Na afloop wordt gedanst. r Zaterdag 4 September 1909. 53e Jaargang. No. 4ÓG7. DERDE BLAËt ftiaar- de Ardennen, I Schil' dl, DOOR PETER KOSEGGER. In mijn voorkamer ruischte zijde. Mijn dienstmeisje bracht mij een paar kaartjes. ..Twee dames!" Baronesse De Crocci. Gravin Trenn-Sigloff. Ik ging en maakte mijne buiging. ,,Ach, beste heer Rosegger, wat een geluk, dat wij u thuis treffen!" Ik noodigde de dames om haar gemak er van te nemen. Maar de dames verkozen te blijven staan tot dat zij mij het doel van haar bezoek hadden meege deeld. „U kunt 't wel raden," begon de oudste der twee, de baronesse. „Geen mensch komt ooit bij u, of het is met een verzoek." „Zeer vleiend.'" „Dat is te zeggen iedereen, die bij u komt, heeft u iets te verzoeken. U is toch de noodhelper van alle bedrukten. Wij bidden u, help ook ons!" Ik zweeg en bood nogmaals stoelen aan. Ik kon inderdaad wel raden wat zij van mij wilden. Maar ik was bij voorbaat reeds besloten het verzoek af te wijzen. Daarom te meer voelde ik mij verplicht tot de grootst mogelijke hoffelijkheid. „Onze vereeniging „Armenzorg" geeft een concert. Nu weet u er al alles van!" zeide de baronesse, „U mag, u kan niet weigeren!" riep de gravin. „Tenminste éen nummertje!" „Moet ik zingen, dames?" De baronesse wilde op deze grappigheid niet ingaan Maar de gravin vouwde glimlachend hare duifgrijs gehandschoende handjes. „Ach ja zingen! Dan zijn wij gered. Dan be hoeven wij verder niets meer te doen, dan eene I groote zaal te huren als u zingt. Dat zou ijselijk mooi wezen!" „Met uitzondering van een enkel woordje geef ik I u alles toe, dames." Maar deze losse toon was niet goed. Want nu meen den zij gewonnen spel te hebben. „In heiligen ernst, en ter wille van de goede zaak u moet bij ons een nummer declameeren. Het is in de Johanneszaal, op den zesden Februari." „Onmogelijk. Ik ben heesch, ik verwacht dienzelf den avond bezoek, ik heb in dien tijd een engage ment te Praag, en, als ik mij niet vergis, ook te Klagenfurt. Bovendien ben ik doodziek en misschien op den zesden Februari reeds dood en begraven. U 1 ziet dus, waarde dames, dat ik absoluut niets belo ven kan. Zij lachten. „Beloven? Dat is ook heel niet noodig als u maar bij ons leest. Uwe medewerking dat behoe ven wij u toch niet te zeggen waarborgt ons den halven huurprijs van ons asiel. Niet wij smeeken u, maar honderden van verkleumden, verhongerden en dakloozen." „Maar wht moet ik dan lezen?" „Net wat u verkiest. Wij zijn u voor alles grenzen- lloos dankbaar." „Moet het iets ernstigs zijn, in den toon van het menschlievende doel?" „Wat u maar geven wilt. Het publiek zal opgeto gen zijn." „Wat dunkt u van „Enoch Arden"?" „O, verrukkelijk! Als u dat maar niet te ver moeiend is?" „Of „De werkstaking der smeden"?" „Dat zou misschien nog beter zijn. Wij zouden voor al niet willen dat het u te veel inspande. Desnoods zouden wij al met een paar gedichtjes van Heine tevreden zijn. Maar voorloopig zijn wij u onuitspreke lijk dankbaar, dat wij uw beroemden naam op het programma mogen laten drukken. Duizendmaal, dui zendmaal dank! Ach, wat zal alles zich op uwe voor dracht spitsen! Wij laten onmiddellijk de program ma's aanplakken. Nogmaals dank, beste heer Roseg ger!" Nog wat vijven en zessen en toen waren zij •weg. Twee dagen later ontving ik het programma. Acht nummers en welke illustre namen! De voordrach ten bestonden uit klavierstukken, liederen, mijne de clamatie, een solo voor viool en eene voordracht in Stiermarkensch dialect door 'n welbekenden humorist. En onderaan stond met vette letters: „Na afloop wordt gedanst." I Aha! Daarom dus was „Enoch van Arden" te ver moeiend. Na afloop wordt gedanst... Ik koos voor mijn nummer „De werkstaking der smeden" en Ha- merling's „Vor einer Gentiane". Aan reclame geen gebrek. Op de plakkaten prijk ten secessionistische figuren, die daklooze arme men schen moesten voorstellen. In de bladen verschenen jde hartroerendste artikelen over de ellende der have- loozen, van wie er in dit barre jaargetijde meer dan duizend in de stad en omstreken rondzwierven, ten jprooi aan koude, honger en vertwijfeling. De feestavond brak aan. Alle medewerkenden, met uitzondering van de zangeres, hadden de rijtuigen, waarmede zij zouden worden van huis gehaald, afge wezen ten bate van het liefdadige doel. Toen ik in fle Johanneszaal kwam, vond ik die allersmaakvolst gedecoreerd. Festoenen, vlaggen, stichtelijke spreu ken. In hoeken en nissen hadden bloemisten en be hangers ware kunstwerken geschapen. Bassins met Eoudvischjes verkoelden en verfrischten de lucht. De paal was reeds geheel bezet, niet met stoelrijen, maar iffiet een veertigtal ronde biertafels, om welke zich jonge paren tot eten en drinken hadden gegroepeer^. Ontelbare kellners schoten als zwaluwen heen en weer, want alles wilde vóór het begin van het con cert gedrenkt en gevoederd zijn. Maar de klavier- Voordracht was reeds begonnen. Dit merkte men voor-1 al aan het sissen uit het publiek. Het wilde het ru moer tot stilte sissen. Niettemin rammelden borden en messen steeds nog minstens even hoorbaar als 4e toetsen, hoe krachtdadig de "virtuoos ook er op los sloeg. Onder verscheidene tafels hoorde ik voe ten de maat trappen. En toch was het geen wals, waar eene sonate. De man mishandelde op den vleu- Sel een opus van Beethoven in vier tempi. Dat hiel den de jonge beenen niet uit. Daarna verscheen de diva. En nu werd het in de zaal plotseling zóo stil, dat de kellners als vastgenageld bleven op de plek, waar zij zoo juist stonden. Het was eene schoone vrouw. Wat een figuur! Wat een oogen! „Ach," mompelde naast mij een galante luitenant „wat "w i'k ("en molenaarsjongen!" "We ken molenaarsjongen?" •Wel, die daar over hare lippen gaat!" ge„ zong namelijk het lied van den molenaarsjon- 1de da' aW'au8 was oorverdoovend. Driemaal moest Jen b'111"6 'erugkomen. Toch verkeerden velen in angst kenri0V ^at ziJ n06 lets toegeven zou. Maar zij kree8 V0lltiie cn llet '4 er dus bij blijven. Zij raai 6611 boucluet zoo groot als een wagenrad. Ik Wo t 6 <^a'" voor den prijs, dien dit monsterdillg ten bebben gekost, minstens een dozijn dakloozen n paar dagen hadden kunnen worden verzorgd. Een Ep 6 muziekstuk viel weg. Het zou te fijn zijn ^Weest, enkel voor aandachtigen, terwijl in de zaal 'j' Zorg om versch bier elke andere stemming ver- Nu kwam de beurt aan mij. Ik was reeds beschei dener geworden, en had hei gedicht van Hamerling opgegeven. Terwijl ik op het podium trad, vroeg mij fluisterend een der leden van het comité, hoe lang mijne voordracht wel duren zou. „Niet langer dan een kwartier." „Zóo lang toch nog? Nu, goed." Met geklap begroet. Natuurlijk. Maar mij was t om iets anders te doen. Het heerlijke gedicht wilde ik hun op het hart drukken. Dan zouden zij eens zien dat er op deze wereld ook nog andere dingen zijn, dan bierdrinken, koketteeren en flirten. Ik sloeg het' boek open en begon. Iemand hoestte. Daarop werd het stil, twee minuten lang. Daarna weer hoes ten, hier en daar het gerammel van een bord, een geschuifel en in de nevenzaal het gegons van stem men. „Ssst." riep iemand. Maar de onrust hield aan," nam toe. In de voorste rij der tafels waren nog wel aandachtigen. Maar hoe verder naar achter, des te meer geroes. Het waren paarlen voor de zwijnen. Mijne stemming was weg, en ik schreeuwde het ge dicht nog slechts automatisch af. Ik was in dat vreeselijke stadium gekomen, waarin men door het gemeene gesuggereerd wordt en er niet meer van los kan. Ik hoorde wel niet de grappen, die achter in de zaal door ploerten werden gedebiteerd; maar ik voelde ze. .Die vervloekte werkstakingen!" zeide een jonge papierfabrikant. „Nu vervolgen zij iemand nog in de da"üe ^'ent weet niet van uitscheiden," bromde een ander, nadat ik vijf minuten gelezen had. Ik Beloof dat hij hier propaganda wil maken voor de socialis- te"'wij moeten de politie laten halen. Zoo iets komt hier toch eigenlijk niet te pasOp je welzijn. Ik hoorde het niet; maar ik ben absoluut ove - tuigd dat er zóo gebabbeld werd Zoo iets voelt men. Overigens, het klinken der glazen hoorde ik werkelijk. Het keelschrapen en kuchen, het ver schuiven van stoelen en het steeds onbeva°f®°®g wordende geloop van fluisterend geroepen kenners zeiden mij zoo duidelijk mogelijk: „t Is al wèl zoo, man! Malk er een eind aan! Bedenk dat wq na dit nóg twee nummers moeten ondergaan, vöor j tot dansen komen!" Horloges werden voor den dag gehaald. Nog nooit werd mij door een publiek zóo onbewimpeld te verstaan gegeven: Vervelende vent ben je nu nóg niet uitgezeurd? Ik haa kunnen afbreken, dit lieve canaille het boek.over de hoofden smijten en afbreken. Maar ik geloof d zelfs deze dramatische wending geen indruk zou heb ben gemaakt. Met gelatenheid las ik het gedicht uit en bij de katastrophe, waar de smid den °Pral®^ doodslaat, zag ik onder het publiek hier en een hoofdschudden of een geeuwen. En toch, aan het slot, een daverend applaus. Eene oprechte betuiging van dankbaarheid dat ik ei^eUj klaar was, de danslustige paren met langer gekluis terd hield. Een geweldige zucht van verlichting schee uit het auditorium op te rijzen. En ik, ik deed vro - lijk met de vroolijken. Maar in het binnenste mijns harten zwoer ik den duursten eed: „Dat nooit weer De violist na mij aan de beurt, was een gladde snuiter die 'uit ervaring iets had geleerd. Hij moest zich verontschuldigen, want zijne viool was Piotseling heesch geworden. Het komité betreurde d t sprekelijk, maar betuigde niettemin den kunstenaar hartelijkeu dank voor zijne groote bereidwilligheid. Indien hij zich geïndisponeerd voelde, dan zou geen mensch zoo onblscheiden zijn, het onmogelijke van ^Nu^nog den humoristischen dialect-lezer. Zij ver beidden hem gretig. Eerst nog eens lachen, en to dansen' De dialectman kwam op weg naar het podium langs mijne tafel en fluisterde mij over den schouder toe: „Collega, ik zal u wreken." Wat? Wat wilt u doen?" ,',Ik lees hun Stelzhamer's „Ahnde" voor. Dat duurt „In 's hemels naam, neen! Daar is Stelzhamer toch "^Gerust. Laat mij maar begaan," zeide hij, en hij besteeg het podium. Daar haalde hij heel op zij gemak een bundel papier te voorschijn, vouwde dien uit en begon doodkalm: „Geachte dames en heeren! Aan de ultnoo£}g"?g van ons kunstlievend feestcomité, om eene kara^ s" tiek te geven van de volksspraak in het algemeen en van het Stiermarkensche dialect in het bijzonder, geef ik volgaarne gevolg. Want de philologie is eene hoogst gewichtige wetenschap ja, ik zou haar de moeder aller wetenschappen willen noemen. Kan k, met het oog op het reeds gevorderde uur mij met met stelselmatige grondigheid indezei ryke stof ver diepen, zoo wil ik toch in hoofdzaak den weg de vergelijkende methode met u inslaan, om die v gens in onderdeelen te illustreeren. „„Kliek Na deze inlichting eene kleine Pauze. He pub e was verstijfd Eene jonge dame dicht bij mq slaakte een kreuuenden zucht, alsof haar sluikelings het kO de staal in het hart gestoken ware. Gravin Trenn Si^e'redenaarrTOer>voor^e..DaM,e?k mij dus op kort- „emtoeTïégg,. heb. wil de grootejoordee der kortheid en precisie, die in den volksmon g gen terstond met een voorbeeld aantoonen Ik k daartoe een Hoogduitsch gedichtje, „Ballmusik gei - teld. Het luidt: Lasset doch bei Euren Kranzchen Amor in die Saiten greifen, Anstatt dass zu jedem Tanzchen Euch die Dichter sollen pfeifen. Traum, es ist mit anderen Dingen Vollgerüttelt unser Ranzen, Pfeifet ihr auf unser Singen, Pfeifen wir auf Euer Tanzen. deDe wSkTr! maakte eene buiging en trad af Het applaus was geweldig, in overeenstemming met de bljjde verrassing over het °^r^cb^oJ0tverdienste van den^spreker bestond hierin, dat hij 't toch nog Z° En°nu ïelofTgewelddadigheid. Evenals de mede werkende kunstenaars moraliter de deur uitPj8®* "TSS-Ertï T,^vTnSkTPeï.ai de Bpel t""»t Mar zal' er wezen." "yatlBunmoet0rbedenken, de hooge huur van de danszaal, en dan de decoraties, en de muziek. Maar dat komt wel terecht. „Zoo, zoo. Ja ja." ,„k enkel om een dans- pretje wIsTet te doe,--eesten S Ï°»gïïr P»°»ï»'re k,u,».e««»-s».me». dl. .1. ae"C" gedekt door „Armenzorg Door de nachtelijke straten blies een ijzige wind. Daar onder de beschutting van een zeker huisje, dat tot andere doeleinden is bestemd, zag ik iets op den grond gezeten. Bij het matte lantaarnlicht vertoonde zich een in lompen gekleede man, die met de tanden klapperde en aan al zijne leden rilde. „Hé daar, wat doe je hier? Wat? Geen nacht verblijf?... Papperlapap, er wordt genoeg gedaan voor de armen. Hoor je niet de muziek? Hoor je niet hoe ijverig er alweer voor de armen gedanst wordt!" IV. Spa zomerverblijf van H. K. H. Prinses Clemen tine van België. Zoo begint een der beschrijvingen die we vooraf van Spa hadden gelezen. Spa staat dus in het teeken van de grootelui en is dan ook een grootelui's badplaats. Men vindt er het weelderigst ingerichte badhuis vai Noord-Europa. De nieuwste verbeteringen worden tel kens aan dezen bouw aangebracht, opdat het steeds de eerste inrichting op dat gebied zal blijven. In renaissancestijl opgetrokken naar een ontwerp van Léon Suys, maakt het hoofdgebouw, op ieder die het ziet, een voortreffelijken indruk. Verder telt Spa tal van eerste gelegenheden om zich te vermaken: concertzalen, theater, balzalen en niet te vergeten speelzalen. De hoogste adel van België en van verder Europa komt te Spa om in de gesloten clubs aan hun hartstocht voor het spel bot te kunnen vieren. Terecht heet Spa het centraal punt van bijeen komst van Europa's aristocratie en van de elegante wereld. In eerste hotels met fantasie-prijzen kan die we reld in Spa een geschikt onderdak vinden. Van Mei tot November hebben telken jare een reeks van schitterende feesten plaats, die om hun elegant cachet en onberispelijke organisatie beroemd zijn. Wedrennen van paarden, batailles de fleurs, con cours voor automobielen, concours hippique interna tional, gymnastiekfeesten wisselen in bonte «rij af met roei wedstrijden, jachtpartijen, golfspel, lawn-ten- nis, enz. Het vreeselijkst pleizier vind ik te Spa het duiven- schieten. Dat is weerzinwekkend. Vanuit een lange galerij schieten dames ja, da mes vooral en heeren op duiven, die vóór die galerij uit haar kooien en manden worden losgelaten. Hoe wreed toch! Spa is al langer dan dre eeuwen het rendez-vous van degroote wereld geweest. Keizers en koningen kwamen er al voor ty'den bjj de bronnen herstel zoeken voor hun kwalen. Het water der vele ijzerhoudende bronnen, reeds in de dertiende eeuw bekend, schijnt zeer gunstig te werken bij zwakte der spijsverteringsorganen en tot verbetering van het bloed. Spa is er trotsch op dat de grootste Russische keizer, Czaar Peter I, baat vond en herstel bjj het gebruiken van de wateren van Spa. Richelieu kwam er en keizer Jozef II en Gustaaf III van Zweden en Albert van Oostenrijk en nog tal van andere hoogen mee. Ter herinnering aan hun bezoek heeft de slad een groote schilderij la'en maken met zeer goed gegroe peerd de beeltenissen van de hoogste vorsten, geleerden en kunstenaars, die er de laatste eeuwen kwamen. Deze schilderij hangt in een groote hal, gesticht in 1820 door onzen lateren koning Willem II ter herinnering aan het verblijf van Peter den Groote te Spa. De bron in dit gebouw, dat rijk met palmen ge tooid is, en ruimte biedt aan tal van bezoekers, die er kunnen wandelen, drinken van het bronwater of rusten, is genoemd naar Peter; ze bracht dezen eens herstel van zijn geschokte gezondheid. De schilderij stelt het gouden boek van Spa in beeld voor. Voor hen, die het soms niet mochten weten, zij hier even meegedeeld, dat vele belangrijke steden en onderscheiden groote instellingen als museums b.v. er een boek op nahouden, waarin alleen zij hun namen mogen schrijven, die zeer hoog geplaatst zijn, of groot geacht worden in de wereld. Zoo'n boek heet een gouden boek. In ons rijks-museum vinden de bezoekers zoo'n gou den boek in een vitrine, meestal opengeslagen bij de handteekening van wijlen onzen laafsten Koning. Te Spa vindt men aan onderscheidene huizen ge- denksteenen of gedenkplaten aangebracht met de namen der hooge personages, die in die woningen voor eenigen tijd hun verblijf hebben gehad. Ons hotel droeg ook zoo'n gedenkplaat, zwart met gouden letters. We lazen er de namen op van Gustaaf III van Zweden, Prins Hendrik van Pruisen, Karei X van Frankrijk, Keizer Alexander I van Rusland en van de zeker velen lezers bekende Prinses de Lamballe. Als die het gehad hebben als wij zullen ze bepaald ook het hotel de la Poste met warmte bij hun ken nissen en collega's hebben aanbevolen, zooals wij dit gaarne doen bij dezen. Het is er uitmuntend, gezellig en wat men met zoo'n namenreeks niet zou verwachten niet duur. Met den Commissionnair van de la Poste een gemoedelijken Duitscher wandelden we van het station langs het mooie buitenverblijf van prinses Clementine, langs badhuis en Kurzaal en langs een paar dicht belommerde promenades naar. ons hotel, dat onmiddellijk grensde aan de hal van de bron van Peter den Groote de Pouhon straks door ons genoemd. Die onmiddellijke nabijheid was voor ons den vol genden morgen een ware uitkomst. Toen regende het, dat het goot en wisten we niets beters te doen dan de Pouhon eens goed op te ne men en eens te zien naar de vele spelende kinderen, die daar in dit ruime gebouw met zijn overdekte wandelgalerij er om heen bijeen waren. Voor enkele centimen kunnen de kinderen daar van een bewaarster allerlei speelgoed in bruikleen ontvangen: springtouwen, pingpong-balletjes, diabo lo's enz. Het was er wezenlijk niet ongezellig. Er werden een paar nummertjes op de pianola ge speeld, we konden onze kracht ereis meten aan trek en duwwerktuigen en een glaasje water drinken uit de bron. Dit laatste lieten mijn reisgenooten alleen aan mij over. Nu, smakelijk was het juist niet, dat lauwe bron water, ijzer- en koolzuurhoudend en zoo'n beetje viezig van geur. Het voor mij uit de bron geputte glas liet ik dan ook voor driekwart staan. Maar nu weet ik ten minste hoe de wateren van Spa smaken en wat Czaar Peter tot herstel van zijn gezondheid gedurende eenigen tijd dag in dag uit moest innemen. Dat was niet veel lekkers. Om twaalf uur wees onze hotel-commissionnair ons op de windwijzers boven op de heuvelrij ten Noor den van Spa, die van richting veranderden en op het beter worden van het weer duidden. Ze raadden het. Om éen uur reeds scheen de zon en konden we gerust den rijtoer gaan maken, dien we 's morgens hadden willen gaan doen. Op dien rijtoer leerden we Spa's omgeving en natuurschoon kennen. Om de waarheid te zeggen is ons dat niet meege vallen. Het geboomte is er lang zoo mooi en zoo weel derig niet als aan de Ourthe en aan de Amblève en ook is er minder afwisseling in den aanblik van de Stl*G6K« Het geheel van de omgeving maakte op ons den Indruk niet van harmonische schoonheid. Toch is er natuurlijk menig mooi plekje. Hoe zou men ook anders in de omstreken en te Spa zelf meer dan 200 buitens en villa's aantreffen. Bijzonder mooi aangelegd is b.v. een reuzenpark van een lakenfabrikant te Verviers, die in dat park 3 kilometer lang niet minder dan zes kasteelen heeft gebouwd. Het tuinmanshuis, dat we voorbij reden, is al een aardig villatje. Daarnaast stonden een paar pracht- gebouwen voor stallen. Tweemaal stapten we onzen rijtoer, die langs ver scheidene bronnen voerde, uit om wandelende een schoone streek te bereiken. Beide keeren was het om het bezichtigen van een beek te doen, die in duizend bochten en als het ware geheel bestaande uit een lange reeks van in elkaar overstortende watervallen, door het bosch haar weg vond. Zeker, daar was het heel mooi. Toen de zon, die afwisselend achter de wolken school of aan den blauwen hemel stond, in de prome nade Meyerbeer door het bladerdak der boomen scheei en het prachtige beekje daar deed tintelen en schit teren van licht en het water vonkenspattend over de keisteenen huppelde en sprong toen stonden we getroffen eenige oogenblikken stil om het schouw spel in zijn volle schoonheid beter te kunnen ge nieten. Daar was het heel mooi. Evenzoo in de promenade d'Orléans, ook een bosch met een beekje en een heerlijk wandelpad, dat langs een in 1787 opgericht gedenkteeken voert van de familie Orléans, uit dankbaarheid daar geplaatst voor de genezing van de moeder van Lodewijk Filips van Orléans, hertog van Chartres. Een lange rechte weg door het bosch verbindt beide promenades. Een groote boschbrand, waarvan de sporen nog best zichtbaar waren langs den hoofdweg, dien wij bere den, had juist eenige maanden geleden groote schade aan het hout toegebracht. Ettelijke hectaren zagen we door de boomen- rijen heen, waren bijna geheel verwoest. Een onachtzaam weggeworpen brandende lucifer had ook hier als zoo dikwijls dit vreeselijk ge volg gehad. Ons rijtuig bracht ons we moesten de schade van 's morgens weer inhalen na een kort opont houd aan ons hotel naar het station, waar we plaats namen in den trein naar de fabrieksstad Verviers. De weg naar het station voerde weer door de mooiste straten en langs de belangrijkste gebouwen van Spa en ook langs de groote galerij, in welke we den avond te voren een prachtig symphonie-concert hadden bijgewoond onder leiding van een hoogst be kwaam dirigent. Die galerij, geheel van glas en ijzer, behoort tot dec Kurhaus-tuin in welken alleen bij zeer gunstig weer 's avonds concerten worden gegeven. Het voorbijrijden van tuin en galerij wekte de herinnering weer bij ons op aan de heerlijke muziek, die we daar met honderden andere bezoekers hadden aangehoord. We vermelden het bijwonen van dit concert het laatst, omdat het mee tot het beste behoorde, wat Spa ons heeft doen genieten. M. V. Wordt vervolgd. CCX. FOPPERIJ OF MEDICAMENT: Er zijn heel wat vriendelijke menschen op de we reld. En dat is gelukkig. We hebben onder de om standigheden, waarin wij leven, kiespijn, burenla- waai, botte messen, geldgebrek enzoovoorts, met zooveel onaangenaams, zooveel verdrietigs te kam pen, dat ""n beetje vriendelijkheid ons niet anders dan welkom wezen kan. De goede manieren en de wederzijdsche hoffelijkheid houden er ons boven op; anders waren we al lang voor de haaien. We vergoe lijken eikaars tekortkomingen, trachten 'n excusee- rende reden te vinden voor 'n overijlde of dwaze daad, leggen ten beste uit, wat ten beste uitgelegd kan worden, en zijn in éen woord, menschen met wie te praten valt. Ieder weet, dat 'n beschuldigende aanklacht gauw genoeg verzonnen kan worden, dat de menschen graag het ergste gelooven, dat er vijandige menschen zijn, die, God mag weten om welke reden soms, 'n ander trachten te dupeeren en dit ook doen, en die heele statistieken van zonden en overtredingen, door natiën en individuen begaan, met zich dragen. In de berich ten der Boeren, tijdens den Transvaalschen oorlog, bleef er aan de Engelschen geen draad heel. Van uit de hoofdmoorddepóts, alias concentratiekampen, kwamen de voornaamste berichten, die heel Europa deden ijzen; niet omdat het in den oorlog ging „a la guerre" dat was te begrijpen maar omdat de Britten hadden opgehouden te doen als „men schen". Ieder courantenlezer weet 't verhaal nog van die jonge moeder en haar pasgeboren kind, welke laatste aan de voetjes gegrepen werd en door 'n „rooi-nek"'t Is te ijselijk; ik zal 't maar niet neerschrijven; en er zijn menschen geweest, die het hebben geloofd en in allen ernst voorstelden, om die reden, of liever om die praatjes, Engeland in den handel te boycotten. Toen ik in Engeland 't is wel geen land van engelen, maar toch van zachtmoe dige menschen er over praatte, heeft men mij geantwoord: „And your people dares to believe that? Hear, my friend. At the first place would no English- man do such a cruel thing; and if he did it, he would be hanged in the same moment by his own folks": „En de Hollanders durven dat gelooven? Hoor eens, vriend. In de eerste plaats zou 'n Engelschman zoo'n gruwelijke daad niet doen; en indien hij het deed, dan zou hij in hetzelfde oogenblik worden op gehangen door zijn eigen volk." Zoo sprak 'n pro- Boer, 'n tegenstander van Chamberlains politiek. En wie de Engelschen kent, weet ook, dat, indien wat niet aan te nemen is -zulk 'n daad al gepleegd was, deze door de Engelschen zelf niet ongestraft zou zijn gelaten. Maar in die dagen was er niets zoo laag en slecht, of 't kon van de Engelschen geloofd wor den. Met Engelschen in vriendschappelijke correspon dentie te staan was zoo half en half 'n misdaad; men werd er op aangekeken. Maar... het oordeel heeft zich gewijzigd; de har ten, die eertijds zoo onstuimig klopten voor Boeren en der Boeren politiek, die genoten van „TAssiètte au Beurre" met hare te duidelijke illustraties, van „Uilenspiegel" en van alle bladen, die Engeland be schimpten, om 'tgeen het deed tegenover een aan ons verwant volk, en misschien wel alleen onstui mig klopten ter oorzake dier verwantschap die harten hebben zich bedacht, evenals de Boeren-harten zelf. De geschiedenis van den Cullinan-diamant zegt meer dan 'n boek vol bekentenissen. En al is het nu buiten twijfel, dat er heel veel gebeurd zal zijn tusschen Engeland en Transvaal, tusschen Chamber- lain en Krüger, tusschen Krüger en ons, bijvoor beeld het aftroggelen van onze dubbeltjes, terwijl hij zwaar ging van millioenen ponden al is dit alle maal waar, dan zijn we nu reeds lang' in 'n stadium gekomen, om te durven zeggen, dat we vaak onbe zonnen en zonder nadenken geoordeeld hebben. De Boeren waren geen engelen, en de Engelschen geen duivels, evenmin als omgekeerd. De schaal sloeg misschien nu eens naar dezen en straks naar den anderen kant over; maar aan beide zijden waren plichtsbesef of wat men daar voor hield en trouweloosheid in zoo ruime mate aanwezig, dat we ons latere oordeel, van alle schuld op de Engelschen alleen te gooien, gecasseerd hebben. En... 't gaat met critieken en oordeelen als met testamenten: het laatste geldt alleen. En zooals wij stonden en nu staan in ons oordeel ten opzichte van Engeland, zoo gaat het bijna altijd. Het veel te harde eerste oordeel, voortkomende uit 'n spontaan gevoel van recht en billijkheid, moet b e-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 9