Bericht Soldaten=eer. Woensdag 19 Mei 1909. 53ste Jaargang No. 4505. Uitgevers s TRAPSMIJtll Co, EERSTE BLAD! Op HEMELVAARTSDAG zal geen nummer van dit blad verschijnen. De Uitgevers. Arrondissements Rechtbank te Alkmaar. FEUILLETON. Binnenlandscb Nieuws. Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag-, Woensdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure. worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger. SCHACsEWI, Laan O 4, Int ere. Telephoon No. 20. Pry's per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. iiiiuiwiiMwiiiiiinii ummiymmmn i w Dit nummer bestaat uit twee bladen. Zitting van Dinsdag 18 Mei. EEN BERUCHT VOLKJE. Het was een zeldzaam stelletje op de kast, de twee eerste beklaagden. Jammer alleen, dat de hee- ren, die gezamenlijk voor hunne heldendaden moes ten optreden, niet present waren. Beiden behooren tot de over 't algemeen nogal gevreesde woonwagen bevolking. De een heet Martinus Antonius Jansen, is 28 jaar en te Utrecht geboren, de ander is Jacobus Christi- aan Raar genaamd en is een 39-jarige Rotterdammer. Met hun woonwagen vertoefden ze dit voorjaar nabij Den Helder. Daar ze niet erg royaal in hun paardenvoer zaten, waren de niet ver van hunne woonwagens staande hooiklampen een welkome buit. 't Was echter nu juist niet naar den zin van de respectieve eigenaars Klaas Blom en Klaas Len- gers, dat de beide zwervelingen zich aan hun hooi vergrepen en elk een hoeveelheid meekaapten, die later onder ieders woonwagen werd teruggevonden. Daar Klaas Blom hen met buit beladen had zien tippelen en evenals Lengers spoedig vrij wat hooi miste, werd niet verzuimd, aangifte van een en ander te doen. Nu kwam het er voor de leden van het roofzuch tige nomadenvolkje maar op aan, redzaam te zijn. Dat ze met de waarheid best een accoordje durf den te maken, bleek al spoedig. Jansen had de brutaliteit om zich aan de politie bij verhoor voor te doen onder den naam van Joh. v. d. Slum, terwijl zijn maat ook een valschen naam opgaf en H. J. v. d. Berg wou heeten. Wat 't hooi, dat onder hunne respectieve woonwagens was aangetroffen, aangaat, dat hadden ze, zooals ze ver klaarden, aan de hooiperserij te Alkmaar gekocht. De valschheid der opgegeven namen kwam echter aan 't licht; ook kreeg men voldoende bewijsgronden voor den hooidiefstal om de zaak naar de openbare terechtzitting te verwijzen. Nadat de getuigenreeks had afgedaan, kwam de heer Officier aan 't woord om eens te zeggen wat hij er van dacht. Ten opzichte van den diefstal ten nadeele van K. Blom achtte Z.E.G. niet voldoende bewijs gele verd. Doch wel ten opzichte van dien, waarbij Klaas Lengers werd benadeeld. De eisch, wegens den door twee personen in ver- eeniging gepleegden diefstal ingesteld, was tegen elk hunner éen maand gevangenisstraf. AL ZEER ONDANKBAAR. No. 2: Joh. Theodorus Dekker, een 25-jarige Am- sterdamsche sigarenmaker, een zwerveling eigenlijk, die nog te Amsterdam woonachtig heet te zijn en sinds eenigen tijd gedetineerd is in het Huis van Bewaring te Alkmaar. En dat wegens diefstal... 't liefst nog wel bij zijn grootmoeder gepleegd. Den 22 April jl. naar Enkhuizen op weg zijnde, was hij al moede toen hij te Bovenkarspel kwam. Daar stak hij ereis op bij zijn grootmoeder, mej. de weduwe Pieter Groot, bij wie hij zelfs nachtver blijf genoot. üp 't bedbordjo stond naast zeker fabrikaat van Regout uit Maastricht, ook een paar llinke nieuwe knoopschoenen. Die wekten in hooge mate do be- geerigheid van den gesjochten jongen op, want zijn schoeisel was in 'n hoogst treurigen staat. Hij liep er meer dóór, dan er in. En onze sigaren-producent stapte in 't stevige schoei sel, waarvoor inplaats hij zijn eigen ellendig tweetal vodden op 't bedplankje deponeerde. Nadat hij heengegaan was, kwam natuurlijk uit, dat hij aan 't gappen was geweest, en Jan Broer, deEnk- huizcr rijksveldwachter werd met de heele geschiede nis in kennis gesteld en wist den dief at gauw op te sporen. De O. v. J. achtte het een absoluut verkeerd feit en vond liet bewijs geleverd. En al schrijft beklaagde nu nóg zulke roerende brie ven aan zijne familie en al heeft hij, na onlangs pas uit de gevangenis te zijn ontslagen, wonder mooie be loften gedaan om beter op te zullen passen, toch geeft lnj nu al weer sprekende bewijzen dat hij zijn verder leven met roof wenseht door te brengen. De eisch luidt: 6 weken gevangenisstraf. Mr. de Lange, die als verdediger optrad, wees op beklaagde's zwak gestel, naar lichaam en geest, on danks den bloeitijd zijns levens. Tot diepe droefheid kan beklaagde's verhaal omtrent zijne levenservaringen stemmen. Ook heeft de arme een slecht gezicht. Herhaaldelijk is hij dan ook afgekeurd voor 's lands dienst, 't Sigarenmakcn kan hij slechts ten deele. Gaarne zou pleiter hem onder keur en 'doelmatige voeding zien gesteld en de straf zoo kort mogelijk bepaald zien, opdat beklaagde nog aan 't werk zal kunnen komen. TWEE DRONKEN BROERS. Beklaagde No. 3 is Willem Dekker, een 28-jarig arbeider, geboren en wonende te Broek op Langen- dijk, die t den 17den April j.1. niet goed vond, dat de politiemannen Fijen en Tin te Alkmaar zijn broe der Piet, in zijn schabberlakken namen en een handje wilden helpen om te komen waar zij hem hebben wil den. Piet was dronken en de historie meldt, dat ook Willem wat had gebruikt dat bij hem eenigszins den afkeer van de rechte lijn in de hand werkte bij 't gaan. Maar zijn optreden als vurig redder vair zijn broer deed hem een verbaaltje wegens wedersparinigheid op kropen en dat de O. v. J. met 't voorgevallene nu juist niet wensehte te schertsen, bewees wel den eisch tot f 20 boete, subsidiair 10 dagen hechtenis. EEN TWEEDE 1'ORTIE. No. 4 van de abonnements-voorstelling was weer onze zelfde Jacobus Christiaan Raar, dien we al in 't eerste zaakje hebben aangetroffen. Nog altijd was hij afwezig. Den 7den April was hij in zoo'n allerprettigste stem ming, dat hij zijn hart in 't lied lucht begon te ge ven, krachtige tenor als hij is. De rijke voorraad hooi, bij Lengers en Blom op gedaan, bracht zeker tot die jubelende stemming niet weinig bij en ookhij speerde centen, want na den zang werd aan „rente-ophalen" terdege gedacht. Maar de Heldersche desbetreffende gemeentelijke po- 20. HOOFDSTUK XIV. De handelsraad Eger bereidde een groote finan- cieele onderneming voor. Er was sprake van de op richting eener naamlooze vennootschap, die zich ten doel stelde om steenkolen uit te graven in een streek, die tot dusverre nog niet geëxploiteerd was. Eger had van een grondeigenaar een groot stuk land gekocht, dat zeer weinig geschikt was voor den landbouw, maar dat steenkool heette te bevatten. Voorzichtigheidshalve had hij den koop afgesloten op een anderen naam en onder dien valschen naam had hij dan ook boringen laten doen. Op buitengewoon geraffineerde manier had hij, en hij was daarbij geholpen door den vorigen eigenaar, de gunstigste berichten in omloop gebracht over de resultaten van die boring. Volgens die geruchten be vatte de grond een onuitputtelijke massa steenkool, In verschillende couranten kwamen artikels voor, waarin er op gewezen werd dat deze ontdekking voor de tamelijk armoedige streek een goudmijn kon worden. Duizenden zouden daaruit kunnen putten en tot rijkdom komen. Vooral wees men op de gunstige ligging van de steenkolenlagen, en de nabijheid van oen spoor en van een door groote schepen bevaarbare rivier. Men vergat vooral niet om mee te.deelen, hoe arme grondbezitters op wier gronden steenkolen wa len ontdekt geworden, spoedig rijke menschen gewor den waren. Er werden zelfs namen genoemd van betrouwbare mannen, die deze beweringen konden bevestigen. Door deze goed voorbereide voorstellingen was be reikt, wat Eger gewenscht had. Duizenden spraken van de nieuw ontdekte schatten. Reeds waren er velen die verlangden op deze ge makkelijke manier spoedig rijk te worden. Die men sehen waren als door een koorts aangetast. Hun hoop en verwachting vermeerderden bij den dag. De men schen twijfelden niet het minst aan de waarheid dezer berichten. Het was immers waar, dat de streek uiterst gunstig gelegen was; die nabijheid van spoor en groot vaarwater was volkomen in orde en het was ook waar, dat grondbezitters op wier gronden steen kolenmijnen waren ontdekt, binnen korten tijd rijk Waren geworden. Er werden eenige namen genoemd van millionnairs die hun vermogen op deze wijze hadden verdiend. Eger was in een Zondagsch humeur, want de stem ming die er onder het publiek voor zijne onderne ming heerschte, was veel gunstiger dan hij ooit had durven verwachten. Zijn plan om het land met veel winst aan de op te richten maatschappij te verkoopen kon onmogelijk meer mislukken. De oprichting dier maatschappij bevorderde hij dus met zeer grooten ijver. Nog was zijn naam bij de bespreking dezer onder neming niet openlijk genoemd, maar in ingewijde krin gen was het geen geheim meer, dat hij aan het hoofd stond. Maar daar verscheen in de courant van Kalsbach een zeer kalm gesteld en kort artikel, dat de gun stige ligging der streek en het aanwezig zijn van steenkool toegaf, maar met nadruk betoogde, dat de kolenlaag uit de genomen proeven was bewezen zeer dun te zijn. Bovendien lag deze laag zeer diep, was dus voor de ontginning zeer moeilijk en kost baar. De baten zouden dus nooit de onkosten kun nen dekken. Dr. Kalsbach waarschuwde al zijn lezers toch vooral in deze onderneming geen geld te steken. Toen Eger dit artikel las, was hij gewoonweg ra zend. Dol van drift verscheurd hij de courant. Maar spoedig herstelde hij zich weer. Hij kende de gun stige strooming van het publiek voor zijne onderne ming. Hij wist dat duizenden van rijkdom droomden en alleen maar stonden te wachten om de acten te teekenen. Hij lachte om het artikel, omdat hij er zeker van was, dat het hem ditmaal al zeer weinig zou kunnen schaden. Maar zijn haat tegen Kalsbach werd er niet min der op. Deze trad hem dus opnieuw in den weg, ofschoon zijn dochter toch met diens zoon verloofd was. Hij was er heilig van overtuigd dat het arti kel door Kalsbach zelf was geschreven. In zijn ver bittering schreef hij een zeer heftig antwoord, na tuurlijk zonder zijn naam eronder en liet dat in een hem bevriend blad plaatsen. In de vaste overtui ging dat Kalsbach niets van zijn onderneming wist, daar hij anders nog wel meer zou hebben gezegd, beschuldigde hij hem botweg van laster. Eger schreef dat Kalsbach de grootste onwaarheid had uitge kraamd. Hij schreef, dat de twijfel aan het rente- gevend vermogen van de onderneming het zekerste bewijs was, dat de schrijver van het artikel zich niet het minste had bekommerd om bewezen daadza ken. Deze beweerde dat de kolenlagen dun waren, terwijl de boringen juist het tegendeel hadden bewe zen en bovendien nog hadden aangetoond hoe voor treffelijk de kool was. Het artikel was een meester stuk van lichtzinnige beweringen en afschuwelijke onwaarheden; het was weer een dier couranten-ma noeuvres, wier doel niet moeilijk viel te raden, want ilicverordening laaf zulk zingen zonder toestemming niet toe. - En die had Raar niet. De politieagent Jan Noot, dio den zanger aantrof met vrouw en drie kinderen, verklaarde hemi dat hij zijn uirrestant was, maar toen raakte Raar direct in volle actie en hevig verzet. Een aanlal in woonwagens onderdak vindende „schoo nen" kwamen met echt vrouwelijke hartelijkheid den in 't nauw gedreven zanger helpen en wist 't zoo han dig aan te leggen, dat Noot zijn arrestant kwijt raakte, die later - met meerdere politiehulp zijn lot toch niet ontging. De eisch tegen Raar was 6 weken gevangenisstraf. OM EEN KLEINIGHEID. De volgende beklaagde, Gerlof v. d. Hulst 'uit Span broek, was ook absent. Hij kreeg op Zondag 4 April j.1. in de herberg „De Hervatting" van den heer Edel te Wpgnum ru zie met Jan Slot, een arbeider uit Berkhout. Eenige andere menschen, de Opmeerder visscher Willem Blan ken, de Hoogkarspelder landbouwer Klaas van Veen, benevens K. Appel en een zekere Loos, waren in hei café aanwezig. De aanleiding tot den twist zocht heelemaal geen diepen grond, maar eene aanmerking door Slot ge uit, had ten gevolge dat Van der Hulst hem een fikschen klap in 't gelaat gaf. Daarvan werd aan gifte gedaan. Slot sloeg niet terug. De eisch, tegen den dader ingesteld, luidde f 20 boete of 20 dagen hechtenis. DIEFSTAL. De volgende beklaagde was een zekere J. C. de Groot, een arbeider uit Winkel, die aldaar dit voor jaar een mestvork wegnam toebehoorende aan mej. dt wed. W. Honigh, aldaar en welk stuk gereedschap hij aan den te Winkel woonachtigen veehouder A. Knecht verkocht voor 75 eents. Nadat de getuigen A. Knecht en mej. de wed. Honigh, benevens een boerenknecht P. Hartman ge naamd, waren gehoord, kwam de O. v. J. aan het woord, die, het bewijs geleverd achtende, 2 weken gevangenisstraf tegen beklaagde eischte. KOOPMAN-VAN-ALLES. Nu krjjgen we feitelijk den hoofdschotel van deze zitting althans de zaak die den meesten tijd in beslag nam, hoewel het eene zaak is, die we al eens in de courant hebben beschreven in deze ru briek. 't Is namelijk niet meer of minder dan een verzet- zaak. Barend Velleman, de 19-jarige Alkmaarsche opkooper van al wat maar op te koopen valt, was in verzet gekomen tegen zijn op 20 April door de rechtbank bij verstek gewezen vonnis tot eventjes 6 maanden gevangenisstraf wegens heling. De uit voering van dat vonnis was nog niet aangevangen, toen Barend den 12den Mei jl. in verzet kwam. Dien overeenkomstig moest hij nu andermaal terechtstaan. En dat wel, zooals we weten, ter zake van het feit, dat hij den 27sten November jl. te Alkmaar, optredende als chef in de zaak van Roosje Meiboom (opkoopster wonende aan 't Groot Nieuwland) voor f 13 oud koper, door diefstal verkregen, kocht. Daar 't koopje 4 zware koperen glannen te zamen ruim 80 K.G. woog en dus voor omstreeks 15 cent per K.G. was gekocht en voor 58 cent per K.G. werd van de hand gedaan, mocht 't een aardig zaakje heeten, het in de handen wrijven wel waard. Maar leélijker werd 't, toen de politie er zich in ging mengen. Nu staat de zaak van Roosje juist niet zoo heel goed aangeschreven bij de politie. het stempel van den schrijver droeg het maar al te duidelijk. Eger wreef zich vergenoegd de handen, toen hij zijn artikel gedrukt las. Geen woord ervan vond hij te hard. Ja het speet hem nog niet scherper uit drukkingen te hebben gebezigd. Zijn bestrijder was volgens zijn meening geheel en al verslagen, want openlijk had hij hem als leugenaar gebrandmerkt. Hij had een groot aantal exemplaren van de cou rant waarin zijn artikel geplaatst was, besteld en in de stad laten verspreiden. Volgens zijn overtuiging moest daardoor het vertrouwen in de onderneming nog zijn vergroot. Toch nam hij den volgenden morgen niet zonder een gevoel van onrust de courant van Kalsbach ter hand. Hij verwachtte wel een antwoord, een verweer tegen zijn bewering, dat Kalsbach gelasterd had. Zijn oog doorvloog de courant, maar nergens kon hij een woord van verontschuldiging of verweer vin den. Een zegevierend lachje speelde er om de lippen van Eger. „Hij is bang voor me!" riep hij uit. „Hij voelt zich tegen mij niet opgewassen en zwijgt dus liever geheel, dan té moeten erkennen zijn grooten mond te hebben voorbij gepraat." Maar Eger had te vroeg gejuicht. Den volgenden dag verscheen in het blad van Kalsbach een door hem onderteekend artikel. Op zeer kalme wijze schreef Kalsbach, dat, daar men zijn blad verweten had lichtzinnige beweringen en afschuwelijke onwaarhe den te hebben verkondigd, hij het voor zijn plicht hield den waren stand van zaken uiteen te zetten en het dan aan het oordeel der lezers over te laten wie er in deze zaak de waarheid had gediend. Hij gat nu een nauwkeuriger verslag van alle tot dus verre gedane boringen, gaf in juiste cijfers de dikte van de kolenlhag, en bewees naar het oordeel van vakmannen, dat de exploitatie der kool, die boven dien nog was van een inferieure kwaliteit, in geen geval de groote onkosten kon dekken. Tenslotte ver klaarde hij, desgevorderd het bewijs van elk feit nog nader te zullen leveren. Den handelsraad ontzonk het blad aan de hand; het duizelde hem; hij wilde met geweld uit zijn stoel opspringen, maar als onder centenaarsgewicht gebukt, viel hij weer in zijn stoel terug. Hij was te slim, om niet dadelijk te begrijpen, dat dit artikel juist door zijn kalmte en beslistheid, door de nauwkeurige opgaven der uitkomsten van de boringen, de door hem op touw gezette onderne ming volkomen onmogelijk maakten. Hij had Kalsbach wel kunnen vermoorden. Kals bach verzette zich tegen al zijn ondernemingen en nu zou hij aan den zoon van dien man, die hem Op dien Novemberdag kwamen Arie Lover en Kees Elswijk (beiden gedetineerd) met 't bedoelde ge stolen koper bij Dekker, een opkooper aan de overzij, die ze echter naar Roosje Meiboom verwees, waar ze door Barend Junior werden geholpen. Eerst ont vingen de twee dieven f 10, later kwam daar nog 90 cents (Barend zegt van f 2.90) bij, zoodat vol gens de eene lezing zij f 10.90, volgens de andere f 12.90 ontvingen. In elk geval vér beneden de waarde, da's buiten kijf. We zeiden dan ook al, dat de jonge Velleman terechtgestaan heeft en veroordeeld is. Belangstellend vroeg Mr. Quintus, bijzittend rech ter, of beklaagde uit Schagen kwam en of zijn vader failliet was? Neen, Barend was wel in Schagen ge boren, maar dat failliet was van zijn vaders broer. Beklaagde beweerde dat hij niet wist dat 't koper gestolen was, maar dat verweer ging niet best op. Getuige Dekker, de buurman-opkooper, had menig benauwd oogenblikje als getuige, want de E.A. hee- ren hadden van zijn geloofwaardigheid geen hoog denkbeeld. Toen eindelijk alle getuigen a charge en a déchar ge, gehoord waren, kreeg de heer Officier 't woord. De O. v. J. betoogde in een kranig requisitoir dat de straf bij vonnis van 20 April j.11. opgelegd, in alle opzichten kon worden gehandhaafd. Met nadruk wees Z.E.G. er op, dat 't eigenlijk een groote knoeiboel was, die opkooperszaak van Roosje Meiboom, waar de oude Velleman, diens kleinzoon (debeklaagde) en verder ook nog Dekker, de buur man, een rol in speelden. De O. v. J. eindigde zijne rede, door te eischen dat de straf van 6 maanden gevangenisstraf ongewijzigd wordt gelaten. Mr. Prins, de verdediger, had ook zijn woordje klaar en vergastte ons op een lijvig pleidooi. Beklaagde is kostwinner voor zijn grootvader en grootmoeder, die beiden de 70 jaren al gepasseerd zijn. Met den jongen Barend staat en valt de zaak. Het wettig bewijs niet geleverd achtende, verzoekt pleiter vrijspraak voor beklaagde en vernietiging van het vonnis. A.s. Dinsdag uitspraken. GEMEENTERAAD WINKEL. Raadsvergadering op 18 Mei 1909, nam 4 uur. Alle leden zijn tegenwoordig. De Voorzitter opent de vergadering en heet de le den welkom, waarna de notulen der vorige vergade ring worden gelezen en onveranderd goedgekeurd, met dankzegging aan den Secretaris. Ingekomen stukken. De Voorzitter brengt in herinnering de gebeurtenis allen reeds bekend, n.l. de geboorte onzer prinses, en leest het daarvan ontvangen telegram voor, bene vens de dankbetuigingen die zijn ingekomen van H. M. de Koningin en II. M. de Kóningin-Moeder in antwoord op dezerzijds gezonden gelukwenschen. Een proces-verbaal van kasopneming van 29 Maart j.1., waaruit blijkt, dat tot op dien dag was ontvan gen f 27699.10 en uitgegeven f 27225,12. zoodat in kas moest zijn en was f 473,98. boeken en bescheiden waren eveneens in orde bevonden. Een mededeeling van den heer P. Strijker, dat hij zijne benoeming tot Armvoogd aanneemt. Een bericht Van Ged. Staten dat het kohier Hoof- delijken Omslag en Hondenbelasting, beiden dienst 1909. zijn goedgekeurd. dien bericht van Ged. Staten, dat de jaarwedde van den Secretaris opnieuw is vastgesteld en goedgekeurd. het halve leven had verbitterd, zijn dochter, zijn eenig kind tot vrouw geven? In zijn eerste woede besloot Eger de verloving da delijk af te breken. Maar welke redenen moest hij daarvoor opgeven? Nog was zijn naam bij de op touw gezette steenkolenonderneming niet genoemd, hij verkeerde nog maar steeds in de meening dat die bij het publiek nog een geheim was. En zou hij dan nu zelf bekend maken, dat hij degeen was, die getracht had duizenden te bedriegen? Hij sloot zich in zijn kamer op, om eens onge stoord te kunnen nadenken. Maar de vraag die zich steeds aan hem opdrong: waarom zou Kalsbach toch dit alles weten? belette hem aan iets anders te den ken. Kon hij het wagen Kalsbach openlijk uit te schelden voor leugenaar, terwijl deze zich bereid had verklaard alles wat hij had geschreven te bewijzen? Moest hij niet vreezen dat Kalsbach nog meer in gewijd was en zijn geheele plan haarfijn aan het publiek zou uitleggen? Aan de oprichting eener aandeelenmaatschappij viel voorloopig niet te denken en zoodoende ontging hem een groote winst, waarop hij volgens eigen over tuiging het volste recht had. Dat was evenwel niet het eenige wat hem zorgen baarde. Hij had de boer derijen van den eigenaar gekocht en voor dat bedrag- wissels in omloop gebracht. Hij moest die wissels nu betalen, zonder voorloopig eenig uitzicht te heb ben het land weer te kunnen verkoopen. De borin gen hadden veel geld gekost, en hij had al reeds overlegd, hoe hoog hij deze kosten de nieuwe maat schappij in rekening zou brengen. En nu moest hij cok dit verlies geheel alleen dragen. Hiertegen verzette hij zich met alle macht. Maar tevergeefs peinsde hij op een middel om een uitweg te vinden. Wilde hij zijn goeden naam niet benadee- len ,dan bleef hem niets anders over, dan zich den schijn te geven, dat dit alles hem niets aanging. Met een zeer zwaar hart besloot hij daartoe. Hij beproefde den onverschillige te spelen, terwijl het in zijn binnenste kookte en ziedde. Het moeilijkst viel het hem zich tegenover Her- mann te beheerschen. Hij poogde aan zijn toorn een weinig lucht te geven, door elke gelegenheid aan te vatten, om met onverholen genoegdoening te pra ten over de tegenover Hermann's vader ingebrachte aanklacht. Hij zeide rondweg, dat hij het volkomen met den overste eens was en dat het noodig tijd werd dat die verregaande brutaliteiten der couranten-* uitgevers gestraft werden. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 1