Grepen uil M-ea Woaw. SÉeisBD i dB BscMzaal. 5Be Jaargang. No. 4475. Zaterdag 27 Maart 1909. TWEEDE BLAD. Over het ingediende wetsontwerp. Over de vereenvoudigde spelling. Over 'n „vaderlijke" regeering. CLXXXVII. Iemand, die in 'n krant of kranten schrijft, moest eigenlijk altijd '11 loopjongen, '11 kruier, 'n dagblad, 11 uitgever voor 't grijpen hebben. Heeft hij die niet, dan raakt hij ten achter; en hangt 't van de veel heid of weinigheid der gebeurtenissen af, of hij til dan niet actueel" kan worden 'genoemd. Dan is 't mogelijk, dal hij in de krant het stuk of de stukken leest, die hij 'n week, of langer dan 'n week, te voren schreef en van de geestdrift, die hem bij het schrij ven daarvan lx-zielde, is niets anders over gebleven dan een doffe, verweerde glans, als van 11 spiegel, waar in- geen maand naar om gekeken is. ■u Kvantensel)rijver, die maar eens in de week de kans heeft, om nieuwtjes te vertellen of zijn gevoc- lejis te zeggen, moet met vriendelijke en welwillende lezers Ie doen hebben, anders is hij voor de haaien. Dit ter inleiding, ter vergoelijking van mijn soms niet te voorkomen te-laat zijn. Als de Koningin ook maar '11 uur na 't verzenden dezer copy Moeder mocht norden. hen ik minstens '11 week tc Iaat. Als er '11 aebeurtenis plaats grijpt op politiek gebied, die nie mand heeft kunnen voorzien, die niemand heeft kun nen verwachten, maar 'toch voor drieën haar heslis- sjng kreeg, dan staat die beslissing in de (xlilies van vier uur, nog dienzclfden dag, en '11 schrijver „Van Dag tol Dag" mag zich verheugen in actualiteit; maar 'n schrijver „Van Week tot Week" komt met de trekschuit. De mail uit Indië wordt te Genua of tc MarseiJIe op den sneltrein gegooid en den anderen dag hier besteld; maar 't schip zelf komt lien dagen later (aanspoelen, en wie dan nog in de meening zou verkeeren eenig nieuws le vernemen, die heeft zijn brieven niet gelezen. Joch heeft zoo'n schip en zijn inhoud misschien orooie waarde. Er kunnen balken in geladen zijn, vijst, vruchten, kruiden, peper, kancel; het kan mis schien iets essentieels brengen, wat niet wel in 'n haastig geschreven brief, licht en dicht, vervoerd kon worden. Hel kan zijn, dat bij zijn aankomst en ont lading (enkele dingen, die uit de brieven niet kon den begrepen worden, tot verklaring komen. De brie ven waren niet meer dan 't gerucht; 't schip zelf en zijn bevrachting, zijn de feiten, 't Is er mee, als met 'n snel genomen en snel uitgevoerd besluit, waar la ter, -fsoms wel eens „te laatover nagedacht en nagepraat wordt, wat ons dan niet zelden n heel anderen kijk op de dingen geeft. De wekelijksche be schouwingen van de hand van De Koo in „De Groene", brachten ons soms zulke verrassingen, en het is zelfs niet bij benadering te bepalen, hoeveel waarheid en betcr-kijk-op-de-dingen wij aan de artikelen van dezen „Doctor Juris" te danken hadden. Laat echter geen enkele „Wekelijksche-artikelen"- schrijver ook geen H. d. H. zich gaan inbeel- j den. dat zijn artikelen dus óók wel van die kracht zullen zijn. Het eonige wat onze Artikelen de mijne en die van vele anderen mei die van den heer De Koo gemeen hebben, is, dat ze „wekelijksch" ver schijnen; meer niet. Tegenover de bedachtzame en toch vlugge pen van De Koo leggen alle andere pen nen het af; evengoed als tegenover zijn groote wets- kennis, groote belezenheid en scherp vernuft, onze weiskennis, belezenheid en vernuft het afleggen. Zal 't mij dan ter oorzake van bovengenoemde nood zakelijkheid vergeven worden, als ik met mijn be spreking van sommige dingen vaak zoo laat kom aan zetten? Ik vertrouw het, omdat de lezers mijner brie ven mij reeds zooveel vergeven hebben; omdat velen hunner mij de overtuiging hebben gegeven, zelf over tuigd tc zijn van mijn goeden wil: tot geven van wat ik geven kon, tot doen van wat ik te doen vermocht. Ik dank die velen daarvoor zeer. Hierover verder uit te weiden, acht ik noch gewenscht, noch noodzakelijk. 't Moet 'n mooi gezicht geweest zijn, toen verleden week de beide Kamers der Staten-Generaal in ver enigde vergadering samen kwamen. Het ging zoo plechtig toe, alsof de Koningin zelf aanwezig was. „Een ontwerp van wet tot voorziening in het Regent schap, in geval van Troon opvolging, tijdens de min der jarigheid van den Troonopvolger; en een ontwerp van wet tot regeling van de voogdij over den minder jarigen Koning", moesten worden ingediend. De Re geering was eindelijk tot inzicht gekomen, dat haar iveds veel te lang verzaakte plicht niet langer ver- zaait kon worden; en bij monde van Minister Heems kerk werd der vergadering medegedeeld, dat het wets ontwerp voorstellen bevatte, oin, in bovengenoemd ver ondersteld geval, hel eerst Koningin Emma, en indien deze tijdens do minderjarigheid des Konings of der Koningin haar kleinkind mocht komen te ontvallen daarna Prins Hendrik tot het Regent schap te roepen. Verder ging het ontwerp niet. 't Zou weliswaar kunnen gebeuren, dat Prins Hendrik gedu rende die minderjarigheid geroepen werd, 0111 afs sou- verein of regent in 'n vreemden staat op te treden, welke waardigheid dan onvereenigbaar zou zijn met aio van regent en voogd over onzen onmondigen Ko- maar het ontwerp van wet stelde voor. in- (uen dit gevat zich ooit zou voordoen claa, naar ""lstandigheden. handelen. Verder sprak' Minister Heemskerk de hoop uit, dat deze ontwerpen, indien zij tot wet worden verheven, nooit of nimmer in werking zullen behoeven te tre den. Afet de bede, dat 't God moge behagen Konin gin en Volk te zegenen, werd het wetsontwerp, met le daarbij behoorende niemoriën van toelichting den leden der vergadering overgelegd. Al de aanwezige Kamerleden hadden de boodschap fes Ministers staande aangehoord, en het dool mijl ge noegen hieraan le kunnen toevoegen:.... ook de soci alistische. Die zaak komt dus in orde. We willen hopen en «Is bidden, „voor God is ied're wensch gebed" r- voor 'n spoedig beslist gelukkig moederschap der feningin. Maar is er nu niets vergeten? Staan er in fe te verwachten ure van niin en hope geen twee le v*ns - der op wachten ure van pijn en hope geen I 't spel? Zou 't voor 't eerst zijn, dr dat moe- I Ol/Vl JLiVZV* - u 7 - en kind terzelfder ureO, ik weet t, t is te en verschrikkelijk om aan te denken Maar feii toch gebeuren. Al kan de grafkelder in hel fe.f.o Delft zulk '11 geval niet aanwijzen, er zijn fa- n)(liën genoeg waarin 'n moeder en '11 kind in l zel[(ic - J dit - dan? oogenblik de oogen sloten voor goed. E11 indien wat God verhoede 1 nu eens gebeurde. Wat ryi Zul dan do Koningin-Moeder als regentes op- ^n, of Ihins Hendrik als regent /feor wien? Ju breekt dan de stroom van pretendenten los over as land? Hoeveel zijn er wel? Als we den Almanach ,tha raadplegen of den wijdvcrlakten Oranjestam, .komen we zoowat aan 'I getal veerlig. (effecten die 't dan onder elkaar uitvechlen? Of ntoe- nw,i 1 voor hen doen? Krijgen we '11 Republiek lei, n President aan 't hoofd? Of zullen we onsstcl- livfedcr bescherming van den een of anderen niach- buurman? Wat zou daar wel 'I gevolg van we zen.' Er zijn in öuitschland prinsen genoeg, die met werkloosheid tobben, al vragen ze geen onderstand. Hadden Koningin en Regeering niet behooren te zor gen, dat I antwoord op zoo'n gewichtige vraag, die dooi de omstandigheden gedaan kan worden gereed was? E11 is zij: gereed? Voor zoover mij bekend, niet. En de netie-looze houding van Koningin en Regee ring is dezen, doel denken aan 't vroeger zoo vaak gehoorde '„laisser-aller", dat wel eens kon blijken te zijn: 11 spelen in de kaart van 'tanarchisme. Wat 'n paar dagen 11a 23' November 1890 den sterfdag van Koning Willem 111 hier té lande plaats had, n.l. de officieel© bekendmaking, dat de tienjarige Wilhelmina haren vader a!s Koningin was opgevolgd, dat nadien alle benoemingen in haren naam werden gedaan, alle stukken in haren naam geteekend, heeft het volk zonder eenig verzet gedragen en blijkbaar goed gevonden. Maar de daad zelf was onlogisch en onwettig. Koningin Emma was toen twee en dertig jaar, en het had wel eens kunnen gebeuren, dat zij op den sterfdag van haren man de toekomstige moe der was van '11 toekom,stigen Prins van Oranje, die al de rechten en waardigheden van zijn ouder zusje alleen jdoor zijn verschijning tot niets gemaakt had. Gold toen die wet van „drie honderd dagen' wachten niet. Idie voor elke Nederlandsche weduwe en voor elk misschien nog te geboren kind geldt Ik vraag maar inlichtingen; ik weet 't niet; en heb daar later vaak oyer nagedacht. Of is toen met die wet de hand gelicht? Dan dient het mogelijk gebeuren van iets dergelijks voorkomen te worden, en had vóór de noodzakelijke I wet. Waarvan 't ontwerp verleden week aan de ver- 1 cenigde vergadering der beide Kamers is overgelegd eerst 'n wet gemaakt moeten worden, die antwoord1 gaf op de vraag, wat er'gebeuren zal, indien we door! '11 noodlottigen samenloop van omstandigheden eens plotseling van onze Koningin beroofd werden, en er geen Konipg wezen zou. Dr. Kollewijn of ik nu vn voor- of 'n tegenstan-1 der ben van zijn taalkundige beginselen, doet er niets toe Dr. Kollewijnmag tevreden wezen. Niet al-, leen, dat men er op vergaderingen cn in couranten over gedisputeerd Heeft, gekeven, gescholden,gevoch- len; de Kollewijnsehe taalkwestie, in bizondér' ten. I opzichte van 't geval te Winschoten, is zelfs in de Tweede Kamer Ier sprake gebracht. Thorbecke's uit spraak. dal kunst geen regecringszaak wezen zou, is gelogenstraft. Kolommen en kolommen-lang heeft men over dit voorname onderdeel der Kunst in de Ka mer gedisputeerd, cn Dr. Ros, is als vurig kampioen opgetreden voor de rechten der vereenvoudigde spel ling. Kollewijn-zetf had 't hem niet kunnen verbete ren. Het resultaat dezer wel wat gerekte besprekin gen zal nu zijn, dat er eenige taalgeleerden voor zul len worden gespannen, om de quaestie op te lossen, en zien deze idaar geen kans loc, of geschiedt dit niet met bekwamen spoed, dan zal tot ditzelfde doel door den Minister 'n staatscommissie worden inge steld. Misschien was het juist van den heer Bos, om hel optreden der regeering, in zake het geval te Winscho ten, ongeoorloofd te noemen. Maar ook tóen de heer Wierls zijn woord over verwarring uitsprak, was deze in zijn recht, en de regeering wel verplicht in te grijpen. „De roem van iedere natie is de taal", en geen enkele regeering mag het gedoogen, dat op haar ééne openbare school 'n andere orthografie of gram- matica worde onderwezen dan op haar andere. Het propaganda-maken voor de eene of andere spelling wordt hierdoor volstrekt niet gedwarsboomdmaar zoolang '11 regeering het te geven onderwijs op de velschillende scholen regelt, moet zij er ook voor zorgen, dat op al die scholen hetzelfde taalonderwijs gegeven wordt, en er tegen waken, dat een enkel ondenvijizer daarvan afwijkt. Daartegen moet zij kunnen waken met 'n wel;! en als er zulk 'n wet niet is, dan behoort deze zoo spoedig mogelijk te worden ingediend. Waar de taal verloren gaat, daar gaat 'n volk verloren. En ver loren izal onze taal «aan, verward raken en onvast worden, tds zij te Winschoten zus, te Purmerend*zoo, en in Nijmegen weer anders gedoceerd wordt. Voor elk stelsel of systeem zal wel iets te zeggen zijn. I Lut-èbroek kan wel te voorschijn komen met 'n pho- 1 netischc schrijfwijze. Waarom niet'? En indien dit een-! maal geschiedde ik ken lui, die met de phonetiek I dwepen dan zouden we over tien jaar de Gro ningers en Limburgers niet alleen hiel kunnen ver staan, maar wc zouden hen ook niet meer kunnen lezen. Zoolang de regeering het onderwijs regelt en regeert, moet zij ook den uniformen aard ervan handhaven voor 't geheele land. Doet zij dit niet, dan zal Wierts' vrees gerechtvaardigd blijken, en er verwarring ontstaan. Als 'c getij verloopt, moet men de bakens verzetten; maar 't getij van De Vries en Te Winkel is nog volstrekt niet verloopen, nog heelemaal niet al zijn er mis schien wel honderd of honderd en tien Kollewijnianen in 't land, em daar moeten de loodsen op de zee van ons taalonderwijs rekening mee houden. Het woord van den heer Brummelkamp was zeer juist, toen hij opmerk te, dat de ouders in Winschoten er recht op hebben, dat hun kinderen, als deze de school verlaten, 'n taal spieken en schrijven, die in alle deelen van ons land hekend is als „de taal". Er dient toch 'n beetje orde en eenheid onder 'n volk te wezen! De mededeeling van den heer Terlaan, dat de Academie van Wetenschappen, de Maatschappij van Letterkunde en de Belgische Academie van Weten schappen onomwonden hebben verklaard, dat er in hun tijdschriften plaats was voor beide spellingen, moge waar en vriendelijk zijn, maar van de vaststaande een heid onzer taal, van de majesteit van „ons proza, dat onbewegelijk en ontzachlijk is als bergruggen", dat daai staat „met zijn volzinnen, als een stad van marmer", zal dan toch in die wankelende dubbelheid wel geen sprake meer zijn. (Van Deyssel: „Over literatuur.) Is er sedert die malle dubbele tijd werd ingevoerd in Holland nog 'n mensoh, die precies kan zeggen, hoe laat 't is? Als ge niet eerst gaat zitten rekenen, komt ge veertig minuten te vroeg of twintig minuten te laat aan den trein. En 't zal mij 'n pak van 't hart wezen, als we weer tot eenheid van tijd zullen zijn teruggekeerd. (1 Mei.) Zoo zal 't ook gaan met. vrijheid van spelling De Vries en Te Winkel of Kollewijn We zullen niet weten aan welken strop te hangen, en ais we nog in de dagen van 't doodvonnis leefden, dan zou wat den tijd betreft, voor menig veroordeelde de kans op vrijheid groot zijn, omdat de beul wel eens te laat 'zou komen, en een minuut over twaalven, de veroor- deelde kon eischen, dat men van zijn lijf afbleef; om dat zijn laatste uur al voorbij was en hij dus niet meer bestond. Kwam daar nu nog de vrijheid van spel ling bij, dan zou ook daar nog over gefoeterd kunnen worden. En waar het wetten en staatsstukken betrof die toch al njet zoo extra duidelijk zijn daar zouden de haspelarijen over het verschil van inzicht of over de bedoelingen van den wetgever, nog met een vermeerderd worden. De Kollewijnianen vergeten, dat onze spreektaal vaak moet worden toegelicht, roo- ven en roven, leiden en lijden, weiden en wijden wat ook kan; maar dat het geschreven of gedrukte woord geen nadere toelichting kan geven, dan het reede gaf in de manier waarop de wetgever het gebruik te en aanvaardde, en dat het zus of zoo schrijven van 'n fonetisch neergeschreven woord, de bedoeling ervan geheel kan omlceeren. De heer Terlaan, die 't laatst over deze taalkwestie aan 't woord was, beloofde in 'n volgende gewone ver gadering de voordeelen uiteen te zetten, die de vereen voudigde Bpelling heeft boven de oude. Misschien, eer dez brief verschijnt, weten we die reeds. Daar ben ik toch benieuwd naar. Want al hebben da heer Van Heerikhuizen en ik vriendschap gesloten, de klove tusschen mijne en zijne taalgevoelens is toch niet heel veel kleiner geworden. Ten laatste: De heer P. Muller schreef in het „Nieuwsblad voor den Boekhandel" het volgende: „Zooeven ls verschenen: „Mitteilungen der S t a a 11 i c h e n Bohrverwaltung in den Nlederlanden. No. 1." Bij wien denkt ge? Bij Craz en Gerlach in Freiburg!!! Ei was dus blijkbaar volgens het oordeel der hooge staatsregeering geen Nederlandsch uitgever, aan wien deze uitgaaf onzer regeering, en over ons eigen land, bevattende het resultaat van onderzoekingen, betaald uit onze belastingpenningen, kon worden opgedragen. Alen moet in het buitenland wel een bizonder goe den indruk krijgen van de hoogte, waarop de Neder landsche boekdrukkunst staat, als de eigen regeering het zoo over het hoofd ziet. Ik hoop, dat ons bestuur, ter plaatse waar zulks be- hoort, hiertegen 'n krachtig protest zal doen hooren." (was get.) P. AIULLER." Toen ik 't las, heb ik mijn oogen niet kunnen geloo- ven. Maar 't staat er, en „De Controleur" van verleden week heeft het overgenomen. Zou zoo iets in 'n anderen staat ook kunnen gebeu ren? Zijn er menschep in „De Wijk", die aardbeien I betrekken uit Boskoop of van de Betuwe? Gaat er wei eens iemand uit Edam naar Gouda, om te proeven hoe daar de kaas smaakt? Dit zou nog kunnen. Maar wat zoudt ge van 'n vader zeggen, die vreemde kinde- ren geld toestopte en aan zijn eigen kinderen niet dacht? Ge zoudt hem minstens als 'n vreemd soort j vader kwalificeeren. Maar wat zegt ge dan nu van 'n regeering, die de uitgave van 'n boek, waar wat aan te verdienen is 't land betaalt goed, zegt men j aan 'n buitenlander opdraagt? 'n Vreemd soort regee- ring'. Of niet? Is er iemand, die zulke onbehoorlijkheden verhinderen kan en in de Kamer eens over zulk een „vaderlijke" handelwijze spreekt? H. d. H. CORRESPONDENTIE. M. I). K. Indien Gij mij den naam kunt zeggen van don auteur der regels, die ik van u ontving; „O, mócht' idi dichu. s. w." dan kan ik ook deze regels in mijn scrapbook schrijven, I en zal ik er U dubbel dankbaar voor zijn. Dat was 'n zeei mooie brief, dien ik van U ontving. Mijn dank ervoor. Ik zal zorgen, dat mijn volgend adres U tijdig 1 geword'. H. d. H. LXI. PIEPKUIKENS EN MESTHOENDERS. Nog voor een ander doel dan eierproductie kan men kippen houden en wel voor vleeschproductie. Men tracht hierbij voor eigen gebruik of voor den handel eei zeer fijne, lichtverteerbare vleeschsoort te producee- ren. Een zeer duidelijk voorbeeld van winstgevende hoenderfokkerij door handel in slachtgevogelte levert de mesterij van Hamburger-winterkuikens of piepkui kens. In tal van dorpen in den omtrek van Hamburg en Bremen bloeit deze tak van pluimveeteelt; ook in België en Fkankrijk verdient menige kleine man er 's winters aardig wat aan. Het zijn meestal werklieden en kleine boeren, die hierin gedurende de wintermaanden, als er gebrek aan werk is, een aardige bijverdienste vinden. In het district Delmenhorst bij Bremen gebruikt men het Stuhrer- mesthoen, d. i. een witte kip gefokt uit het witte Ra- melslohern-mesthoen door kruising met Cochins. De fokkerij der piepkuikens begint aldaar in September en Oetober en eindigt in April en Mei. De hoofdbroed- tijd valt van November tot Maart. De broednesten zijn geplaatst boven de stallen, in een afdeeling van den 1 stal of in een of ander vertrek, Het zijn houten kasten, 40 c.M. breed en hoog en 45 c.M. diep. Ieder nest is door een houten klep aan de voorzijde bijna afgesloten. Men legt 1518 eieren onder een kloek. Na 5 dagen werden de eieren tegen het licht geschouwd en de onbevruchte verwijderd om als kuikenvoer te dienen. 's Morgens worden alle kleppen opgezet, de kloeken gevoederd en na 510 minuten weer op het nest te ruggezet. Om hierbij geen vergissingen te begaan, merkt men de kloeken en de hokken; de eerste met genummerde voetringen. De uitgebroede kuikens worden, zoodra ze droog zijn, onder de kloek weggenomen en in een met zachte voe ring bekleede kist of mand in een apart vertrek dicht bij de warme kachel geplaatst. Het voer voor de eer ste twee dagen bestaat uit droge grutjes en wat zoete melk. Den derden dag komen de kuikens in de mest- kooien, waar ze gevoederd worden met een brei van gerstemeel en geronnen melk benevens wdt droge grut of gebroken rijst. Van af de 2de week vermengt men het voer met wat fijngehakte vischjes, die met schub ben en al zijn gekookt, Bij dit voer gedijen de beestjes uitstekend. Op den leeftijd van 5 a 6 weken zijn de kuikens, hoewel nog weinig bevederd, reeds slachtrijp en wegen lal Y2 pond. Zij worden door kleinhandelaar: aan huis opgekocht en met 60 tot 90 cent per stuk be taald. Bij het opfokken der piepkuikens neemt men zeer groote zindelijkheid in acht. In woonkamer of keuken zitten de kuikens bij 2025-tallen in kooien, 's Avonds schuift men ze in een hoek hijeen en be dekt ze met een dunnen doek. De jongste kuikens staan op de warmste plaats. De bodem der kooien is met zand bestrooid, dat ministens eenmaal per dag wordt weggeschraapt en door zuiver droog zand wordt ver vangen. In deze streken drijft men ook een levendigen handel in broedeieren, die met 6 a 9 cent per stuk wor den betaald en in kloeken, die 4 a 5 Mark opbrengen. Sinds eenige jaren kruist men het Stuhrer-mesthoen met Faverolles, een Fransch mesthoen. De kruislingen en ook de raszuivere Faverolleskuikens zijn vroegrijper dan die van het inheemsche hoen. In het district Lunenburg bezigt men voor de fokkerij van piepkuikens het Ramelsloher mesthoen. Hier zijn dé kooien in 35 etages boven elkaar gebouwd en voor met spijlen afgesloten. Hier zijn ook de voerbakjes ge plaatst. In deze streken krijgen de kuikens de eerste 26 uren niets, daarna eenige dagen grut met wat zoete melk en later een dunne brei bestaande uit 4/5 boek- weitmeel en 1/5 maismeel, aangemaakt met geronnen, afgeroomde melk. Ook hier mengt men, gekookte visch jes onder het voeder om de gevreesde beenzwakte te voorkomen. In ons land acht men bijvoedering van visch verkeert omdat dit den smaak van het vleesch vermindert. Eie ren van kippen, die met visch gevoederd zijn, zijn voor vele personen oneetbaar. Het is echter mogelijk, dat door het koken der nog onbedorven vischjes de wer king niet schadelijk is. De hier gebezigde kooien zijn 40 c.M. hoog, 50 a 60 c.M. diep en 1 M. lang. De spijlen staan 2% a 3% c.M. van elkaar. In elke kooi plaatst men 30 kuikens. De temperatuur van bet vertrek is gemiddeld 65 gr. Fahrenheit. Voor 100 kuikens rekent men wekelijks 10 tot 12 pond visch. De Duitsche kuikenfokkers geven den visch vooral tegen beenzwakte, een ziekte die ont staat door gebrek aan phosphórzure lcaik in het voer. Voedert men geen visch, dan kan wat phosphorz.ure voederkaik en vleeschmeel of versch gemalen beende ren bij het voer gevoegd worden. De beste kuikens houdt men voor het bedrijf en heeft dus in den na- In Frankrijk mest men de hoenders van La Fleche, Le Mans, Bresse, Houdan, Creve-coeur, Faverolles en kruisingen van deze; in Engeland het Sussex- en Dor- king-hoen; in België het Mechelscha hoen, het Merch- temsehe hoen en de Mechelsche kalkoenkoppen. In Amerika W'yandottes en Plymouth-Rocks. Om haar geel vel worden deze in Europa niet tot de fijne vleesch- rasSen gerekend, dit is echter wel het geval met de Bnff-Orpingtons, die wit vel hebben. In Duitschland mest men de Ramelslohers, het Stuhrer- en Winsener mesthoen. Het kapoenen der jonge hanen, wat vroeger veel werd toegepast, blijft thans in veie streken achterwege. Indien men de jonge hanen vroeg genoeg van de hen nen afzondert om h\m het treden te beletten, bekomt men minstens even fijn- vleesch als van de kapoenen. Het castreeren van jonge hennen om er poularden van tc mesten is als volkomen overbodig in Frankrijk ge heel opgegeven. Op een leeftijd van 2 tot 3 maanden worden haan tjes en hennetjes gescheiden en gewoon gevoederd tot den leeftijd van 4 a 6 maanden, waarop men ze aan een mester verkoopt of zelf het vetmesten uitvoert. Het beste mestvoer voor prima kwaliteit vleesch is bloem van boekweitmeel met volle melk; vaak neemt men afgeroomde melk, maar nimmer water, waardoor het vleesch blauwachtig wordt. Maismeel is minder goed verteerbaar en geeft geel vleesch, wat njet ge wild is. Wil men het voederen, dan geve men mais meel en boekweitmeei, of havermeel en gerstemeel. De Franscihe mesters geven de laatste week per hoen en per maaltijd 10 gram varkensvet of een theelepeltje vol olie door het deeg. De mestruimte moet halfdonker, zeer rustig gelegen en van gelijkmatige temperatuur zijn (12 a 15 gT. C.). Niemand mag daarin komen dan alleen de mester, ook dieren als honden en katten houde men eruit verwij derd. De hoenders zitten in hokjes 25 c.M. breed en 30 a 40 c.M. hoog en diep, waarin zij «zich niet kunnen omkeeren. Door vooruitstekende plankjes kunnen ze eikaar niet zien. De bodem en de voorzijde bestaan uit latten. Het deksel is boven. Gewoonlijk maakt men mest- kooien met 6 a 10 cellen. Men onderscheidt de vrije mesting, waarbij de dieren driemaal daags uit zuivere bakjes gevoederd worden en per maaltijd telkens ongeveer 1/10 liter brei ontvan gen en het stoppen, waarbij haar tweemaal daags rol letjes deeg, in melk gedoopt in den bek worden ge stopt. Deze tijdroovende methode wordt meer en meer verlaten. Gewoonlijk duurt de mestperiode 14 dagen tot drie weken. De gemeste hoenders, 4 a 5 maanden oud, wegen 4 a 6 pond en worden per pond betaald tegen 75 cent tot f 1.20. In de meeste streken, waar de mesterij van hoenders, als bedrijf wordt uitgeoefend, verkoopen de fokkers de jonge dieren aan bepaalde mesterijen. Op enkele plaatsen heeft men gezamenlijke mesterijen, die goed rendeeren. Het mesten van oude hanen en kippen is een onbegonnen werk. Die zijn alleen goed voor de soep In streken, waar de hoenderteelt reeds zeer belang rijk is, heeft men centrale boerderijen ingericht, wer kende met broedmachines en kunstmoeders. De kippen- hcuders leveren tweemaal per week broedeieren en ontvangen de kuikens, 6 a 8 weken oud, terug. De haantjes en de oVertollige hennen worden gemest. Op deze wijze kan men eiken herfst veel leggende, jonge kippen hebben, waarvan de eieren duur verkocht kun nen worden. De nabijheid van groote, rijke steden en badplaatsen is voor den afzet van fijn gemest gevogelte en versche eieren zeer gewenscht. De Engelsche mesters breken de vetgemeste dieren den nek en laten ze niet uitbloeden. In de meeste streken wenscht men uitgebloede hoenders, die blanker vleesch hebben. De beste slachtmethode is met een scherp spits mesje de slagaders onder de tong door te snijden en direct daarna het mesje van uit den snavel in de hersens te stooten. Na het uitbloeden iroet de nog warme vogel geplukt worden. Het af schroeien der stoppels is verkeerd, deze moeten uitge plukt worden. Vervolgens wordt' het hoen schoonge maakt door teeneri, kop, hals en krop te verwijderen en de ingewanden uit te halen door een insnijding aan liet achtereinde van den vogel. Dikwijls slaat men het borstbeen plat en laat de hoenders in een pers afkoe len om den gewenschten vorm te krijgen. Bij verzen ding wikkelt men ze in vloei en verpakt ze in man den met houtwol of stroo. Vooral in Frankrijk en België is het mesten van jonge hanen en hennen een belangrijk bedrijf voor velen geworden en voor hooge prijzen levert men thans vandaar naar Londen, Parijs, Brussel, Amsterdam, den Haag en andere groote steden, liet heerlijke slachtge vogelte voor hooge prijzen af. Waar we in Nederland reeds het verblijdend ver schijnsel waarnemen, dat de eierproductie sterk voor uitgaat, is de voorspelling niet gewaagd, dat de vleesch productie ook een toekomst heeft. Moge vooral de kléine man daarvan profiteeren! I). E. LANDMAN. zomer vroegleggende, jonge hennen. Men rekent de kosten van een kuiken op 30 a 40 cents en den ver koopsprijs op 65 cent of hooger, zoodat er een aardige winst op zit. Toch heeft men in Duitschland de ervaring opgedaan dat de fokkerij van piepkuikens een echte huisindustrie voor den kleinen man is. Groote inrichtingen, die met broedmachines, kunstmoeders enz. -werkten bleken daar geen levensvatbaarheid te heeben. In Frankrijk waar allerlei hoenders duur betaald worden, gaat dit wel. In ons land wordt aan deze fokkerij hier en daar ook al gedaan en naar het schijnt, zijn ook ten onzent de resultaten niet onbevredigend. Ongetwijfeld zijn er ook in Nederland tal van gezinnen voor wie een kleine huls-industrie in den winter welkom is. Vooral in stre ken met een talrijke landhouw-arbeidersbevolking kan de fokkerij van piepkuikens op den duur nog wel eens een welkome bijverdienste opleveren gedurende de lange, dure wintermaanden. Elk nieuw gezichtspunt in deze is heilzaam voor de arbeiders en de landbouwers heiden. „Meneer Edison". T rooster! De meeningen over hem waren, in de buurt, als ook in de ouderwetsche pijpenla, waar hij 's avonds van acht tot halftien z'n biertje kwam drinken, zeer verdeeld. Z'n huisbaas zag, met schampere minachting op hem neer, en ik geloof wel, dat als „meneer Edi son", met de koddige vertelsels over zijn weldra te ont hullen vindingen en ontdekkingen, dien eigenaar van „vaste goederen" niet menigmaal geamuseerd had Ja, dat er dan rare dingetjes zouden gebeurd zijn...... Heel rare, vreemde, treurige „Mijnheer Edison" zooals ze hem nu langzamer hand allemaal waren gaan noemen, ën die „bijnaam" leek hem eer te streeien dan te kwetsen woonde nu een stuk over de twee jaar in een van meneer Evers' bovenhuisjes. En 't was al eens gebeurd Op den 6n of 7n van een maand; misschien nog een dag of wat verder zelfsDat „Edison" weer genoe- gelijk zat te vertellen van hoe hij, in den loop van de jongste vier-en-twintig uren „gevorderd" was „Ko.m, drink eens uit!" zei een van de stamgasten, zijn buurman een knipoogje gevend. „Allo, inesjeu Edison!" Die het aanbod deed, was een kort-ineengedrongen manneke met breede schouders, roode wangen en for- sche knuisten. Flaphoed achter op 't hoofd. Aannemer tje.. wien 't voor den wind ging, en die in z'n ruw, miet-ongoedig hart „te doen had met den mageren stak- kert, die op z'n ouden dag nog zoo moest ploeteren voor z'n broodjeDaarbij kwam dat de trots en glorie van het buurtcafé een gepensiomneerde ont vanger zich eens had uitgelaten over „meneer Edi son" zoodat Drongers, de waard van de gelegenheid, er met glinsterende oogjes naar zat te luisteren Zat rond te kijken of zij 't nou wel hoorden, goed ver stonden, dat „de ontvanger", dienzelfden Pluigers, bij genaamd Edison, om den drommel niet voor gek ver sleet Toen een van de aanwezigen moppen zat te ver koopen over den „uitvinder", had meneer de oud-ont vanger zijn deftig gelaat in vele, geheimzinnig doende rimpels gewrongen, heel diep adem opgehaald en toen gezegd: „Nee nee nee nee! ik weet 't nog niet!Ik vind dien meneer Pluigers in menig opzicht een verdienstelijk man!" Waarna de oud-ontvanger scherp tuurde op de gloei ende punt van zijn sigaar en wel een beetje deed of Wie hem nu te-goed-vriend wilden houden, voortaan zich met wat meer ernstige achting over „Edison" hadden uit te latenWelke gebeurtenis had veroor zaakt, dat men Pluigers werkelijk anders begon te be handelen dan vroeger. De keliner glimlachte niet meer achter z'n rug; veegde netjes en met gedienstige vaar digheid op het plekje van de stamtafel, waar meneer 1

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 5