I'
Mm uit 6e Beclilzaal.
Grepen it Land- en Tuinbouw.
Zaterdag 12 Juni 1909.
53e Jaargang. No. 4520.
TWEEDE BLAD.
Van dit en van dat.
BRANDSTICHTER.
TOCH WAAR
••Hij porde en peuterde in het rustige, oude ka
cheltje, dat Griet al tweemaal had geroepen:
..Kijlt toch wat-je doet, vader! De heele pijp smakt
er nog uit!..." En ze had gelijk, 't Kraakte, zuchtte,
knarste dat 't telkens een hoopje oudroest dreigde te
worden. Maar vader kón koppig zijn als-ie 't op z'n
heupen had. Zij had direct gezien, dat 't weer mis
wub. Als-ie geen trek had in z'n pruim, en zelfs het
„glaasje", dat ze, vóór het eten, klaarzette al
ginds dertig jaar tegen heug en meug, met van
die viezige teugjes, opslurpte... Dan was 't weer „net-
zoo". Anders wipte hij z'n borrel in twee slokken
•m... En keek haar dan oolijk-knipoogend aan...
„Nog een enkel druppie, moeder?" Soms maakte
zij gauw-gauw het kastje dicht... „Kan-je begrijpen!
Meer as genoeg, Dirk!"
En hij ging welgemoed, berustend, aan tafel zitten.
Soms liet ze zich verteederen... Gaf 'm nog een
drupsken... Dan deed-ie net als in hun jongen tijd...
Of-ie er een zoen wou geven... Maar ze duwde hem
terug. „Ouwe gek, die-je bent!"... Toch glimlachte
Griet. Zij had hem, over de dertig jaren van hun hu
welijk, stevig onder den duim. In 't eerste begin,
toen waren er wel eens dagen, dat ze bang was...
Kon-ie met een kameraad van 'm soms zitten „plak
ken" bij baas Reuvers, in ,,'t Scheepje". En dan thuis
komen met zulke vreemd-glinsterende oogen; zoo
druk pratend, ruikend, op vijf pas afstands, naar de
jenever... Griet wist van aanpakken. Zij had hem,
eens voor al, gezegd: Je hebt te kiezen tusschen de
korreltjes of mij... „Eén van beiden! maar ik ver
draai 't om een zuiplap als man te hebben!"
En ze hield voet bij stuk. Op 'n Zaterdagavond
was-ie weer thuis-gekomen met zulke vreemde oogjes.
Direct naar bed gegaan, 't Was erger, nog, dan ooit...
Den volgenden ochtend, 's Zondags lag zijn schoone-
goed kant en klaar. Maar Griet was weg... Ze had
een briefje achtergelaten: Hij had gekozen en moest
nu maar verder bij z'n kameraden troost vinden. Zij
kwam niet terug...
't Eind was geweest dat zij dienzelfden Zondag, 's
middags samen gezellig kuierden. Maar Dirk had z'n
eerewoord gegeven: 't zou niet meer gebeuren...
Griet had gezegd: Best, ik zal de proef nog eens
nemen.,,. Maar dót bezweer ik je, breék-je je woord,
dan zie je me niet terug!... Hij kende z'n wijf, hield
van haar en deed haar zin.
Nu was 't eene „tweede-natuur" geworden. Kwam
't niet meer in hem op, de maat. door moeder aan
geduid, te overschrijden.
...Onder 't eten keek ze dien middag vader
telkens aan met bezorgden blik. Zij zag 't duidelijk
koe hij z'n best deed om wat te eten, maar <l-t de
brokken hem niet door de keel konden....
Hij legde z'n vork neer. En begon in het oud*
roestige kacheltje, dat op-ui!gaan stond, te porren...
„Heb-ie 't zoo koud?" vroeg ze, „ik vond 't eigen
lijk zonde om nog te stoken. Zég... Dirk..."
Maar toen zij zich tot hem overboog, zag ze dat
er een traan viel op het kromgebogen pookje. Schrók
ze toch effectief....
„Wat heb-ie!?" vroeg zij, hem bij z'n hemdsmouw
vattend. Hij haalde de schouders op. Veegde z'n tra-
«en af en snoot z'n neus met den bonten zakdoek,
waarvan altijd 'n punt uit z'n jasje hing.
„Och", zei ie, en aan den toon van z'n stem hoor
de zij duidelijk hoe droef 't met vader gesteld was
„och, ik heb 't toch al zoo dikwijls voorspeld....
Antjc heeft gelijk... 't Armenhuis, of zoo. dat's 't
eenige..."
Zij pienter-energiek wijf, dat om den drommel
niet zoo gauw den kop laat hangen nijdig over
z'n slappe moedeloosheid. Rood van drift. Snauwend:
„Ben-jij een kerel i met je ArmenhuisOf er geen
andere bazen op de wereld zijn als die Rozelaar:... Pas
twee-en-zestig ben-je. Kijk eens naar Piet.... Die is
nog een jaar haast ouder as jij... Wat werkt die nog
niet.... 't Armenhuis:Een vent als jij'.... Je most
je schamen!"'
Haar woorden, hoe snauwerig ook. deden hem wel
goed. Eventjes gaven ze 'm wat hoop, wat courage....
Maar dan dacbt-ie weer: Zij begrijpt 't niet, ze
weet 't niet....
Praatte met zachte, treurige stem. Van dat als
Rozelaar hem wegstuurde en de zaak ging als een
jraard achteruit.... Hij zag 't toch dagelijks, met z'n
eigen oogen..., Uren, dat er geen levende ziel in den
winkel kwam.... En de vaste klantjes waren haast al
lemaal weg, dood. of veranderd van adres.... Hoe 't
komt? Ja, wie zal dat zeggen' Een zaak, 'n winkel,
dat's eigenlijk net als een mensch: Je wordt oud. Je
takelt-df.... Hebt altijd solied geleefd, fatsoenlijk,
matig. Anderen van je leeftijd zijn nog van zessen
klaar.... Maar jij krabbelt achteruitZe kunnen je
niet meer gebruiken. Op oen Roeien-dag dragen ze je
weg.... Hoe dat komt? Laat je knapste professor 't
eens precies uitleggen....
Zóó zat Dirk te vertellen van de misère. Moeder
voelde wel, dat-ie gelijk had. Drukte de lippen stijf
opeen. Want het idéé dat zij d'r huisje, d'r meubeltjes,
d'r vrijheid die vooral, bovenal: zou moeten
prijsgeven.... Dat zij zou moeten loopen met zoo'n
jak en zoo'n muts van „het Huis"... Gesteld, dat zij
er in kwamen:Precies zóó laat uit en zóó laat
weer binnen...Als een schoolkind gecommandeerd
door de directrice. Door de regenten
.As 't zóóver komt, dan weet 'k wel Wat ik doen
zou!" flapte zij eruit, vóórdat ze '1 zelVe wist
Vader keek haar met heel-verschrikte oogen aan.
En hij merkte .door de nijdigheid heen, de smart,
den ernst, op dat breedo. toch-zoo-goedLge gezicht van
a'n wijf...
,Ocii", poogde zij snel 1o herstellen, „maar jij bent
•ltijd zoo'n zanikkous. Net 'n oud wijf:
't Zal zoo'n vaart niet l'oopen. Kom, eet nog n
•tukjeZulke lekkere varkenslapjesn Dekker
vet randje Daar hou-je toch zooveel van loe-nou
Haar hartelijkheid deed z'n gemoed volschieten. Zoo
dat de groote bonte, zakdoek weer voor den dag
kwam. Maar eten kon-ie toch niet....
Toen vader, een minuut of tien later, wegging,
terug naar den winkel, hadden ze geen wooi d meci
gepraat over de historie. Zij, moeder, was aan t va
ten-wasschen". Maar aan allesHet drukke, duftige.
gejaagde van d'r doen; aan het harde waarmee zij
3-lles neerzette en hanteerdeBespeurde vadei, noe-
vwl moeite zij deed om hem niet te laten merken
het stormen, 't pijnigen, van de wilde onrust, van den
klemmenden angst voor „het Huis", die in haar op
leefden. steeds feller...
De baas was een van de menschen had Dirk
zoo dikwijls gezegd aan wie je nooit „iets kunt
berken".
Bij baas Rozelaar was alles even smal en even
glad. Wanneer bij daar zoo zat in het kamertje
achter den winkel in zijn klein, smal armstoeltje,
dan was 't net-de-helft van 'n gewóón mensch. De
dunne, spichtige, lang-smalle, dunne hand gekromd
°ver het wonderlijk-spichtige, witsteenen pijpje, waai
beel-kleine, petieterige spiraaltjes-rook uit Opdwar
relden... Vroeg-je baas Rozelaar iets, dan kwam er
in zijn groene oogen niet de minste verandering.
Met iets droomerigs staarden ze dan vóór zich uit... j
En eerst heel, heel langzaam scheen, in het smalle
hoofd, de gedachte ontkiemd, verwerkt te zijn, waar 1
antwoord uit geboren werd...
...„Nou... of den vijftienden..." zei hij dien
avond, toen-ie met z'n knecht Dirk zat te praten,
in het kamertje... Winkel een uurtje vroeger gesloteii
Hinderde toch niet... Hij had 's middags toen Dirk j
naar huis zou gaan, op z'n gewone, dor-zeurige
toontje, gezegd:
„Erkelens ik zou je graag even spreken. Kom van-
avond tegen negen uur terug... As-je kunt ten min
ste!"
„Zeker, baas," zei Dirk, die wit als een doek werd.
En thuis had-ie zitten snikken als een kind. Zóo
erg, dat Griet, die beefde als 'n riet hem niet af
snauwde
Tot haar eindelijk de zenuwen baas werden en
ze uitriep:
„Laten we er maar een eind aan maken, vader!
Beter as 't Huis!"
Samen zaten ze te schreien. Totdat vader haar in
fluisterde:
„En Heintje dan?"
Maar ze zeien niets. Want Heintje, hun eenige,
wisten ze best zou er zich niks van aantrekken...
En Heintje d'r man zou hem niet in huis nemen...
Bedelen hij hun kinderen...? Bij koude, onverschil
lige, onhartelijke Hein, die alleen over den vloer
kwam als er iets te halen viel...?
Moeder keerde zich om en ging in 't keukentje
rondscharrelen. Maar toen vader luisterde, hoorde hij.
En had 't bij het rechte eind. Stevige Griet lag met
't hoofd op den rechterarm. Stilletjes d'r verdriet uit
ie weenenBang om vader nog erger te maken
dan-ie al was
Totdat Dirk, dien avond, naar den baas ging, zaten
ze vlak-bij-elkaar. Hij met den ouden, grijzen kop
tegen haar schouder... Net- als dertig jaar geleden;
toen ze pas getrouwd waren. En ze hielden elkaar
stijf, stevig vast... Als waren ze bang om elkaar, na
al dien tijd, te zullen verliezen, de arme oudjes in
't keukentje
„Nou," zei de smalle, gladde baas Rozelaar, „nou,
...of den vijftienden..."
En de groene oogen peinsden weer in wijde verte...
De lamp in 't kamertje-achter den winkel brandde
zeer laag en donker. De baas had, dus, niet kunnen
zien welke uitwerking z'n woorden hadden op ouden
Dirk maar Rozelaar had de bijzondere gave van, op
een afstand, te voelen, te weten, wat iemand, met
wien hij praatte, wou... Bedoelde... 't Was een won
der, eigenlijk, dat Rozelaar z'n zaken zoo slecht gin
gen... Hij was zoo'n uitgeslapen zakenmannetje... Al-
te slim zeien sommigen. De menschen hielden
niet van Rozelaar... Uit den hoek, waar Dirk zat,
kwam een onbestemd geluid... Als van onzekere,
schorre stem... Iets droevigs, dat, in het vaag-ver-
lichte kamertje, ieder onaangenaam zou hebben ge
troffen...
Maar baas Rozelaar was niet gevoelig voor zulke
dingen. Een van de broodmagere spiraaltjes-rook...
Als fantastisch skeletje, dansend in de lucht... Kroop
voort uit z'n witsteenen pijp. En twee der aartsslanke.
slakkige vingers van z'n rechterhand krulden zich
om de steel...
„Daten we zeggen: den eersten Maart, daar-
dan!" zei de baas. En dat slot-woord, met iets
royaal-bedoelds maakte de jobstijding... De ver
schrikkelijke... nóg ontzettender voor Dirk's gevoel...
Over een maand zou-ie op straat staan. De zaak
gesloten... 't Ging niet. Zij hadden samen gerekend...
In de laatste drie maanden vierhonderd gulden ver
lies... En vandaag de klap op den vuurpijl: de agen
tuur van Heerings Co., nog 't eenige, waar 't
zaakje dan op dreef weg. Opgezegd met een half-
tar
„Zou-u, wrong Dirk uit z'n keel, „zou-u geen fond
sen... kunnen... Er zit toch... Er zit toch... Genoeg.
...Als-u eens geld..."
„Drieduizend," kwam 't uit den hoek, waar Roze
laar zat. En de klank sneed Dirk in de ooren... 't
Was 'm of allemaal wespen, of zoo, gonsden... Ste
kend, prikkend... Om z'n hoofd... En hij hoorde:
„Drieduizend.Drieduizend.
Hij zag de smalle, spichtige hand kruipen, sluipen,
over de tafel... En er klokkerde iets in het glas dat-ie
voor zich had staan...
In de vage, grijzige duisternis van kamertje, waar
petroleumlamp stervend hing, zag-ie de koude, groene
peinzende oogen van den baas... Net naar-hem-toe
geschoven, gekeerd, die oogen...
Hij slurpte van het vocht, hem geschonken. Voor
't eerst na dertig jaren dronk Dirk buiten weten
van moeder -thuis...
De baas dronk ook. Maar heel langzaam... Die
doet minstens een jaar over zoo'n glaassie! dacht
Dirk... En hij lachte erover...
...Kwam tot bezinning, tot iets klaarder besef,
een uurtje later...
Zoo vreemd was 't... Alsof hij iets doorleefd had,
dat een droom was, en toch... Toch merkte hij nu,
dat 't echt... Geen droom...
Baas Rozelaar zat naast hem... Vlak naast 'm...
Weer, net precies als straks, Als: wanneer ook?
Als daar-straks... Kronkelde zoo'n mager spiraaltje-
rook naar boven... Hij moest erom grinniken. Zoo
gek als je 't ziet! En Dirk slurpte weer uit zijn
glaasje...
„Ze móst 't weten!" zei hij tegen den baas, maar
de gladde, dunne vingers goten weer bij... weer bij...
De groene oogen gluurden met iets bezorgds... Hij
moest wakker blijven... Begrijpen...
De gezichten van de twee mannen kwamen vlak bij
eikaar. Ze fluisterden...
Een geniale kerel toch! dacht oude Dirk. Een
kraan van 'n vent, die Rozelaar... Natuurlijk, een
vlammetje... In het pakhuisje achter den winkel...
Baas weg. Hij had bij ongeluk lampje laten vallen..
Drieduizend...! Vijfhonderd voor hem, Dirk... En vijf
gulden in de week meer... De zaak uitgebreid...
drieduizend van de assurantie... Moeder zou 'm ver
geven z'n borreltjes... Griet zou wat blij wezen
Even was 't of de wespen, in de lucht ronddansend,
Dirk gevoelig, geniepig in de ooren prikten... Brand
stichter!... Of hij, in Griet d'r oogen, iets zag...
Iets zag...
Maar de groene, starende, peinzende van den baas,
met iets-vuriger groen dan anders hielden hem
vast.
Toen was hij, Dirk, plotseling alleen. De straat
deur dicht gekletst.
Alleen in 't pakhuisje.
Met 't lampje in z'n hand... I-Iij tastte naar z'n
hoofd... De stilte deed hem bijkomen... Hij ging
zitten op een van de baaltjes-goed. Z'n hand sidder
de... Het was Dirk of de wespen nu, erger dan
straks, staken, prikten...
„Denk aan 't armenhuis!" had de baas hem, voor-ie
vertrok, en toch nog bang dat Dirk niet zou durven,
op 't laatst, ingefluisterd...
En nóg hoorde hij wat... „Geen geschooier over
m'n vloer!"... Dat had Johan gezegd, de man van
z'n Heintje... Van z'n eenige, waar ze alles voor had
den gedaanPrecies zoo!" voegde Heintje er toen
bij... Omdat vader, voor een week, twee riksen te-
leen kwam vragen „Precies zoo!"...
En „denk aan 't Armenhuis!"
't Tintelde, 't gloeide in Dirk z'n rechterarm. En
nog... Nóg... had-ie het lampje weggebracht... Nóg
had-ie 't opgegeven... Hij kón geen brandstichter
zijn... Hij dacht aan moeder-thuis; hoe die 'm zou
aankijken...
Hij wou 't wegdoen... Dan maar, in God's naam,
het Armenhuis... Geen brandstichter...
Maar baas Rozelaar was zoo'n pientere vent. Had
niet voor-niks Dirk, dien avond al-maar geschonken...
„O God! O God!" schreeuwde de oude knecht...
Maar 't was al gebeurd.
't Lampje ontglipte z'n hand...
De petroleum stroomde, als vloeiend vuur...
't Brandde... 't Knetterde al...
„O God! Help!"
En hij vloog, rende tegen de afspraak naar
buiten...
Maar 't was te laat...
Ze hadden hem, Dirk, na langdurige instructie
vrij moeten laten.
Er was geen bewijs voor te vinden.
Dat-ie den brand bij Rozelaar gesticht had...
„Je hebt 't wel gedaan!" zei de rechter-commis-
saris, rood van opwinding. Want bij hem stond 't
vast, als 'n paal boven water, als een rots, dat die
man werktuig van zijn patroon -- de schuldige
was... Ontlast toch je geweten, verdachte... Beken
't tóch!"
Maar oude Dirk verborg het gelaat in de handen...
En hij schreeuwde 't uitMet gillend, met krij-
schend, met rauw geluid:
„Neen, meneer, waarachtig niet, meneer... Ik heb
't niet willen doen!... 't Was een ongeluk... Een
on... Een ongeluk!"
„Wat 'n fielt!" gromde de rechter-commissaris,
die hem moest laten glippen, tusschen de tan
den.
En ook de griffier zag Dirk met onverholen verach
ting aan.
Toch vergisten zij zich!...
MAÏTRE CORBEAU.
LXXI. EEN EN ANDER OVER GROENE
BEMESTING.
Wanneer men een gewas in groenen toestand on-
derploeg't, zegt men dat het l'and een groene bemesting
lieeft gekregen. Deze handelwijze vindt een belangrijke
toepassing op zandgronden. Hier gebruikt men voor
dit doel vooral' de gele lupinen. Maar ook op betere
gronden is eene groenbemesting dikwijls een voordeel-
aanbrengende zaak; bet gewas bestaat daar meestal
uit gewone wikken.
Men ziegt, dat de groene bemesting voor den zand
grond eene grootere beteekenis heeft dan voor de be
tere gronden en wel om de volgende reden:
le. De verzameling van stikstof door de groenmest-
gewassen is op den stikstofarmeren zandgrond grooter
dan op den stikstofrijkeren beteren grond. De vlin
derbloemige gewassen (d. z. lupinen, wikken, klavers,
enz.) balen des te meer stikstof uit de lucht, naar
mate zij minder salpeter in den grond vinden. In
stiikstofrijken grond voeden zij zich voornamelijk met
hetgeen de grond bevat. Zij leiden dan een lui en
gemakkelijk leventje.
2e. De lichte zandgrond heelt een verrijking met
plantaardige stof of humus meer noodig dan de be
tere gronden. En goed gelukte groene bemesting draagt
hiertoe juist krachtig bij.
3e. Rogge, het hoofdgewas op den lichten grond,
wordt vroeg geoogst, zoodat er nog een voldoende
groeitijd voor de gioermestplanten overschiet. Op de
betere gronden worden veel gewassen vrij' laat geoogst
en een groenmestgewas gezaaid pa 1 Augustus geeft
in den regel geen bevredigend resultaat 'meer.
Ten gunste der groene bemesting op betere gron
den voert men echter het onderstaande aan:
le. In den regel worden de groenmestplanlen op
betere gronden ruimer van water voorzien. Aange
zien de ontkieming en groei in de zomermaanden moet
geschieden, is gebrek aan vocht in den zandgrond me
nigmaal oorzaak, dat deze cultuur aldaar mislukt, ter-
Wijl zij op de waterrijke klei nog slaagt.
2e. Op betere gronden gaat van de verzamelde stik
stof bij rotting van het ondergeploegide gewas veel min
der verloren dan op zandgrond, waar met het water
heel wat wegzakt en voor het volgend gewas verlo
ren gaat. De uitwerking en de nawerking der groene
bemesting zal daarom op betere gronden gunstiger zijn
dan op zandgrond.
Op de Duitsche proefboerderij te Lauchstiidt heeft
men over het toepassen van groene bemesting op be
teren grond de volgende ervaringen opgedaan
Wat den vorm der groene bemesting betreft, beeft
men de beste resultaten gekregen door op de stop
pels uit te zaaien een mengsel van paardeboonen, erw
ten en gewone wikken, 200—240 K.G. tezamen, half
boonen, 1/4 erwten en 1/4 wikken. Als voorvruchten
gebruikt men daar winterrogge, wintergerst, vroegrijpe
zomergerst en vroege aardappelen.
In ons land heeft men bovendien karwij, vlas en
koolzaad ais bijzonder geschikt leeren kennen om te
doen volgen door een groenmestgewas. Karwijveld staat
met vroege aardappelen bovenaan om den zeer langen
groeitijd dien het nagewas nog kan hebben.
In zeer droge zomers is bet in den regel beter
geen groene bemestingsgewassen uit te zaaien, omdat
het gevaar voor mislukken 'dan bijzonder groot is.
Voor uitzaaiing onder granen in het voorjaar was
te iaauchstadt de hopperupsklaver of gele ristklaver (Me
dieago lupulina) bet meest voordeelig. Men strooit 20
tot 24 K.G. per H.A.. Als dekvrucht kunnen alle gra
nen dienen. Het onderbrengen kan op verschillende
manieren uitgevoerd worden. liet klaverzaad kan te
gelijk met het zomergraan op rijen gezaaid, of later
breedwerpig worden uitgestrooid b.v. met een zaai-
viool. De laatste methode is vermoedelijk de beste.
Men kan zaaien na het wieden (hakken) of juist te
voren en dan met het wieden het klaverzaad over
brengen. Zaait men na het wieden, dan egt men het
zaad met een lichte egge onder. Deze methode volgt
men te Lauchstiidt liet meest.
Wat het beste is ,het wikken-mengsel of dé hoppe
rupsklaver is nog niet uitgemaakt. De hopperups-zaai-
ing is goedkoop. In Duitschland rekent men 10 5 12
Mark per II. A., terwijl het wikken mengsel' 40 Mark
per bunder kost. Hier zullen de prijzen respectievelijk
1' 9 en f 20 gulden per II.A. bedragen.
Het verdient verder de aandacht, dat te Lauch
stadt op kalkrijken grond hij voortgezette teelt ook
serradell'a en lupinen goed groeien. Bij serradclla werd
in het eerste.jaar 12500 K.G. groene massa met 52
K.G. stikstof geoogst en in liet derde jaar op dezelfde
perceelen 46100 K.G. groene massa met 217 K.G.
stikstof. Lupinen na aardappelen gaven 39200 K.G.
groen gewas met 96,5 K.G. slikslof; lupinen na erwten
32200 K.G. groen met 75 K.G. stikstof en lupinen
na serradclla 50800 K.G. groen met 202 K.G. stik
stof, waaruit men afleidt, dat de wortelknolleljes-bac-
teriën dezer heide laatstgenoemde gewassen dezelfde
diensten doen. Deze proeven hebben ge'leerd, dat ser-
radelta en lupinen op betere gronden goed ontwikke
len; of zij er voor groene bemesting op den duur mede
in aanmerking moeien komen, zullen voortgezette proef
nemingen nog moeten loeren. Wil men ze op gronden,
die deze gewassen nog niet gedragen hebben, uitzaai
en, dan zal men in het eerst den grond soms moe
ten enten met de gewenschte bacteriën.
Te Lauchstadt is bevonden, dat een goedgelukte
groen-bemesting met boonen, erwten en wikken 120
150 K.G. stikstof per H.A. in den grond brengt en
eene met hopperupsklaver 150200 K.G.; ook kwam
de klaverstikstof vlugger tot uitwerking.
De mooiste resultaten bekwam men bij de teelt
van bieten na de groene bemesting, daarna bij aard
appelen en haver. In ons land gaf zulk eene bemes
ting voor tarwe goede resultaten, als de winter niet
to streng was. Bij haver kan in sommige jaren het
gewas te geil worden en door het legeren alle voor
deel verloren gaan. Dit heeft men te Lauchstadt meer
malen ervaren.
Uit proefnemingen heeft men geleerd, dat de groen i
bemesting op beteren grond het best eerst laat in
den herfst, tegen dat de vorst invalt, dient omge
ploegd te worden. Dit moet niet dieper geschieden,
dan noodig is.
I Een groene bemesting is op zichzelf gewoonlijk niet
voldoende. Men moet er In den regel eene aanvul
lingsbemesting aan toevoegen.
In de eerste plaats is eene bijvoeging van 400 a
600 K.G. superphosphaat noodig.
Ook kan het dikwijls zeer loonend zijn kaïniet, ter
hoeveelheid van 600800 K.G. per H.A., ter bemes
ting boven de super en het groene gewas aan te voe
ren. Dit zal vooral op lichteren grond, en waar veel
bieten en aardappelen geteeld worden, wenschelijk
zijn.
Hoewel de groene bemesting veel stikstof in den
grond brengt, kan het toch nog voordeelig zijn er
Ghiiisalpeter of Norge-salpeter aan toe te voegen. Bij
granen is dit in het algemeen niet noodig. Bieten,
die zeer veel stikstof verslinden, zullen 200 K.G. sal
peter per H.A. boven een goed gelukte groene bemes
ting nog met voordeel verdragen
Als het groenmestgewas niet voldoende gegroeid
is, vult men het vermoedelijk te kort met wat salpetei
aan naar gelang de aard van het opvolgend gewas is
Meer en meer blijkt, dat de veehouderij in het land
bouwbedrijf een schadepost is. Men tracht zich los
te maken van de behoefte aan stalmest door ruimer
gebruik van kunstmest en veelvuldiger toepassing van
groene bemesting. Proeven, die thans in deze richting
genomen worden, kunnen van groot belang voor de
toekomst zijn.
Behoudens enkele jaren, waarin de zaak mislukt
door de droogte, is de groene bemesting op de betere
grenden in het algemeen aanbevelenswaardig.
In ons land heeft men op de betere gronden dik
wijls gunstige resultaten verkregen door gewone Gel-
dersche wikken als groen bemestingsgewas uit te
zaaien, ter hoeveelheid van 1%2 H.L. per bunder.
Vooral na karwij, een der vroegst geoogste gewassen,
kan het resultaat mooi zijn. Alles hangt nagenoeg af
van een goede ontkieming. Men zorge dus voor deug
delijk kiemkrachtig ^aad en voere het onderbrengen
zoo uit, dat er de meeste kans is, dat de zaden vocht
genoeg hebben om tot ontwikkeling te geraken.
Omdat voldoende vochtigheid een eisch is voor
eene regelmatige ontkieming der wikken, ploegt men
soms de 's avonds te voren gezaaide korrels den
volgenden morgen vroeg met een meerscharige ploeg
ouder en egt het land daarna met een lichte egge
fijn; enkele practici weeken het zaad vooraf, als de
grond wat droog is.
Wie uitvoeriger over groene bemesting wenscht in
gelicht te worden, kan daarvoor naslaan het hoofd
stuk „Groene bemesting" uit het aanbevelenswaar
dige landbouwwerkje: „Bemesting" door C. Nobel,
uitgegeven bij de firma Trapman en Co. te Schagen.
D. E. LANDMAN.
VLEIENDE DIENSTVAARDIGHEID.
De tuin van d:e Tuileriëen werd voor Lodewijk XIV
aangelegd volgens het plan van den beroemden Fran-
sehen tuinbouwkundige La Nötre. Op zekeren dag
gaf de koning zijn ontevredenheid te kennen over een
der hoofdlanen van den tuin. Den volgenden ochtend
was hij verbaasd die laan juist zoo te vinden als hij
haar wenschte. De bekwame en ijverige tuinier had
er die verandering des nachts in gebracht.
Een nóg bewerkelijker en vindingrijker schatting
werd aan den smaak van den Koning gebracht dooi
den hertog d'Autin, super-intendant der koninklijke ge
bouwen. Lodewijk had eens wrevelig zijn ergernis be
tuigd over 'n bosch', dat hem een van zijn geliefkoosde
uitzichten heiemmerde, en de hoop te kennen gege
ven, dat het eenmaal zou worden omgehakt. Niemand
wist beter den Koning te vleien dan de hertog d, Au tin.
Bij deze gelegenheid paarde hij tact aan schranderheid.
Zonder dat Z. M. er iets van te weten kwam, liet
hij de stammen van al de boomen in het ergerlijke
bosch tot vlak aan den grond doorzagen, maar zóó,
dat ze nog alle recht stonden. Hij1 liet ze van boven
allen met touwen aan elkaar bevestigen, en verborg
meer dan twaalf honderd mannen in het bosch om
op een sein van hem aan de touwen te trekken.
De hertog wist op welken dag de Koning in den
tuin zou wandelen, en daarnaar regelde hij zijn plan.
Op den gewonen dag en het gewone uur wandelde
de koning met den hertog in den tuin en ook als
gewoonlijk gaf de Koning zijn ongenoegen over het
bosch te kennen.
„Majesteit!" zei d'Autin, „het bosch zal worden weg
geruimd, zoodra Uwe Majesteit het wil".
„Zoo? zei de Koning, ,,<dan maai- dadelijk: Op dat
oogenblik blies jd'Autin schel op> 'n fluitje, en tot
groote verbazing van den koning en heel liet vorste
lijk gezelschap viel het bosch als hij tooverslag in el
kander.
DE KLEEDING VAN JOACHIM MURAT.
Het is vrij algemeen bekend,- dat Murat. de Koning
van Napels gewoon was, zelfs in het gevecht, zich
zoo schitterend te kleeden, dat de uitdrukking „flam
boyant tambour-majór 5 cheval" ten volle verdiend
was.
Een ooggetuige beschrijft zijn kleeding als volgt:
Murat trok steeds in hooge mate de aandacht door
zijn gestalte, zijn schitterende kleeding en het prach
tige harnachement van zijn paard. Zijn aangezicht,
zijn mooie blauwe oogen, zijn prachtige bakkebaarden,
zijn lange zwarte krullen, die tot ver op de kraag van
'n kurtka ('n Poolsch kleed) neerhingen, deden hem
steeds in liet oog vallen.
De nauwe mouwen van deze kurtka hadden bene
den de schouders 'n opening, waaruit goudkleurige zij-
do barstte; de kraag was overdadig met goud gebor
duurd en om liet middel droeg hij 'n vergulden kop
pel, waaraan 'n lichte sabel hing met rechte kling,
op de manier der oude Romeinen, zonder gevest. Ge
woonlijk droeg hij 'n wijde brbek van amarantkleurige
slof, waarvan de naden met goud geborduurd waren.
Zijn laarzen waren van geel ieder of nankin.
De luister van dit costuum werd nog verhoogd
door 'n grooten steek, voorzien van groote witte vee-
ren en breed gouden borduursel. De voeren waren
vier groote afhangende struisveeren, in 't midden waar
van zich 'n prachtige reigerveer bevond.
Het zadel en de vergulde stijgbeugels waren san
Hongaarseh en Turksch model, en liet paard met oen
tot op den grond afhangend schabrak van hemels
blauwe zijde gedekt. De schabrak was overdadig met
goud geborjluurd.
In zulk, 'n costuum chargeerde Murat aan het
hoofd zijner troepen, niet weinig er mede gevleid loen
in 1812 de Kozakken verbaasd hieven staan om de
prachtige versierselen en de veeren van zijn pool-
schen hoed te bewonderen.
In welk gedeelte van Europa zich de keizerlijke
troepen ook bevonden, steeds werden van uit Parijs
kisten, gevuld met versierselen, naar Murat gezonden.
Gedurende een van zijn veldtochten bedroeg, in
vier maanden tijds, het bedrag van hem toegezonden
veeren en pluimen, niet minder dan zeven en twintig
duizend francs.
Een en ander is ontleend aan liet „Militair Week
blad" uit een der negentiger jaren.
De mededeeling, dat het huwelijk van Murat zeer
gelukkig moet zijn geweest, klinkt bijna ongelooflijk.
NIETS CADEAU.
Patroon tot zijn boekhouder: Je hebt me van mor
gen 'n haas cadeau gestuurd; dat vind ik heel mooi
van je, maar dat gaat niet: ik verlang geen cadeaux.
Wat kost dus die haas.
Boekhouder: Nu als u 'm met geweld betalen wil:
twinlig cents.
Patroon: Goed: Daar heb je 'n gulden. Stuur me
voor die overige tachtig centen morgen nog vier ha
zen.
EEN SOPHIST.
Wat ben je van je vak?
Ik hen sophist.
r Och kom, ik dacht, dat je zoo'n soort van be
hanger was.
Jawel, dat is ook zoo. Maar ik leg me voorna
melijk toe op 't bekleeden van sopha's.