Uil Lauü- 61 Tl!
Een goede Jacht.
Zaterdag 8 Mei 1909.
53e Jaargang. No. 4498.
DERDE BLAD.
r
LXVI. KARNKNEDERS.
Geen dool van het landbouwbedrijf heeft in een
halve eeuw zulke ingrijpende veranderingen ondergaan
als de zuivelbereiding.
Meer en meer veriiuLst ze van de boerderij naar de
fabriek en in streken, waar men uitsluitend boter
maakt, is dit nog in veel sterkere mate het geval dan
in die provinciën, waar de kazcrij op den voorgrond
treedt.
De fabriekmatige boterbereiding is eene industrie,
waarbij de nieuwste ontdekkingen der wetenschap in
toepassing gebracht zijn om hoogst fijne boter te be
reiden.
Dagelijks verwerkt men daar 30.000 Liter melk tot om haar lief mondje.
l>oter. Hiervoor zijn noodig eene stoommachine van Zij stuurt haar paard een weinig ter zijde, zoodat
32 paardekrachten, een grooto koelmachine, l eentri- zij van de anderen gescheiden is, en kijkt ongemerkt
fuges Ier ontrooming, een drietal roomzuurbassins en om. Haar neef blijft insgelijks wat terug en achter
een karnkneder van 1000 Liters inhoud, alsmede ver- hem vertoonen zich eenige van zijn kameraden. Dat
schillende kleinere werktuigen. komt net goed. Zonder zich te bedenken, galoppeert
De geleverde melk wordt met melkbascules vlug en zij nu voort, gevolgd door de officieren en Koert,
nauwkeurig gewogen, loopt over een teems in een De voor hen liggende weg loopt uit in een elzen
mei kreservoir, waaruit een mclkpomp ze brengt op boschje dat doorsneden wordt door een tamelijk breede
een voorwanner, waarna de melk de centrifuges be- beek, die in een meer naar achteren gelegen meertje
reikt. li F-T~l I valt- 0ver den, moerassigen grond en de beek moeten
13e ontroomde melk wordt gepasteuriseerd en warm de ruiters heen, om zich weer bij de pikeurs te kuu-
aan de leveranciers terug gegeven; elders' koelt men nen aansluiten. Brunhilde op haar vlugge, lichte mer-
ze ook wel af. rie vliegt over den weeken grond, dien de hoeven van
De room wordt in een anderen pasteur verhit, ver- het dier nauwelijks aanraken. Nu staat zij voor de
volgens afgekoeld ien opgepompt in de roomzuurbas- i breede, modderige beek. Er overspringen gaat niet,
sins, die m een koellokaal zijn opgesteld; onderwijl
is het noodige zuursel zorgvuldig toegevoegd.
In den zomer moet men kunnen beschikken over
koellokalen ,voor zuring van den room en bewaring
van de boter, alsmede over koud water voof het
wasschen der boter, daarom bezitten goed ingerichte
fabrieken eene krachtige koelmachine.
De noodige stoomleidingen kunnen, waar en wan
neer zulks noodig is, dienen om een gcwcnschtc hoo-
gere temperatuur aan te brengen, de aanwezige koude-
Feidingen der koelmachine kunnen een te hooge tem
peratuur, waar die ongewenscht is, verlagen.
In moderne zuivelfabrieken heeft men centrale ver
warming en om het zoo eens te noemen ook cen
trale afkoeling. Men is er meester over de temperatuur
er doorheen, rijden ook niet; daarvoor is de grond
te moerassig. Zij kent de rivier echter zeer goed, rijdt
een eind langs den oever, en heeft spoedig een plek
gevonden, waar het water wel nog breeder is, maar
met een heldere zandbedding er onder. Brunhilde laat
Laar paard zooveel mogelijk vrijen teugel, schuift wait
hoog er in het zadel, trekt haar rijkleed op, en, zeker
011 voorzichtig draagt de merrie haar naar de over
zijde. Nu heeft zij het spel gewonnen en juichend
kijkt zij om naar de ruiters. Dezen bevinden zich,
zooals zij wel verwachtte, meer stroomafwaarts, bij het
meertje. Met hun zware paarden kunnen zij niet over
den moerasgrond, en zijn nu Koert gevolgd naar het
meer, waar de dieren spoedig op vasten weidegrond
stonden.
Voor het meertje stroomt intusschen, de rivier nog i
door een diepe, breede, lang voortloopende kloof met1
en door het pasteuriseeren en liet gebruik van goede
In alle zuivelfabrieken karnt men goed gezuurden reinculturen ook meester over liet product. Dat oon-
room. Indien men uitsluitend boter maakt, dan wordt trole der grondstof bij de ontvangst der melk en "it-steile wandem
de melk door snel ronddraaiende machines, centrifu- betaling hiervan naar het vetgehalte steeds aangetrof- over do hindernis te springen zou meer dan over-'
ges genaamd, zeer sterk ontröomd. Er blijft in do fen worden, is algemeen bekend. moedig zijn, wie het deed, waagde zijn leven Dat be-
«ndermclk slechts 0,15 p.Ct. vet achter van de ge- De bereiding van prima roomboter heeft de zui- grepen de officieren dadelijk.
middeld 3 p.Ct., die in de volle melk voorkomt. vel-induslrie volkomen in haar macht; met do kaas „Duivels' Wildenfels, waar breng je ons heen?" roept
De verkregen room Wordt eenigen tijd flink verwarmd, bereiding is dit helaas nog niet het gevaldoch er een jong huzaar,
z.g. gepasteuriseerd, om mogelijk aanwezige verkeerde js ook daar geregelde vooruitgang. „Het haJiali halen wij in geen geval meer'" mom-
bacteriën te dooden, dan afgekoeld en gebracht in Wie in de gelegenheid komt eens eene moderne pelt een kameraad uit het regiment van Koert,
groote roomzuurbassins, Waarna de room met een boterfabriek in werking te zien, verzuime niet daarin „Nu, Koert heeft daar een aardig jachtavontuur voor
reincultuur van melkzuurbacteriën wordt aangezuurd. eens een kijkje te nemen. Wat een vooruitgang bij ons uitgedacht'" meent een derde.
Deze reinculturen geven eene mooie verzuring van de ouderwetsche bewerking op de boerderij' Stootkarn „Ja, ais wij maar eerst aan den overkant waren!
den room cn de daaruit verkregen boter is houdbaar en karnmolen ouderwe'sche, onbeholpen stumperdSj Die afgrond, brrr!" bromt een oude kurassier en laat
en geurig. De goede verzuring is daarom hoogst belang- met een spottenden glimlach zien we je nog aan, nu zijn paard wat op zijde gaan.
rijk bij do boterbereiding. De ervaring leerde, dat het centrifuges en kamkneders uw werk zooveel vlugger,! „Wij moeten, zoo spoedig mogelijk om het meer
laten zuren in groote bakken van 200 tot 5000 Liters zooveel beter en zooveel zinderlijker uitvoeren! heen, anders raken wij de gravin nog kwijt,- en dan
inhoud beter was dan de vroegere manier in klei-! Sinds de wetenschap zich verzusterde met het land- hebben wij een dubbele jacht en geen halali'" roept
nero vaten van 30 tot 150 L. inhoud. bouwbedrijf, is er in korten tijd groote vooruitgang ge- de huzaar.
Deze groote reservoirs zijn veelal zoo ingericht, dat ze komen, niet alleen in de zuivelbereiding, maar ook' Allen lachen,
door leidingen met warm of koud water kunnen ver- in andere onderdeelen; men denke b.v. maar eens
warmd of afgekoeld worden naar de tijd van liet even aan den kunstmest cn de doelmatige landbouw
jaar eiseht en opgesteld in lokalen, die gemakkelijk werktuigen b.v. de maai-, zaai- en dorschmachines.
verwarmd of afgekoeld kunnen worden. Moge uit deze vruchtbare samenwerking nog veel voor-
Zooals iedereen weet, wordt de boter na het kar- uitgang van den landbouw volgen,
nen gewasschen, gezouten en gekneed. Tot voor enkele D. E. LANDMAN.
jaren geschiedde jn de fabrieken het karnen in de
bekende, deugdelijke Holsteinschc karns en het zou
ten en kneden op groote draaiende tafels, de machinale
boterkneders.
Vooral in de verwerking van den room lot boter
is thans een belangrijke verandering gekomen. Kar
nen, wasschen en kneden der boter geschiedt tegen
woordig in één machine. Deze friefkwaarclige machines
doen dit werk zóó perfect dat nieuwe fabrieken ze
steeds aanschaffen en reeds bestaande ze meer en
meer gaan plaatsen.
Het is over deze gecombineerde karn- en kneed
machines, of karnkneders, zooals ze in Nederland zeer
kort en juist genoemd worden, dat ik hier een en
ander wil meedeelen.
De karnkneder bestaat uit een groot liggend vat,
dat op een stevige stelling ronddraaien kan. Binnen
in zitten 1 of 2 paar geribd houten walsen, overigens
zijn ze inwendig glad. Het drijfwerk zit aan den bui
tenkant. Door één of twee luiken met guttapercha-
pakking cn schroeven kan men den room in de ma
chine brengen en de geknede boter er uit nemen.
Als men karnt, draait het vat en staan de kneed-
walsen stil. Zij dienen dan als slaglijsten. .Wanneer
het wasschen en het kneden aanvangt, laat men de wal
sen draaien en de karn stilstaan of langzaam ronxl-
loopen naar het werk zulks vordert.
De karnkneders worden gedreven door de stoom
machine der fabriek en wel op de gewone 'wijze n.1.
met riem en riemscliijf. De overbrenging der bewe-
Schets van MAX DAUTSCHAT.
De lucht is nog frisch en vochtig. De laatste neve
len die over het landschap golven, worden door de
stralen der hooger rijzende zon verdeeld en verdwijnen;
het wordt een mooie dag. Het is een Octobermorgen.
Op de borstwering van het grafelijk kasteel Wilden-
fels vertoont zich de heer des huizes, graaf Udo, een
stevige figuur van middelbare grootte, met een breed,
joviaal gezicht. Hij steekt de rechterhand uit, kijkt
onderzoekend naar de lucht en mompelt met een ver
genoegden glimlach:
„Jawel, jawel dat wordt wel goed."
Daarop gaat hij weer naar binnen, om in, de eet
zaal iets te gaan gebruiken.
Intusschen wordt het op het ruime, met kiezel be-
strooide plein van het kasteel druk. Stalknechts met niet om den wedstrijd schijnt te bekommeren. Een blos
Koert heeft van dit alles niet veel verstaan. Hij
is afgestapt en leidt zijn paard langzaam heen en weer
langs den gapenden afgrond, terwijl hij den afstand
tusschens de beide oevers zorgvuldig opneemt.
Daar verschijnt op de weide aan den overkant, waar
de grond vast is tot aan den oever, de gravin. Een
zegevierend lachje ligt op haar fijn besneden, edel ge
laat. Hoog in de lucht zwaait zij de rijzweep en vol
overmoed roept zij tot de officieren:
„Wie van de heeren het eerst hier aam, het doel
is, zal gravin Van Lenneps naar het halali geleiden
en vandaag haar ridder zijn'"
Dadelijk laten alle officieren, behalve Koert, hun
Paard keeren, om langs den oever naar de overzijde
te komen.
„Zoo'n duivelscbe meid'" bromt de kurassier, „nu
moet men op zijn ouden dag nog meedoen aan een
wedren'"
De paarden rennen in vollen draf voort.
„Wat drommel' Waar blijft Koert?" roept opeens
de ulaan. „Ik geloof dat hij zijn mooi nichtje in den
steek laat."
De anderen hooren het niet eens, zij stormen voor
uit.
Gravin Lenneps ziet insgelijks met verbazing, dat
haar neef alleen is achtergebleven en zich hoegenaamd
stevige lederen broeken en hooge laarzen aan, leiden van toorn kleurt haar wangen, en zij klemt de tanden
een groot aantal slanke, edele rijpaarden ïoad; -een P de onderlip.
eind verder houden drie pikeurs in rooden rok en met Zou hU baar zoo durven beleedigen?
een hoorn om den hals met moeite de honden in be- 1 "Dat is €en openlijke uitdaging!" laat zij zich ont-
dwang, en haastig komen nog equipages aanrijden, va"en-
waarvan de eigenaars zich in hun mantels gewikkeld „Waarachtig hij geeft het op!" roept zij luid, terwijl
hebben. zij den eenzamen ruiter aan de overzijde in rechte lijn
Nu wordt 't ook levendiger in de vestibule. Graaf van de kl°of ziet wegdraven. „Zoo'n huichelaar' Daar
i Udo komt weer te voorschijn, omgeven van een za' bij voor boeten'"
ging op karn en walsen geschiedt door kamraderen schaar van heeren, in rooden rok, dames in jachtkos-1 Uet trotsche meisje krijgt tranen van boosheid en
of door riemen. tuum en officieren in uniform. Hij geeft een teekein innerlijk verdriet in de oogen.
De karnkneders zijn uit Amerika tot ons gekomen, aan de pikeurs en dezen blazen een schetterende fan-in kalmen draf heeft Koert een tamelijk grooten
waar ze omstreeks 1895 voor het eerst in gebruik kwa- fare. afstand afgelegd, plotseling laat hij zijn paard keeren
men. In 1900 werkte er één op de tentoonstelling te De jacht zal een aanvang nemen' en rent in vollen galop naar de kloof.
Parijs en vanaf dien tijd zijn ze in Europa in ge- j Lachend en pratend spoedt het gezelschap zich naar Brunhilde is als verstijfd. Een angstkreet ontsnapt
bruik gekomen en worden er ook gefabriceerd. de paarden. Op aller gelaat staat vroolijklieid en blijde baar. Als de sprong mislukt, is de waaghals onherroe-
De voordeelcn aan het gebruik van karnkneders ver- verwachting te lezen. pelijk verloren,
bonden zijn: „Koert," zegt graaf Udo von Wildenfels tot zijn' Maar de sprong gelukt. In geweldige vaart, door zijn
lo. Groolerc gelijkmatigheid van het vervaardigde pro- zoon, een flinken, goed gebouwden levenslustigen ula- ruit«r stevig in de hamd gehouden, vliegt het prach-
duct, vooraL als de room in één groot roomzuurbassin nenofficier, „laat nu de gelegenheid vandaag niet ont- t;&e dier over den afgrond.
is gerijpt. Deze reservoirs worden zóó hoog opgesteld, snappen. Ga er onvervaard op los en verover het meisje Nog even de vaart uitloopen, en dan komt Koert
dat de room door een leiding gemakkelijk in den karn- Dat eeuwige schermutselen dient nergens toe, jongen!" naar Brunhilde toe rijden, brengt glimlachend de hand
kneder kan uitloopen. I „En wat u bedoelt, ook niet, papa," antwoordt de aarl de muts en zegt:
2o. Grootst mogelijke zindelijkheid der boter, waar jonge graaf. „Zij draaft het hoofdje veel te hoog, van 1 »Ik kom mii melden als eerstaangelcomene, me
inet geen vinger wordt aangeraakt. Zuivel-hygiëniscli een huwelijk tusschen ons zal wel niets komen."' vrouw de gravin'"
is dit een belangrijke verbetering. „Wat bl...dat zou toch imaar neen, dat zal je' Btunhilde heeft zich van den schrik hersteld en heeft
liet groote publiek weet niet of niet voldoende, ons allen, je oom en mij, toch niet aandoen, jongen, baar kalmte herkregen; zij is diep ontroerd door deze
dat melk en melkproducten besmet met de gevaar- Zij is 'n beetje uit de hoogte, jawel, jawel maar veelbeteekenende daad, haar boosheid is over en heeft
lijke bacteriën, die zoo menige noodlottige ziekte ver- hm, ja maar, dat komt wel terecht Voor plaats gemaakt voor een gevoel van schaamte. Zij heeft
oorzaken, zoo uiterst verderfelijk kunnen worden voor den drommel, je bent toch een flinke kerel, Koert'" i haar meester gevonden. Heel in de verte wordt
de gebruikers. Het is een feit^ dat men het zuivelge- De zoon wil antwoorden, maar graaf Udo doet hem een stofwolk zichtbaar, het zijn de ruiters.
reedschap kan wasschen boenen en schuren, dat 'het met een krachtig gebaar zwijgen, geeft zijn hengst de 1 „Koert," zegt zij, hem de hand toestekend, „zoo
glanst en blinkt en toch is het daarbij zeer dikwijls sporen en plaatst zich aan het hoofd van den jacht- bad ik het niet bedoeld. Om mijnentwil heb je je
besmet met gevaarlijke bacteriën dus zeer onrein. De stoet. leven gewaagd, dat zal ik nooit vergeten."
bacteriologische reinheid en de spreekwoordelijke IIol- Koert neemt zijn plaats in als cavalier van zijn Koert heeft haar blanke handje gevat en aain de
landsche zindelijkheid zijn uit een hygiënisch oogpunt nichtje en samen voegen zij zich bij den stoet met i "ppen gebracht.
/dikwijls vierkant met elkaar in strijd' De votksge- haar vader, graaf Wolf von Lenneps. I 's nu eens een goede jacht zegt hij vroo-
zondheid eischt ziektenkiem-vrije melk en zuivel. Die! De heer Von Lenneps is een aristocratische verschlj-j I|k- „Nu heb ik toch mijn trotsche Brunhilde ver-
drang wordt steeds sterker. ning, een edelman van top tot teen, in voorkomen, ove™> nietwaar.
3o. Besparing aan fabrieksruimte. beweging en houding. Doch die onberispelijke, uiterlijk! „Je hebt haar waardig veroverd, ondeugende, dolle
4o. Besparing aan personeel. zoo afgemeten man bezit een warm hart. Hij heeft Fï*. antwoordt zij, hem met den handschoen een
5o. Besparing aan tijd. De boter wordt onmiddellijk beiden, zijn dochter en zijn neef, innig lief, en deelt i tlkle ?P de band gevend,
na het karnen gekneed, gezouten en afgekneed en kan in den wenseh van zijn zwager en ouden vriend, dat "e Jonge graat heeft zijn paard dicht naast het hare
zoo uit de machine in de botervaten worden gepakt, j de twee jongelieden een paar mogen worden. Sedrongen, Nu legt hij den arm om haar middel en
het genoegen, als de feitelijke overwinnaar bij den
wedren, de gravin naar do plaats der bijeenkomst te
begeleiden."
De ulaan wilde protesteeren, doch toen de gravin
zelve liem verzocht haar cavalier te zijn, plaatste hij
zich met haar dan het hoofd van den kleinen stoet,
en zoo renden zij in galop naar het jachtgezelschap.
Op de plaats van de bijeenkomst gaat het levendig
toe. Alle deelnemers aan de jacht zijn reeds bijeen, en
de achterblijvers worden gemist.
„Er zal hun toch geen ongeluk overkomen zijn,"
spreekt de oude graaf Lenneps bezorgd, „als zij maar
niet in het moeras geraakt zijn
„Och, kom," antwoordt zijn zwager, graaf Udo,
„Brunhilde gaat met haar lichte merrie over den moe
rasgrond en Koert ook. Maar ik geloof niet eens, dat
zij daarginds zitten. Van morgen heb ik mijn jongen
zoo'n beetje de waarheid gezegd over Brunhilde
ik geloof dat wij vandaag nog wel een engagement zul
len bijwonen, oude vriend!"
Vergenoegd wrijft hij de handen en kijkt glimlachend
naar het jachtgezelschap dat ongedwongen in groepjes
bij elkander zit.
„Maar er ontbreken nog verscheidene heeren," meent
graaf Lenneps, „men mag toch wel veronderstellen
„Als mijn oude oogen mij niet bedriegen, komt het
geheele gezelschap daar aan," valt zijn zwager in, met
de hand boven de oogen. „Jawel zij zijn het, en voor
aan Brunhilde en mijn kwajongen nu nu wat
heb ik u gezegd, Wolf?"
Van alle kanten klinkt een vroolijk welkom de groep
tegen. Alleen de gastheer zet een knorrig gezicht.
„Voor den drommel daar heb ik mij toch vergist
dat is Heinz. Och, och' die tegenwoordige jongelui
ik begrijp den knaap niet'" zegt hij, verdrietig het
lioofd schuddend, tot zijn buurman.
„Uit njijn Brunhilde kan ik ook niet wijs worden,"
ai twoordt graaf Lenneps.
„Kinderen, waar heb jullie al dien tijd gezeten?"
roept graaf Udo nu hardop, een vriendelijker gezicht
zettend.
„In het moeras, oom Udo'" zegt de gravin met een
schalksch lachje.
De ulaan is van het paard gesprongen, en met een
lichte beweging laat zij zich in, zijn armen glijden, ter
wijl graaf Udo zijn zoon woedend aankijkt.
„In het moeras? Is er een ongeluk gebeurd?"
„Neen, graaf," antwoordt de ulaan, »de gravin heeft
een kleinen wedren georganiseerd,"
„Waarbij de luitenant den eersten prijs won," valt
Brunhilde in.
„En mijn kameraad Koert den schoonsten eereprijs
behaalde"' voegt Heinz er hoffelijk bij.
„Wat, wat? Dat heb ik niet recht begrepen!" roept
graaf Udo. „Kom eens hier, Koert, en vertel ons al
les."
Een vroolijke glimlach glijdt over het gelaat van
den jongen officier. Hij stapt met Brunhilde naar de
oude heeren, terwijl Heinz zich terugtrekt.
„Over den moerassigen grond konden wij onze paar
den niet krijgen, dat deed alleen gravin Brunhilde met
haar merrie. Daarop daagde zij ons ook tot een wed
ren. Toen kwam mij papa's ochtendpreek met het
„flink erop losgaan" in ,de jedachte en
„En, en?" riepen de twee vaders, die beiden in de
zelfde spanning wachtten.
„En ik behaalde dezen heerlijken prijs, dien ik nooit
weer afsta!" gaat Koert met schitterende oogen voort,
dc hand van zijn gelukkige verloofde grijpend.
„Alle duivels' jongen, is het waar?" roept graaf
Udo, zoodra hij van zijn verrassing bekomen is. „En
jij. deugniet, houdt eerst je vader zoo voor den gek,
en die drommelsche meid helpt hem nog. Wacht maart
Hij is erg in zijn schik over de vervulling van zijn
liefsten wensch en omhelst zijn zoon, terwijl Brunhilde
haar niet minder verheugden papa om den hals vliegt.
„Dat noem ik nu eens een goede jacht'" zegt
graaf Udo later bij het dejeuner; „laten wij onze gla
zen, opheffen, en drinken op het welzijn van het jonge
paar
trekt haar naar zich toe.
,Nu ben je eindelijk de mijne, liefste!" juicht hij.
Zij heeft de armen om zijn hals geslagen en ziet
Go. Besparing aan trekkracht. De machine eischt Zijn dochtertje denkt er anders over. Het jonge gra-
mindcr arbeidsvermogen dan de verouderde combina- vinnetje is *oo preutsch en trotsch, als alleen een
tie van karn en kneder afzonderlijk. j meisje kan wezen, dat overrijk bedeeld is met aard-
7o. Een karnkneder kan gemakkelijk vette room sche voorrechten, dat schoon, rijk en gezocht is. Niet gelukkig naar hem op.
verwerken, wat met een Ilolsteinsche karn veel moei- dat zij innerlijk iets heeft tegen haar neef, den knap-„Voor altijd'" fluistert zij zacht en vlijt zich tegen
pen, flinken officier. Mogelijk zou zij hem zelfs, on- llem aan.
danks haar eerzucht, de voorkeur geven boven een j- Daar komt de voorste ruiter in het zicht, het is
vorst of een prins, maar eerst moet haar trots gebro- de u'aan- Ken paardetengbe achter hem rijdt de huzaar,
terwijl de anderen op eenigen afstand volgen. De wed-
lijker gaat.
De karnkneders karnen schoon uit. Er blijft maar
weinig vet in de karnemelk achter. Als de room goed
gerijpt en bij een passende temperatuur gekarnd wordt, ken worden; zij wil overwonnen en veroverd zijn.
is tie boter stevig, fraai van korrel en heeft een nor- De zon is hooger gerezen en begint reeds haar w de rlJzweeP reck|;
maal watergehalte. j warmte te doen gevoelen. Het gezelschap is zeer vroo- J i!f.geven, Koert wenkt
Bij het kneden'wordt het zout volkomen gelijkma- lijk gestemd en lacht en schertst en praat druk
tig door de boter gewerkt, zoodat er geen gestreepte TTT",J"
boter ontslaat.
Na afloop van het bewerken ligt de boter in een
grooten klomp voor de deuren.
Evenmin als'een karn geheel gevuld mag worden,
is dit ook met den karnkneder het geval. De vulling
mag hoogstens gelijk zijn aan den halven inhoud.
Een veel gebruikt fabrikaat karnkneders is „Victo
ria" Zij worden vervaardigd inet een totalen inhoud
van'500 K.G. tot 3600 K.G. De middellijn der ton
is 1 Meter tot 1,25 M. en de lengte 1 48 tot 4,65 M.
De prijzen loopen van f 500 tot f 1180.
Verder heeft men nog de Simplex, de Astra, de Dan.
de Disbrow, de Silkeborg, enz. Verschillende gebruikers
zijn over deze diverse systemen goed tevreden. Het
eene munt uit in dit onderdeel en het andere excel
leert op zijne beurt weer in iets anders.
De karnkneders kunnen zeer gemakkelijk schoon
gemaakt worden.
Deze nieuwe machines zijn reeds herhaaldelijk pan
proefstations in het buitenland onderzocht en met de
Holsteinsche karns vergeleken. Het voordeel was steeds
zeer gunstig cn viel voor verschillende fabrikaten steeds
ten voordeclc dor karnkneders uit.
I-aat ik U, .waarde lezeressen cn lezers, in gedach
ten eens even rondleiden in een moderne Neaerland1-
sche boterfabriek, staande te W.
Weldra is het wild ontdekt. De honden worden op
het spoor gebracht, fanfares klinken, de honden stor
men vooruit, op den voet gevolgd door de pikeurs en
het gezelschap. Het tempo wordt echter sneller, het
veld wordt ruimer en het terrein tamelijk lastig. Hin
dernissen van verschillenden aard doen zich op; hier
weigeren eenige paarden hardnekkig over een sloot te
springen, daar gaan een paar schrikachtige dieren er
met hun berijders van door, bij het springen over een
heg worden zelfs paard en ruiter gescheiden. De jonge
gravin, een uitstekende paardrijdster, zit prachtig op
haar halfbloed-merrie, die gemakkelijk en zonder te
genstreven met bevallige sprongen alle hindernissen
neemt. Brunhilde's donkere oogen schitteren van trots
en overmoed, terwijl zij den, eenen ruiter na den ande
ren ziet achterblijven of verdwijnen. Tot haar spijt
merkt zij echter tevens op, dat haar papa nergens
meer te zien Is, en dat haar neef Koert trouw naast
haar blijft. Hij berijdt een stevlgen, vluggen Wallachij-
er, die met kalme, prachtige sprongen alle hindernis
sen overwint.
Brunhilde zoekt een middel om van haar onverzette-
lijken cavalier af te komen en hem tevens op de
proef te stellen. Opeens krijgt zij een dollen, gewaag
den inval. Zij is tamelijk wel vertrouwd met het ter
rein en weet, dat naar alle waarschijnlijkheid ook dit
maal de jacht zich bewegen zal door de boschachtige
streek die zij nu naderen. Een ondeugend lachje speelt
met den zakdoek.
„Ik kan, den overwinnaar den prijs niet onthouden,
beste Koert'" zegt Brunhilde op vragenden toon. „Als
je het goedvindt, zal hij mij naar het halali of het
rendez-vous geleiden."
„Zeker, zeker, liefste," antwoordt Koert, „maar voor
het halali komen we te laat, hoor je hen wel blazen?"
Luidschetterend dringt het halali tot hen door, vroo
lijk herhaald door de echo.
„Hallali, halali, halali'" roepen vol geestdrift de
officieren, die bij het zien van Koert de paarden in
gehouden hebben, en in paradegalop naast elkander
voorbij Brunhilde defileeren.
„Heer in den hemel, Wildenfels'" roept de kuras
sier ontsteld en kijkt den jongen officier aan als een
geest, „hoe hen jij over dien afgrond gekomen?"
Tot eenig antwoord klopt Koert zijn paard op den
rug.
„Zoo'n drommelsche kerel!" bromt de oude officier
hoofdschuddend.
Ook de andere heeren geven hun onverdeelde bewon
dering over het waagstuk te kennen.
„Dat heb je er meesterlijk afgebracht, Koert, ik
feliciteer je," zegt de ulaan zachtjes, terwijl hij zijn
kameraad hartelijk de hand drukt.
„Dankje, dankje, Heinz," antwoordt Koert even zacht,
„maar houd voorloopig nog je mond er over. Ik wil
mijn ouden heer, die mij vanmorgen zoo'n standje
maakte, nog een beetje dn het onzekere laten. Doe mij
CXCIII.
EIGENLIJK GEEN BRIEF.
De schrijver der „Amsterdamsche Brieven" komt
zooals zulks te doen gebruikelijk is bij wekelijksche
briefschrijvers nog eens voor 'n enkelen keer te
laat. Nu met de mededeeling, dat de Koningin beval
len is van 'n Prinses; alsof er in heel Noord-Holland
in heel Europa nog een mensch was, die dat niet wist.
Hij zou even goed kunnen meedeelen, dat Bismarck
gestorven is; dat Prins Hendrik 'n Mecklenburger van
geboorte of dat Abdoel Hamid afgezet is. 't Komt
als mosterd na den maaltijd, en de lezers kijken bij
't ontvangen van zoo'n „nieuwtje" elkaar eens aan en
denken er 't hunne van.
Natuurlijk! Dat zou ik ook doen, als ik zoo'n lezer
was. Zoo n krantenschrijver, die altijd zijn mond en
zijn pen maar vol heeft van aanmerkingen, waar 't
het doen en laten van anderen betreft, die koningen
en ministers, boeren, burgers, uitgevers, dominees, so
cialisten en ieder, die hij maar te pakken kan krijgen,
'n veeg uit de pan geeft, mag ook wel eens op zijn
nummer gezet worden. Zulke lui doen maar net, alsof
zij buiten 't gros staan, alsof de wetten voor hen niet
zijn geschreven. Zij zijn onder en boven de wet, en
doen, als advocaten en rechters, die groote en kleine
dieven in den nor helpen, en zelf stelen als de raven,
't Eenige wat er goeds aan hen is, is d'r mond; die
hebben zij altijd klaar; en als ge hen grijpen zoudt
op de daad, dan zouden ze 't zoo weten te draaien
en te praten, dat gij de schuldige waart. Denk maar
niet, dat ge publicist, 'n verslaggever, 'n artikelen
schrijver ooit tot de bekentenis van 'n tekortkoming
brengt! Met de grootste kalmte gaat hij 't verslag zit
ten schrijven van 'n connectie, die hij niet gezien heeft
zooals Daniël de Lange dit jaren geleden deed
van 'n concert, dat hij niet had bijgewoond, en dat
ook niet buiten zijn weten om was doorgegaan.
En als dan de leugen en 't bedrog te duidelijk wordt,
dan is 't de zetter of de uitgever zijn schuld. Die
heeft natuurlijk weer de verkeerde copy genomen!
Zoo'n, uil' Zoo'n suffert' Want schelden kunnen ze 't
beste. En als ze geen mannetje tegenover zich vinden,
om mee te vechten, dan gaan ze 't met ziohzelven
doen, zooals dit bij kemphanen voorkomt, 'n Brutaler,
eigenwijzer, voor niets terug-deinzend geslacht dan dat
van krantenschrijvers moet er nog geschapen worden.
De beul legt 't in brutaalheid tegenover hen af, en
als tien dominee's 'n tekst of tien advocaten 'n wets
artikel hebben om ze tot zwijgen te brengen, dan heb
ben zij er twintig, die Synode en Hof tegelijk beschamen
Zij liegen met het staalste gezicht; ze zuigen kalm
'n ongeluk, 'n voorval, 'n overstrooming, 'n dijkbreuk,
'n 't doet er niet toe wat, uit d'r duim, om 't morgen
weer tegen te spreken, alleen maar om de krant vol
te krijgen, alleen maar om voldoende copy te leveren,
en zoo'n „overgeleverden, armen uitgever" de centen
uit zijn zak en 'm 'n kleur van verlegenheid op zijn
gezicht te jagen. Want medelijden, schaamte of be
scheidenheid kennen ze niet. Waarheid zoowel eti-
sche als historische ligt voor hen in zulke onbereik
bare regionen, dat ze er niet eens 't bestaan van ken
nen, of, en dit komt even vaak voor ze zijn
er zoo vertrouwelijk mee, dat ze haar kneden als
j was en er niet tegen opzien, om van wit zwart te
maken. Wat 'n krantenschrijver niet durft, :durft nie-
j mand; daar staat zelfs 'n uitgever voor. 't Eenige wat
1 deze twee 'n zekere gelijkheid verleent, is, dat ze
beide kunnen liegen of 't gedrukt is. 't Wordt dan
ook gewoonlijk gedrukt. Hoe ze elkaar gevonden heb
ben, is zelfs den planeetlezers 'n geheim; en de leer
der gelijke en ongelijke polen wordt ten opzichte van
hen nog duisterder en raadselachtiger, want ze stoo-
ten elkaar af en trekken elkander aan op 'tzelfde oogen
blik. Ze zijn 't best te vergelijken met Pllatus en He
rodes, die ook elkaar 'n volkomen haat toedroegen,