vroo
lijk uit.
Het jonge meisje had intusschen het vertrek ver-
begaafêten, 1
to stellen ©en inrichting voor vak- of mi-duel baar on-
j dierwijs tc bezoeken. Aan Hoofdbestuur, Nutscom-
missie voor onderwijs, Nutsdepartement Oudkarspel,
j plaatselijk Nut'te iZuïd-Scharvroude, „Belang der Jeugd"
laten.
Langedijk.
Alhier hebben zich eenige personen vereenigd om
le komen .tot de oprichting van een cursus m Es
peranto.
in de gemoedszaken van mijn zoon. Ik koester slechts
„Goed, mij» jongen, heel goed!" antwoordde de we- j.een wenseh: dat hij gelukkig met het meisje wordt."
duwe, terwijl zij d.e hand van haar zoon vast in de i „En je twijfelt er aan, dat je wensch zal worden
hare hield en hem wees ®p een stoel om naast haar te j vervuld," zeide de blinde. „Ik hoor het aan je stem.
gaan zitten. „Jij zorgt er wel voor, dat het je oude De klank daarvan is heel anders, dan wanneer je mij
moeder aan niets ontbreekt," voegde zij hem toe, ter- iets prettigs zoudt hebben meegedeeld."
wül zij hem haar vriendelijk gelaat toewendde. „Ik twijfel er niet aan, ofschoon dit moet ik beken-
„En hoe bevalt de nieuwe voorlezeres?" nen, ik een zekere vrees niet kan onderdrukken," ging
„Heel goed. Dat is een lief kind. Ik weet niet of Kalsbach voort, terwijl hij langzaam, om wat tot be-
zij mooi is, maar haar stem is dat wel. Ik zou een j daren te komen, het vertrek op en neer liep. „Hermann
heelen dag naar haar kunnen luisteren, zonder dait mij j is goed en braaf. Wanneer ik hem een verwijt zou
dat zou beginnen te vervelen.'
„Dat vind ik prettig. Zij is een goed meisje en ik
ben ervan overtuigd, dat zij geen aanleiding tot onte
vredenheid zal geven. Zjj was wat bang dat zij u niet
zou voldoen, omdat zij in het voorlezen geen bedreren-
beid bezat."
„Ga ik dan voor zoo veeleiochend door?" vroeg do
oude dame.
.JWelneen maar Marie was wat beschroomd, omdat
zij nog zoo weinig onder vreemde menschen had ver
keerd. U heeft veel te weinig aanspraken, want elk
klein gemak moet ik u bepaald opdringen."
„Je doet al weer te veel voor me, Albrecht, veel
te veel. Jij raadt al mijn wenschen voor ik ze uit
spreek, maar wat scheelt je? Je hand is zoo warm
en je bloed gaat zoo onrustig."
„Niets moeder."
„Toch wel Albrecht. Sedert ik blind beu, is mijn
gevoel verscherpt en mijn vingers zeggen mij, dat
je bloed niet zoo rustig vloeit als anders."
„Dat is wel mogelijk. Ik kom hier om u iets mee
te deelen, dat ook u betreft. Hermann is verloofd."
„Hermann? Met wie?" riep de oude dame blijkbaar
verheugd. Hij was immers haar lieveling. Zij had den
jongen nog zelf ten doop gehouden.
„Met de dochter van den handelsraad Eger," was
het antwoord.
Het was alsof de vroolijke schijn, die er zooeven nog
op het gelaat der blinde was, eensklaps was verdwe
nen.
„Ik ken haar niet. Toen ik nog kon zien was zij
nog een kind en sedert dien tijd zijn kinderen volwas
sen geworden."
„Zij is een zeer mooi meisje, en Hermann heeft haar
lief. De verloving zal eerst over een paar dagen publiek
worden gemaakt."
„Waar hebben ze elkaar leeren kennen?" vroeg de
blinde.
„Op partijen, op bals; ik had er niet het minste
vermoeden van, dat Hermann 'haar lief had, de verlo
ving heeft mij dus overrompeld."
„En is het niet naar je zin?"
Kalsbach zweeg. Hij maakte zijn hand los en stond
op.
doen, dan zou het dit zijn, dat hij meer luistert naar
zijn hart dan naar zijn verstand. En nietwaar wij
moeten eenmaal hèt leven' meer leven met het verstand
dan met het gemoed."
„Hij is nog jong," zeide de blinde geruststellend
„Hij zal den rechten weg wel door het leven vinden'
evenals dat jou is gelukt."
„Zeker, wanneer hij alleen dien weg zoeken en kiezen
kan. Maar wanneer er hinderpalen in den weg komen
wanneer hij ernstige besluiten zal moeten nemen, dan
ben ik er bang voor, dat hij niet sterk genoeg zal zijn
zichzelf alleen te gehoorzamen. En z.ulke moeilijkhe
den kunnen onmogelijk uitblijven. Ik heb er met hem
zelf geen enkel woord over gesproken, want ik wil
zijn geluk niet bedreven. Maar tegenover u moeder mag
ik alles wel zeggen, wat mij ongerust maakt, u heeft
mij in veel dingen het beste geraden en dat zult. u
ook nu doen."
„Spreek mijn jongen. Mijn hoofd is zwak, maar wan
neer men zoo oud is als ik, overdenkt men bedaard
„lk weet dat Hermann in groote moeilijkheden zal
komen door de positie, waarin ik sta tegenover zijn
aanstaanden schoonvader. Men noemt mij een tegen
stander van den handelsraad; ik ben dat tegenover den
man nooit geweest, ofschoon ik juist niet van hem houd
maar ik ben alleen opgetreden tegenover zijn onder
nemingen, omdat ik dat mijn plicht achtte, want zij
waren meestal niet eervol. Natuurlijk zal die man voor
taan verlangen door mij te worden ontzien; hij heeft
ofschoon het op schertsenden toon geschiedde, dit
reeds aan Hermann te kennen gegeven, en Hermann
zal in een zeer onaangename en moeilijke verhouding
ge laken, wanneer ik den vader van zijn meisje niet zal
kunnen ontzien. Zal er, al moet de jongen mij alle recht
laten weervaren, geen bitterheid in zijn gemoed tegen
over mij ontstaan?"
„Misschien kan jij dien man wat meer ontzien, als
ge tot dusverre hebt gedaan. Wanneer je hem wat
nader hebt leeren kennen, zult ge ook alles van hem
met wat milder oog aanzien."
Kalsbach schudde het hoofd.
„En al was de man mijn allerbeste vriend, dan zou
wat ik onrecht noem, nog geen recht worden. Daarop
alleen rost de macht en de invloed van mijn blad. 1 Het
,De ouderdom ziet met andere oogen dan de Jeugd," is steeds op de bres gesprongen voor eerlijke zaken
antwoordde hij da». „Ik heb geen recht mij te mengen daardoor heeft mijn blad het vertrouwen gewonnen