Na afloop wordt gedanst.
r
Zaterdag 4 September 1909.
53e Jaargang. No. 4ÓG7.
DERDE BLAËt
ftiaar- de Ardennen,
I
Schil' dl,
DOOR
PETER KOSEGGER.
In mijn voorkamer ruischte zijde. Mijn dienstmeisje
bracht mij een paar kaartjes. ..Twee dames!"
Baronesse De Crocci. Gravin Trenn-Sigloff.
Ik ging en maakte mijne buiging.
,,Ach, beste heer Rosegger, wat een geluk, dat
wij u thuis treffen!"
Ik noodigde de dames om haar gemak er van te
nemen. Maar de dames verkozen te blijven staan tot
dat zij mij het doel van haar bezoek hadden meege
deeld.
„U kunt 't wel raden," begon de oudste der twee,
de baronesse. „Geen mensch komt ooit bij u, of het
is met een verzoek."
„Zeer vleiend.'"
„Dat is te zeggen iedereen, die bij u komt,
heeft u iets te verzoeken. U is toch de noodhelper
van alle bedrukten. Wij bidden u, help ook ons!"
Ik zweeg en bood nogmaals stoelen aan. Ik kon
inderdaad wel raden wat zij van mij wilden. Maar
ik was bij voorbaat reeds besloten het verzoek af te
wijzen. Daarom te meer voelde ik mij verplicht tot
de grootst mogelijke hoffelijkheid.
„Onze vereeniging „Armenzorg" geeft een concert.
Nu weet u er al alles van!" zeide de baronesse,
„U mag, u kan niet weigeren!" riep de gravin.
„Tenminste éen nummertje!"
„Moet ik zingen, dames?"
De baronesse wilde op deze grappigheid niet ingaan
Maar de gravin vouwde glimlachend hare duifgrijs
gehandschoende handjes.
„Ach ja zingen! Dan zijn wij gered. Dan be
hoeven wij verder niets meer te doen, dan eene
I groote zaal te huren als u zingt. Dat zou ijselijk
mooi wezen!"
„Met uitzondering van een enkel woordje geef ik
I u alles toe, dames."
Maar deze losse toon was niet goed. Want nu meen
den zij gewonnen spel te hebben.
„In heiligen ernst, en ter wille van de goede zaak
u moet bij ons een nummer declameeren. Het is
in de Johanneszaal, op den zesden Februari."
„Onmogelijk. Ik ben heesch, ik verwacht dienzelf
den avond bezoek, ik heb in dien tijd een engage
ment te Praag, en, als ik mij niet vergis, ook te
Klagenfurt. Bovendien ben ik doodziek en misschien
op den zesden Februari reeds dood en begraven. U
1 ziet dus, waarde dames, dat ik absoluut niets belo
ven kan.
Zij lachten.
„Beloven? Dat is ook heel niet noodig als u
maar bij ons leest. Uwe medewerking dat behoe
ven wij u toch niet te zeggen waarborgt ons den
halven huurprijs van ons asiel. Niet wij smeeken u,
maar honderden van verkleumden, verhongerden en
dakloozen."
„Maar wht moet ik dan lezen?"
„Net wat u verkiest. Wij zijn u voor alles grenzen-
lloos dankbaar."
„Moet het iets ernstigs zijn, in den toon van het
menschlievende doel?"
„Wat u maar geven wilt. Het publiek zal opgeto
gen zijn."
„Wat dunkt u van „Enoch Arden"?"
„O, verrukkelijk! Als u dat maar niet te ver
moeiend is?"
„Of „De werkstaking der smeden"?"
„Dat zou misschien nog beter zijn. Wij zouden voor
al niet willen dat het u te veel inspande. Desnoods
zouden wij al met een paar gedichtjes van Heine
tevreden zijn. Maar voorloopig zijn wij u onuitspreke
lijk dankbaar, dat wij uw beroemden naam op het
programma mogen laten drukken. Duizendmaal, dui
zendmaal dank! Ach, wat zal alles zich op uwe voor
dracht spitsen! Wij laten onmiddellijk de program
ma's aanplakken. Nogmaals dank, beste heer Roseg
ger!"
Nog wat vijven en zessen en toen waren zij
•weg.
Twee dagen later ontving ik het programma. Acht
nummers en welke illustre namen! De voordrach
ten bestonden uit klavierstukken, liederen, mijne de
clamatie, een solo voor viool en eene voordracht in
Stiermarkensch dialect door 'n welbekenden humorist.
En onderaan stond met vette letters: „Na afloop
wordt gedanst."
I Aha! Daarom dus was „Enoch van Arden" te ver
moeiend. Na afloop wordt gedanst... Ik koos voor
mijn nummer „De werkstaking der smeden" en Ha-
merling's „Vor einer Gentiane".
Aan reclame geen gebrek. Op de plakkaten prijk
ten secessionistische figuren, die daklooze arme men
schen moesten voorstellen. In de bladen verschenen
jde hartroerendste artikelen over de ellende der have-
loozen, van wie er in dit barre jaargetijde meer dan
duizend in de stad en omstreken rondzwierven, ten
jprooi aan koude, honger en vertwijfeling.
De feestavond brak aan. Alle medewerkenden, met
uitzondering van de zangeres, hadden de rijtuigen,
waarmede zij zouden worden van huis gehaald, afge
wezen ten bate van het liefdadige doel. Toen ik in
fle Johanneszaal kwam, vond ik die allersmaakvolst
gedecoreerd. Festoenen, vlaggen, stichtelijke spreu
ken. In hoeken en nissen hadden bloemisten en be
hangers ware kunstwerken geschapen. Bassins met
Eoudvischjes verkoelden en verfrischten de lucht. De
paal was reeds geheel bezet, niet met stoelrijen, maar
iffiet een veertigtal ronde biertafels, om welke zich
jonge paren tot eten en drinken hadden gegroepeer^.
Ontelbare kellners schoten als zwaluwen heen en
weer, want alles wilde vóór het begin van het con
cert gedrenkt en gevoederd zijn. Maar de klavier-
Voordracht was reeds begonnen. Dit merkte men voor-1
al aan het sissen uit het publiek. Het wilde het ru
moer tot stilte sissen. Niettemin rammelden borden
en messen steeds nog minstens even hoorbaar als
4e toetsen, hoe krachtdadig de "virtuoos ook er op
los sloeg. Onder verscheidene tafels hoorde ik voe
ten de maat trappen. En toch was het geen wals,
waar eene sonate. De man mishandelde op den vleu-
Sel een opus van Beethoven in vier tempi. Dat hiel
den de jonge beenen niet uit. Daarna verscheen de
diva. En nu werd het in de zaal plotseling zóo stil,
dat de kellners als vastgenageld bleven op de plek,
waar zij zoo juist stonden. Het was eene schoone
vrouw. Wat een figuur! Wat een oogen! „Ach,"
mompelde naast mij een galante luitenant „wat
"w i'k ("en molenaarsjongen!"
"We ken molenaarsjongen?"
•Wel, die daar over hare lippen gaat!"
ge„ zong namelijk het lied van den molenaarsjon-
1de da' aW'au8 was oorverdoovend. Driemaal moest
Jen b'111"6 'erugkomen. Toch verkeerden velen in angst
kenri0V ^at ziJ n06 lets toegeven zou. Maar zij
kree8 V0lltiie cn llet '4 er dus bij blijven. Zij
raai 6611 boucluet zoo groot als een wagenrad. Ik
Wo t 6 <^a'" voor den prijs, dien dit monsterdillg
ten bebben gekost, minstens een dozijn dakloozen
n paar dagen hadden kunnen worden verzorgd. Een
Ep 6 muziekstuk viel weg. Het zou te fijn zijn
^Weest, enkel voor aandachtigen, terwijl in de zaal
'j' Zorg om versch bier elke andere stemming ver-
Nu kwam de beurt aan mij. Ik was reeds beschei
dener geworden, en had hei gedicht van Hamerling
opgegeven. Terwijl ik op het podium trad, vroeg mij
fluisterend een der leden van het comité, hoe lang
mijne voordracht wel duren zou.
„Niet langer dan een kwartier."
„Zóo lang toch nog? Nu, goed."
Met geklap begroet. Natuurlijk. Maar mij was t
om iets anders te doen. Het heerlijke gedicht wilde
ik hun op het hart drukken. Dan zouden zij eens
zien dat er op deze wereld ook nog andere dingen
zijn, dan bierdrinken, koketteeren en flirten. Ik sloeg
het' boek open en begon. Iemand hoestte. Daarop
werd het stil, twee minuten lang. Daarna weer hoes
ten, hier en daar het gerammel van een bord, een
geschuifel en in de nevenzaal het gegons van stem
men. „Ssst." riep iemand. Maar de onrust hield
aan," nam toe. In de voorste rij der tafels waren nog
wel aandachtigen. Maar hoe verder naar achter, des
te meer geroes. Het waren paarlen voor de zwijnen.
Mijne stemming was weg, en ik schreeuwde het ge
dicht nog slechts automatisch af. Ik was in dat
vreeselijke stadium gekomen, waarin men door het
gemeene gesuggereerd wordt en er niet meer van
los kan. Ik hoorde wel niet de grappen, die achter in
de zaal door ploerten werden gedebiteerd; maar ik
voelde ze.
.Die vervloekte werkstakingen!" zeide een jonge
papierfabrikant. „Nu vervolgen zij iemand nog in de
da"üe ^'ent weet niet van uitscheiden," bromde een
ander, nadat ik vijf minuten gelezen had. Ik Beloof
dat hij hier propaganda wil maken voor de socialis-
te"'wij moeten de politie laten halen. Zoo iets komt
hier toch eigenlijk niet te pasOp je welzijn.
Ik hoorde het niet; maar ik ben absoluut ove -
tuigd dat er zóo gebabbeld werd Zoo iets voelt
men. Overigens, het klinken der glazen hoorde ik
werkelijk. Het keelschrapen en kuchen, het ver
schuiven van stoelen en het steeds onbeva°f®°®g
wordende geloop van fluisterend geroepen kenners
zeiden mij zoo duidelijk mogelijk: „t Is al wèl zoo,
man! Malk er een eind aan! Bedenk dat wq na
dit nóg twee nummers moeten ondergaan, vöor j
tot dansen komen!" Horloges werden voor den
dag gehaald. Nog nooit werd mij door een publiek
zóo onbewimpeld te verstaan gegeven: Vervelende
vent ben je nu nóg niet uitgezeurd? Ik haa
kunnen afbreken, dit lieve canaille het boek.over
de hoofden smijten en afbreken. Maar ik geloof d
zelfs deze dramatische wending geen indruk zou heb
ben gemaakt. Met gelatenheid las ik het gedicht uit
en bij de katastrophe, waar de smid den °Pral®^
doodslaat, zag ik onder het publiek hier en
een hoofdschudden of een geeuwen.
En toch, aan het slot, een daverend applaus. Eene
oprechte betuiging van dankbaarheid dat ik ei^eUj
klaar was, de danslustige paren met langer gekluis
terd hield. Een geweldige zucht van verlichting schee
uit het auditorium op te rijzen. En ik, ik deed vro -
lijk met de vroolijken. Maar in het binnenste mijns
harten zwoer ik den duursten eed: „Dat nooit weer
De violist na mij aan de beurt, was een gladde
snuiter die 'uit ervaring iets had geleerd. Hij moest
zich verontschuldigen, want zijne viool was Piotseling
heesch geworden. Het komité betreurde d t
sprekelijk, maar betuigde niettemin den kunstenaar
hartelijkeu dank voor zijne groote bereidwilligheid.
Indien hij zich geïndisponeerd voelde, dan zou geen
mensch zoo onblscheiden zijn, het onmogelijke van
^Nu^nog den humoristischen dialect-lezer. Zij ver
beidden hem gretig. Eerst nog eens lachen, en to
dansen' De dialectman kwam op weg naar het
podium langs mijne tafel en fluisterde mij over den
schouder toe:
„Collega, ik zal u wreken."
Wat? Wat wilt u doen?"
,',Ik lees hun Stelzhamer's „Ahnde" voor. Dat duurt
„In 's hemels naam, neen! Daar is Stelzhamer toch
"^Gerust. Laat mij maar begaan," zeide hij, en hij
besteeg het podium. Daar haalde hij heel op zij
gemak een bundel papier te voorschijn, vouwde dien
uit en begon doodkalm:
„Geachte dames en heeren! Aan de ultnoo£}g"?g
van ons kunstlievend feestcomité, om eene kara^ s"
tiek te geven van de volksspraak in het algemeen
en van het Stiermarkensche dialect in het bijzonder,
geef ik volgaarne gevolg. Want de philologie is eene
hoogst gewichtige wetenschap ja, ik zou haar de
moeder aller wetenschappen willen noemen. Kan k,
met het oog op het reeds gevorderde uur mij met
met stelselmatige grondigheid indezei ryke stof ver
diepen, zoo wil ik toch in hoofdzaak den weg de
vergelijkende methode met u inslaan, om die v
gens in onderdeelen te illustreeren. „„Kliek
Na deze inlichting eene kleine Pauze. He pub e
was verstijfd Eene jonge dame dicht bij mq slaakte
een kreuuenden zucht, alsof haar sluikelings het kO
de staal in het hart gestoken ware. Gravin Trenn
Si^e'redenaarrTOer>voor^e..DaM,e?k mij dus op kort-
„emtoeTïégg,. heb. wil de grootejoordee
der kortheid en precisie, die in den volksmon g
gen terstond met een voorbeeld aantoonen Ik k
daartoe een Hoogduitsch gedichtje, „Ballmusik gei -
teld. Het luidt:
Lasset doch bei Euren Kranzchen
Amor in die Saiten greifen,
Anstatt dass zu jedem Tanzchen
Euch die Dichter sollen pfeifen.
Traum, es ist mit anderen Dingen
Vollgerüttelt unser Ranzen,
Pfeifet ihr auf unser Singen,
Pfeifen wir auf Euer Tanzen.
deDe wSkTr! maakte eene buiging en trad af Het
applaus was geweldig, in overeenstemming met de
bljjde verrassing over het °^r^cb^oJ0tverdienste
van den^spreker bestond hierin, dat hij 't toch nog
Z° En°nu ïelofTgewelddadigheid. Evenals de mede
werkende kunstenaars moraliter de deur uitPj8®*
"TSS-Ertï T,^vTnSkTPeï.ai de Bpel
t""»t Mar
zal' er wezen."
"yatlBunmoet0rbedenken, de hooge huur van de
danszaal, en dan de decoraties, en de muziek. Maar
dat komt wel terecht.
„Zoo, zoo. Ja ja." ,„k enkel om een dans-
pretje wIsTet te doe,--eesten
S Ï°»gïïr P»°»ï»'re k,u,».e««»-s».me». dl. .1.
ae"C"
gedekt door „Armenzorg
Door de nachtelijke straten blies een ijzige wind.
Daar onder de beschutting van een zeker huisje, dat
tot andere doeleinden is bestemd, zag ik iets op den
grond gezeten. Bij het matte lantaarnlicht vertoonde
zich een in lompen gekleede man, die met de tanden
klapperde en aan al zijne leden rilde.
„Hé daar, wat doe je hier? Wat? Geen nacht
verblijf?... Papperlapap, er wordt genoeg gedaan voor
de armen. Hoor je niet de muziek? Hoor je niet hoe
ijverig er alweer voor de armen gedanst wordt!"
IV.
Spa zomerverblijf van H. K. H. Prinses Clemen
tine van België. Zoo begint een der beschrijvingen
die we vooraf van Spa hadden gelezen.
Spa staat dus in het teeken van de grootelui en
is dan ook een grootelui's badplaats.
Men vindt er het weelderigst ingerichte badhuis vai
Noord-Europa. De nieuwste verbeteringen worden tel
kens aan dezen bouw aangebracht, opdat het steeds
de eerste inrichting op dat gebied zal blijven. In
renaissancestijl opgetrokken naar een ontwerp van
Léon Suys, maakt het hoofdgebouw, op ieder die het
ziet, een voortreffelijken indruk.
Verder telt Spa tal van eerste gelegenheden om
zich te vermaken: concertzalen, theater, balzalen en
niet te vergeten speelzalen. De hoogste adel
van België en van verder Europa komt te Spa om
in de gesloten clubs aan hun hartstocht voor het spel
bot te kunnen vieren.
Terecht heet Spa het centraal punt van bijeen
komst van Europa's aristocratie en van de elegante
wereld.
In eerste hotels met fantasie-prijzen kan die we
reld in Spa een geschikt onderdak vinden.
Van Mei tot November hebben telken jare een
reeks van schitterende feesten plaats, die om hun
elegant cachet en onberispelijke organisatie beroemd
zijn.
Wedrennen van paarden, batailles de fleurs, con
cours voor automobielen, concours hippique interna
tional, gymnastiekfeesten wisselen in bonte «rij af
met roei wedstrijden, jachtpartijen, golfspel, lawn-ten-
nis, enz.
Het vreeselijkst pleizier vind ik te Spa het duiven-
schieten.
Dat is weerzinwekkend.
Vanuit een lange galerij schieten dames ja, da
mes vooral en heeren op duiven, die vóór die
galerij uit haar kooien en manden worden losgelaten.
Hoe wreed toch!
Spa is al langer dan dre eeuwen het rendez-vous
van degroote wereld geweest.
Keizers en koningen kwamen er al voor ty'den bjj de
bronnen herstel zoeken voor hun kwalen. Het water
der vele ijzerhoudende bronnen, reeds in de dertiende
eeuw bekend, schijnt zeer gunstig te werken bij zwakte
der spijsverteringsorganen en tot verbetering van het
bloed.
Spa is er trotsch op dat de grootste Russische keizer,
Czaar Peter I, baat vond en herstel bjj het gebruiken
van de wateren van Spa.
Richelieu kwam er en keizer Jozef II en Gustaaf III
van Zweden en Albert van Oostenrijk en nog tal van
andere hoogen mee.
Ter herinnering aan hun bezoek heeft de slad een
groote schilderij la'en maken met zeer goed gegroe
peerd de beeltenissen van de hoogste vorsten,
geleerden en kunstenaars, die er de laatste eeuwen
kwamen.
Deze schilderij hangt in een groote hal, gesticht
in 1820 door onzen lateren koning Willem II ter
herinnering aan het verblijf van Peter den Groote
te Spa.
De bron in dit gebouw, dat rijk met palmen ge
tooid is, en ruimte biedt aan tal van bezoekers, die
er kunnen wandelen, drinken van het bronwater of
rusten, is genoemd naar Peter; ze bracht dezen eens
herstel van zijn geschokte gezondheid.
De schilderij stelt het gouden boek van Spa in
beeld voor.
Voor hen, die het soms niet mochten weten, zij
hier even meegedeeld, dat vele belangrijke steden en
onderscheiden groote instellingen als museums b.v. er
een boek op nahouden, waarin alleen zij hun namen
mogen schrijven, die zeer hoog geplaatst zijn, of
groot geacht worden in de wereld.
Zoo'n boek heet een gouden boek.
In ons rijks-museum vinden de bezoekers zoo'n gou
den boek in een vitrine, meestal opengeslagen bij
de handteekening van wijlen onzen laafsten Koning.
Te Spa vindt men aan onderscheidene huizen ge-
denksteenen of gedenkplaten aangebracht met de
namen der hooge personages, die in die woningen
voor eenigen tijd hun verblijf hebben gehad.
Ons hotel droeg ook zoo'n gedenkplaat, zwart met
gouden letters.
We lazen er de namen op van Gustaaf III van
Zweden, Prins Hendrik van Pruisen, Karei X van
Frankrijk, Keizer Alexander I van Rusland en van
de zeker velen lezers bekende Prinses de Lamballe.
Als die het gehad hebben als wij zullen ze bepaald
ook het hotel de la Poste met warmte bij hun ken
nissen en collega's hebben aanbevolen, zooals wij dit
gaarne doen bij dezen.
Het is er uitmuntend, gezellig en wat men met
zoo'n namenreeks niet zou verwachten niet duur.
Met den Commissionnair van de la Poste een
gemoedelijken Duitscher wandelden we van het
station langs het mooie buitenverblijf van prinses
Clementine, langs badhuis en Kurzaal en langs een
paar dicht belommerde promenades naar. ons hotel,
dat onmiddellijk grensde aan de hal van de bron
van Peter den Groote de Pouhon straks door
ons genoemd.
Die onmiddellijke nabijheid was voor ons den vol
genden morgen een ware uitkomst.
Toen regende het, dat het goot en wisten we niets
beters te doen dan de Pouhon eens goed op te ne
men en eens te zien naar de vele spelende kinderen,
die daar in dit ruime gebouw met zijn overdekte
wandelgalerij er om heen bijeen waren.
Voor enkele centimen kunnen de kinderen daar
van een bewaarster allerlei speelgoed in bruikleen
ontvangen: springtouwen, pingpong-balletjes, diabo
lo's enz.
Het was er wezenlijk niet ongezellig.
Er werden een paar nummertjes op de pianola ge
speeld, we konden onze kracht ereis meten aan trek
en duwwerktuigen en een glaasje water drinken uit
de bron.
Dit laatste lieten mijn reisgenooten alleen aan mij
over.
Nu, smakelijk was het juist niet, dat lauwe bron
water, ijzer- en koolzuurhoudend en zoo'n beetje
viezig van geur.
Het voor mij uit de bron geputte glas liet ik dan
ook voor driekwart staan.
Maar nu weet ik ten minste hoe de wateren van
Spa smaken en wat Czaar Peter tot herstel van zijn
gezondheid gedurende eenigen tijd dag in dag uit
moest innemen.
Dat was niet veel lekkers.
Om twaalf uur wees onze hotel-commissionnair ons
op de windwijzers boven op de heuvelrij ten Noor
den van Spa, die van richting veranderden en op het
beter worden van het weer duidden.
Ze raadden het. Om éen uur reeds scheen de zon
en konden we gerust den rijtoer gaan maken, dien
we 's morgens hadden willen gaan doen.
Op dien rijtoer leerden we Spa's omgeving en
natuurschoon kennen.
Om de waarheid te zeggen is ons dat niet meege
vallen. Het geboomte is er lang zoo mooi en zoo weel
derig niet als aan de Ourthe en aan de Amblève en
ook is er minder afwisseling in den aanblik van de
Stl*G6K«
Het geheel van de omgeving maakte op ons den
Indruk niet van harmonische schoonheid.
Toch is er natuurlijk menig mooi plekje.
Hoe zou men ook anders in de omstreken en te
Spa zelf meer dan 200 buitens en villa's aantreffen.
Bijzonder mooi aangelegd is b.v. een reuzenpark
van een lakenfabrikant te Verviers, die in dat park
3 kilometer lang niet minder dan zes kasteelen
heeft gebouwd.
Het tuinmanshuis, dat we voorbij reden, is al een
aardig villatje. Daarnaast stonden een paar pracht-
gebouwen voor stallen.
Tweemaal stapten we onzen rijtoer, die langs ver
scheidene bronnen voerde, uit om wandelende een
schoone streek te bereiken.
Beide keeren was het om het bezichtigen van een
beek te doen, die in duizend bochten en als het
ware geheel bestaande uit een lange reeks van in
elkaar overstortende watervallen, door het bosch haar
weg vond.
Zeker, daar was het heel mooi.
Toen de zon, die afwisselend achter de wolken
school of aan den blauwen hemel stond, in de prome
nade Meyerbeer door het bladerdak der boomen scheei
en het prachtige beekje daar deed tintelen en schit
teren van licht en het water vonkenspattend over
de keisteenen huppelde en sprong toen stonden
we getroffen eenige oogenblikken stil om het schouw
spel in zijn volle schoonheid beter te kunnen ge
nieten.
Daar was het heel mooi.
Evenzoo in de promenade d'Orléans, ook een bosch
met een beekje en een heerlijk wandelpad, dat langs
een in 1787 opgericht gedenkteeken voert van de
familie Orléans, uit dankbaarheid daar geplaatst voor
de genezing van de moeder van Lodewijk Filips van
Orléans, hertog van Chartres.
Een lange rechte weg door het bosch verbindt
beide promenades.
Een groote boschbrand, waarvan de sporen nog best
zichtbaar waren langs den hoofdweg, dien wij bere
den, had juist eenige maanden geleden groote schade
aan het hout toegebracht.
Ettelijke hectaren zagen we door de boomen-
rijen heen, waren bijna geheel verwoest.
Een onachtzaam weggeworpen brandende lucifer
had ook hier als zoo dikwijls dit vreeselijk ge
volg gehad.
Ons rijtuig bracht ons we moesten de schade
van 's morgens weer inhalen na een kort opont
houd aan ons hotel naar het station, waar we plaats
namen in den trein naar de fabrieksstad Verviers.
De weg naar het station voerde weer door de
mooiste straten en langs de belangrijkste gebouwen
van Spa en ook langs de groote galerij, in welke we
den avond te voren een prachtig symphonie-concert
hadden bijgewoond onder leiding van een hoogst be
kwaam dirigent.
Die galerij, geheel van glas en ijzer, behoort tot dec
Kurhaus-tuin in welken alleen bij zeer gunstig weer
's avonds concerten worden gegeven.
Het voorbijrijden van tuin en galerij wekte de
herinnering weer bij ons op aan de heerlijke muziek,
die we daar met honderden andere bezoekers hadden
aangehoord.
We vermelden het bijwonen van dit concert het
laatst, omdat het mee tot het beste behoorde, wat Spa
ons heeft doen genieten.
M. V.
Wordt vervolgd.
CCX.
FOPPERIJ OF MEDICAMENT:
Er zijn heel wat vriendelijke menschen op de we
reld. En dat is gelukkig. We hebben onder de om
standigheden, waarin wij leven, kiespijn, burenla-
waai, botte messen, geldgebrek enzoovoorts, met
zooveel onaangenaams, zooveel verdrietigs te kam
pen, dat ""n beetje vriendelijkheid ons niet anders
dan welkom wezen kan. De goede manieren en de
wederzijdsche hoffelijkheid houden er ons boven op;
anders waren we al lang voor de haaien. We vergoe
lijken eikaars tekortkomingen, trachten 'n excusee-
rende reden te vinden voor 'n overijlde of dwaze
daad, leggen ten beste uit, wat ten beste uitgelegd
kan worden, en zijn in éen woord, menschen met
wie te praten valt.
Ieder weet, dat 'n beschuldigende aanklacht gauw
genoeg verzonnen kan worden, dat de menschen graag
het ergste gelooven, dat er vijandige menschen zijn,
die, God mag weten om welke reden soms, 'n ander
trachten te dupeeren en dit ook doen, en die heele
statistieken van zonden en overtredingen, door natiën
en individuen begaan, met zich dragen. In de berich
ten der Boeren, tijdens den Transvaalschen oorlog,
bleef er aan de Engelschen geen draad heel. Van
uit de hoofdmoorddepóts, alias concentratiekampen,
kwamen de voornaamste berichten, die heel Europa
deden ijzen; niet omdat het in den oorlog ging „a
la guerre" dat was te begrijpen maar omdat
de Britten hadden opgehouden te doen als „men
schen". Ieder courantenlezer weet 't verhaal nog van
die jonge moeder en haar pasgeboren kind, welke
laatste aan de voetjes gegrepen werd en door 'n
„rooi-nek"'t Is te ijselijk; ik zal 't maar niet
neerschrijven; en er zijn menschen geweest, die het
hebben geloofd en in allen ernst voorstelden, om die
reden, of liever om die praatjes, Engeland in den
handel te boycotten. Toen ik in Engeland 't is
wel geen land van engelen, maar toch van zachtmoe
dige menschen er over praatte, heeft men mij
geantwoord: „And your people dares to believe that?
Hear, my friend. At the first place would no English-
man do such a cruel thing; and if he did it, he
would be hanged in the same moment by his own
folks": „En de Hollanders durven dat gelooven? Hoor
eens, vriend. In de eerste plaats zou 'n Engelschman
zoo'n gruwelijke daad niet doen; en indien hij het
deed, dan zou hij in hetzelfde oogenblik worden op
gehangen door zijn eigen volk." Zoo sprak 'n pro-
Boer, 'n tegenstander van Chamberlains politiek. En
wie de Engelschen kent, weet ook, dat, indien
wat niet aan te nemen is -zulk 'n daad al gepleegd
was, deze door de Engelschen zelf niet ongestraft zou
zijn gelaten. Maar in die dagen was er niets zoo laag
en slecht, of 't kon van de Engelschen geloofd wor
den. Met Engelschen in vriendschappelijke correspon
dentie te staan was zoo half en half 'n misdaad;
men werd er op aangekeken.
Maar... het oordeel heeft zich gewijzigd; de har
ten, die eertijds zoo onstuimig klopten voor Boeren
en der Boeren politiek, die genoten van „TAssiètte
au Beurre" met hare te duidelijke illustraties, van
„Uilenspiegel" en van alle bladen, die Engeland be
schimpten, om 'tgeen het deed tegenover een aan
ons verwant volk, en misschien wel alleen onstui
mig klopten ter oorzake dier verwantschap die
harten hebben zich bedacht, evenals de Boeren-harten
zelf. De geschiedenis van den Cullinan-diamant zegt
meer dan 'n boek vol bekentenissen. En al is het
nu buiten twijfel, dat er heel veel gebeurd zal zijn
tusschen Engeland en Transvaal, tusschen Chamber-
lain en Krüger, tusschen Krüger en ons, bijvoor
beeld het aftroggelen van onze dubbeltjes, terwijl hij
zwaar ging van millioenen ponden al is dit alle
maal waar, dan zijn we nu reeds lang' in 'n stadium
gekomen, om te durven zeggen, dat we vaak onbe
zonnen en zonder nadenken geoordeeld hebben. De
Boeren waren geen engelen, en de Engelschen geen
duivels, evenmin als omgekeerd. De schaal sloeg
misschien nu eens naar dezen en straks naar den
anderen kant over; maar aan beide zijden waren
plichtsbesef of wat men daar voor hield en
trouweloosheid in zoo ruime mate aanwezig, dat we
ons latere oordeel, van alle schuld op de Engelschen
alleen te gooien, gecasseerd hebben. En... 't gaat
met critieken en oordeelen als met testamenten: het
laatste geldt alleen.
En zooals wij stonden en nu staan in ons oordeel
ten opzichte van Engeland, zoo gaat het bijna altijd.
Het veel te harde eerste oordeel, voortkomende uit
'n spontaan gevoel van recht en billijkheid, moet b e-