I' Mm uit 6e Beclilzaal. Grepen it Land- en Tuinbouw. Zaterdag 12 Juni 1909. 53e Jaargang. No. 4520. TWEEDE BLAD. Van dit en van dat. BRANDSTICHTER. TOCH WAAR ••Hij porde en peuterde in het rustige, oude ka cheltje, dat Griet al tweemaal had geroepen: ..Kijlt toch wat-je doet, vader! De heele pijp smakt er nog uit!..." En ze had gelijk, 't Kraakte, zuchtte, knarste dat 't telkens een hoopje oudroest dreigde te worden. Maar vader kón koppig zijn als-ie 't op z'n heupen had. Zij had direct gezien, dat 't weer mis wub. Als-ie geen trek had in z'n pruim, en zelfs het „glaasje", dat ze, vóór het eten, klaarzette al ginds dertig jaar tegen heug en meug, met van die viezige teugjes, opslurpte... Dan was 't weer „net- zoo". Anders wipte hij z'n borrel in twee slokken •m... En keek haar dan oolijk-knipoogend aan... „Nog een enkel druppie, moeder?" Soms maakte zij gauw-gauw het kastje dicht... „Kan-je begrijpen! Meer as genoeg, Dirk!" En hij ging welgemoed, berustend, aan tafel zitten. Soms liet ze zich verteederen... Gaf 'm nog een drupsken... Dan deed-ie net als in hun jongen tijd... Of-ie er een zoen wou geven... Maar ze duwde hem terug. „Ouwe gek, die-je bent!"... Toch glimlachte Griet. Zij had hem, over de dertig jaren van hun hu welijk, stevig onder den duim. In 't eerste begin, toen waren er wel eens dagen, dat ze bang was... Kon-ie met een kameraad van 'm soms zitten „plak ken" bij baas Reuvers, in ,,'t Scheepje". En dan thuis komen met zulke vreemd-glinsterende oogen; zoo druk pratend, ruikend, op vijf pas afstands, naar de jenever... Griet wist van aanpakken. Zij had hem, eens voor al, gezegd: Je hebt te kiezen tusschen de korreltjes of mij... „Eén van beiden! maar ik ver draai 't om een zuiplap als man te hebben!" En ze hield voet bij stuk. Op 'n Zaterdagavond was-ie weer thuis-gekomen met zulke vreemde oogjes. Direct naar bed gegaan, 't Was erger, nog, dan ooit... Den volgenden ochtend, 's Zondags lag zijn schoone- goed kant en klaar. Maar Griet was weg... Ze had een briefje achtergelaten: Hij had gekozen en moest nu maar verder bij z'n kameraden troost vinden. Zij kwam niet terug... 't Eind was geweest dat zij dienzelfden Zondag, 's middags samen gezellig kuierden. Maar Dirk had z'n eerewoord gegeven: 't zou niet meer gebeuren... Griet had gezegd: Best, ik zal de proef nog eens nemen.,,. Maar dót bezweer ik je, breék-je je woord, dan zie je me niet terug!... Hij kende z'n wijf, hield van haar en deed haar zin. Nu was 't eene „tweede-natuur" geworden. Kwam 't niet meer in hem op, de maat. door moeder aan geduid, te overschrijden. ...Onder 't eten keek ze dien middag vader telkens aan met bezorgden blik. Zij zag 't duidelijk koe hij z'n best deed om wat te eten, maar <l-t de brokken hem niet door de keel konden.... Hij legde z'n vork neer. En begon in het oud* roestige kacheltje, dat op-ui!gaan stond, te porren... „Heb-ie 't zoo koud?" vroeg ze, „ik vond 't eigen lijk zonde om nog te stoken. Zég... Dirk..." Maar toen zij zich tot hem overboog, zag ze dat er een traan viel op het kromgebogen pookje. Schrók ze toch effectief.... „Wat heb-ie!?" vroeg zij, hem bij z'n hemdsmouw vattend. Hij haalde de schouders op. Veegde z'n tra- «en af en snoot z'n neus met den bonten zakdoek, waarvan altijd 'n punt uit z'n jasje hing. „Och", zei ie, en aan den toon van z'n stem hoor de zij duidelijk hoe droef 't met vader gesteld was „och, ik heb 't toch al zoo dikwijls voorspeld.... Antjc heeft gelijk... 't Armenhuis, of zoo. dat's 't eenige..." Zij pienter-energiek wijf, dat om den drommel niet zoo gauw den kop laat hangen nijdig over z'n slappe moedeloosheid. Rood van drift. Snauwend: „Ben-jij een kerel i met je ArmenhuisOf er geen andere bazen op de wereld zijn als die Rozelaar:... Pas twee-en-zestig ben-je. Kijk eens naar Piet.... Die is nog een jaar haast ouder as jij... Wat werkt die nog niet.... 't Armenhuis:Een vent als jij'.... Je most je schamen!"' Haar woorden, hoe snauwerig ook. deden hem wel goed. Eventjes gaven ze 'm wat hoop, wat courage.... Maar dan dacbt-ie weer: Zij begrijpt 't niet, ze weet 't niet.... Praatte met zachte, treurige stem. Van dat als Rozelaar hem wegstuurde en de zaak ging als een jraard achteruit.... Hij zag 't toch dagelijks, met z'n eigen oogen..., Uren, dat er geen levende ziel in den winkel kwam.... En de vaste klantjes waren haast al lemaal weg, dood. of veranderd van adres.... Hoe 't komt? Ja, wie zal dat zeggen' Een zaak, 'n winkel, dat's eigenlijk net als een mensch: Je wordt oud. Je takelt-df.... Hebt altijd solied geleefd, fatsoenlijk, matig. Anderen van je leeftijd zijn nog van zessen klaar.... Maar jij krabbelt achteruitZe kunnen je niet meer gebruiken. Op oen Roeien-dag dragen ze je weg.... Hoe dat komt? Laat je knapste professor 't eens precies uitleggen.... Zóó zat Dirk te vertellen van de misère. Moeder voelde wel, dat-ie gelijk had. Drukte de lippen stijf opeen. Want het idéé dat zij d'r huisje, d'r meubeltjes, d'r vrijheid die vooral, bovenal: zou moeten prijsgeven.... Dat zij zou moeten loopen met zoo'n jak en zoo'n muts van „het Huis"... Gesteld, dat zij er in kwamen:Precies zóó laat uit en zóó laat weer binnen...Als een schoolkind gecommandeerd door de directrice. Door de regenten .As 't zóóver komt, dan weet 'k wel Wat ik doen zou!" flapte zij eruit, vóórdat ze '1 zelVe wist Vader keek haar met heel-verschrikte oogen aan. En hij merkte .door de nijdigheid heen, de smart, den ernst, op dat breedo. toch-zoo-goedLge gezicht van a'n wijf... ,Ocii", poogde zij snel 1o herstellen, „maar jij bent •ltijd zoo'n zanikkous. Net 'n oud wijf: 't Zal zoo'n vaart niet l'oopen. Kom, eet nog n •tukjeZulke lekkere varkenslapjesn Dekker vet randje Daar hou-je toch zooveel van loe-nou Haar hartelijkheid deed z'n gemoed volschieten. Zoo dat de groote bonte, zakdoek weer voor den dag kwam. Maar eten kon-ie toch niet.... Toen vader, een minuut of tien later, wegging, terug naar den winkel, hadden ze geen wooi d meci gepraat over de historie. Zij, moeder, was aan t va ten-wasschen". Maar aan allesHet drukke, duftige. gejaagde van d'r doen; aan het harde waarmee zij 3-lles neerzette en hanteerdeBespeurde vadei, noe- vwl moeite zij deed om hem niet te laten merken het stormen, 't pijnigen, van de wilde onrust, van den klemmenden angst voor „het Huis", die in haar op leefden. steeds feller... De baas was een van de menschen had Dirk zoo dikwijls gezegd aan wie je nooit „iets kunt berken". Bij baas Rozelaar was alles even smal en even glad. Wanneer bij daar zoo zat in het kamertje achter den winkel in zijn klein, smal armstoeltje, dan was 't net-de-helft van 'n gewóón mensch. De dunne, spichtige, lang-smalle, dunne hand gekromd °ver het wonderlijk-spichtige, witsteenen pijpje, waai beel-kleine, petieterige spiraaltjes-rook uit Opdwar relden... Vroeg-je baas Rozelaar iets, dan kwam er in zijn groene oogen niet de minste verandering. Met iets droomerigs staarden ze dan vóór zich uit... j En eerst heel, heel langzaam scheen, in het smalle hoofd, de gedachte ontkiemd, verwerkt te zijn, waar 1 antwoord uit geboren werd... ...„Nou... of den vijftienden..." zei hij dien avond, toen-ie met z'n knecht Dirk zat te praten, in het kamertje... Winkel een uurtje vroeger gesloteii Hinderde toch niet... Hij had 's middags toen Dirk j naar huis zou gaan, op z'n gewone, dor-zeurige toontje, gezegd: „Erkelens ik zou je graag even spreken. Kom van- avond tegen negen uur terug... As-je kunt ten min ste!" „Zeker, baas," zei Dirk, die wit als een doek werd. En thuis had-ie zitten snikken als een kind. Zóo erg, dat Griet, die beefde als 'n riet hem niet af snauwde Tot haar eindelijk de zenuwen baas werden en ze uitriep: „Laten we er maar een eind aan maken, vader! Beter as 't Huis!" Samen zaten ze te schreien. Totdat vader haar in fluisterde: „En Heintje dan?" Maar ze zeien niets. Want Heintje, hun eenige, wisten ze best zou er zich niks van aantrekken... En Heintje d'r man zou hem niet in huis nemen... Bedelen hij hun kinderen...? Bij koude, onverschil lige, onhartelijke Hein, die alleen over den vloer kwam als er iets te halen viel...? Moeder keerde zich om en ging in 't keukentje rondscharrelen. Maar toen vader luisterde, hoorde hij. En had 't bij het rechte eind. Stevige Griet lag met 't hoofd op den rechterarm. Stilletjes d'r verdriet uit ie weenenBang om vader nog erger te maken dan-ie al was Totdat Dirk, dien avond, naar den baas ging, zaten ze vlak-bij-elkaar. Hij met den ouden, grijzen kop tegen haar schouder... Net- als dertig jaar geleden; toen ze pas getrouwd waren. En ze hielden elkaar stijf, stevig vast... Als waren ze bang om elkaar, na al dien tijd, te zullen verliezen, de arme oudjes in 't keukentje „Nou," zei de smalle, gladde baas Rozelaar, „nou, ...of den vijftienden..." En de groene oogen peinsden weer in wijde verte... De lamp in 't kamertje-achter den winkel brandde zeer laag en donker. De baas had, dus, niet kunnen zien welke uitwerking z'n woorden hadden op ouden Dirk maar Rozelaar had de bijzondere gave van, op een afstand, te voelen, te weten, wat iemand, met wien hij praatte, wou... Bedoelde... 't Was een won der, eigenlijk, dat Rozelaar z'n zaken zoo slecht gin gen... Hij was zoo'n uitgeslapen zakenmannetje... Al- te slim zeien sommigen. De menschen hielden niet van Rozelaar... Uit den hoek, waar Dirk zat, kwam een onbestemd geluid... Als van onzekere, schorre stem... Iets droevigs, dat, in het vaag-ver- lichte kamertje, ieder onaangenaam zou hebben ge troffen... Maar baas Rozelaar was niet gevoelig voor zulke dingen. Een van de broodmagere spiraaltjes-rook... Als fantastisch skeletje, dansend in de lucht... Kroop voort uit z'n witsteenen pijp. En twee der aartsslanke. slakkige vingers van z'n rechterhand krulden zich om de steel... „Daten we zeggen: den eersten Maart, daar- dan!" zei de baas. En dat slot-woord, met iets royaal-bedoelds maakte de jobstijding... De ver schrikkelijke... nóg ontzettender voor Dirk's gevoel... Over een maand zou-ie op straat staan. De zaak gesloten... 't Ging niet. Zij hadden samen gerekend... In de laatste drie maanden vierhonderd gulden ver lies... En vandaag de klap op den vuurpijl: de agen tuur van Heerings Co., nog 't eenige, waar 't zaakje dan op dreef weg. Opgezegd met een half- tar „Zou-u, wrong Dirk uit z'n keel, „zou-u geen fond sen... kunnen... Er zit toch... Er zit toch... Genoeg. ...Als-u eens geld..." „Drieduizend," kwam 't uit den hoek, waar Roze laar zat. En de klank sneed Dirk in de ooren... 't Was 'm of allemaal wespen, of zoo, gonsden... Ste kend, prikkend... Om z'n hoofd... En hij hoorde: „Drieduizend.Drieduizend. Hij zag de smalle, spichtige hand kruipen, sluipen, over de tafel... En er klokkerde iets in het glas dat-ie voor zich had staan... In de vage, grijzige duisternis van kamertje, waar petroleumlamp stervend hing, zag-ie de koude, groene peinzende oogen van den baas... Net naar-hem-toe geschoven, gekeerd, die oogen... Hij slurpte van het vocht, hem geschonken. Voor 't eerst na dertig jaren dronk Dirk buiten weten van moeder -thuis... De baas dronk ook. Maar heel langzaam... Die doet minstens een jaar over zoo'n glaassie! dacht Dirk... En hij lachte erover... ...Kwam tot bezinning, tot iets klaarder besef, een uurtje later... Zoo vreemd was 't... Alsof hij iets doorleefd had, dat een droom was, en toch... Toch merkte hij nu, dat 't echt... Geen droom... Baas Rozelaar zat naast hem... Vlak naast 'm... Weer, net precies als straks, Als: wanneer ook? Als daar-straks... Kronkelde zoo'n mager spiraaltje- rook naar boven... Hij moest erom grinniken. Zoo gek als je 't ziet! En Dirk slurpte weer uit zijn glaasje... „Ze móst 't weten!" zei hij tegen den baas, maar de gladde, dunne vingers goten weer bij... weer bij... De groene oogen gluurden met iets bezorgds... Hij moest wakker blijven... Begrijpen... De gezichten van de twee mannen kwamen vlak bij eikaar. Ze fluisterden... Een geniale kerel toch! dacht oude Dirk. Een kraan van 'n vent, die Rozelaar... Natuurlijk, een vlammetje... In het pakhuisje achter den winkel... Baas weg. Hij had bij ongeluk lampje laten vallen.. Drieduizend...! Vijfhonderd voor hem, Dirk... En vijf gulden in de week meer... De zaak uitgebreid... drieduizend van de assurantie... Moeder zou 'm ver geven z'n borreltjes... Griet zou wat blij wezen Even was 't of de wespen, in de lucht ronddansend, Dirk gevoelig, geniepig in de ooren prikten... Brand stichter!... Of hij, in Griet d'r oogen, iets zag... Iets zag... Maar de groene, starende, peinzende van den baas, met iets-vuriger groen dan anders hielden hem vast. Toen was hij, Dirk, plotseling alleen. De straat deur dicht gekletst. Alleen in 't pakhuisje. Met 't lampje in z'n hand... I-Iij tastte naar z'n hoofd... De stilte deed hem bijkomen... Hij ging zitten op een van de baaltjes-goed. Z'n hand sidder de... Het was Dirk of de wespen nu, erger dan straks, staken, prikten... „Denk aan 't armenhuis!" had de baas hem, voor-ie vertrok, en toch nog bang dat Dirk niet zou durven, op 't laatst, ingefluisterd... En nóg hoorde hij wat... „Geen geschooier over m'n vloer!"... Dat had Johan gezegd, de man van z'n Heintje... Van z'n eenige, waar ze alles voor had den gedaanPrecies zoo!" voegde Heintje er toen bij... Omdat vader, voor een week, twee riksen te- leen kwam vragen „Precies zoo!"... En „denk aan 't Armenhuis!" 't Tintelde, 't gloeide in Dirk z'n rechterarm. En nog... Nóg... had-ie het lampje weggebracht... Nóg had-ie 't opgegeven... Hij kón geen brandstichter zijn... Hij dacht aan moeder-thuis; hoe die 'm zou aankijken... Hij wou 't wegdoen... Dan maar, in God's naam, het Armenhuis... Geen brandstichter... Maar baas Rozelaar was zoo'n pientere vent. Had niet voor-niks Dirk, dien avond al-maar geschonken... „O God! O God!" schreeuwde de oude knecht... Maar 't was al gebeurd. 't Lampje ontglipte z'n hand... De petroleum stroomde, als vloeiend vuur... 't Brandde... 't Knetterde al... „O God! Help!" En hij vloog, rende tegen de afspraak naar buiten... Maar 't was te laat... Ze hadden hem, Dirk, na langdurige instructie vrij moeten laten. Er was geen bewijs voor te vinden. Dat-ie den brand bij Rozelaar gesticht had... „Je hebt 't wel gedaan!" zei de rechter-commis- saris, rood van opwinding. Want bij hem stond 't vast, als 'n paal boven water, als een rots, dat die man werktuig van zijn patroon -- de schuldige was... Ontlast toch je geweten, verdachte... Beken 't tóch!" Maar oude Dirk verborg het gelaat in de handen... En hij schreeuwde 't uitMet gillend, met krij- schend, met rauw geluid: „Neen, meneer, waarachtig niet, meneer... Ik heb 't niet willen doen!... 't Was een ongeluk... Een on... Een ongeluk!" „Wat 'n fielt!" gromde de rechter-commissaris, die hem moest laten glippen, tusschen de tan den. En ook de griffier zag Dirk met onverholen verach ting aan. Toch vergisten zij zich!... MAÏTRE CORBEAU. LXXI. EEN EN ANDER OVER GROENE BEMESTING. Wanneer men een gewas in groenen toestand on- derploeg't, zegt men dat het l'and een groene bemesting lieeft gekregen. Deze handelwijze vindt een belangrijke toepassing op zandgronden. Hier gebruikt men voor dit doel vooral' de gele lupinen. Maar ook op betere gronden is eene groenbemesting dikwijls een voordeel- aanbrengende zaak; bet gewas bestaat daar meestal uit gewone wikken. Men ziegt, dat de groene bemesting voor den zand grond eene grootere beteekenis heeft dan voor de be tere gronden en wel om de volgende reden: le. De verzameling van stikstof door de groenmest- gewassen is op den stikstofarmeren zandgrond grooter dan op den stikstofrijkeren beteren grond. De vlin derbloemige gewassen (d. z. lupinen, wikken, klavers, enz.) balen des te meer stikstof uit de lucht, naar mate zij minder salpeter in den grond vinden. In stiikstofrijken grond voeden zij zich voornamelijk met hetgeen de grond bevat. Zij leiden dan een lui en gemakkelijk leventje. 2e. De lichte zandgrond heelt een verrijking met plantaardige stof of humus meer noodig dan de be tere gronden. En goed gelukte groene bemesting draagt hiertoe juist krachtig bij. 3e. Rogge, het hoofdgewas op den lichten grond, wordt vroeg geoogst, zoodat er nog een voldoende groeitijd voor de gioermestplanten overschiet. Op de betere gronden worden veel gewassen vrij' laat geoogst en een groenmestgewas gezaaid pa 1 Augustus geeft in den regel geen bevredigend resultaat 'meer. Ten gunste der groene bemesting op betere gron den voert men echter het onderstaande aan: le. In den regel worden de groenmestplanlen op betere gronden ruimer van water voorzien. Aange zien de ontkieming en groei in de zomermaanden moet geschieden, is gebrek aan vocht in den zandgrond me nigmaal oorzaak, dat deze cultuur aldaar mislukt, ter- Wijl zij op de waterrijke klei nog slaagt. 2e. Op betere gronden gaat van de verzamelde stik stof bij rotting van het ondergeploegide gewas veel min der verloren dan op zandgrond, waar met het water heel wat wegzakt en voor het volgend gewas verlo ren gaat. De uitwerking en de nawerking der groene bemesting zal daarom op betere gronden gunstiger zijn dan op zandgrond. Op de Duitsche proefboerderij te Lauchstiidt heeft men over het toepassen van groene bemesting op be teren grond de volgende ervaringen opgedaan Wat den vorm der groene bemesting betreft, beeft men de beste resultaten gekregen door op de stop pels uit te zaaien een mengsel van paardeboonen, erw ten en gewone wikken, 200—240 K.G. tezamen, half boonen, 1/4 erwten en 1/4 wikken. Als voorvruchten gebruikt men daar winterrogge, wintergerst, vroegrijpe zomergerst en vroege aardappelen. In ons land heeft men bovendien karwij, vlas en koolzaad ais bijzonder geschikt leeren kennen om te doen volgen door een groenmestgewas. Karwijveld staat met vroege aardappelen bovenaan om den zeer langen groeitijd dien het nagewas nog kan hebben. In zeer droge zomers is bet in den regel beter geen groene bemestingsgewassen uit te zaaien, omdat het gevaar voor mislukken 'dan bijzonder groot is. Voor uitzaaiing onder granen in het voorjaar was te iaauchstadt de hopperupsklaver of gele ristklaver (Me dieago lupulina) bet meest voordeelig. Men strooit 20 tot 24 K.G. per H.A.. Als dekvrucht kunnen alle gra nen dienen. Het onderbrengen kan op verschillende manieren uitgevoerd worden. liet klaverzaad kan te gelijk met het zomergraan op rijen gezaaid, of later breedwerpig worden uitgestrooid b.v. met een zaai- viool. De laatste methode is vermoedelijk de beste. Men kan zaaien na het wieden (hakken) of juist te voren en dan met het wieden het klaverzaad over brengen. Zaait men na het wieden, dan egt men het zaad met een lichte egge onder. Deze methode volgt men te Lauchstiidt liet meest. Wat het beste is ,het wikken-mengsel of dé hoppe rupsklaver is nog niet uitgemaakt. De hopperups-zaai- ing is goedkoop. In Duitschland rekent men 10 5 12 Mark per II. A., terwijl het wikken mengsel' 40 Mark per bunder kost. Hier zullen de prijzen respectievelijk 1' 9 en f 20 gulden per II.A. bedragen. Het verdient verder de aandacht, dat te Lauch stadt op kalkrijken grond hij voortgezette teelt ook serradell'a en lupinen goed groeien. Bij serradclla werd in het eerste.jaar 12500 K.G. groene massa met 52 K.G. stikstof geoogst en in liet derde jaar op dezelfde perceelen 46100 K.G. groene massa met 217 K.G. stikstof. Lupinen na aardappelen gaven 39200 K.G. groen gewas met 96,5 K.G. slikslof; lupinen na erwten 32200 K.G. groen met 75 K.G. stikstof en lupinen na serradclla 50800 K.G. groen met 202 K.G. stik stof, waaruit men afleidt, dat de wortelknolleljes-bac- teriën dezer heide laatstgenoemde gewassen dezelfde diensten doen. Deze proeven hebben ge'leerd, dat ser- radelta en lupinen op betere gronden goed ontwikke len; of zij er voor groene bemesting op den duur mede in aanmerking moeien komen, zullen voortgezette proef nemingen nog moeten loeren. Wil men ze op gronden, die deze gewassen nog niet gedragen hebben, uitzaai en, dan zal men in het eerst den grond soms moe ten enten met de gewenschte bacteriën. Te Lauchstadt is bevonden, dat een goedgelukte groen-bemesting met boonen, erwten en wikken 120 150 K.G. stikstof per H.A. in den grond brengt en eene met hopperupsklaver 150200 K.G.; ook kwam de klaverstikstof vlugger tot uitwerking. De mooiste resultaten bekwam men bij de teelt van bieten na de groene bemesting, daarna bij aard appelen en haver. In ons land gaf zulk eene bemes ting voor tarwe goede resultaten, als de winter niet to streng was. Bij haver kan in sommige jaren het gewas te geil worden en door het legeren alle voor deel verloren gaan. Dit heeft men te Lauchstadt meer malen ervaren. Uit proefnemingen heeft men geleerd, dat de groen i bemesting op beteren grond het best eerst laat in den herfst, tegen dat de vorst invalt, dient omge ploegd te worden. Dit moet niet dieper geschieden, dan noodig is. I Een groene bemesting is op zichzelf gewoonlijk niet voldoende. Men moet er In den regel eene aanvul lingsbemesting aan toevoegen. In de eerste plaats is eene bijvoeging van 400 a 600 K.G. superphosphaat noodig. Ook kan het dikwijls zeer loonend zijn kaïniet, ter hoeveelheid van 600800 K.G. per H.A., ter bemes ting boven de super en het groene gewas aan te voe ren. Dit zal vooral op lichteren grond, en waar veel bieten en aardappelen geteeld worden, wenschelijk zijn. Hoewel de groene bemesting veel stikstof in den grond brengt, kan het toch nog voordeelig zijn er Ghiiisalpeter of Norge-salpeter aan toe te voegen. Bij granen is dit in het algemeen niet noodig. Bieten, die zeer veel stikstof verslinden, zullen 200 K.G. sal peter per H.A. boven een goed gelukte groene bemes ting nog met voordeel verdragen Als het groenmestgewas niet voldoende gegroeid is, vult men het vermoedelijk te kort met wat salpetei aan naar gelang de aard van het opvolgend gewas is Meer en meer blijkt, dat de veehouderij in het land bouwbedrijf een schadepost is. Men tracht zich los te maken van de behoefte aan stalmest door ruimer gebruik van kunstmest en veelvuldiger toepassing van groene bemesting. Proeven, die thans in deze richting genomen worden, kunnen van groot belang voor de toekomst zijn. Behoudens enkele jaren, waarin de zaak mislukt door de droogte, is de groene bemesting op de betere grenden in het algemeen aanbevelenswaardig. In ons land heeft men op de betere gronden dik wijls gunstige resultaten verkregen door gewone Gel- dersche wikken als groen bemestingsgewas uit te zaaien, ter hoeveelheid van 1%2 H.L. per bunder. Vooral na karwij, een der vroegst geoogste gewassen, kan het resultaat mooi zijn. Alles hangt nagenoeg af van een goede ontkieming. Men zorge dus voor deug delijk kiemkrachtig ^aad en voere het onderbrengen zoo uit, dat er de meeste kans is, dat de zaden vocht genoeg hebben om tot ontwikkeling te geraken. Omdat voldoende vochtigheid een eisch is voor eene regelmatige ontkieming der wikken, ploegt men soms de 's avonds te voren gezaaide korrels den volgenden morgen vroeg met een meerscharige ploeg ouder en egt het land daarna met een lichte egge fijn; enkele practici weeken het zaad vooraf, als de grond wat droog is. Wie uitvoeriger over groene bemesting wenscht in gelicht te worden, kan daarvoor naslaan het hoofd stuk „Groene bemesting" uit het aanbevelenswaar dige landbouwwerkje: „Bemesting" door C. Nobel, uitgegeven bij de firma Trapman en Co. te Schagen. D. E. LANDMAN. VLEIENDE DIENSTVAARDIGHEID. De tuin van d:e Tuileriëen werd voor Lodewijk XIV aangelegd volgens het plan van den beroemden Fran- sehen tuinbouwkundige La Nötre. Op zekeren dag gaf de koning zijn ontevredenheid te kennen over een der hoofdlanen van den tuin. Den volgenden ochtend was hij verbaasd die laan juist zoo te vinden als hij haar wenschte. De bekwame en ijverige tuinier had er die verandering des nachts in gebracht. Een nóg bewerkelijker en vindingrijker schatting werd aan den smaak van den Koning gebracht dooi den hertog d'Autin, super-intendant der koninklijke ge bouwen. Lodewijk had eens wrevelig zijn ergernis be tuigd over 'n bosch', dat hem een van zijn geliefkoosde uitzichten heiemmerde, en de hoop te kennen gege ven, dat het eenmaal zou worden omgehakt. Niemand wist beter den Koning te vleien dan de hertog d, Au tin. Bij deze gelegenheid paarde hij tact aan schranderheid. Zonder dat Z. M. er iets van te weten kwam, liet hij de stammen van al de boomen in het ergerlijke bosch tot vlak aan den grond doorzagen, maar zóó, dat ze nog alle recht stonden. Hij1 liet ze van boven allen met touwen aan elkaar bevestigen, en verborg meer dan twaalf honderd mannen in het bosch om op een sein van hem aan de touwen te trekken. De hertog wist op welken dag de Koning in den tuin zou wandelen, en daarnaar regelde hij zijn plan. Op den gewonen dag en het gewone uur wandelde de koning met den hertog in den tuin en ook als gewoonlijk gaf de Koning zijn ongenoegen over het bosch te kennen. „Majesteit!" zei d'Autin, „het bosch zal worden weg geruimd, zoodra Uwe Majesteit het wil". „Zoo? zei de Koning, ,,<dan maai- dadelijk: Op dat oogenblik blies jd'Autin schel op> 'n fluitje, en tot groote verbazing van den koning en heel liet vorste lijk gezelschap viel het bosch als hij tooverslag in el kander. DE KLEEDING VAN JOACHIM MURAT. Het is vrij algemeen bekend,- dat Murat. de Koning van Napels gewoon was, zelfs in het gevecht, zich zoo schitterend te kleeden, dat de uitdrukking „flam boyant tambour-majór 5 cheval" ten volle verdiend was. Een ooggetuige beschrijft zijn kleeding als volgt: Murat trok steeds in hooge mate de aandacht door zijn gestalte, zijn schitterende kleeding en het prach tige harnachement van zijn paard. Zijn aangezicht, zijn mooie blauwe oogen, zijn prachtige bakkebaarden, zijn lange zwarte krullen, die tot ver op de kraag van 'n kurtka ('n Poolsch kleed) neerhingen, deden hem steeds in liet oog vallen. De nauwe mouwen van deze kurtka hadden bene den de schouders 'n opening, waaruit goudkleurige zij- do barstte; de kraag was overdadig met goud gebor duurd en om liet middel droeg hij 'n vergulden kop pel, waaraan 'n lichte sabel hing met rechte kling, op de manier der oude Romeinen, zonder gevest. Ge woonlijk droeg hij 'n wijde brbek van amarantkleurige slof, waarvan de naden met goud geborduurd waren. Zijn laarzen waren van geel ieder of nankin. De luister van dit costuum werd nog verhoogd door 'n grooten steek, voorzien van groote witte vee- ren en breed gouden borduursel. De voeren waren vier groote afhangende struisveeren, in 't midden waar van zich 'n prachtige reigerveer bevond. Het zadel en de vergulde stijgbeugels waren san Hongaarseh en Turksch model, en liet paard met oen tot op den grond afhangend schabrak van hemels blauwe zijde gedekt. De schabrak was overdadig met goud geborjluurd. In zulk, 'n costuum chargeerde Murat aan het hoofd zijner troepen, niet weinig er mede gevleid loen in 1812 de Kozakken verbaasd hieven staan om de prachtige versierselen en de veeren van zijn pool- schen hoed te bewonderen. In welk gedeelte van Europa zich de keizerlijke troepen ook bevonden, steeds werden van uit Parijs kisten, gevuld met versierselen, naar Murat gezonden. Gedurende een van zijn veldtochten bedroeg, in vier maanden tijds, het bedrag van hem toegezonden veeren en pluimen, niet minder dan zeven en twintig duizend francs. Een en ander is ontleend aan liet „Militair Week blad" uit een der negentiger jaren. De mededeeling, dat het huwelijk van Murat zeer gelukkig moet zijn geweest, klinkt bijna ongelooflijk. NIETS CADEAU. Patroon tot zijn boekhouder: Je hebt me van mor gen 'n haas cadeau gestuurd; dat vind ik heel mooi van je, maar dat gaat niet: ik verlang geen cadeaux. Wat kost dus die haas. Boekhouder: Nu als u 'm met geweld betalen wil: twinlig cents. Patroon: Goed: Daar heb je 'n gulden. Stuur me voor die overige tachtig centen morgen nog vier ha zen. EEN SOPHIST. Wat ben je van je vak? Ik hen sophist. r Och kom, ik dacht, dat je zoo'n soort van be hanger was. Jawel, dat is ook zoo. Maar ik leg me voorna melijk toe op 't bekleeden van sopha's.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 5