Bekendmakingen Eens was ik gevaren al om de Noord, En lag onder dadelstruiken Daar kwam mij een jan va"n een ijsbeer aan boord; En wou tot ontbijt mij gebruiken. Mijn sabel was ongelukkig wat stomp: Maar ik vond 'n paar mosselschelpen, En hieuw hem daarmee den kop van zijn romp; Men moet zich kunnen behelpen. Hel beest raaple daad'lijk zijn kop van den grond En zeite het hard op een loopen; Maar ik liep hem na, om zijn smeer en zijn bont, Als ik thuis kwam te kunnen verkoopen. Ilc sloeg er het monster zijn voorpooten af, Toen dacht ik: Nou heb ie geen handen! Maar och. het liep weg in geslrekten draf Met zijn kop al tusschen zijn tanden. Eens zag ik Neptuun in een schulp met zijn vrouw (2) En een zestal kleine goodjes; Hij had een pijjekker aan tegen de kou; Ze gebruikten koffie met broodjes. Al d' and'ren waren ter kooie gegaan, En ik alleen was wakker; Ik vroég hem: „Waar haal je die broodjes vah- daan'?" En hij antwoordde: „Van den bakker". En komt je dit min gelooflijk voor, Omdat je 't nooit vondt in boeken, Dan moet je daar dient het reizen voor 't Maar zelve gaan onderzoeken." J. VAN LENNEP. Reeds grijpt Van Noort het roer', enz... En zingt verder in zijn lyrisch-beschrijvend vci- haal van „De Overwintering der Hollanders op No\a- Zcmbla" „Een ander stout bedrijf vangt Heemskerk aan te wagen Hij waakt zijn nachten door, doormijmer!^gansehe Doorkruist den aardbol., meet de zeecen, smelt zet ineen; Hij wil door 't ijzig Noord, naar 't zengend ^Oosten Laims Nova Zembla's kusl, in storm en sneeuw vter- loren, Wil hij naar China voort, en d' Indus pp gaan sporen; En zoo dit pad besta door 't eeuwenheugend ijs, Hij wil dat Neerlands vlag Euroop den doortocht wijzh De kloeke Rijp wil mee en doodsgevaren tarten: Twee bodems zijn gereed en onverschrokken harten! liet stout besluit staat vast en stap aan stap gaat voort Twee bodems zijn gereed met wakker volk aan boord. De schrandre Barendsz zelf zal Heemskerks roer be stieren, Hij rustig in 't gevaar, wat stonnen hem omgicren, Hij, grijs in kennis, jong in ijver, vast van ziel, Eii zeeman in het hart, staat zeilree op de kiel." Het was, zoo niet om de Noordpool, dan toch om den weg door 't Noorden te doen, en de aandoening, die dit wonderlijk mooie verhaal van Tollens op onze jongensharten maakte, trilt nog in ons, na, nu wij. mannen geworden, er weer aan terug denken, -I)e terwijl dit alles voortging te gebeuren, en het nuirain geworuen, er aan terug ucukcu, .ui-u- kje van die vrouw, dte met haar veertig kinde- ^ns d plechtige Alexandrijnen brengt in zijn rvl- n 'n cmnf wr»r»nHi» ,00 snmokiesachtiff niet F"** Zwegen ons n jeugd van heerlijk genieten in sprookje van eek' er nog „brokken van de Maan Melen Dudscte toekomstige^ ernst schonk. Welke lam a !and,nI^ lt,'i l! »r I Hollandsche jongen zou „De Overwintering" van Tol- gold, Azie op n andere planeet gezocht kon lens niet kennen? Er is 'n tachtigjarige oorlog geweest, .««"'Ml 8od.,.w« dernam van Zwammerdam naar Bodegraven, en alles jaren en eeuwen bleef zooals het was, groeit het ge slacht van heden op onder verrassingen en verande ringen, die niet bij te houden zijn. Onze eigen* taal is een der v e 1 o talen, die we spreken; die we spreken moeten, willen we niet elke vijf minuten verlegen staan; want om den hoek loopt ge 'n EngeLschman tegen 't lijf, die u vraagt waar „de Raiksmjoesioem" is; op de brug staat u 'n Franschman op te wachten, die informeert ,,oü se trouve Ie palais royal"; over Duitschers valt ge ieder oogenblik, Chineezen werden niet meer nagekeken cn Mohammedanen zijn geen rariteiten meer. De men schen, die geen reis om de wereld gemaakt hebben, kan men tellen; en het geslacht, dat nog twaalf zak doeken, zes hemden, zes paar sokken, twee pakken, twee paar schoenen meenam op reis, is uitgestorven. Over al worden sokken verkocht en hemden cn regenjas sen, en 't moet al 'n heele reis wezen, als ge vóór „Zaterdagavond" weer niet thuis kunt wezen, om u te „verschoonen". Moffen. Polen, Russen, Zie ik in één week; Zijl jij ondertusschen Heen-en-weer naar Sneek. Aangevuld de dalen! Bergen omgehakt! 'k Ga een theeblad halen Van Chineesch verlakt. Stoomen, stoomen. stoomen Kerel, ben je gek? 'k Ben haast aangekomen Vóór ik nog vertrek!" „Stoomen." NICOLAAS BEETS. Zoo staat 't er nu mee. Vroeger ging men uit Tergou met „de schuit van zessen", die om 'half ze ven aan „de Rooie brug" was en den anderen och tend zijn eerste kaasjes aan de Berebijt loste, en te- sitie gewoed, 'n bloedhond is rond gegaan door de Nederlanden, we weten van 'n Alva en 'n Margaretha, van radbraken en verminking, van heldenmoed en doodsverachting, van 'n „Wilhelmus van Nassonwen die was van Duitschen bloed, op wien men kon ver trouwen, in nood en tegenspoed"; we hebben blad zijden in onze bijna heilige vaderlandsche geschiedenis, kostbaarder en dierbaanaer dan zilver en goud, en heel de wereld heeft eenmaal met eerbied op gezien naar dat kleine volk, dat daar woonde en streed voor zijn behoud in het lage land aan den afloop der ri vieren. Het stond mede en naast de Europeesche wc- reldgrooten. .Kast iel je kromp terug voor Maurits heldendegen, En de Ooster-Indiaan, op Java's kust begroet, Bevrachtte Neerlands vloot met 's werelds overvloed." Maar de intieme mededeelingen en overleveringen van ons volk, de vertellingen die we niet zoo dadelijk op school, als les, ontvingen; maar zoo stil verteld, aan den haard, op reis, op 'n feestdag, 's winters- avonds, als de buien door den schoorsteen gilden van ruw weer en nood op zee, als de achterdeur met geweld dichtsloeg en de lantaarns uitwoeien, en vader j of moeder dan zei: „Arme schippers! Arme zeelui!" I en er werd dan gezwegen, als uit eerbied voor drei gende gevaren, gebeden soms.... V „Als 't ginder spookt in wind cn weer, Voor hond en kat te boos, Bid jij dan Onze-lieve-Heer Om hulp voor elk matroos. Hij ging weer gauw naar Java heen, Zij kwam zijn wenschen na. Of 'thielp? De wetenschap zegt: „neen'j Maar '.t menschenhart zegt: ia". NIC. BEETS ....gebeden soms, en 't eerbiedig gecfenken zich ging uiten in mededeeling en vertelling, dan werd er soms te lezen, om den geest te proeven, waarmede al dat leed geleden cn beschreven is. Luister maar: „Sneeuw, die .tegen vuur kan. Is 't 1111 dag of niet? Schraalhans keukenmeester. Dun bier en narigheid. Wijn, die geen koelvat noodig heeft. Driekonin gen, de constabel is koning van Nova-Zomblamaar heeft er niet veel aan. De zon, de zon! Barendsz gelooft het niet. Wedden?! 't lloul raakt op; de sneeuw niet. De ijsstad, geen IJ-stad. Best vlccsoh, dat maar één gebrek had, (dat t opging». Zij janken naar Holland Koude.. 't Is niet langer té harden. Een vreeselijke heer. Nog oen beer Weer een. Wie zal de kat de bel aanbinden? De zieken naar boord gebracht. Hoe gaat het, Barendsz? De stuurman wil den IJshoek nog eens zien. Alles cp 't ijs. Barendsz praat, drinkt 'n teugje en sterft. 'I Is om armen cn beenen le doen. Trekken bakker. Een van de maats ziek op 't ijs. De schuit over 't ijs ge sleept. Beweegbaar drijfijs. Denk maar niet, dat je moe mag worden. Tegenwind. Moedeloos heid en tranen. Kleine harten. Land! 't ls lalweer mis. Men moet de Witte Zee nog over, en dacht er al over te zijn. Victualie gekocht. Eens goed gegeten, maar met '11 bang hart. Weerzien! Welke soort van klare men dronk. Blijdschap." Gelooft men het, dat ik met verlangen greep naar de krant in de laatste dagen, waar 't eerst het bericht in stond, dat de Noordpool bereikt was? Docler Ere- derick A. Cook 'n naam, die al aan reizen doet denken is de Amerikaansche Heemskerk geworden, die, Nova-Zembla voorbij scharrelend, op den 21slen April van het jaar onzes Heeren 1908, de Noordpool bereikte. Verwacht niet van mij, dat ik iets over deze reis zou mededeelenik weet er niet meer van dan wat de couranten er ons van hebben verteld; maar wat ik las van de late zestiende eeuwers, van Barendsz en De Rijp, Van Heemskerk en Gerrit de Veer. doet mij zeer veel belang stellen en met verlangen uitzien, naar de te verwachten mededeelingen, die van Dr. Cook's hand verschijnen zullen in het boek der histo rie, dat geacht mag worden ,,'n Boek des Oprechten' te zijn. Zal dan naar hem onze eeuw genoemd worden.' We durven geen naambordjes meer te laten bevesti gen, want we verhuizen te vaak. Wie bouwen geen tabernakelen meer, want onze geest streeft telkens ver der. (Ook hooger?) Wij' spijkeren geen systemen meer vast, omdat 't systeem met 't geslacht sterft. We dur ven geen stempels meer drukken, omdat 't laken niet duurzaam is. Zullen wij dan nu deze eeuw 'n naam geven En welke naam zal dat dan wezen? Zal 't gaan tusschen de Wrights en Zeppelin? Tusschen Tissandier en Blériot? Tusschen Edison en Marconi? Of zal men voor deze eeuw 'n panthéon bouwen en als wachters ter eener zijde Shackletons en ter anderer zijde Dr. Cooks beeld plaatsen? Ik verlang nog lang te leven, om die moeilijke vraag beantwoord te weten. H. d. H. Aantee keningen: 1) „Gedicht, op de geiegenheyt van staet. ten tyda dat de wytvermaerde helt Marten Harpertsen Tromp, admiraal ter see was gemaeckt". 2) Neptuun is 'n verkorting van Neplunus, de god van de zee. 3). Zie 1. Correspondentie: Den lezeressen en lezers, die zoo vriendelijk waren mij te schrijven, wordt patiëntie gebeden. Ik heb 't een beetje erg druk. Maai-, wat in 't vat is. enz. H. d. IJ. LXXXTV. DE KIEMKRACHT VAN HET ZAAIZAAD. lijden, van beproeving, van schipbreuk en redding, van de zee en van.... Woudt ge in de historie, in de overlevering van j het Hollandsche volk iets anders hooren dan van de zee? Zoo ver reikt mijn herinnering niet, of ik tast ,.'t Ranke schip verliet de reede, Snikkend klonk het laatst vaarwel; Zie daar klieft het fier de golven, ,t Oog des schepelings te snel." gen zevenen aan „de Pijpenmart" voor de wal kwam. 'n klein geschiedboek opgeslagen, van doorgeworsteld De Rotterdamsche wagen reed om kwart over twaal- 1 ven bij Blom af en je was even drie uur in Rotterdam. Heen en weer Schoonhoven, tweemaal per dag, als „ouwe Gerrit" niet ziek was, of een van de paarden rdet beslagen moest worden. Vroeger was er orde en regelmaat. Je ging of je ging niet. Maar als je ging, do zee: dan was 't tenminste 'n feit, en er werd nog weken j en maanden daarna over gepraat. Maar nu?.... Zijn we van dezen zomer al op reis geweest? Zomer?! Komt er dan ook in 1909 nog 'n seizoen voor, dat „Zomer" heet? Wanneer was dat dan? En waar waren we toen? Zijn we verleden jaar naar de Ardennen geweest, of was dat van dit jaar? Moeten we nog naar de Noord- Maar 't mooist en 't aandoenlijkst van al die yer- Duitsche eilanden of zijn we er al geweest? Kijk je halen, was dat van Willem Barentz en Heemskerk, dagboek eens 11a? Dagboek?! Zijn er dan nog men- O, wat kon die Tollens mooi vertellen! schen, die tijd hebben, om 'n dagboek bij te houden? En wat schrijven ze daar dan in? Hoe laat ontbijten „Zij zetten zeil bij zeil en zijn op zee verdwenen, we? Is er nog 'n bepaald uur, om gezamenlijk't mid- En houden Noordwaarts aan, naar Hitlands banken dagmaal te gebruiken? Lezen we nog iets anders dan henen, kranten? In de geschiedenis ontmoeten we eeuwen, Gelijk het vluchtend wild, ontkomen langs het veld, die 'n bepaalden naam hebben: „De eeuw van David", i Zoo reppen zij zich voort, de teugels uitgesneld." „de eeuw van Dido", „de eeuw van Socrates", ,,de En als dan eindelijk een der twee schepen op Nova Zembla beland is. dat land, waar „Natuur in rouw zit, den doodsdooi om te leden", eeuw van Alexander", „de eeuw der volksverhuizing", „de eeuw der kruistochten", „de eeuw van Luther". „de gouden eeuw", enz. Maar hoe moeten we. of zullen onze kinderen deze eeuw noemen? Verleden jaar zeiden we„De eeuw van Edison"maar 'n week later vloog Wright door den hemel; goed! dan „de eeuw van W'righl"maar er gingen er meer vlie gen, Lefèbrè. Tissandier, Latham! Over Marconi, die de draadlooze telegrafie in de wereld bracht, is geen twee uren gepraat. Pathé Frères met hun won der- films op de kinematograaf maakten meer éclat; trek ken steeds bezoekers. Blériot sloeg op 'n Zondagoch- 'n uur tjaj z;jn voorvliegerswerd ge- „Want nergens staat een hut, en nergens groeien hoo rnen, De naakte grond alleen, in 't hart verstaald en stijf, Biedt hun een rustbed aan voor 't afgetobde lijf",. ....als ze dan eindelijk beland zijn in dat oord, „misdeeld van eiken zegen", en gedwongen er hun winterkwartier op te slaan, te strijden met beerèn, met koude, met honger, met ziekte, en in de opgeslagen tend in zoend door menschen van wie verteld werd, dat "ze j hut „vrouw en kind zich halen voor de afgedwaalde bang voor 'm waren. Madame Blériot kwam over, om zinnen", beurt om beurt waken en 'n Nacht binnen- 't mirakel te zien; werd óók gezoend door haar eigen gaan, waar uit men niet durft hopen, dat nog ooit '11 man en door vreemde mannenvloog mee. „De eeuw Dag rijzen zalals ze dan den tijd zich trachten te van Blériot" dus! Heelemaal niet' Zeppelin, Graaf dooden, de kaarten schudden, met de dobbelstéendlh rammelen, soms 'n vaderlandsch lied, soms 'n psalm van Datheen aanheffen, dan kan het wezen, dat „Een hunner hijgt naar lucht: Zijn makkers moeten weten Hoe lief zijn vrouw hem heeft, hoe al zijn kind'ren heeten Zeppelin klieft de hemelen, verschijnt te BitterFeld, wonderwerkt boven Berlin, boven 't Keizerlijk paleis, 't Zeughaus, der Brandenburger Tor, daalt voor 's Kei zers voelen. Alweer maar zoenen. „Deutschland, Deutschland über alles, über alles in der Welt!" „De eeuw van Zeppelin" dus? Geen denken aan. Piet Ooms, die lollige, kleine, dikke Piet Ooms, slaat te Parijs alle zwemmers; wordt in zijn natte zwembroekje in Hoe bang hem 't scheiden valt. hij elk vertrek naar triumf rond gedragen, ziet zich geportretteerd in „Gra- phic en „Illustration", wordt geïnterviewd als in dertijd Marconi. „De eeuw van Piet Ooms" dus? Te laat! Voorbij: Een andere eeuw brak aan; althans 'n Hoe de oudste knaap anderen naam weerklonk. Shackleton schoorvoette naar de Zuidpool, jaagde er op zwarte beren, dronk er p., „1IW K ontdooiden wijn, keerde terug in zegepraal, zooals 'n En hoe zijn droeve vrouw, terwijl de jongen smeekt' jaar geleden Sven Hedin was terug gekeerd uit de Den lach geen meester is, die door haar tranen breekt ingewanden van Thibet, met kaarten van 'n verbor- Hoe bij het laatst vaarwel, zoo zuur hun opgebroken' gen wereld, van 'n Trans-Hymalayagebergte, wat dui- De zuigling aan haar horst, met de armpjes uitgc- zend geslachten niet gekend hebben. De aarde en de - Als ze in zijn armen boord, hangt en in haar tranen smoort; hem lijkt, en schoon pas zeven 'jaren, Reeds plaagt, bij elke reis, om met hem mee te varen, stoken, hemelen zijn den menschen ten buit gevallen. De he- Hem nareikte om oen kus en toeriep honderd keer.... melen hebben geen geheimen moer, en do aarde.... Hier houdt de spreker stil: hij snikt; hij kan niet Waar blijft toch de Shackleton, die de as der aarde meer aan de Noordpool gaat smeren? Waar blijven de vol gelingen van Barendsz cn De Rijp? Waar is de Heems kerk der twintigste eeuw, die zijn voorvader van vier eeuwen her navolgt; die het werk der late zestiende „Seehelden! wacker volck: peckbroeken' rappe gasten (3) Hoe herinner ik mij regel voor regel dat aandoen lijk mooie verhaal, dat evenals zoovelé andere, zóó vaak, zóó dikwijls is gelezen en herlezen, dat al dc huisgenooten, durf ik wel zeggen, het, evenals het moerendeel der psalmen, uit luin hoofd kenden. waar Cats van zong, om te doen in den dienst der „En d?- dc ^'"tellingen, dicr an der ouderen er wetenschap, wat hun vaderen deden in den dienst der tLS; vei;tellel}! In, de vertaling van onafhankelijkheid, en om dien gemeenen Spanjaarden niet in handen te vallen? Ruim twee honderd jaren later zong Tollens: „Reeds wendde Iloutmans kiel, in Gama's wed ge- Door "t zog des Portugees, naar Banlams'rec'den steven. Smiles' „Plicht" door Jeronimo de Vries vond ik er later brokstukken van: „Gerrit de Veer was een van Heemskerks tochtgenooten en behoorde tot een dier kloeke mannen, die met den ccnvoudigstcn moed de grootste gevaren tartten, hun plicht deden en hun goe den luim bewaarden." Hoort ge 't? Groot e gevaren tarten plicht doen en in goeden luim blijven. Men behoeft do inhoudsopgave van De Veers verhaal maar Aan het zaaizaad is bijna alles gelegen. Deze waar heid wordt meer en meer gevoeld, nu men door rijkelijke kunstmestbemesting en verbeterde grondbe werking ondervonden heeft, dat het bouwland veel meer kan opleveren, dan men een kwarteeuw geleden voor goede oogsten hield. In de eerste plaats heeft men leeren letten op de afkomst van het zaad. De ervaring leerde, dat zaad van vruchtbare planten een veel hoogere opbrengst geeft, dan niet uitgezocht zaad; daarom zijn in Ne derland en elders zaaizaadkweekerijen opgericht. De grootste inrichting van dezen aard is thans het beroemde Zweedsche instituut Svalöf, dat zijn uitste kend zaaizaad niet alleen in Zweden, maar ook in het Buitenland met succes verhandelt. Hoe hoog de afkomst van het zaaizaad ook gewaar deerd moet worden, men mag toch andere eigenschap pen ervan niet over het hoofd zien; ja, soms moet men daar zeer bijzonder op letten. Zaaizaad moet in de eerste plaats een vol doend kiemvermogen hebben, of zooals het meestal uitgedrukt wordt, goed kiemkrachtig zijn. Verschillende omstandigheden kunnen de kiemkracht van het zaaizaad benadeelen, b.v. ouderdom van het zaad, broeiing, schimmels, schot, onvoldoende rijpheid beschadiging der kiem door de vreterij van insecten, sterk bijtende ontsmettingsmiddelen. Vooral In natte jaren is veel zaad onvoldoend kiem krachtig en waar de bouwboer thans geducht te kampen heeft met de aanhoudende regens, is er alle reden om het zaad zorgvuldig te onderzoeken op zijn kiemkracht. Men is gewoon de kiemkracht uit te drukken in procenten. Zegt men b.v. dat de kiemkracht van wik- j ken 87 is, dan beteekent dit dat na eenige dagen j onder gunstige omstandigheden 87 korrels van de 100 een kiemplantje zullen hebben voortgebracht. Van de meeste zaden kan men met eenvoudige hulp middelen de kiemkracht zelf zonder kosten of moeite met voldoende nauwkeurigheid onderzoeken; hoe, dat zullen we aanstonds beschrijven. Velen zullen zich evenals ik herinneren kunnen, hoe ook het jaar 1903 evenals thans 1909 zich als een nat jaar deed kennen. In 1904 ondervond men daarvan nog de gevolgen door een te dun opkomen der meeste gewassen, wat een verlies aan opbrengst en een welig tieren van het onkruid tengevolge had. De klacht over de geringe klemkracht van het in 1903 gewonnen zaad was zóo algemeen, dat Profes sor Ritzema Bos er in het Tijdschrift over Planten ziekten twee uitvoerige artikelen over publiceerde. Hierin lezen we o .a. het volgende: „De natte zomer van 1903 was oorzaak, dat er zeer veel slecht zaad werd geoogst, wat vooral bleek, toen het werd uitgezaaid. Het zaad had niet behoorlijk kunnen rij pen; vaak ook had het, hetzij op stam, hetzij in de hokken, nog langen tijd, nadat het reeds rijp was, op den akker moeten blijven, om de eenvoudige reden dat het maar geen oogstweer wilde worden. Onder deze omstandigheden oogstte men zaad met zwakke kiemen en met betrekkelijk weinig reserve- stoffen; èn het een èn het ander maakte, dat de kiemkracht betrekkelijk zeer gering moest zijn. Het waren vooral granen, erwten en zaad van kool over welker geringe kiembaarheid werd geklaagd en die mij ook herhaaldelijk werden toegezonden, omdat het zaad zoo slecht opkwam." De schrijver onderzocht in Februari 1904 een par tij schokkererwten, bestemd voor zaaizaad, dié hem waren toegezonden uit Loppersum en Groningen. Bij onderzoek bleek, dat meer dan 60 der kiemen door schimmelwoekering afstierven, waarom werd geadvi seerd de erwten niet voor zaaizaad te gebruiken, wat ook niet gebeurde. De inzender antwoordde op dit advies onder meer het volgende: „Dat Uw advies voor mij van groote waarde is, zal U inzien, indien ik U meedeel, dat het een partij schokkererwten betrof van 80 H.L. en dat deze geheele partij zonder Uw hoog gewaardeerd ad vies zoü zijn uitgezaaid, de hemel weet met hoeveel schade!" Had men daarvoor voldoende hulpmiddelen, dan zou het in natte jaren hoogstwaarschijnlijk aanbeveling verdienen, het zaaizaad spoedig 11a het dorschen kunstmatig bij niet te hooge temperatuur flink (e drogen, zooals o. a. door de groote kweekers suikerbietenzaad algemeen met dit artikel gedaaB wordt. Het zijn vooral schimmels of zwammen, <ue na natte jaren zooveel kiemplautjes te gronde rich. ten en die kunnen niet tegen flink drogen van het zaad. Het bekende „vitriolen" der zaaitarwe is een uit. stekend voorbehoedmiddel tegen de brandziekte en in natte jaren zal deze behandeling ook andere zwam. men dooden en daardoor zeer gunstig werken op de kiemkracht. Bij haver en gerst zal het ook gunstig werken doch daar moet het zaad nabehandeld wor den met kalkmelk, omdat het kopervitriool op die zaden sterker bijtend inwerkt dan op tarwe. Het verdient stellig aanbeveling het zaaizaad in den herfst of tegen het voorjaar op zijn kiemkracht te onderzoeken. Hiertoe is iedereen in staat. Men neemt een hord legt daarop een in vieren gevouwen lap flanel (of filtreerpapier), maakt deze flink doornat en legt er 50 of 100 zaadkorrels op. Daarna legt men een stuk glas of een ander bord er op, om het uitdrogen te beletten, en zet het toestel op een warme plaats, bij voorkeur in een kastje in den veestal of nabij de kachel in de huiskamer. Na 3, 5, 8 en 10, soms na 14 tot 18 dagen, telt men de gekiemde zaden en verwijdert ze, na hun aantal te hebben genoteerd. Na beëindiging der proef weet men, hoeveel zaden er van elke honderd zullen ontkiemen of m. a. w. men k e n t d e procentische kiemkracht. In droge jaren is de kiemkracht van het graan 90100 procent. Leert het onderzoek, dat thans de kiemkracht 7580 procent is, dan zaait men 20 pro cent meer op dezelfde oppervlakte uit. Het groote nadeel van een te dunnen stand wordt hierdoor voor komen. Ook In bloempotten of aarden schotels met grond kan men heel eenvoudig kiemproeven nemen. Het duurt alleen wat langer eer men het resultaat aan de opkomende plantjes kan zien. Wil men zeer nauwkeurig de kiemkracht van een partij zaad weten, dan kan men een monster van een paar ons opzenden naar het Proefstation voor Zaad controle te Wageningen. Zulk onderzoek naar de kiemkracht kost f 0.75. Het maakt nog heel wat verschil of zaad vlug ontkiemt dan wel traag. Zaad, dat snel ontkiemt, heeft een goede „kiemenergie", wat op krachtig ge was wijst. Een hooge kiemenergie is dus een zeer deugdelijke eigenschap, want zaad, dat deze bezit, kan tegen zijn leed. Voor vlas en uienzaad in het bijzonder is een hooge kiemenergie beslist noodig. Als men dus kiemproeven neemt, verzuime men niet er ook acht op te geven, dat de zaden bij gelijke temperatuur snel ontkiemen. Dat al ons zaaizaad van goede afkomst moet we zen staat voorop, maar in dezen natten zomer dient er ook terdege rekening gehouden te worden met zijn kiemkracht. Alleen kiemproeven kunnen dit lee ren. Wie veel met zaad omgaat, kan aan de kleur, den reuk en den glans van het zaad wel heel wat beoor- deelen, maar... ook in den zaadhandel schuilt nog altijd heel wat bedrog! Door zwavelen worden miskleurige zaden, voor al haver en klaver, dikwijls opgeknapt en door een scheutje raapolie door een partij zaad te wer ken, krijgt het een fraaien glans. Maar tegen het deugdelijk onderzoek door kiemproeven zijn deze knoeierijen niet bestand. „Wat ge zaait, zult ge oogsten!" Men bestede daarom voor het volgende jaar buitengewone zorg aan het zaaizaad en onderzoeke vooral de kiemkracht ervan. Nu lijden de landbouwers zware verliezen door den natten oogsttijd; als zé het komende jaar to dun,ne gewassen krijgen, is de schade andermaal groot en het spreekwoord zegt terecht: „Halve oogsten beder ven den boer!" D. E. LANDMAN. C. E M F. K N T E S C H A G E 0 AANGIFTE VOOR DE BEVOLKINGSREGISTERS. Burgemeester en Wethouders van Schagen; Overwegende, dat het van groot belang is, dat de bevolkingsregisters nauwkeurig worden bijgehouden en de krachtige medewerking van de ingezetenen hiertoe een eerste vereischte is; Herinneren aan de volgende bepalingen van bet Koninklijk besluit van 27 Juli 1887 (Staatsblad No- 141), regelende de verplichting der Ingezetenen tot het doen van aangifte voor de bevolkingsregisters. Zij, die op den dag der laatste volkstelling in den vreemde of in eene der Koloniën of overzeesche bezit tingen van het Rijk hebben vertoefd, moeten hiervan ter Secretarie der Gemeente kennis geven binnen éene maand na hunne terugkomst. Zij, die uit eene Nederlandsche Kolonie, eene over zeesche bezitting of uit den vreemde hunne woon plaats overbrengen in eene Gemeente binnen het Rijk, moeten hiervan eene verklaring doen ter Secretarie der Gemeente binnen éene maand na hunne aan komst in de Gemeente, vergezeld van het gebruikelijk getuigschrift voor hen, die uit de Koloniën of bezittin gen, en voor hen, die uit den vreemde komen, van een paspoort of reis- en verblijfpas of andere door de politie deugdelijk erkende bewijsstukken. Bij alle kennisgevingen moeten de noodige opga ven worden verstrekt voor de inschrijving in de be volkingsregisters. Zij, die hunne werkelijke woonplaats binnen het Rijk verlaten om die over te brengen naar eene Ne derlandsche Kolonie, eene overzeesche bezitting ol naar den vreemde, moeten hiervan eene verklaring doen ter Secretarie der Gemeente, welke zij verlaten. Zij, die h mine woonplaats naar eene andere Ge meente overbrengen, moeten hiervan eene verklaring doen ter Secretarie der Gemeente, die zij verlaten en waar zij in het bevolkingsregister zijn ingeschreven, mei opgaaf der Gemeente waar zij zich wenschen te vestigen. Het omtvangen getuigschrift van woonplaats- verandering, hetwelk kosteloos wordt afgegeven, moe ten zij uiterlijk binnen ééne maand na hunne aankomst in de nieuwe Gemeente ter Secretarie dier Gemeenté bezorgen. Elk hoofd van een huisgezin moet uiterlijk binricn ééne maand ter Gemeentesecretarie kennis geven van ieder lid, dat in het huisgezin wordt opgenomen ol daar uitgaat, inwonende dienst- en werkboden daaronder begrepen. Hij moet bij die kennisgeving de noodig opgaven voor de inschrijving in de bevdkiiigsregisteB verstrekken. Onverminderd deze bepalingen is een ieder door het Gemeentebestuur daartoe opgeroepen, verplicht tot I het doen der opgaven, die vercischt worden om de bevolkingsregister in te vullen. Overtreding dezer bepalingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van^ ten hoogste honderd gulden. Tot voorkoming van moeilijkheden worden dc i"' I gezetenen ernstig aangespoord hunne verplichting611 I nauwgezet na te komen. Schagen, den 7 September 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Burgemeester, H. J. POT. De Secretaris, ROGGEVEEN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 10