Binnenlandsch Nieuws. Reuzenbergen sintels en andere afgewerkte mate rialen verrezen reehls "en links langs onzen weg. Een gloed van vuur blonk door de deuren en vensters der ijzersmelterijen en der staalfabrieken aan beide oevers. Alles is hier zwart van de steenkool en de steen kool rook. Zoo bereikten we de groote hangende brug tc Se- raing waar onze boot op eenige meters afstand van een weer hooger voerende sluis aanlei. Seraing. Voor ons oog rijst liet beeld van N'ecr- lands eersten Oranje-koning, die ook koning was van Relgie. Hem ging de welvaart van zijn land zeer ter harte. Voor handel en industrie is deze vorst een machtig beschermer en bevorderaar geweest. Aan hem dankt Seraing zijn opkomst en zijn groot heid. Het was in het jaar 1817. Willem I had in Enge land mannen leeren kennen, die aan voortvarendheid werklust en kennis paarden. Aan twee zulke mannen stond hij te Seraing het kasteel af, dat daar nog staal, ten einde op tc richten werkplaatsen voor de bearbeiding van het erts, dat dc Ardennen in groote hoeveelheid bevatten. In 1871 werd te Seraing ter nagedachtenis van den voornaamste dier twee mannen, John Cockerill, een standbeeld opgericht. Het staat op een pleintje voor het stadhuis en draagt op zijn voetstuk de beelden van den arbeidenden! mijnwerker en van den denkenden ingenieur. Dc etablissementen van Cockerill zijn thans wereld bekend, even goed als die van den Duilschcn Krupp. Do groote spoorbrug te Velzen is o.a. door Cockerill s inrichting gebouwd. De werkplaatsen en verdere gebouwen van Cocke rill beslaan te Seraing niet minder dan 108 H.A. Meer dan 11000 werklieden een derde van Seraing's inwoners zijn in dienst der vennootschap. Driehonderd stoommachines zijn dag in dag uit aan den arbeid voor het fabriceeren van alles wat de ijzerindustrie maar voor grootseh mag opleveren. Dc eerste locomotief op het vasteland werd in 1835 door Cockerill gemaakt het aantal locomotieven, dat nu jaarlijks zijn werkplaatsen verlaat, is reusachtig groot. De vennootschap Cockerill heeft zijn eigen kolen mijnen, zijn eigen ijzermijnen en hoogovens, zijn eigen ijzergieterijen en gietstaalfabrieken eenige milliocnen per jaar keert de vennootschap alleen aan arbeidsloo- nen uit. Het oude paleis, eens door Willem I aan de ge broeders Cockerill afgestaan vroeger zomerverblijf van dc vorst-bisschoppen van Luik herbergt thans archief en bibliotheek van de vennootschap en strekt ter woning aan den directeur-generaal der reuzen-eta blissementen. Toestemming tol het bezichtigen der Cockerillsche inrichtingen wordt niet gemakkelijk verkregen. Even als bij Krupp houdt men nieuwsgierigen liefst verre van de geheimnissen, die de ijzerindustrie in zich heeft. Tocli laat men het belangstellend publiek wel zooveel zien, dat'een schriftelijk aanvragen voor bezoek de moeite meer dan loont. Wie er dus langer heen gaat dan wij. doe dit te voren. Zeer voldaan over ons bezoek aan het bedrijvige industrie-district, keerden we weer per boot naar Luik terug om daar den citadel te bestijgen als kroon op de bezichtiging van de stad zelve. Hoe die beschrijving afliep schreef ik U reeds in mijn eersten brief. Van Luik vertrokken we in den namiddag per trein naar Esneux. Op het perron van het station Guillemins troffen we een troep voor zoover wij er over kunnen oor- deelen echte zigeuners. De zwartgelokte bruine mannen in hun eigenaardig finwoeien kostuum, met gouden of zilveren knoopen versierd, babbelden luid onder elkaar en hokken zich blijkbaar niets aan van de menigte menschen, die hen stond aan te kijken. Daarvoor lieten evenmin met groote gouden siera den getooide vrouwen het sigaretten-rooken of de kin deren hun gesnoep. Later bij ons vertrek naar Esneux zagen we aparte wagons, waarin hel Zigeuner-gezelschap was ingeladen en herinnerden we ons, dat we in de stad reeds eenige zwaar i>epakte wagens hadden zien uitrijden, begeleid door Zigeuners, die de paaTden menden en met luid geroep de dieren tot spoed aanzetten. De vrije manier van doen, de vurig schitterende don kere oogen der mannen en vrouwen, de lenige bewegin gen, de eigenaardige kleederdracht, en het gezonde uit zicht der Zigeuners zullen ons zeker nog lang voor oogen blijven. vlaar vöorloopig vergaten we de vreemde menschen, omdat het landschap, dat we doorspoorden, onze aan dacht vroeg. De Ourthe, waaraan Esneux ligt. is een mooie ri- vier en het dal zeer bezienswaardig. Een paar oude kasteelen bij den ingang van het dal wijzen er op, dat in vroegere eeuwen reeds go- zien werd hoe mooi het hier a lies isde stroomende j rivier, de tot een paar honderd meter hoogte stijgen- de bergen, de weelderige groei van het groen, de kron kelende dalen. Veel nieuwere buitens er rijk aangelegde villa's be- j vestigen terecht deze oude uitspraak. Onze aandacht werd in het bijzonder geboeid door den houtrijkdom van het Ourthe-dal. Hoeveel soorten van boomen en heesters we wel niet zagen, valt niet tc begrooten. En alles zoo weelderig vol en dik in bladertooi Ook de vischrijkdom van de rivier viel ons op. Nergens ooit trouwens zagen we zooveel visschers als aan de Belgische rivieren. Zoowel aan de Maas als aan de Ourthe en aan de Amblève, ja zelfs aan dc vervuilde Vesdre zagen we visschers. De parel van de Ourthe is Esneux. Het is het glanspunt van de omgeving en dienten gevolge vooral Zondags buitengewoon druk door Lui kenaars bezocht. Aan het einde van een zeer langen tunnel bereikten we het station. Deze tunnel werd geboord omdat de trein anders den weg van de rivier moest volgen, die hier juist een bergplateau van 6 K.M. in omtrek in een wijden boog omstrooint. Dit plateau ligt 170 Meter hoog. Daar te genover ligt een bergvlakte van 180 M. hoogte en tus- sclien die twee, aan de hellingen prachtig begroeide l>erggevaarten stroomt de Ourthe en ligt het vriendelijke dal aan den voet. Ons hotel bereikten we wc misten Jiet rijtuig, dal ons kwam afhalen langs een hoogen in den berg gehouwen trap, die Esneux aan de rivier met Esneux op de hoogte verbindt. Het uitzicht van' die hoogte terecht Beaumont geheeten was overheerlijk schoon. Aan een bocht van de rivier lag schilderachtig in de verte een sier lijke villa, wier mooi gekleurde steen gunstig afstak tegen het rijke groen van de hoogten, als het ware verdwijnende in een donker dal achter het buiten. Als een breed lint stroomde de Ourthe aan den voet van deze rijkmanswoning voorbij, vormende te voren een ruischenöen waterval even voorbij de breedo brug, die te Esneux de beide oevers verbindt. De trappenklimparlij weerhield ons niet, 's avonds nog eens naar benoden te gaan, om bij' en in het café bij de brug eens een kijkje te nemen. Het was ook zoo'n heerlijke avond. De wind van den morgen en de regen in den na middag hadden alle booze geesten zeker uit dc lucht verdreven en de vriendelijkste tol ons gevoerd. Deze avond beloofde ons een mooien volgenden dag een dag, bestemd voor een Hinken rijtoer. Tot onze groote vreugde wAs het den volgenden dag mooi weer. M. 'V. Wordt vervolgd. CCVIII. „DE AARD WORDT STRAKS E E N." Verweij. Een ding is zeker; er is voorloopig geen gebrek aan werk; er is althans genoeg te doen. 't Kan wezen, dat we op 'n goeien dag of noem 't n kwaden zonder geld zitten, zonder brood; 't kan zelfs wezen, dat ons de gelegenheid onthouden wordt, om aan 't vele werk, dat er gedaan moet worden, mee te arbeiden; maar 't werk is er en gedaan moet 't worden. Als 't nu niet af komt, als er n u niet mee door gegaan wordt, moet 't morgen of over morgen worden voortgezet; en als w ij dit niet doen, zullen onze kinderen en onze kindskinderen er des te meer en harder aan moeten werken. Want van zelf verdwijnt 't werk niet; 't is er mee, als met 'n opstapeling van electriciteit in de spheren; einde lijk, eindelijk ontlaadt 't zich, en dan gaart 't ver gezeld van donder en bliksem, en kunnen er ongeluk ken gebeuren 't Groote werk, dat voor ons ligt, en waaraan wij allen geroepen zijn mee te werken, om den altijd was- senden vloed vóór te blijven, is niet zoozeer dat werk, dat in torenhooge huizen voor ons oprijst, in drukke kantoren telefoneert en beurswaarden boekt, in zeekasteelen om den aardbol draaft, in loven en bieden zich in eiken winkel manifesteert, in alle pak huizen kisten dichtslaat, en den patroon en den loop jongen 'n gelijke mate van zenuwachtigheid toedeelt, 't Grootste werk, 't moeilijkste althans, is niet het I zetten van letters, het drukken van kranten, 't poo- ten van aardappelen, het melken van koeien, het zif- ten van gort. Dit alles zou kunnen genoemd worden de buitenkant, het omkleedsel van het eigenlijke. Menschen, die niet verder kijken, noemen de veelheid van zulke dingen wel „druk werk", maar het eigen lijke „werk", de ziel ervan, is iets anders. We heb ben nu al zoolang huizen gebouwd, koeien gemolken, erwten gezift, brieven geschreven, kranten gedrukt, schuitje gevaren, enz. enz., dat we dit eindelijk wel zullen kunnen; 't gaat er nu op aan komen, dit zoo goed mogelijk te doen, en alles wat wij tot nu toe deden, te verbeteren. En nu we dit eenmaal be grepen hebben, is 't einde ervan niet te zien of te gissen. Verbetering! Is er iets, dat niet verbeterd kan wor den? Men is er al jaren aan bezig onze huizen ge riefelijker in te richten, het voorkomen ervan behaag lijker te maken, balkons, warandahs, serres, water leiding aan te leggen. Onze grootouders hebben ge tobd met uitgetrokken schelknoppen; wij bedienen ons van 'n electrische vonk; onze kleeren zitten ge makkelijker en zijn meer in overeenstemming met onze vormen; 'n gemakkelijke stoel om op te zitten, 'n gemakkelijke tafel om aan te werken hebben hun waarde, 't Ploegen gaat, dank zij allerlei vindingen en uitvindingen, met minder inspanning dan vroeger; de machines vragen alleen heerschappij van den mensch en moeten op zijn bevel het werk vlugger en beter doen, dat hij eertijds deed. Maar 't werk ver menigvuldigt zich intusschen en vraagt om nog meer besturende handen, die tegelijk nadenken, om 't tel kens beter te doen. En zoo zijn we dan op den drukken akker van het leven gekomen met betere werktuigen, en zijn de beurs en de markt onderzoekingsplaatsen gewor den, om het telkens hetere uit te kiezen en aan te wenden bij de veelheid van arbeid, die er eiken dag verricht moet worden op het veld, op de straat, op 't kantoor, in den winkel, in de werkplaats, in de huiskamer. De dagen, van het „Almensch boertje", („De hoofdige Boer" van Staring) zijn voorbij. Wij zijn niet „hoofdig" meer; en als nadenken en gerief lijkheid ons 'n „Brug" bouwden, om te begaan en onze voeten droog te houden, dan gaan wij die waar- deerend over, terwijl de familie „Stuggink", die in den modder wilde loopen, is uitgestorven en ons niet meer nascheldt, dat wij „de eer onzer ouders raken", door op onze hoede te zijn tegen natte voeten, jicht en reumathiek. We leeren van elkander, en we leeren eiken dag. We gaan tentoonstellingen bezoeken om eens 'n an dere, misschien 'n betere machine te zien werken; we gaan op reis, om eeris te zien, of ze daar of daar 't soms beter weten en kunnen dan wij, om 't dan ook in praktijk te brengen. Bij de groote praats, die we behouden hebben, als 'n onhebbelijke erfenis van ons voorgeslacht, is er iets tot ons gekomen, dat met veel vriendelijkheid „bescheidenheid" zou genoemd kunnen worden; en misschien ook wel „bescheiden heid" i s, althans op de buitenwereld dien indruk ma ken kan; maar dat op den keper beschouwd misschien niets anders is dan verkapt egoïsme, vrees voor niet met zijn tijd mede te gaan én daardoor schade te loopen. Wel is waar: niet wat 't wezen moet; maar toch vriendelijk wordt tegemoet gegaan, omdat alle menschen nu eenmaal niet even wijs en verstandig zijn; en 'n onwillig leerling, die zijn werk afmaakt, alleen omdat hij moet, door 'n wijs en goed leer meester, die vriendelijk wordt toegesproken, omdat de leermeester weet, dat die jongen straks ook een schakel zal wezen van den grooten keten, die de maat schappij samenhoudt, ook een der tandraderen in de groote machine, die wij drijven en waardoor wij ge dreven worden. We zijn zuinig op krachten, ook op die, welke met tegenzin werken, en de veelheid van werk vermeerdert eiken dag. En we moeten Hollandsch pratend alle zeilen bijzetten, alle hens aan dek wezen, roeien wat we roeien kunnen, om 't getij vóór te blijven. Als Duitschland 'n uitvinding doet, 'n nieuwe ma chine bedenkt, dan gaan onze ingenieurs, onze boe ren, onze groot-handelaren er op uit, om te zien of ook wij er baat bij kunnen hebben, en brengen haar in dat geval mee. Amsterdam riep voor haar caisson- arbeid hulp van vreemden in, die 't beter wisten dan Amsterdam, en nu komen vreemdelingen, op hunne beurt, zien wat wij deden en profiteeren op hunne beurt van de ervaringen, die wij opdeden in onzen moerassigen, moeilijk te bewerken grond. Nederland gaf aan heel Europa les in 't bouwen van sluizen en waterwerken; heel Europa gaf haar tribuut aan Nederland in 't bebouwen van den bodem, dat ons in 't leven doet blijven. Het afkammen van anderen, het smadelijk bespreken en op 'n afstand houden van wkt anderen vonden, heeft plaats gemaakt voor de begeerte dok wat te vinden, dok wat te kunnen, dok wat te doen. 'n Gevoel van verplichting dringt ons daartoe, zooals vriendschap vriendschaps-, en lief de liefdes wetsteen is, en wezen mag. De naijver, de bittere naijver tüsschen natiën en natiën verdwijnt meer en meer, en maakt plaats voor 'n gevoel van broederschap, 'n Franschman haat als mensch geen Duitscher meer, en 't opgesloten Holland, met zijn Chineesche neiging tot exclusivisme, laat zijn jongens uitvliegen over de wereld, die in Engeland Engelsch, 1 in Frankrijk Fransch, in Duitschland Duitsch, in Italië Italiaansch, en als 't moet in Japan Japaneesch pra- ten. Tegenover de enorme sommen, die verkwist wor- den aan oorlogstoerustingen, en die zouden doen den- 1 ken, dat we allen achtèr de deur klaar staan, om elkaar onverwachts de keel af te bijten, worden over en weer brieven en telegrammen gezonden tot het oprichten van een Europeeschep Statenbond, die een oorlog ten slotte onmogelijk zal makeri. Nederland heeft haar dossier bij elkaar, en mag overwegen of zij in het Heerenhuis der Staten, in der volkeren Vredeszaal, het eerst 'n voorstel daartbe ter tafel zal mogen brengen. En zij zal dit doen, omdat het belang der natiën, de welvaart der volkrep dit eischt, omdat anders 't groote werk, dat zoo hoog noodig afgedaan moet worden, onafgedaan zou moeten blij ven liggen. O, de huizen zullen wel gèboüwd worden en de akkers wel beploegd, de kranten wel gedrukt, de zeeën wel bevaren worden; het koopën en verkoo- pen zal niet worden losgelaten; maar de verbetering waarnaar wij streven boven de verbetering van het materieele, is de verbetering der omstandigheden, "waaronder dit alles zal moeten plaats vinden. De naijver, die nu nog van buiten uit de menschen ver plicht zich voort te bewegen, moet spontaan worden; wij willen goed werk leveren, niet omdat wij moeten en er anders 'n ander in onze plaats treedt, maar omdat wij 't w i 1 1 e n, omdat wij niet anders kunnen. Wat de moeite waard is om te doen, dat moet zoo goed mogelijk gedaan worden; en als bij eerlijken handel en ijverigen arbeid 'n volk gelukkig wordt, j dan zullen wij eerlijk handelen en ijveren met en t voor ieder. Het buitenkantsche werk zal goed zijn en beter worden, omdat de ziel ervan, onze eigene ziel mede, beter zal worden. En dat zal onze taak zoo- 1 veel grooter, ja, maar ook zooveel zonniger en blij- der maken. We zullen het drijven naar het volmaakte en al weten we nu, dat het volmaakte nooit door ons bereikt zal worden, dat zal ons niet met lamheid slaan; omdat wij weten, dat er dan altijd, eiken dag weer, verbeterd kan worden. Dat zal ons van elkan der doen leeren, den heer van den knecht, den knecht van zijn meester, den inlander van den uit- lander, den uit- van den inlander, vrouwen van man nen, mannen van vrouwen, ouden van jongen en om gekeerd. Onze waanwijsheid moet nihil worden, onze drift om telkens weer wat te leeren gretiger; en wij moeten begrijpen, dat heel de wereld 'n school is, en dat wij van alle volkeren leeren kunnen; dat de wijs heid ik zeg niet de geleerdheid maar de wijs heid van het Oosten ons ontbreekt, en ook begrij pen, dat geleerdheid zonder wijsheid maar heel wei nig waarde heeft en niet veel beteekent. Zooals de Belgen van ons kunnen leeren hun voeten te vegen eer ze 'n kamer binnen gaan, zoo kunnen wij van de Belgen leeren niet te isegrimmen zonder dat er reden voor is. 't Zijn kleinigheden, ik weet 't wel; maar de groote kunst van goed te kunnen lezen, is begonnen met 't belachlijk kleine „Spa-a, slee-ee, en 't heeft ons heel wat moeite gekost, dat te leeren. Eu dit goed te begrijpen, dat gij mij, ik u, elke derde ons beiden iets leeren kan, dat in alle waarheid niets te gering is, om te leeren, niets te gering om over na te denken, en de les, die het bevat ter harte te nemen; dat elke stem leering predikt, dat de volgelingen van Confucius, van Mohammed, van Kes- hub Sen, niet minder verstand en goeden wil hebben clan de volgelingen van Christus; dit goed te begrijpei dat het trillen van 'n bijenvlerk even wonderlijk is als de pracht der sterren ,dat 't woord van een verstandigen boer evenveel waarde heeft als 't woord van 'n verstandig koning; te begrijpen, dat wij elk afzonderlijk groote stommelingen zijn, maar met el kander wel wat weten, en ook wel wat tot stand kun nen brengen, zal ons inniger doen begrijpen hoeveel waarde wij, de een voor den ander, kunnen hebben; zal ons inniger doen beseffen, dat wij minder hebben te streven naar het kleine voordeeltje, dat ons be krompen Ego zich beloofde; zal ons doen voelen, dat 't er niet zoozeer op aankomt of i k gelijk, of wel g ij gelijk hebt, maar of de groote massa, ons huis, ons vaderland, de wereld gebaat is met 't geen wij bewe ren. Ons woord, ons gevoelen, ons denken, ons doen moet onder elk licht even waarachtig zijn, en als het dit niet is, dan heeft 't geen blijvende waarde, en hadden wij onzen mond mogen houden. We hebben zoomin het rceht de wereld als onszelven 'n leugen op den mouw te spelden; en waar wij ons gaan ver beelden en ons aanstellen alsof wij alleen het wis ten, en elk anders woord het aanhooren niet waard zou zijn, daar heliegen en bedriegen en misleiden wij de wereld en onszelven; maar onszelf het meest. En dat is zonde, zonde van de wereld en zonde van ons. Ik bedoel: zonde en jammer; want daar is de wereld en daar zijn wij te goed voor. Want al stel len we ons vaak misselijk aan, och, we hebben ook onze goeie streken; en als wij goed zijn en wijs en verstandig genoeg om eens te luisteren naar wat an deren of onze eigen ziel ons te vertellen heeft, dan zijn wij op ons best; dan zijn wij althans waar, en toegankelijk voor al dat mooie en waarachtige, dat heel de schepping predikt en waar elk volk 'u a n- d e r, maar a 11 ij d 'n mooi woord van opving, om het ter gelegener tijd zijn broeders aan den anderen kant van de graad of voorbij de linie mee te dee- len, en er 'n andere schoone waarheid in ruil voor aan te nemen. „De Aard wordt straks éen, de volkren zijn als groepen Van d'eenen bond, die heel haar bol beheerscht. Door land, door zee streeft trein, streeft vloot om 't zeerst, Naar 't wisslend doel, waarheen ze elkander roepen." Inscriptie in de Beurs ALB. VERWEIJ. op 't Damrak. En als wij dit begrijpen, zal 't werk zooveel gemak kelijker gaan; want wij zijn wei individuen, maar we behooren tot 'n volk; we zijn wel 'n volk, maar we behooren toch tot dien éenen grooten bond, die heel den Aardbol beheerscht; we zijn bij slot van rekening leden van. 't zelfde huisgezin, of onze oogen nu een beetje scheef staan, omdat we te Peking geboren wer den, of dat ze 'n beetje waterig zijn, omdat we op den vochtigen bodem van Holland het levenslicht zagen; 'n mensch is 'n mensch; en zijn meerdere of mindere beteekenis hangt niet af van de plaats waar hij of zijn grootvader geboren is, maar of hijzelf iets hoorde van die machtige prediking van eenheid en verzoening, die door gansch de schepping ruischt, en of hij die ter harte nam. Daar komt 't op aan, dat is het geheim van het groote geluk, dat ons wacht; het groote doel, waar op alle wijze menschen aansturen. En laat nu Enge land maar „Dreadnoughts" bouwen, en Duitschland die mooie uitvinding van Zeppelin maar trachten aan te wenden om steden plat te schieten en volkeren bang te maken en te verwoesten, 't gelukt toch niet. Die groote malligheid zal het tegenover de bewustheid der volkeren, dat wij allen broeders zijn, welhaast afleggen. Die malligheid zelf speelt in onze kaart; want de verschrikking der belastingen, die ons het hart breekt, opent tegelijk onze oogen, en de tijd nadert, dat we hooren zullen: „Tot hiertoe en niet verder". En dan zullen er zijn, die zeggen: „Nu beginnen we pas." Maar dat zal niet waar zijn, want Bel en Homorka en Zorvaster en Mozes en Jezaia en Jezus en Confucius hebben- lang geleden het hunne al ge daan aan dat werk, dat zij op hunne beurt van an- deren over namen. Het eenige wat wij dan doen zul len, is: het werk voortzetten. Ja vrienden, er is nog heel wat te doen. Maar wan hoopt niet en vertraagt niet. „De Aard wordt straks éen", en „de volkeren, als groepen van éenen Bond", helpen elkander. God, wat is het leven toch mooi! IL d. H. RAAD HARENKARSPEL. (Reeds in een gedeelte van het vorig no. opge nomen.) Vergadering op Donderdag 19 Augustus 1909, des middags ten 2 uur. Aanwezig alle leden. Voorzitter de heer J. Burger, burgemeester, secre taris de heer Jb. D?m. Na opening der vergadering wordt overgegaan tot do beëediging van het nicuwgékozen raadslid den heer P. Borst. Deze legt in handen van den voorzitter de vereischte eeden af. Voorzitter feliciteert het nieuwe lid en zeg., dat hij hoopt dat hij lange jaren de belangen der gemeente zal mogen behartigen, hem van narte welkom heetend op deze .eerste vergadering. Ook de andere be-ren feliciteeren den heer Borst. Hierna worden de notulen gelezen die onveranderd worden goedgekeurd. een De heer Beeksma had bericht gezonden zijn beno ming tot hoofd der school te Waarland^ aan te nem 6 De heer Plaatsman bericht dat hij'bereid is tofi October a.s. als hoofd te blijven fungeeren. Van den heer Jb. Homan, politle-agent, was adres ingekomen met verzoek om vrije woning van gemeente te mogen genieten. B. en W. adviseerde op dit adres goedgunstig te beschikken, omdat Honia" oen zeer ijverig politiedienaar is en zijn salaris laa5 genoemd mag worden. Na een vraag van den heer Bakker op hoe hoo de huurwaarde wordt geschat, antwoordt voorzit^ f 64, waarna alle heeren er voor ziju Homan vrije wo. ning te geven. Was een adres ingekomen van de bewoners va» Kaiverdijk, Tuiiiehorn en Kerkebuurt, om een derjL stembureau te Kerkebuurt te vestigen. R. en viseeren hierop afwijzend te beschikken, zij liaddea dit besluit genomen met twee tegen één stem. De lieer Bakker acht ecu derde stembureau over. bodig, terwijl dc lieer Slot gaarne de motieven zou kennen, waarop B. en \Y. afwijzend willen beschikken Voorzitter zegt zelf voor liet toestaan van oen derde bureau te zijn, de beide wethouders die liet niet noo dig achten, deden dit hoofdzakelijk met liet oog 0p de onkosten. De heer P. Borst informeert, hoe hoog die kosten dan wel beloopen. Wordt ingelicht van ong' veer f 15 voor iedere stem- ming. De héér Zu' informeeit of diegenen, die tot stem. opnemers zuJten woider aangewezen, verplicht die benoemirg aan te nemen. Voorzitter oordeelt van niet, waarmee ook de heer Eijpost het eens is. De heer Slot is voer het toestaan van het ver. zoek; de neer Bijpost evenwel niet, daar hei weer onbillijK zou zijn tegenover andere deelen der gemeen te, bijv. Schagei waaid, waar de kir sers ook wel een uur moeten loopen. De heer Slot vraagt of e r veel kiezers komen loopen uit de omgeving van Kaiverdijk, Ke.kebuurt en Tuitjehorn. Voorzittei meent van riet. Na eenige discussie verklaren de heeren Slot, Borst en voorzitter zich voer het toestaan, de heeren Weel Zut, Bijpost r a Bakker er tegen, zoodat tp het ad es afwijzend woidt beschikt. Is ingekomen een adres van de afdeelin, Noordhof- land van den Nederlandsehen Bond van Gemeente- ambtenaren, met verzoek de salarissen der gemeenle- ambtenaren te verhoogen. Voorzitter verwijdert zich. Wordt medegedeeld, dat B. en W. legen verhooging der jaarwedden zijn, omdat deze eerst kortelings zet ten genoegen der betrokkenen zijn geregeld. De heer Zut, zich nader verklarend, zeg! niet zoo sterk tegen verliooging te zijn, omdat, vergeleken bij andere gemeenten, de salarissen hier niet hoog zijn te noemen. En spr. betwijfelt ock, of deze burgemeester I met zijn tractement tevreden is, zooals zijn voorgan- i ger. Spr. is dus wei vóór verhooging. De h' »r Bijpost oordeelt d?t als het salaris van den burjemeesfci- verhoogd moet worden, dit ook het geval is met dat var den secretaris. Spr. is tenminste liever bu gemeestev voor f 500, dan voor f 1000 secre taris. I De beer Slot herinnert pan de regeling door Ged. Staten. Toea is het salaris van deu secretaris ver hoogd, dit van den burgemeester riet, omdat deze zijn ambt als een rerebetrekking beschouwde en zijn salaris niet vemoogd werschte te zien. De positie van den tegenwoordigen burgemeester is nu geheel anders Met lijf en ziel zal hij zijn functie behartigen, dus meent spr. is het billijk aan den burgemeester het salaris te geven, dat Ged. Staten voorstelden te geven, nl. f 800. Het salaris van den secretaris bedraagt, zoo deelt de heer Bijpost mede, f 650 met vrije woning. En de se cretaris is de we»kman. Dit salaris is indertijd met f150 verhoogd. De heer Slot meent dat de redeneering niet opgaat, da£ als de burgemeester verhooging krijgt, de secre taris dit ook moet hebben. Is diens salaris te laag, welnu verhoog dat daD ook, maar afgescheiden va de salarisregeling van den burgemeester. De heer Bijpost meent toch te moeten opmerken, dat als de burgemeester meer salaris krijgt en de secretaris riet, de verhouding niet deugt. De heer Slot noemt de verantwoording van den burgemeester zwaarder dan die van den secretaris. De hoer Zul stelt voor den burgemeester f 800, den secretaris f 700 met vrije woning te geven, dus een geheele verhooging van f 250. De heer Slot is voor verhooging van het salaris van den burgemeester tot f 800,' de verhooging van het salaris van den secretarfs aanhouden tot een vol gende vergadering, omdat daarover nooit sprake is ge weest. Na eenige discussie wordt met algemeene stemmen, behalve die van den heer Bijpost, besloten het salaris van den burgemeester te bepalen op f 800. De burgemeester komt nu ter vergadering, die na op de hoogte van het besluit te zijn gesteld, de hee ren dank zegt. De secretaris verlaat de vergadering. l)e heer Bijpost stelt voor den secretaris f 100 ver hooging te geven. De heer Borst verklaart zich met het oog op de verhouding tussehen secretaris en burgemeester voor f 50 verhooging. Voorzitter acht het noodig het salaris van den secretaris met f 50 te verhoogen, daar diens werk zeer omslachtig is. Te Warmenhuizen wordt f 750 met vrije woning gegeven en Harenkarspel is een nog giootere gemeente. De heer Slot acht den heer Dam een kundig secre taris, er valt op zijn werk niets aan te merken, waar over de heeren het allen eens zijn. In stemming gebracht, verklaren alle heeren. behalve de heer Bijpost, zich voor f 50 verhooging, deze wilde f 100. De secretaris komt ter vergadering; en na met hel besluit bekend gemaakt te zijn. ontvangt hij de ge- lukwenschcn der heeren, die hij op zijn beurt dank zegt voor hunne beschikking. De bedoeling is alle verhoogingen, ook de vrije wo ning van Homan met 1 Januari 1910 te doen ingaan. De heer Plaatsman heeft zelf zijn woonhuis en tuin verfraaid cn vraagt daarvoor f 25 vergoeding. B. en W. willen f 20 geven. De heer Bakker vindt deze aanvraag wel wat onkiesch, wat de heer Borst met hem eens is. Tenslotte zijn de heeren allen v°or f 20' j Tot wefnouder wordt benoemd de heer Zut mei 6 stemmen. D- heer Zut neemt deze benoeming aan, waarna voorzitter hem hartelijk feliciteert, evenals de andere heeren. Dr heer Zut belooft r'. zijn krach ten te zullen aan wenden voor den bloei der gemeente. Tot comm'ssie van toezicht op de gemeentelande- rijen worden op voordracht van B. en W. trnoemd de heeren Borst, Slot en Voorzitter. Salaris is aan deze betrekking niet verbonden, terwijl zij elk jaar zullen aftreden. De heer Weel rapporteert namens de commissie met het nazien belast, dat de semeenterekening orde is bevonden en adviseert tot goedkeuring, waar toe de raad be3luit. Er is ingekome i van de Vrijzinnige Kie vereenigi°8 een adres om een pfschrift te mogen ontvangen van het kohier van den Hoofde'ijken Omslag en de ëe' meenterekening. Hoewel dit adres ongezegeld is, be sluit de raad goedgunstig op dit verzoek. Dezelfde vereeniging vroeg of de raad geen pogb'gen wilde aan wenden om een paar treinen aan de halte Schager- waard te doen stoppen. Ook dit zal gebeuren. Het schilderen van het postkantoor, het brandspuH' huisje, het bijwerken van deu gevel der dokterswo ning en nog enkele andere reparaties worden goedge* vonden. Niets meer te behandelen volgt sluiting.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 10