swarwvwi s, x r, ünrs: w rfa?
tie
ea
- a.ts? ffvr z»-*
™,r.' w w-w.- 'Zei ZTZ S
Van dit en van dat.
Edison ging zitten. Dankte, zonder een heele ix>os naaj"
't. vierduitstuk te staren, en met serieuse beleefdheid,
voor het gebruikelijke fooitjeDe roavle aannemer
van straks hield zich, als Edison vertelde, rustiger dan
vroeger. Begon slechts, wanneer Pluigeirs wat aJte „ge
leerd" en te langdradig werd, te lodderoogen en te
gapen
Dien avond dan, waar 'k zooeven van sprak
.Meneer Edison zat met van opwinding strak, bleek
gezicht. Z'n vingers beefden. In zijn oogen zag men
een gloed branden, die er wanneer hij in 't felst
van z'n vertellen was soms de uitdrukking aan gaf
van iets-fanatieks; iets wilds, waanzinnigs
Hij had 't gezegdHoe, als hij nu maar het ge
luk had van dat e e n e nog te overwinnenDie
eene moeilijkheidO, 't had niks te beduien1 Een
kwestie-van geduld. EnEnvan wat onkosten.
Ja, een beetje geld was ervoor noodigMaar dan!....
DanMeneer Edison tikte, onder liet praten, met
zijn hand op de leestafel van 't cafe.
„Tonnen, meneer!Tonnen liggen dan voor 't op
rapen. lx verkoop mijn uitvinding nog voor geen
geen vijftig-duizend guldenVoor geen
„Hola!" riep aannemertje, die al een paar maal op
z'n horloge had gekeken. En de eigenaar der gelegen
heid herinnerde zich juist,dat-ie eventjes weg moest...
Frits, de kellner, stond, servet over schouder, te luiste
ren met een gezicht, waarop de oude spottrek weer
kwamVan voordat de ontvanger zijne beschermen
de hand over „Edison" had uitgestrektKeek de
juffrouw in 't buffet eens aanHoorde zij 't wel?...
Voor geen vijftig mille
„Laat Stempel 't maar niet hooren!" fluisterde Frits,
zoo achter z'n handEn de schouders der vleezige,
welgedane echtgenoote van den caféhouder schudden
van pretwant dienzelfden ochtend had Stempels
de melkboer, gezegd, dat hij 't langer verdraaide om
Edison te crediteerenMost die knappe meiheer
maar zien, dat-ie de kunst uitvond om zelf melk te
makenWelke de groote vroolijkheid had gewekt...
„Voor geen vijftigduizend gulden!" had Pluigers, met
luide stem, geroepen
En met dat hij 't ontboezemt, gaatpie-ie-iep...
Het glazen deurtje van de gelagzaal openZe wis
ten al wie 't was; niemand anders dan Evers, de huis
eigenaar; Edison's huisbaasDie kwam altijd zoo
behoedzaam binnen. Met zijn ouden, dikken poedel aan
een touwtje. Bello schommelde moeizaam voortEn
de baas, bang dat 't lieve beest zich bezeeren zou,
hield de deur voor 'm openSoms tochtte 't ge
weldig, maar de meesten hadden er een verkoudheid
voor over, liever dan Evers nijdig te maken. Slechts
de oud-ontvanger bejegende hem tikje uit de hoogte.
De anderen hadden uiteenloopende redenen om 'm te-
vriend te houden
Aannemertje was iemand, die gauw en scherp iets
opmerkte. En direct was 't hem opgevallen, dat toen
„Edison"Niet zagmaar voeldeAan Bello
z'n snuiven en kuchenAan het schuifelen van
meneer Evers z'n overschoenenAan de heele ma
nier van binnenkomenDat 't huisbaas wasDat
Edison toen veranderde als bij tooverslag. Begon te
hoesten, of-Ie zich verslikt had, Van kleur verander
deSchichtig naar de klok keek
De juffrouw in het buffet had zich weer omgedraaid';
kon zich niet goed houden. Aannemertje gaf z'n buur
man elleboog-duwtje. „Heb-ie 'm in de gaten?
En meneer Evers ging, na al de omslachtige prae-
paratieven, voor hem vereischt, vlak over Edison zitten.
Aaide Bello, die lag te hijgen van vermoeienis, een
keek Pluigers aanMet slappe lippen lurkend aan
het barnsteen-mondstuk van z'n prachtpijpje, dat steeds
uitbundig geprezen werd door allen, die reden hadden
hem te „ontzien"En knikte tegen Edison op zoo'n
keel-aparte manier. Spotgrijnzend, maar tevens met iets
kwaadaardigs. Dan weer effetjes-loerend naar het drie
kwart-geleegde glas-bier
Zei toen, met zijn krakende knarsstem:
„Zoo met duzendjes aan 't rollen?Welwel, dat
wist 'k niet, Pluigers"!
Arme Edison, nam angstig-haastige teugjes uit z'n
glas. Deed z'n best om een glimlachje op z'n trekken
te wringenMaar 't ging niet,,'t Was maar
bij manier van spreken!" .zei aannemertje, die mede
lijden kreeg met den stumpertNatuurlijk haarfijn-
tjes snapte, hoe de zaak stond
Meneer Evers keek 'm aan met een gezicht van:
Hou-je me nu voorDenk-je bijgeval, dat ik ook
niet weet
„Meneer heeft z'n uitvinding haast klaar, verbelde-
ie" ging aannemertje voort, die Evers toonen wou dat-ie
geen zier, geen steek, gaf om z'n drukkieHij hoef
de 'm niet te ontzien
„Zoo-zoo! Dat doet me plezier," zei Evers, „echt
genoegen, hoor!
Daar zul-je dan wel blij mee zijn, heWel ge
feliciteerd"!
En hij wuifde met z'n gerimpelde, verdroogde grijp
hand, waar een dikke gouden ring aan blonk.De
spitse kop van den hazewind van meerschuim, op
meneer Evers' prachtpijp, maakte piekende, als-dreigen
de bewegingen in Edison's richting.
De griezelig-onnatuurlijke grimlach op Pluiger's ge
laat begon weer te wringen. Hij durfde niets meer te
Bij-voorbaat joviaalglimlachend; de hand al uitge
strektIn de gauwigheid sigaren bij zich gesto
ken
Zoo kwam aannemertje de voorkamer binnen, waar
bezoeker door z'n vrouw met de allergrootste vrien
manVip Ei is iemand in de eetkamer onder onze slaapkamer
Met de wetenschap van het een en ande'' maak|® "f jk dllrt haar niet langer dan een oogenblik alleen'
Gevraagd of 't meneer niet te koud wasPlaatje ,or,/.i,.jT10.on orn yiph te ten heeft. Het is natuurlijk niets nuuii nnjne vrouw
«r Raam tocl.Ua heu.oi, nl.t!DT T W Ju*"f JJ»*
man zou direct komen!schurk zonder de eerineste aarzeling zou dooden dat Ik beken dat ik er niets geen zin in had; maar
„Wel, waarde heer Van Del..." wou hij zeggen«churk wT vanzelf Aanden anderen kant echter be- natuurlijk kon ik niet goedschiks weigeren. Ik stond dus
Bleef staan in stomme, sprakelooze verbazingBpraJ rmogeiu4efd dat er twrof drie dieven te- op. Haddock gaf mij eene kun. en een- ta
gelijk in het huis drongen, en dat mijn heldhaftige de hand, en ik merkte op hoe hij tuide van onder
vriend, door overmacht overweldigd, het slachtoffer drukte woede.
in stomme,
De blijdschap over 't toch-in-orde komen van mooi
zaakje weg, Wrevel over gestoord slaapje terug
Daar stondmeneer „Edison"! Bleek als een, die
op 't punt staat te bezwijmen. De armen naar hem
uitstrekkendUitbrengend onbegrijpelijke stamel
woorden
't Viel juffrouw Elskamp op dat de deur van de oor-
kamer half-open bleef. Zou die bezoeker dan toch?...
Z; had 'm, toen ze hem beter kon zien. toch al zoo
vreemd gevonden
Ze sloop naar de deur. LuisterdeHoorde rare,
huilerige, smeekérige woorden
Eu plotseling de stem van d'r manWoest
Razend van woede
„Schoft, dien-je bent! Mot-je me daarom
Zij naar binnen.
De bezoeker iag op de knieën. De tranen stroomden
zou worden van zijne onverschrokkenheid. Ik sidderde
dus voor het mogelijke gevaar, waarin zijn onver
saagde moed bij het verdedigen van zijn hof en haard
hem wellicht zou kunnen storten.
Daarom gaf ik gaarne gevolg aan zijne uitnoódlglng
om van den Zaterdag tot den Maandag zijn gast te
wezen. Ik hoopte namelijk, in geval er dieven mochten
komen, wellicht van eenig nut te kunnen zijn, door
den al te stoutmoedigen man te vermanen tot voor
zichtigheid.
Iladdoek's huis lag in eene buitenwijk, aan het eind
„Als je mij noodig mocht hebben," fluisterde hij
nog, „roep dan maar, en ik zal onmiddellijk komen."
Daarna sloop hij terug naar zijne kamer.
Ik daalde de trap af, met de kaars in de eene,
den rotting in de andere hand. Ik liep door de gang'
en In de eetkamer. Daar waren twee mannen bezig
met liet vullen van een grooten zak. Ik vroeg hun
wat zij daar uitvoerden. Het was eene overbodige vraag
dat erken ik. Zij verwaardigden zich dan ook niet
er op te antwoorden. Zij sloegen mij eenvoudig op
mijn hoofd met een breekijzer, of een ander zeer
hem over de wangen. En zijn oogen waren, in onzeg, VStond" kw£Tel gespreTop de dieven-
baar-smeekend bidden om erbarming, gericht naar Els-
Tif'had d'r man bij een arm gegrepen, want m^kte Voor de dieven, dan voor
wistAls Jan driftig werdde van haren man Ik beloofde haar in
„Die schooier!" riep de aannemer, en 't was goed fval bat noodig mocht zijn, het noodige te zullen
dat de juffrouw hem beet-hadDie schurk heeft ®n omXJ v ka'me®ien
1i n___ Toen Haddock thuis kwam, keek hij ontzaglijk vast
ni n handteekening nagemaakt om geld te krijgen voor -
van eene tamelijk eenzame laan, en het moest dus onzacht instrument en \ooi ik \\ci 1 g< noe g tot mij.
oor inbrekers wel eene zekere aantrekkelijkheid be- ze'f gekomen was om op mijne ei
zitten. Haddock zelf was, toen ik bank wam, iHt fietsen, ^aren zij uit het venster n den tuin JerfW«iep. ïk
riep om hulp, en Haddock s stem antwoordde mij.
„Zijn er dieven in huis?" riep hij.
„Zij zijn weg ontsnapt," riep ik zwakjes terug
en Haddock kwam de trap afgestormd, de kamer
in, als een razende Roland.
„Waar zijn zij? Waar zijn .zij?" donderde hij, nu
niet langer bevreesd om zijne vrouw te doen "schrik
ken, naar het wel scheen. Hij rende naar het venster,
z'n zoogenaamde "uitvindingHeeft óns" zitten 'ver'- beraden. Onder vier oogen verzocht hij mijfin tegen- ^aarotkf,erfflr^iddellijk naar mij terug' Ik wa® 0p
lirton - wnnrril»h«H --
vroeg hij. Zelfs bij het vervol-
g vriendschap hem het zwaarst.
laten zuipen Dacht-le zeker-die "Elskamn"ïs'^ëk"^- teur van politie geweigerd had, bij gëbrekkaTbêsêhik-'Er was door de dieven niet zoo heel veel schade
mien zuipen, uacntie zeker die Eisxamp is gex ge- manschappen in Haddoëk's laan des nachts te aangericht. Daar zij het zilver niet hadden kunnen
noegnoegDien vent kan uk wel eens te gra- "ale manscuappen, in naaaocx s laan des nachts te „iet veel van waande ontvreemd
zen nemen We zullen ie leeliike bedrieeër doen surveilleeren. En mpt een grimmig gebaar lietvlnden, was er niet veel van waarde ontvreemd.
We zulten je» bedrieger...... hjj er Qp yolgen; >>A]g Haddock is> ter wiIIe van de zenuwachtigheid zijner
Juffrouw Elskamp gilde van schrik, want Jan had schermen kan, dan moet zij ons wel toestaan dat "ouw, manr K^sington verhuisd waar de politie tal-
zich van haar losgeruktStoof op „Edison" aanW!i zelf de wet in onze handen nemen!" Des te mker 1S- ^at ™1J be rof' „f a weinige dagen weer
Maar de schrale man vloog' al heen. In de gang m6er verwonderde het mij te hooren, dat er geen §'fzond en wel. Maar terwijl ik alle waardeering heb
hoorde men het schreien van z'n wanhoop. Ze hoorden t vllurwaPens in het huis wareh. Er was geen geweer, voor Haddock s groote teedeiheid jegens zijne vrouw,
de straatdeur opengaanI ('a^r Haddock niet schoot; en hij zeide mij terloops °®k voor de ^merkwaardige^ zelfbeheersching, door
O" VAV/V/l
hem in dien nacht van de. inbraak aan den dag ge-
ziJ'ne vrouw een afschrik had van revolvers. Nog- t toch 11?et aardig, dat de familie Had-
Elskamp naar beneden, want ïj maals drukte hij mij op het hart, aan tafel niet van altoos beschouwt als het type van een
eelt me wat er te g.'aaien valt Inbraak of inbrekers te reppen. t?faard plaA? m« met de angstigheid, die
Hield inspectie. Miste ni ts.vaorirpn.ip Dit onderwerp werd dus niet aangeroerd. Ik herinner bij (^e bedoelde gelegenheid verried;
Zag, heel in de verte, een fïguu ririnrK-uiëët 11 dat wij hoofdzakelijk praatten over duelleeren ,lv' ..g„ vrouw' kijkt mij dan aan met dienzelfden
RendeAls voortgejaagd-gezweep i eeu (;jlema dat natuurlijk bijzonder'in Haddock's geest 611 Z1J ede]jjden(ien blik nog. Haddoek is blij, zegt
meest vallen. Indien Haddock in den ouden tijd van ®°.uc ket maar was, en niet hij zelf, die met
het duel geleefd had, dan zou hij zeker heel wat h_„k„r_ feitelijk in botsing geraakte.
menschen verslagen hebben. Hij zelf betreurde de af- ae
schaffinp" von i-
...Nu toch al een jaar of vier na zijn veroordee-
ling wegens valschheid in geschrifte en verduistering
is „Edison" een der „bekende straatfiguren" uit
het donkerst der groote stad.
Hij sjokt rond met een paar smoezelige potlooden
in z'n hand. Blijft dan wachten, wachtenTelkens
tikkend tegen den rand van z'n hoedje,Totdat men
hem een cent geeft.
Hij woont -in een slop, op achterkamertje van
krot, dat stellig tot de „onbewoonbare" behoort, offi
cieel dan of wel officieus. Als-ie hier of daar wat heeft
opgedaan om een stukje te eten, dan kruipt hij naar
z'n muf-stinkend hokje, dat-ie deelt meit een anderen
ellendige.
En is 't dan eens „meegeloopen", op 'n dag,
heeft hij een stuk of wat extra centen bij elkaar,
dan gaat „Edison" na wat gegeten te hebben -zit
ten in een hoek van 't muffe woonhok. Steekt hij een
lampje .aan, waarvoor hij de olie in een fleschje heeft
meegebracht. Zit hij met z'n gore, sidderende handen
te prutsen, te draaien, te knutselen met allerlei
schroefjes en stukjes blikDruppelt-ie olie in e^n
tinnen bakjeWurmt en prutselt-ie totdat de olie
in het lampje is uitgebrand
En wie dan let op den ellendigen straatschooier,
door de maatschappij uitgestootenop den ex-ge
vangene, die als een rampzalige zwerveling ronddoolt
en om wien niemand zich meer bekommert
Wie, op zoo'n uur, na „voordeelig dagje", op 'm
let, die zal zien, hoe er op zijn gezicht komt een
geluksglansHoe er in de uitgebluschte oogen op
leeft eene flikkering van hóópHoe hij, prutsend
met zijn wieletjes en schroefjes vergeet z'n jampier,
z'n armoe, z'n schande, Hoe waanzins-illusie, die hem
to.o'mnrl /-. Vi-Mn '-.t--
schaffing van het duel in Engeland. „Er komen
nog altijd gevallen voor," zeide hij, „waarin er voor een
man van eer niets anders overblijft, dan e.en onbè-
schaamden kerel uit te dagen en hem neer te schie
ten als een hond!" Ik zag hoe mevrouw Haddock's
oogen, niettegenstaande haren afschrik van revolvers
hÜ rTöerr»
„Het is hun, geluk geweest," zegt hij „want zij
zouden er anders niet levend zijn afgekomen!"
INGEZONDEN.
moraliteit van het
„«cu. aiscnriK van revolvers, n ma,mfftadSÏlltf tü AHUÜ Paiilum
bij deze uiting haren held bewónderend aanblikten. U 'IUIjIIILdI llttUN* li M' IdUl;
En toen ik mijnerzijds tegen de n
tweegevecht eene kleiné bedenking
Haddock mij toe: „Nu ja jullie
dat is wat anders!" Ik. herinnerde mij dat in het
buitenland juist de pennelikkers meer duelleeren dan
andere menschen, en ik wist niet dat theehandelaars
ver het algemeen zoo bijzonder krijgshaftig waren.
aar ik liet mij de terechtwijzing welgevallen; en
Haddock keek mii eens jj
van het kiezelzand onder een
- - voetstap. Haddock had ook dit niet gel
te-gronde bracht, nu voor hem is de eenige tioos eies en kjj om mijn voorstel het venster te ope
TIPT» rin
in de duisternis van ijs koud en levensnacht
MAïTRE CORBEAU.
G.
Door
S. STREET.
opperde, voegde 0ver weinige dagen zal men hier in de plaats van
Nu ja jullie pennelikkers den lieer Ehrmann, (die door zijne bijbetrekking in
dienst ider gemeente tot algemeen leedwezen genood
zaakt is geworden, voor zijn lidmaatsclijp van den
Raad te bedanken, een ander moeten kiezen en het
antwoord op de vraag, wie zal dat zijn, verdient zeer
zeker ernstig overwogen te worden.
Onze gemeente neemt in welvaart en vooruitgang
toe en steeds meer zullen Landbouw en Han
del tol hunne bevordering de aandacht vragen, ook
van den Raad cn daar de tegenwoordige leden bijjia
alten [landbouwers zijn, zoo zullen ze naast zich zeker
gaarne iemand zicif zitting nemen, die den handel
en in 't algemeen meer het b u r g e r-e 1 e m e n I kan
vertegenwoordigen.
Het is echter moeilijker, dan het zich oppervlak
kig laat aanzien, om zulk een persoon te vin
den.
Waarom
Vele burgers, ook al zouden zii dc bekwaamheid
er toe hebbén, staan in zulk een verband tot de ge
meente, dat de wet hunne toelating tot lid van den
Kónd niet gedoogt; anderen missen den noodigen tijd
om naar behooren die functie waar Ie nemen of ook
hel ontbreekt hun aan lust.
Daar komt dan nog bij, ook al bestond er geen
wettelijk bezwaar en al waren er bekwaamheid, tijd
oy
Maar
mevrouw iuwuuck xeex mij eens goedig medelijdend
aan, alsof zij zeggen wilde: Niet alle mannen kunnen
helden zijn!
De avond ging voorbij, en tegen elf uur zaten Had
dock en ik alleen in de rookkamer. Wij praatten over
verschillende dingen, ook over vechten, en over het,
volgens Haddock, bedroevende verval van den persoon
lijken moed in den tegenwoordigen tijd. Het mag even
na twaalf uur zijn geweest, toen ik meende een geluid
te hooren in -,i~
CCU
in den tuin, die aan de achterzijde van het
huls lag en waar het venster van de rookkamer op
uitkwam. Ik meende iets te hooren ritselen in de hees-
f prej nn
ters, en ook zoo iets als een gesmoord hoesten. Ik
zeide dit tegen Haddock; maar hij hield het voor ver
beelding en praatte er over heen. Iets later hoorde
ik duidelijk het knarsen
gehoord, beweerde
nen en eens naar buiten te kijken. (Ik vergat te ver
melden, dat dit venster met zware blinden gesloten n0„ aioenieenc svmpathie voor tien
was, zoodat er waarschijnlijk geen licht uit de kamer en c ï-nnnen ontbreken waardoor de slem-
in den tuin kon worden gezien.) Haddock zeide dat het persoon zou
onzinnig zou wc7wi v-u-j-
- iciue uat net
tzinnig zou wezen, de blinden te openen, en bespotte
mij om mijne angstigheid. Juist op dit oogenblik was .„„piibkheid om 'bet burgertelement
er een geluid van voetstappen op de steenen buiten- overdenking de moeiUjKneiu, o t>.
tran nsnr
ming schipbreuk zou lijden
Zeker, men zal mij toestemmen, dat bij grondige
De naam van mijnen held was William James Had
dock. Hij was vier-en-dertig jaar oud, en jongste ven
noot in eene aanzienlijke firma van theehandelaars.
Ik beweer niet dat hij als een held beschouwd Werd
hii door de wereld in het algemeen, die steeds hare groot
zeggen. Dacht aan z'n drie maanden achterstand bij
IlliioVinao Woo„
Ov"WV/ll
„Wel, drommels!" zeide hij „dat is toch brutaal!'
Ik meende dat nu voor mij het oogenblik gekomen Saai twijfelen.
nm >711 non
in den Raad Ie doen vertegenwoordigen, zij het dan
ook dc wensch van zeer velen, dermate in het
oog springt, dat men aan de mogelijkheid met reden
huisbaas....
bij waren gekomen.
j
was om zijnen overmoed te beteugelen. Maar Haddock
bezat veel meer zelfbeheersching, dan, ik mij had ver
beeld. Wii'
beeld Hii' li hl uan
Waar nu juist weer zes of zeven dagen M^r hewVas hfl 'iTde-s^at- ia het huis. Wal WnderVhóf® kUnnen
tlnS' van .Z1l'ne moeder, zijne tantes, zijne zusters, zijne loopen? 't Is niet
Meneer Evers aaide over Bello's vetten rug, blies vrouw, zijne vrouws moeder en zijne vrouws zusters, warm te maken."
i- feitelijke heldenstukken had hij wel is waar nog niet
toch onmogelijk
Gelukkig! De mogelijkheid bestaat, dat die twijfel
kan worden opgeheven.
Wij hebben in onze gemeente een o n a f h a n k e I ij k
de
zware rookwolken het lokaal inVerlustigde zich
erin, hoe die „knapr a sinjeur", dien hij, als 't hem
lustte, eik oogenblik op straat kon laten zetten
Hoe die zweeg; nederig en bescheiden z'n mond hield...
Zoo gauw mogelijk z'n restantje bier opslokteToen
met schuw-verlegen gebaren vertrok. Hem, meneer
Evers, nederig groetendNiet, als anders, voorts-tap
pend met zoo'n pedanten hanentred, maar sluipend;
doodsbang, dat huisbaas iets zou uitlatenEn toen
het glazen deurtje achter Edison dichtviel, zag huis
eigenaar den kring eens triumfantelijk rondHe,
dat most meneer de ontvanger nu ook eens vertoonen...
Mi neer Evers had allang gewacht op een gelegenheid
om dien trotschen kerel, v^or wien ze, bij Drongers,
meer respect hadden dan voor hem, te overtroeven...
Edison had er hem de kans toe geschonken. En zoo,
was huisbaas, dien avond, in z'n nopjes, dat Beilo drie,
inplaats van anderhalf klontje-suiker op to knabbelen
kreeg!...,..
1 1 f I Jij
Elskamp, de aannemer, werd in zijn middagslaapje
gestoord toen-le nog geen halfuur gedommeld bad
Z'n vrouw had den bezoeker willen afschepen. Maar
juffrouw Elskamp was vau een vrij schuchtere na
tuur, en in 't halfduister van de gang had zij wel ge
merkt, dat de bezoeker een hoeg jn hoed op had. maar
r.ict. hoe dat ding er eigenlijk uiting.
De vreemde meneer had erg raar gedaan. Gefluisterd,
gestameld... Al-maar buigendExcuses makend
Zaak van gewichtAl was 't maar een minuutje.
Belangrijke
Juffrouw Elskamp werd er eigenlijk wat „eng" van,
zooals ze later zeiKeetje, de dagmeid, was
net-weggegaan. En Jan, d'r man, kon, ging hij een
maal goed onder zeil,zoo schrikkelijk-vast. slapen...
Den vorigen avond had zij, in haar krantje, gelezen
van die „insluipers"Een mensen is or tegenwoordig
„koud" om, voordat-ie
„Wacht u een oogenblikje," zei zij
En begon haar man wakker te schudden.
..Jan! Jan! Daar is 'n meheer om je te spreken
Word dan toch wakker!"
Na eenige wrevelige knorgeluiden rees aannemertje
met een ruk op. Keek haar met verwezen oogen aan...
Hoorde van; meneer, om hem te spreken
Was ineens op de been. Klaar-wakker. Trok een
joli-g-verhelderend gezicht
L Was hem, dien. ochtend, tegengeslagen. Iets,
hl} op gerekend had. hlent' „u
volvoerd. Hij speelde goed" tennis en hij was een' ©en bovenvenster^ -dan èt ^ens uit
etser. Maai* rlP7P liphomoliilrn J.- vorlronn^n H/r„_ felDfeGn
ons, dat zij door den° tuin alom geacht persoon, die vanaf zijne jeugd in
moeite waard, ons daarover wonter is geweest, en wien geen voldoende bek w a a m-
he id en menschtnkennis kan worden ont-
zegel
- - bad, bleef uit
u vrouw had direct
waar
ffemprirf .E?u mooi zaakje.
dat iets hem „dwars''
is Van I>olden!Toch P0b
Gauw-gauw z'n vest dicht. Das
AtOILje'ö-
geborsteldZe noest hem schoone-:
Z'n haar wat recht-kammen.
er altijd zoo piekfijn uit
Jas af-
zakdoek geven.
Die Van Delden zag
heden waren niet de eenige, noch de voornaamste
oorzaak van zijne reputatie.
Meer dan eenig sterveling, dien ik de eer had te
leeren kennen, was William James Haddock resoluut
en krachtig van spreken. Niet dat hij vloekte. Zoo on-
manierlijk was hij niet, en zulk eene platte en gemeene
wijze van op iets nadruk te leggen achtte hij bededen
zich. Neen, hij bediende zich van een gewoon en fat
soenlijk Engelsch; maar de uitwerking er van was
altijd zoo, dat men respect kreeg voor dep, man.
„Ik zou wel eens willen zien dat iemand mij zoo
Iets deed," was eene van zijne geliefkoosde uitdruk
kingen, wanneer er sprake was van eeto -«IMteèit of-
eene beleediging, den een of ander aangedaan. En men
voelde, als men hem dit zoo hoorde zeggen, dat in
derdaad de gevolgen verschrikkelijk zouden zijn ge
weest. Hij had eene diepe stem en een grooten, zwar
ten knevel.
Ik herinner mij hoe ik eens in zijnen familiekring
vertelde van eene grap, die een vriend te mijnen
koste had uitgehaald, en hoe Haddock daarop uitviel:
„Als hij mij zoo iets gelapt had, dan zou ik hem
tegen den grond geslagen hebben!" ik voor mij had
zulk een krachtvertoon geheel overbodig geoordeeld;
maar ik vrees dat ik dan ook door mevrouw Haddock
vooi een ergen lafbek versleten werd. Haddock ran
selde, in de conversatie, ontelbare malen den éen of
anderen hypothetischeu beleediger half dood, of brak
hem al de beenderen in het lichaam. Geen wonder
dus, dat hij ook buiten den kring zijner eigen familie
dooiging voor een kordaten kerel, met wien met te
spotten viel.
Als minnaar van den vrede en als vriend van Had
dock verheugde ik mij dikwijls er over, dat er in
onze eeuw betrekkelijk zoo weinig aanleidingen voor
komen, tot persoonlijke handtastelijkheden. Ook hier
aan was het zeker voor een goed deel te danken, dat
Haddock feitelijk nooit door iemand beleedigd werd.
Eens gebeurde het^ dat een lompe vlegel tegen Had
dock en zijne vrouw bij het instappen in een. spoor
trein aanbotste; en daarop zeide Haddock mij later,
dat hij, als hij alleen was geweest, dien vent zoo
zou geranseld hebben „tot zijne eigen moeder hein niet
meer zou hebben gekend". Gelukkig was bij weerhou
den door de tegenwoordigheid ijan zijne vrouw, wier
zenuwen uiterst gevoelig waren, Een ander maal, toen
ik er bij was, brutaliseerde hem een huurkoetsier aan
hot Waterloo-station, en Haddock betreurde het later,
dat ,»^..del1 rc'kel niet, van den bok gebaald en onder
gesmeten had. Maar or was,
o,n». A
„Beter van niet, amice," zeide
Ik meen: de heer R. BIANKEVOORT.
Zeker is liet onnoodig, er over uit te wijden, hoe
hij. „Mijn vrouw heeft de heer Blankevoort in morcclen en financieelen ffli
- -r hooren, en de schrik nimmer achterbleef, als hem hulp gevraagd werd in
zou noodlottig voor haar kunnen zijn. Zoolang de boe- hel belang van beslaande vereenigingen in de gemeente
ven niet in huis komen, laat- tir - - -■
vraag is echter: „zal hij willen?"
üjj. „i
een zwak hart. Zij zou ons zeker hooren, en de schrik
or naar kunnen zijn. Zoolang de boe- - mi„nVoid" worden Ieder in*
komen, laat ik hen liever door den o' a,s Cl' nooden moe. 8 d.lt (seuc Jdogr.i-
tuin scharrelen, dan mijne vrouw te doen schrikken, gezetene zal hem wel .i bliiven.
Maar, komaan! Het is tijd voor ons naar bed te gaan." phie van hem gte^md <n i i
Hij stond op, stak eene kaars aan, draaide de lamp h>e
uit, en wij gingen naar de slaapkamers. Bij de deur
van de binnentrap naar de keuken hoordé ik beneden
iemand loopen. Haddock beweerde dat het de kat was.
Ik uitte het vermoeden, dat de dieventoch door een
venster naar binnen waren gekomen.
„Onzin!" zeide Haddock. „Zij künnen er onmogelijk
in. Kom tóch mee nSar bed-"
„Maar," opperde ik, „wij zouden tenminste eens be
neden kunnen gaan kijken."
„Neen neen," antwoordde hij „mijne vróuw zou het
hooren, en zij zou zich dood schrikken, 'Dat kunnen
wij niet doen. Werkelijk vriendlief, je bent vreeselijk
nerveus van avond. Er is volstrekt geen reden om
bang te zijn."
Hij trok mij mee de trap op. Toen ik mijne kamer:
Welnu, al is het bekend, dat hij vroeger meerma
len zonder succes is aangezocht geworden, om ziek
eene eandidatuur ie laten welgevallen, wat kan er le
gen zijn, hem nogmaals daarover aan te sproken1
Tijden en menschen verandefen en mocht hij wil
len, dan zeker had men in hem gevonden den man!
die men wcnschtc. Als handelaar cn burger zoi
hij in den Rèad
Moge over
g
icr nuu men in nem gevuiiuen uen mauj
inschic. Als handelaar en burger zoij
Raad een welkom element zijn.
■r hel voorgaande worden nagedacht' I
Een belangstellend Kiezer, f
"«V "I «-•.
deur sloot, hoorde ik hem de zijne afdraaien en gren-
J-'angen van zijne
_„3wone zelfbeheer
mij, en ik kan geen woorden vinden om uit
S!aL°^f,e!d pp verlangen'van zijne vrouw.
„ui<>u{.u van zijne vrouw.
Inderdaad, Haddock's buitengewone zelfbeheersching
verbaasde mij, en ik kan geen woorden vinden
te drukken hoezeer ik hem er om bewonderde.
Willekeur gestraft.
Wanpeer in Rusland de beambten, die dikwijls zed
willekeurig handelen, worden gestraft, geschiedt dit
meestal door 'n toeval. Eenigen tijd geleden gebeurd«
het. volgende: Aan alle spoorwegstations in Russisol
Bolen mogen de treinen het station niet eerder verMr
de hoéven
gelukkig alweer
geweest, daar
hebben.
van zijn paard
huis werd vermoedelijk 0p dit ver dreef Zijn lof'h€( f hoofdman der gendarmerie daartoe ver^
het is niet iedere™ aLf 00genb"k geplunderd de hit.f i gege^en- °P het. station te Warschau hai
te blijven. Aan miinp daai'onder zoo km <mh dor gendarmerie Muradow dienst.
en de sleutel ontbrak ik 'l,nerdeör was geen grendpl' v-n!°v op 'n hag, dat van Warschau de geliefd
zelden ook tot de si-mt VC dat; Inbrekers Muradow, de zangeres Lewicka, afreisde. Aluradov
strekken, gewapeïi met^,7 h,,,lne operaUes uit Mn van'?! teeder afscheid en ofs('ho°" ,iet lijd;
geen wapen bij mii d-m ^kljzers en dolken ik h-. i u-,» ve''ti'ek van den trein reeds lang voorbij
ft h-ïe. te geven tot vert^
'ven vijand lu'tte'l8 Waarde'b'ezl^T^t1 tegen een'actie! ongoduW^* "8t ee" der eerste-klasse passagiers, dij
meer dan ë'en EPn eo" flulstere"- Kr waren er i vro« nt te W6tcn' waarom de trein niet vertrok,
bende!Daar miin0Tagnie'?!isschie" «ene gansihe hrnte nn TLMar de oori!aak van dit lange op""'
lag, kon ik alles lu n6 ?ler •,uist boven de trapdeur maar vraag' gaf Muradow geen antwOt>r
gang naar de eetkamer"' V °®tstaPpen gingen d<M>r de nen doein^^dii a'8 Rus8lsche gendarmen dat Wl
mü niet, te bekennc.wTai .V de,1rookkamer. Ik «Xam i rehteer ,te'/ v f T' Pa6S?": »Waar is uw Pas?
gemak voelde. Daar o-- n a"es behalve op miin I weten h- Muradow zijn pas zien, waaruit deze
trein --—-o en op den dremnef ®ensklaps mijne deur open kwarUermÜ^'t de e6nvoudlge reiziger de adjudafl
zouden gemist fluisterend toe- Haddock. Hij sprak mij weg en Muw H* VEn de" Czaar was' Toen ging de ró
1 i Weg en Muradow ontving twee dagen later een schr|
SC
en
„Mijne vrouw is vreeselijk zenuwachtig," zeide
J ven waarin hem gemeld werd, dat zijn ontslag w®s
hij. gegaan.