IcMseii mi ie Heciiizaal.
5&T- SS
Zaterdag Ü4 April 1909.
VIERDE BLAD.
CXCI. VERTOUWEN.
Ziezoo, dat is voorloopig alweer afgeloopen. De be
moeiingen, laat mij zeggen: de praeliminaire bemoei
ingen der verschillende kiesvereenigingen zijn voor 't
meerendeel achter den rug. Wat er nu nog komen
zal, berust bij de kiezers. De naderende Juni-dagen zul
len den beslissend en knal doen hooren op het vuurwerk
van wooi-den, dat er nu reeds aan voorafgegaan is en
nog aan voorafgaan zal. Wij wenschen ik voor mij
althans, en 't meerendeel der lezers dezer bladen zeker
niet minder den liberalen candidaten 'n overweldi
gend succes; opdat de grijsgrauwe, niet duidelijk te
erkennen of te herkennen kleur van het huidig mi
nisterie, dat als 'n .Janus-kop soms meer dan een aan
gezicht schijnt te hebben, eens vervangen worde, door
'n Ministerie, waarvan de kleur te noemen is. Laat 't
desnoods 'n rood wezen of erger nog: 'n zwart. Maal
laat 't 41 kleur hebben en geen gebrek in zijn nekwer-
vels, opdat we weer te weten komen of er met het
hoofd geschud of geknikt wordt, of 'L antwoord ja is
Of neen. Dat halen en brengen, dat half ja en half
neen, is om zijn geduld bij te verliezen.
Bn nu de candidaten voor de Tweede Kamer 11 ee-
rendeels al gesteld zijn, nu wil ik, als gewoon schrij
ver van „Amsterdamsche Brieven" ik sta er nu
immers toch weer buiten?! nu wil ik 'n enkel
woord zoggen over de wederzijdsche verhouding, die
er bestaain KAN tusschen kiezers en candidaten, en
over de wederzijdsche verhouding, die er tusschen hen
bestaan MOET.
Ziet, we leven in '11 ernstigen tijd. Of de vragen
van den dag ernstiger zijn dan ze vroeger waren, of
dat ze alleen maar ernstiger lijken, omdat ze meer
onder ieders bereik zijn gekomen, zou ik niet kunnen
uitmaken, 'n Feit echter is 't, dat tegenwoordig ieder
een politiseert, wat vroeger niet 't gevai was. Tegen
woordig hebben de boeren uit den polder en vaai den
dijk mede stem in 't kapittel; en de schippei of ge
zagvoerder van schuit of boot, laat onderweg het ge
zag van zijn drijvend huis aan anderen over, om op
tijd ter stembus te zijn. De Koningin regeert bij Gods
en ons aller gratie, en die gratie de onze althans;
God is wijzer strekt zich zelfs zoover uit, dat de
Koningin niet met Prins Hendrik getrouwd zou zijn,
als wij "t niet hadden goed gevonden. Voor 't overige
laten wij de Koningin hare particuliere belangen weer
zelf bedisselen en heeft Zij alleen maar ie onderteeke
nen en tot wet te bekrachtigen, de stukken, die wij
Haar voorleggen.
Maar de wetten maken WIJ; de besluiten worden ge
nomen door ONS; de benoemingen, de voorstellen wor
den door ONS gedaan; WIJ disputeeren er over, wik
ken en wegen ze, en als dan alle voor en tegen ervan
is aangehoord en overwogen, en de meerderheid dei-
aanwezigen heeft ingezien, dat 't zoo of zoo beter is,
en in harmonie met de belangen van land en volk,
dan wil de handtcekening onzer Koningin alleen zeggen
in naam der meerderheid van het Nederlandsche Volk
worde dit of dat voor Nederland wet.
Daarom is het'heel goed om ie weten, wie er gaan
zal naar het representeerend lichaam, dat men Twee
de Kamer heet, om daar in woorden uit te spreken
wat cr omgaat in de harten en hoofden dergenen, die
hem zonden. Hij mag ondervraagd worden over '11
speciaal geval; '11 bizondere zaak kan meer dan 'n
andere beleekenis hebben, en men mag weten hoe
'n aspirant Kamerlid daarover denkt, maarik bid
uVRAAG HEM NIET TE VEEL. Als ge eenmaal
uit '11 bepaald getal personen '11 keuze gedaan hebt, '11
ernstige keuze; als ge weet, dat hij 'n man is van
karakter en goede trouw, laat 't dan verder aan hem
en aan ZIJN inzicht over, hoe en wat hij in voor
komende gevallen, - die toch niat alle te voorzien
zijn doen zal.
Als ik '11 schip in zee zou zenden, dan zou ik
ongetwijfeld dat schip zoo stevig mogelijk laten bou
wen. en ik zou mijn gezagvoerder met groote voor
zichtigheid en met al de menschenkennis, die ik be
zit, kiezen; maar die schipper zou mij niel te voren
behoeven te zeggen, wat hij wel doen zou. als de wind
eens plotseling uitschoot, als de gei-lijn eens brak. als
't roer eens onklaar werd. Wat bij dim doen zal, dat
wist ik reeds, toen hij voor mij slond op den vasten
grond, met zijn handen in zijn zakken, als schippers
doen. Wat hij in al die gevallen doen zal. dat Wisl
ik reeds toen ik 'm in zijn oogen keek. Dat zag ik
aan zijn stap. aan zijn manier van staan;: dat hoorde
ik aan zijn antwoord, toen ik 'm vroeg hoe Jaat 'l
\vaj. En als ik hem hel beheer over mijn bezit, mijn
rijkdom in handen geef, .dan doe ik dit met hetzelfde
Vertrouwen, alsof jk zelf het beheerde. En als zijn er
varing, zijn menschen- en zakenkennis grooter js dan
de mijne, dan zal mijn vertrouwen des te grooter
zijn.
ZooalsWe waren eens onder zeil op een onzer
meren, 't Stormde uit '1 Noord-Westen. De zware be-
ncdenlading had de gangboorden in 't water gebracht,
de boven lading (hout) was onbeweeglijk vastgesnoerd.
Mijn vader stond aan 't roer. Daar .ging 't. Een van
de knechts aan den schoot, een bij de fok. die ook
klaar moest Wezen, 0111, ais 't moest, de nok „weg
Ie gooien". Ik, als jongen, die voor Zijn plezier eens
mee mocht, boven op 'de last.
Hou je goed vast, jioor Ilein:
Hel schip helde schrikkelijk over, de ma$t kreunde
in den koker, de sorlijnen gaven geluid, jln dien storm
was de aandacht overwegend. Gezagvoerder en knech
ten. allen waren vervuld van dit eene denkbeeld, dat
er groot gevaar was, maar dat was af te wenden door
'n enkel woord, wanneer dit op tijd zou worden gezegd.
Alleen ik had geen bewustheid van 't gevaar. Als mei
geesels werden de zeilen gezweept, de bovenzijde van
hel schip hief zich als 'n' zware man op, terwijl de
heiiedenzijde dieper in 't water dook. Nooit nog had
ik zooiets moois gezien. De pracht van ,'t aanstor
mende water, het loeien van den wind, _de ongebro
ken aandacht aan boord, 't was voor mij' zoo mooi
als 'n tooverspvookje.
Toen we de luwte binnenvlogen en het vaartuig weer
iu zijn gewonen stand kwam, de schoot werd vastgezet
en de nok kon worden losgelaten, vroeg een van de
knechts mij: Was je niet bang, Hein?
En ik nmet die vraag niet eens beantwoord hebben,
maar alleen gezegd: „Wat was dat mooi!"
Mijn vertrouwen is nooit aarzelend geweest. Toen
ik later 'n storm op den AtlantLschen oceaan meemaak
te waarbij "n mas° overboord sloeg, twee reddingboo
ten tot splinters werden geslagen, het w^r^ove
de brug vloog, !k, op mijn verlangen, ïn hetistaaide
want werd vastgebonden, toen heb ik - misschien heel
dMeï6had op m<j te Mer
Met^zouage^t^n'™ebbemadate,watnhy'^ou lwveten of
doen, goed zou zijn. En indien ons schip toen al ver
gaan was, en wij verdronken waren, dan g t'huiB>
mijn laatste gedachten behaWe aan^mij
zouden geweest zijn, dat t alles zo u«UZe is
Mijn goed vertrouwen bij het doen
voor mij nooit geweest 'n stap in
zekerdheid, dat die keuze de al(eü tijde
had kunnen doen, ook al bleef ni
de teleurstelling uit deden mij steeds kalm zijn.
Waar vertrouwen gegeven wordt, daar moet dit ver
trouwen VOLKOMEN zijn. Wie zulk een vertrouwen
niet geven kan, berooft zichzelven van geluk en slaat
dengene, dien hij zijn zoogenaamd vertrouwen schonk,
met machteloosheid.
Ja, ik weet 't wel, de kiezers dienen 'n houvast
te hebben, dienen te weten op welke gronden zij hun
candidaat kiezen. Maar nogmaals: ik bid u: VRAAG
HEM NIET TE VEEL. Denk aan 't woord, dat Gleich-
man zei in '94, toen door 't intrekken van 't Kiesont-
werp-Tak de crisis was uitgebroken. Ook hem werden
allerlei vragen gedaan, en op een daarvan antwoord
de hij:
„Wanneer het oogenblik daar is, dat ik mijn stem
zal hebben te bepalen, zoo zal ik naar eer en
geweten, naar overtuiging en bevind van zaken, be
slissen. Ik behoud mij mijn vrijheid absoluut voor."
Gleichman werd met overgroote meerderheid tot
volksvertegenwoordiger gekozen, en nooit Is ee-nig
mensch met hem teleurgesteld uitgekomen.
Laat 't belang van 't geheel goed doordringen tot
eiken kiezer. Laat niet een enkel plaatselijk of per
soonlijk belangetje zoo op den voorgrond worden ge
drongen, dat daardoor de eenheid der belangen van
het geheele land worde verbroken. Voor het welzijn
van het heele vaderland te waken en te arbeiden is
giooter en nobeler dan voor '11 provincie; voor '11
heele provincie meer waard dan voor 'n enkel district;
voor 'n heel district meer dan voor 'n, enkel gehucht;
voor 'n gehucht weer beter dan voor 'n enkelen per
soon. Wie Ti .stad wil overzien moet op 'n toren
klimmen, en die beneden staan moeten hem gelooven
als hij zegt, dat van dezen of dien kant, het gevaar
liet meest ernstig is.
Vertrouwen- Dat is de groote hoeksteen van lied ons
leven. Ons huwelijk, onze vriendschap, ons koopen en
verkoopen, ons geven en aannemen, ons weldoen en
liefde ontvangen hebben alleen waarde voor zoover
ons verhouwen er in betrokken is. Vriendschap zon
der vertrouwen is geen vriendschap, liefde zonder in
nerlijke verzekerdheid geen liefde. En 'n man van
grool karakter, dien wij zen-den zouden, om ons te
vertegenwoordigen in 's lands raadzaal, en dien wij
te veel vroegen, kon wel eens 't gevoel krijgen door
ons als 'n pagode beschouwd te worden, en er voor
bedanken zich verdei- met ons in te laten.
Pas dus op! Daar is 'n heiligdom in ieders geestelijk
en zedelijk leven, waar 't geen tweede vergund is
binnen te gaan of wetten neer te leggen, 'n Man van
karakter heeft zijn eigen wet, die altijd goed is.
Smiles vertelt van '11 jongen slaaf, die op de markt
in Rome te koop stond. Een Romein zag 'm staan
en vroeg hem: „Zuil gij getrouw zijn. als ik u koop?"
Waarop -de jonge slaaf antwoordde: ,,Ik zal trouw
zijn. als ge mij koopt; maar ik zal ook trouw zijn,
als ge mij niet koopt."
Natuurlijk '11 Getrouw mensch is ten allen tij-de Lrouw
en onder alle omstandighedenzooals 'n ontrouw
mensch zijn zending en zijn zenders ontrouw zal zijn,
al zoudt ge hem met miliioenen betalen.
Correspondentie:
L. F. J. Dal is al zoo lang geleden, dat ik 't
niet precies meer weet. Maar mij dunkt, dal ge 't
in 'n ©enigszins goede bibliotheek wel zult vinden. Als
ge 't u niet aan wilt schaffen, dan kunt ge 't, in
Amsterdam komend, even vragen op 't Singel aan de
Universiteits bibliotheek bij den Heiligeweg, naast de
St. Catharinokerk zoowat. Maar ge moogt 't niet mee
nemen. In een der zalen kunt ge 't dan lezen en als
ge papier bij' u hebt, aanteekeningen maken. Ik meen,
dat dre 'bibliotheek open is van 10 tot 5 uur. Ook
's avonds van 7 tot zoowal 9 uur.
W. d. K. Ge deedt beter mat u te wenden tol de
directie van de N. V. „Het Tooneel". Mijn blik gaaf
niet verder dan tot de affiches en de courant, wat
ieder zien en lezen kari. Bovendien is de beantwoor
ding van uwe vraag zeer gevaarlijk; want Itooyaards
wimpelt nog al eens 'n voorstelling at. Mij dunkt,
als ge uw vraag aan de administratie doet en er 'n
postzegel voor antwoord in sluit, dat men u heel be
leefd zal antwoorden.
Mej, M. Laat ons over dit onderwerp geen dispuut
beginnen. Men gelooft aan wonderen of men gelooft
niet aan wonderen. Ik voor mij acht wondergeloof
godslastering, 'n soort van gewilde geestelijke dron
kenschap. Maar ik ken heel wat fatsoenlijke menschen,
die er aan vasthouden, alsof 't hun zaligheid gold.
't Is 'n kwestie van -denken en waardeering, en al
leen maar vreemd, dat de Protestantsch-e Christenen,
die w e 1 gelooven aan de wonderen van den Bijbel,
niet gelooven aan die van Lourdes of Kevelae-r, aan
die van Buddha of Mohammed. Als ge- het wonder
verhaal van Christus' opstanding niet kunt verstaan
in geestelijken zin, dan berooft gij het van de schoon
heid, waarin 't behoort te stralen, Letterlijk opgevat
heeft liet geen waarde.
De Kerstbrief en de Paaschbrief verschillen in geeste
lijken zin niets,
V o x Human a. Kan er tusschen twee menschen,
die 't zoo eerlijk en goed bedoelen als U en ik of,
om chronologisch juist te zij 11, als ik en U zoo'n
groot misverstand bestaan, als nu blijkt? Uw onzeg
baar mooie brief, dien ik wel tienmaal gelezen heb-,
doet mij dit steeds duidelijker gevoelen. Kunt U in
allen ernst mij ervan verdenken van vrouwen „ver
bogen, ingekrompen wezens" te willen maken? Hare
„natuurlijke ontwikkeling" tegen te willen houden? Is
dat te distilleeren uit mijn „Vlindert'-brieven? Als dit
zoo is, dan schreef ik niet wat ik bedoelde; dan'Tlruk-
te ik mij verkeerd uit, en dan wil ik' 't ovear zeggen,
duidelijker, beter, 't Spijt mij. dat Ge mij Uw adres
onlhoudt; als bewoners van dezelfde Stad, kon anders
'n correspondentie en wederzij-dsch verklaren zooveel
vlugger en gemakkelijker gaan,
Lees m den zin, door uit Ntetzsche geciteerd,
voor het woord „des Kriegers" jhrer Kinder, en zijt
U 't dan zelf niet eens met 't twee-de deel van dezen
SaU? Is er voor 'h vrouw 'n nog hoogere taak dan
kinderen op te voeden? Voor „ontvolking" maak ik
mij heelemaal niet „ongerust"; ware dit het geval,
dapWie heeft u wijs gemaakt, dat Ik „zoo'n moeite
doe, om 'n bruid te vindon"? Maakt U dit op uit
mijn verzuchting, d-at ik ook wel graag gelukkig ge
trouwd had willen zijn? Dan gaat go iets te ver.
De meeste huwelijken uit den tateren tijd, hebben
veler verlangen gewijzigd. Ik ben er nooit op uit
gegaan om vriendschap te zoeken, ik ben -er nooit op
uit gegaan om liefde te zoeken, maar nam die bolde
dankbaar -aan als -Ik ze ontmoette. Ik zou er niet
naar willen zoeken, naar geen vriend of naar geen
bruid;, dat doen alleen half-idioten. En omdat er zoo
veel halMdioten zijn, komen er zeker zooveel huwe-lijkep
treurig uit. Ik ken wezens, die nooit verliefd zouden
zijn geworden, als zij nooit ovpr verliefdheid hadden
hooren praten, als zij doqr omstandigheden, heelemaal
bulten hun hart om, dat pad niet waren opgejaagd.
Zoover heb ik 't nooit gebracht. Toen ik mijn liefde
verloor, ben ik niet op de hoeken -der wegen gaan
staan, omMaar wat praat ik over intiem-e_ dingen
in oen publieken brief!? Wie liefde zoekt is in mijb
oog 'n stumper; wie ze ontmoet, laat hij ze waa-i-
deeren en er gelukkig door worden, Waarom spreekt
Ge smadelijk van „prachttypen" aan onze Oostergrens"
Ik ga er op uw advies NIET heen, althans niet om
'n bruid „te zoeken"; daar acht ik mijself en mijn
eventueel toekomstige bruid te hoog voor. Ik geloof niet
In 'n liefde, die niet spontaan ts, -en „zoeken" sluit
spontaniteit uit. Denk aan „Liefdes Lof ('t Hooglied1)
van Salomo. „Gij wekt toch geen liefde, die ni-e-t van-
zelve ontwaakt."
Uw aan. vier zijdjes fijn be-schreven brief verdient
meer serieus beantwoord te worden, dan ik t kaïn
doen in 'n „correspondentie", als deze. Misschien is dit
jammer, misschien niet; want heusch, Ge schrijft heel
wat dat ik mij in staat gevoel tegen te spreken.
Uw laatste zin van „grooter wordend deel vrouwen
leven, dat geen betrekking heeft op liefde-huwelijk',
begrijp ik niet, en ligt werkelijk naar uw vermoeden
„buiten (mijn) horizon". Zijn er dus ook vrouwen, die
niet liefhebbeu? Of nooit aan liefde gedacht hebben?
Zouden 't dan wel vrouwen zijn? Zijn er ook menschen,
die niet van kinderen houden? 't ls best mogelijk! Alles
schijnt tegenwoordig mogelijk. Er zijn nu Christelijk-
socialisten. Straks komt de m-ededeellng, dat er ook
Christen-Heidenen zijn of Roomseh-Protestanten, of
Luthersch-e Zwinglianen.
Laat mij eindigen met U te verzekeren, dat waar
twee menschen elkaar waarachtig en innig liefheb-ben,
elke redeneering overbodig is: „Denn Liebe redet nicht
sie lie-bt."
Overigens met ernstige hoogachting
Uw Dw. H. d. H.
SUKKEL. „GRAPPIG"?
„Neen, Mien", zei hij, en 't was of hij in tranen
zou uitbarsten; hij keek verwezen, wanhopig, als naar
hulp zoekend rond... Neen, dat kun je toch niet mee-
nen! Dat kan je toch geen ernst zijn?"
Zijn resoluut nieisje met harde trekken; vastbe
raden, snel-energiek in al haar doen ging voort met
haar bezigheid. Ze was de taf-el in het pronkvertrek
aan 't boenen en ze zag rood van 't werken; pufte nu
en dan even uit... 't Ploeteren, nu al van half acht
af, maakte haar wat prikkelbaar. De lichtblonde haren
sprongen verward om haai- hoofd. Haar wangen gloei
den. Ze was bezig met terpentijn 'n vlek uit de tafel
te krijgen en, vertikte 't nu om kamp te geven voordat
het ding er finaal uit was. Mien hield niet van half-
werk. En moeder kon dan snauwen en grommen, dat
ze zoo het huis uit zou geloopen zijn. Ze hield
vol... Had, toen Hendrik, d'r vrijer, daar-zooeven met
de jobstijding gekomen was van dat de baas hem
gedaan had gegeven... Niet vanwege onbekwaamheid
of zoo, maar enkel en alleen door overgroote slapte
van werk... Had toen voortgezet haar gewrijf op die
vlek van 't tafelblad, alsof 't haar eigenlijk niet sche
len kon.
„Zoo!" had ze alleen maar gezegd, „dat's prachtig!
Dat's fijn, hoor!... Een mooie boodschap. Heb-je soms
nog wat?"
Hendrik was heel bedremmeld. Draaide z'n pet in
de vingers rond. Beefde van angst... Want, hij hield
veel van Mien, en had voorzien dat er wat volgen zou.
Zag al, dat zij al rooder en rooder werd. De inspan
ning en die jobstijding prikkel-den haar nu allebei
Een poosje was 't stil in de kamer. Hoorde men
slechts het piepen en kraken, knarsen van 't meubel,
waar Mien d'r stevige knuisten op liet gaan. En het
wringend geschuif van de lap over 't mahoniehout.
Zachtjes, nederig, smeekerig, was hij bij 'r komen
staan. Had gevraagd of-ie haar ook helpen kon.... Hij
zou dat wel eventjes voor haar doen... Dan kon ze
wat uitrusten.
Zij gaf niet eens antwoord en hij had niet de cou
rage om de lap aan te vatten. Toen hij ha-ar arm even
aanraakte, duwde Mien hem snibbig-kortaf, nijdig-drif-
tig -terug...
Zei, na een poosje:
„Dus... je hebt nou niks... Voor het oogenblik... En
niks in 't uitzicht ook?"
Hij bromde iets. V-an: dat hij direct zoeken zou.
Makkelijk is het niet in den tegenwoordigen tijd. Maar
't zou toch al raar moeten loopen als hij, Hendrik,
die toch waarachtig zijn loon waard was... Dat had
Robbers, de meesterknecht, nog gezegd toen-ie gedaan
kreeg... „Hein, jongen," zei Robbers, „als ik wat voor
je doen kan!... 't Is lam genoeg. En wie tegenwoordig
buiten werk raakt..."
Hendrik was geen diplomaat. Gluurde telkens naar
Mien d'r gezicht, hoe zij 't zaakje opnam. Ze boen
de en wreef gestadig door. Rood, ingespannen; met
stijgenden wrevel
En 't kwam er in eens uit. Zoo ruw e-n wreed; zoo
koud en beslist, dat Hendrik duizelde van schrik. Zoo
had hij 't niet verwacht... Nu ja, dat Mien uit d'r hu
meur zou zijn, natuurlijk. M-a-ar hij kon 't toch niet
helpen... Hij had toch z'n best gedaan... Om dan, zoo
maar pardoes, eruit te flappen; „dan mot 't maar uit
zijn tusschen ons. Om gebrek te lijden, daar trouw ik
niet voor. En samen te loopen totdat je oud bent,
ik zie er niks in...!"
Al-maar poetsend, boenend, alsof 't de gewoonste
zaak van de wereld gold! „Neen, hoor!" bekijkend
de ietwat-verdoezelde vlek op de tafel „neen, 'k
mot er niks van hebben!" Als Hendrik de ku-nst had
verstaan om menschen te doorschouwen, dan zou hij be
seft hebben dat Mien, de resolute en weinig gevoe
lige zoo sprak om te maken, dat hij er spoed achter
zette... Ze wou hem niet zoo gauw laten glippen. Was
blij genoeg geweest, dat een jongen met behoorlijk
weekgeld haar wou nemen, wist best dat ze ja-
loersch op haar waren: zoo'n brave, tamme, makkelijke
vent als die Hendrik de Haan... Vind ze maar eens!...
Dien windt-ge om je hand als je eenmaal getrouwd
bent. Die zegt „dank-je wel" als hij van z'n loon een
paar kwartjes op zak krijgt... Mien snakte e-r naar
om bij moeder weg te komen, Maar was v-eel te slim
om 't te toon-en... Had Hendrik, best voor zijn
ambacht, maar overigens een echte sukkel in de
verbeelding gel-aten, dat ze eigenlijk geen trek bad
om te trouwen... Had, nu al, bereikt dat hij in alleis
blindelings d'r zin deed. Zoodat moeder, die in d'r
hart het land had -aan Mien, er al een-s h-alf-spot-
tende, half-stekelige aanmerking op had gemaakt... Wat
Mien, natuurlijk, woest van nijdigheid maakte. Maar 't
hinderde niet. „Trek-je er maar niets van aan!" zei
Hendrik haar, toen ze samen opwandelden, „je moe
der -meent 't zoo kwaad niet!"
En nu, ineens, dal ellendige van Hendrik z'n bui
len werk raken. Ze zag al hel kwaadaardig glinsteren
van moeder d'r oogen.... Wani die gunde haar het ge
luk)© niet. Was, na een ellendig huwelijksleven met
drankzuchtigen en kijfzieken kerel, echt-jaloersch
op haar dochter. En de vriendinnetjes, die haar zou
den beklagen op zoo'n toontje van diep medelijden....
O, Mien had de tafel, waar ze op boende, wel stuk
kunnen beuken. Hield zich in... Maar nam direct forsch,
wreed-harteloos middel te baat om hem aan te por
ren.... Dat was het eenige..
Had, toen ze eventjes opzag naar Hendrik, tóch
medelijden met 't doodbedroefde, wanhopige, versla-
gene van den sul,,.,
„Dat méén-je niet. Mien'" had hij gezegd.
En wachtte, jn nederige gelatenheid, wal nu komen
ZQll
Had er eigenlijk niet op gelet, dat terwijl ze
daar stonden te pralen Mien d'r broer, was binnen
gekomen. Jan, lange slungel met z'n geslepen oogen
en hei spottende, sarrende trekje- om de lippen, Slam
pamper, van wien niemand wist hoe hij1 eigenlijk aan
den kost kwam. 't Evenbeeld van zijn vader... Een
gevaarlijke, brutale dagdief, waar moeder en Mien
hang voor waren.... En dien ze vleiden en kwasi-vrin-
del.'jk bphaidelden om hem maar met goed fatsoen
van den vloer te krijgen.... Broer Jan, dien Mieri
had ze zich vast en stellig voorgenomen geen stap
bij zich aan huis zou laten zetten als ze gelrouwd
was. Moeder trok Jan nog wel voor, maar zij' zou
't anders aanleggen. Wel zorgen, dat die luiwammes
haar boeltje niet kwam opeten.... Mosten ze maar
aan haar overlaten!
Jan zat in een hoek van de kamer. Had 't laatste
gedeelte van het gesprek aangehoord.... Strekte de bee-
nen vadsig uit en liet de zonnestralen geglinster wek
ken op de kraaitjes van z'n geborduurde" pantoffels.
Fiool zachtjes deuntje.... Teeken, dal ie op een plan
netje zal te broeden....
„Sehéém-je je nou niet!" barstte h'j plotseling te-
den z'n zuster uit, „0111 Hendrik op die manier...."
„Gaat 't jou wat an?" kaatste Mien terug, te nijdig
en te ontstemd, nu. om Jan te ontzien. Maar
ze had niet gemerkt het knipoogje, dat Jan stiekum
aan Hendrik had gegeven, die voor haar in de bres
wou springen.... Knipoogje met glimlach van: Houd-je
nu stil... Komt in orde!y
Schudde, tegen Mien, het hoofd met expressie van:
11 drukkie1... Wat '11 beweging!"
„Och meid", zei hij, „je mcenl er ook geen steek
van Je h.oudt immers veel te veel van Hendrik Dat
weel ik toch best!
Zij boende door. Had Jan even, van-terzij. aange
zien. Was zoo n zoetelijk toontje niet van 'm gewend.
Dacht: Wat zou-ie nu weer voor-liehben?.... Maar
Jan had, met geknipoog en gegrimlach, Hendrik al
ingepalmd.
„Weet-je wat. Hein zei hij, opstaande, „Loop jij
een eindje met me om. Straks is Mien heel andere.
dat zul-je zien!.... Vooruit, jö
Hendrik volgde hem gedwee; voelde nu, eensklaps,
dankbare vriendschap, vertrouwen voor den kerel,
dien hij anders zorgvuldig uit den weg ging... Nu in
z'n wanhoop over Mien d'r uitval....
Zij, zuster, wou er-tusschen komen. Dut Jan den
ander meetroonde, dat was, waai-achtig, het eenige
wat er nog aan ontbrak. Maar Jan wenkte haar oj>
zoo'n heel-aparte, bijzondere manier, dat ze met hem
ineeging. naar de keuken, er naast.... Jan deed de
deur dicht. Hendrik bleef wachten.... Hij hoorde broer
en zuster haastig, druk-driftig praten... Elkaar in de
rede vallen. Toen was Jan aan 't woord.... En ten
slotte was 't net of er met kleingeld gerinkeld werd.
Open ging de deur. Jan wenkte, en samen gingen
ze weg.... Hein keek neg even om. En waarachLi|g,
Mien keek op. Knicte tegen hem.,.. Niet zoo nijdig
meer. Met 11 flauw glimlachje.... Zoodat Hendrik een
pak van 't hart viel en hij had kunnen juichen, schreeu
wen, jubelen van geluk:
Toen hij Jan een uurtje later, de hand
toestak, over het tafeltje heen. waai- zij aan waren
neergestreken, had hij tranen van dankbaarheid in de
oogen. En zoo'n schavuit als Mien d'r broer was,
toen moest hij toch eventjes een anderen kant uitkij
ken, want die zachte, -eerlijk-trouwhartige, dankbare
oogen, hinderden .hem! Hij schaamde zich even
Héél even....
Wipte z'n borrel leeg en likte direct om nieuw
„rondje'Jan tracteerde dien middag.... Van de dub
beltjes, die z'n zuster hem straks. na het driftige
gefluister in keukentje, terwijl Hein stond te wachten
had gegeven....
„Wees nou "n mént" zei Jan. toen ze samen ge
klonken hadden, „toon nou dat je durft. Mien is
een beste, goeie meid, dét mot ik zeggen. Je zult
er een patent wijf an hebben, verdraaid als het niet
zoo is
Maar... Maar... Een ding mot ik je zeggen. V-ain
flauwe kerels houdt ze niet. Die kan ze niet luchten
of zien) Al was-je met goud beslagen, ze zou je niet
nemen als je een lafbek waart... 't Fortuin ligt voor
het grijpen. Ik heb je het zaakje uitgelegdJan
sprak nu weer heel zachtjes, en fluisterde, vlak-bij
Hendriks oor:
„De tachtig gulden kun-je binnen hoogstens drie
dagen weer teruggeven... Geen haan, die ernaar kraait.
We krijgen de preferentie. Ik heb 't je toch duidelijk
uitgelegd, he?... Man en paard genoemd! Ik offer er
zelf iets voor op... Omdat jij 't bent... En 'tvoor
het geluk van m'n zuster strekt, zie-j-e!"
Onder het zeggen knauwde Jan op den pruim, dieu
hij ip den mond -had om ernstig te blijven kijken
„Jij wordt meesterknecht, niemand anders. Je
krijgt een fijn baantje van twee-, drie-en-twintig gul
dentjes in de weekEn ik ben tevreden met het
mijne
Ze stonden op. Hendrik volgde als in een roes. 't
Gonsde hem in de ooren. De drank maakte z'n den
ken verward... Hij kon niet meer geregeld nagaan Jan
z'n redeneeren... En het wantrouwen in den rekel van
'n vent smolt ook zoetjes-aan weg
Ze liepen samen op. 't Was nu tijd... N u was Hein
z'n hospita uit. Kon hij, dien men blindelings ver
trouwde, haar kamer binnengaan. Hij had den sleutel.
Wist precies waar de duiten lagen. Juffrouw Telders
besprak alles met hem alsof hij haar eigen zoon was.
Zou hem gerust al haar geld te bewaren hebben ge
geven
N u was 't tijd! Jan liet hem niet meer los. Als 't
roesje vervluchtigd was, dat wist-ie stellig zou
Hendrik er nooit toe komen
Hij ging met Hein mee tot den hoek van de straat
toePorde hem aan. Vooruit nou!
Wachtte. In groote onrust, 't Was een stuivertje- op
z'n kant...!... Tien-tegen-een, dat zoo'n knul van 'n
vent op stuk van zaken, toch zou terugkrabbelen
Maar waarachtig! Jan vergiste zich.
Toen hij tusschen de tanden vloekend van teleur
stelling, al wou opkrassenDie kerel lag natuurlijk
zijn roesje uit te slapen
Waarachtig, daar hadt-g-e hem, hoort Met verwil
derde oogen en krijtwit gezichtDoende als een
gek, zoodat de lui hem nakeken
Maar Jan wist, in zoo'n geval raad. Troonde hem
gauw-gauw mee naar een stil plekje, waar ze -het ver
dere konden „afhandelen".
Loerde, loerde, gluurde, tuurde al-maar naar Hein
z'n binnenzak, waar de gestolen -duiten, voor de
briljante onderneming in scholen. Had ze er wet uit
willen rukken
Moest voorzichtig zijn. Liet Hein nog maar wat
drinken....
Op zeker oogenblik kwam het rolletje bankpapier
te voorschijn. Met zware tong zat Hendrik te pra
ten.... Te vragen, in z'n dronkenschap, of er nou
toch stellig, waarachtig, positief, „niks-geen-kwaad" me©
kon geh-euren....
Maar Mien d'r broer stelde hem gerust. Heelemaal
niet hoor-„Geen sprake vaniAnders zou •hij
z'ri aanstaande zwager, toch waarachtig niet.... Déér
zag Hein 'm toch niet voor an, hé?
Pakte gauw-gauw het bundeltje beet.... Uit was 't.
Hij wachtte nog eventjes. Had de vertering betaald.
Zou in de gauwigheid een paar sigaren halenDie
hadden ze niet in de bar
„Dat 's goed!" zei Hendrik, die zat als een ver
suft mensch.
Een kwartiertje later schudde de waard hem wak
ker,
„Zeg. vriend, 't is hier geen slaapstee!.... Weet-ie—
wat. ga een beetje de lucht in... Dat zal-ie opfris
schen
Hendrik slofte werktuigelijk naar buiten. Sjokte
voortBleef toen staanHerinnerde zich dat Jan
zou terugkomen.... met sigaren-
Maar Jan bleef weg.,..
Dal de -eerste getuige charge, tevens benadeelde,
slachtoffer van den beklaagde iu ontroering haar ver-
bazing uit, vóór den rechter, dat zóó'n man tot mis
drijf kon geraken.... 't Gebeurt wel eens in d-e Rechts
zaal, maar is toch hooge uitzondering.
't Is voorgevallen toen Hendrik terecht-stond wegens
diefstal van nij -de- negentig1 gulden, gepleegd in de ka
mer van zijne hospita, terwijl deze die hem blinde
lings vertrouwde, uit was...
De voorzitter had gesproken over het „dubbel-lage"
van zoo'n schromelijk misbruik van vertrouwen.'..
Maar de getuige, juffrouw Telders. kwam bijna op "te
gen den gramslorig-minachtenden uitval van den voor
zitter....
Nu het gebeurde al zooveel weken achter den rug
lag, kon men zien, gevoelen, dat er tóch nog iets
over was van de achting, die ze eenmaal voor braven
eerlijk-goedigcn sukkel had gekoesterd....
„Neen. meneer!" riep de hospita uit, en ze trilde
van echte ontroering, als ik nu ooits iets had kunnen
denken,... Maar dat Hendrik de HaanDat die.."
't Wa'„ de juffrouw te kras.
Beklaagde en eerste getuige charge schreiden te
gelijkertijd ter openbare zitting van de Rechtbank.
En wie de „finesses" van de zaak niet kende, moet
j't wel grappig hebben gevonden!....
MAJTRE CORREAU^
\X\j o.«.i VW1 Ad IJ 1., UVTVAA
aaoocu, Cli,
„uust, west, tnuis