I'
Toch onschuldig.
De Westfriesche Waterleiding.
Zaterdag 11 September 1909.
53e Jaargang. No. 4571.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
-Binneniandscli Nieuws.
Roman van Hoeker.
n.
O
Bij de Gemeentebesturen in den omtrek, zijn dezer
dagen ingekomen, de rapporten betreffende de West
friesche Waterleiding, opgemaakt door den heer J. v.
Hasselt, Oud-Directeur van de Waterleiding in Am
sterdam en de Sociaal-Technische Vereeniging van De
mocratische Ingenieurs en Architecten te 's-Gravenhage,
op verzoek van de Gezondheids co mm issien te Hoorn,
Enkhuizen en Schagen.
In de verslagen der Raadsvergaderingen in deze
buurt, zullen wij weldra lezen: „ingekomen zijn de
bekende rapporten enz." "en, het is te vreezen, dat
liier en daar volgen zal: „voor kennisgeving aangeno
men." Dit nu, zou jammer zijn, want de zaak verdient
overweging, ernstige overweging. Eén van do belang
rijkste factoren toch, die de „volksgezondheid" bc-
heerschen, is de „drinkwatervoorziening" cn deze kan
in Westfriesland, zonder overdrijving, slecht worden
genoemd.
Wanneer men op het platteland spreekt over 'de
Woningwet en hare toepassing, hoort men allicht de
opmerking: „nu jat die is goed voor 'de steden, maar
hier zijn de woningen zoo slecht niet, enz." Het zou dege
nen, die zoo spreken, niet meevallen, wanneer zij eens de
rondo deden in de dorpen en buitenwijken en hunne
oogen den kost gaven, hoeveel woningen er zijn
bouwvallig, lek, met verdiepingen van 1.70 tot 2 M.,
waar in één vertrekje, man, vrouw en kinderen wo
nen, eten, koken, slapen, woningen, door niet-
opschuifbare ramen hun licht ontvangende,, terwijl als
drinkwater dienst moet doen, datgene, wat bij regen
van het vermolmde dak langs rotte goten, in een ton
boven den grond loopt. Met dit water, lauw in fïen
zomer, tot aan den bodem van den ton bevroren in
den winter, moet men zuinig zijn. want: buurmans
regenbak is ook maar pas voldoende' voor zijn eigen
gebruik, de drinkkuilen voor het vee op het weiland
verdwijnen langzamerhand, water uit den Uerkebak
nafen kost tijd en geld, terwijl bij groote droogte, ook
daar de voorraad spoedig inteert.
Anderen zijn in het bezit van een regenbak, waarin
het, met organische stoffen vervuild grondwater dringt,
of waarvan de inhoud zoo gering is, dat, na 14 da
gen droogte, bij het putten de aker slechts halfvol
met troebel water naar boven wordt gehaald.
Slechts zeer weinigen kunnen naar waarheid zeg
gen, dat zij voor al hunne behoeften: „drink- en
waschwater" genoeg hebben, waarvoor toch noodig
is, eene tamelijk uitgestrekte dakvlakte, waarvan het
water, langs goede goten wordt geleid, naar een
dicht en groot reservoir.
Wanneer een schip wordt uitgerust, neemt men
aan, dat ieder schepeling, voor drink- en waschwater
noodig heeft: 15 Liter, en deze veronderstelling zal
wel steunen op de ervaring.
Naar dien maatstaf zou een gezin van 5 personen
in een jaar noodig hebben: 365 X 5 X 15 Liter of
27375 Liter. De regenval is gemiddeld in dien tijd:
70 centimeter of 700 Liter op den vierkanten Meter,
zoodat ongeveer 40 vierk. Meter dak vlakte, waarvan
geen droppel verloren mag gaan, voor het opvangen
van voldoend regenwater ten behoeve van zoodanig
gezin, moet worden benut. Wij weten echter, dat, door
den stand van de meeste daken onzer huizen, bij wind
slechts de helft ervan nuttig effect heeft, terwijl na
langdurige droogte de dakbedekking, bij ons vaak be
staande uit ongeglazuurde pannen, een massa water
opslorpt. Veilig mag dus worden aangenomen, dat 't
grondvlak van een dak 80 vierk. Meter moet zijn,
om de waarborgen te hebben, dat voor 5 personen
voldoend drink- en waschwater in den regenbak kan
komen.
Hij, die de moeite doet, de dakvlakken onzer ar
beiderswoningen, welke aangesloten zijn aan het mid
del van waterberging, slechts met zijne oogen te me
ten, zal de ervaring opdoen, dat niet éen de vereisch-
te grootte heeft.
Wanneer de dakvlakken echter uitgestrekt genoeg
waren en allen werden benut, zou het middel tot
berging: „de regenbak", vaak te klein blijken te
zijn. Ook bij stortregens toch moet de bak niet over-
loopen, want het water, dat dan buiten het reservoir
terecht komt, is begrepen onder de hierboven bere
kende hoeveelheid. In een week valt meermalen 5
c.M. of 50 Liter water op den vierk. Meter, zoodat
een regenbak van 3 kub. Meter inhoud, die, bij het
begin van zoodanige week halfvol was, en welke is
aangesloten aan een dakvlak van 80 vierk. M. met
40 vierk. M. nuttig effect, aan het einde dier week
reeds overloopt en verder overloopen blijft, gedurende
eene periode, waarin meer water valt, dan verbruikt
wordt. Hoe groot een regenbak, met het oog daarop
en in verband met de lange perioden van droogte,
moet zijn, is niet precies te bepalen, maar bij de
samenstelling der bouw- en woningverordeningen is
aangenomen, dat, met het eischen van een waterdicht
reservoir, inhoudende 4000 Liter, voor elk normaal
gezin, de bescheidenheid betracht werd.
Tot nog toe is in Westfriesland weinig gedaan aan
de toepassing van de Woningwet, en, de Bouw- en
Woningverordeningen, voor de gemeenten van ons
platteland, meestal opgemaakt van Gouvernements-
wege, zijn met zekeren weerzin aanvaard en worden
niet of traag uitgevoerd.
Gevolg hiervan is, dat de watertonnen, slechte re
genbakken, rotte goten en vermolmde daken, waarvan
hierboven sprake is, bij velen nog immer de eenige
middelen van watervoorziening zijn, en het is, met
het oog daarop, volstrekt geen wonder, dat de groen
te, die men misschien straks rauw eet, en de bor
den en schotels waarin het maal wordt opgediend, al
les is schoongemaakt en afgewasschen in slootwater,
op een stoep, in de onmiddellijke nabijheid van een
op datzelfde water uitloozend, dienstdoend privaat,
in slootwater, besmet met ziektekiemen van aller
lei aard, die slechts wachten op de gelegenheid om
in het menschelijk lichaam te komen en onder het
sloopen daarvan, hoogtij te vieren.
Wij zouden op het platteland leven, onder de
meest gunstige gezondheidsvoorwaarden, wanneer de
drinkwatervoorziening aan redelijke eischen voldeed,
en uit de statistiek blijkt, dat het sterftecijfer bij
ons beduidend hooger is, dan in de groote steden,
die er duinwaterleiding op na houden. Wij dus, die
met zeker gevoel van medelijden spreken van de
stinkende grachten, de bedompte en donkere woningen
in de eentra's der bevolking, brengen, trots den over
vloed van zonlicht dat ons beschijnt en van frissche
lucht die wij inademen, percentsgewijze meer offers
aan den dood, dan de „grootestadbewoners".
Het ligt in den aard der zaak, dat de organen
van het Staatstoezicht op de Volksgezondheid, en
met name de Gezondheidscommissiën, van nabij be
kend met de misstanden in de streek, waarvoor zij
zijn aangewezen, naar middelen hebben gezocht, waar
door deze zouden kunnen worden opgeheven, en, in
zake de drinkwatervoorziening, hebben deze commis-
siën, gezeteld te Hoorn, Enkhuizen en Schagen, ge
meend, dat bun ambtsgebied zeer gebaat zou zijn
met eene waterleiding, waarvan de Prise d'Eau zou
komen in de Schoorlsche duinen.
De besturen van de gemeenten, die bij dit plan
betrokken zijn, zullen, wanneer zij kennis hebben ge
nomen van het rapport des heeren Van Hasselt, wel
niet twijfelen aan de technische mogelijkheid van het
stichten eener duinwaterleiding voor Westfriesland,
maar terugdeinzen voor het bedrag der kosten van
daarstelling en exploitatie.
En geen wonder. In Westfriesland is de bodem rijk,
doch de bewoners zijn in het algemeen „broodvech
ters", zooals men ze in de eigen taal noemt, wijl
die bodem zelf, vaak niet toebehoort aan de gebrui
kers, of, waar dit wel het geval is, „hypotheken" den
eigendom illusoir maken. Wanneer dus sprake is van
f 2.200.000, alleen benoodigd om eene waterleiding te
verkrijgen en f 35000 per jaar voor exploitatie,
dan zien de Westfriezen elkaar aan en vragen: „Wie
zal dat betalen?"
In het rapport des heeren. Van Hasselt, wordt ech
ter aangetoond, dat. wanneer in 50 jaren de gebou
wen met geleiding als anderszins en in 25 jaren de
machines worden afbetaald en de bevolking der streek,
die van deze waterleiding zal profiteeren: 80000 zie-
len is, aflossing, rente en exploitatie, alles te zamen
f 2.11 per persoon in het jaar zal kosten. Deze be-
rekeningen zullen zeer zeker den toets der critieik
kunnen doorstaan, maar, wijl een belangrijk aantal wo-
j ningen in Westfriesland op zichzelf staan, midden op
j het land, of in kleine buurtjes waarlangs wel' nim-
mer waterleidingsbuizen zullen worden gelegd, zal
I van het gestelde bevolkingscijfer vrij zeker een vierde
gedeelte mogen worden afgetrokken, zoodat wij de jaar-
lijksche kosten niet op f 2.11, doch op f 2.81 moe-
ten ramen. In uitzicht is echter steun van Rijk en
Provincie, waardoor de kans grooter wordt, dat de
bevolking van Westfriesland, voor zoover deze ver
blijf houdt in steden en dorpen, die aan het buizen
net kunnen worden aangesloten, eenmaal zal verkrij
gen voor eene som die hare financieele draagkracht
j niet te boven gaat, drinkwater zonder ziektekiemen,
I in ruime hoeveelheid (40 Liter per hoofd per dag) dat
in de woningen uit kranen wordt afgetapt en alzoo
nog gemakkelijker in het gebruik is, dan slootwater.
Dan zal liet sterftecijfer in deze streek dalen, omdat
de typhusepidemieën zullen verdwijnen en men be
ter zal gewapend zijn tegen elke infectieziekte.
Op welke waarde de gezondheid moei worden ge
schat ,is niet te bepalen. Wanneer wij echter ter zijde
stellen elke gedachte aan leed en smari, door ziekte
en dood veroorzaakt, en de zaak van geheel materi-
eelen kant beschouwen, dan zal blijken dat het vooV-
deel van een beteren gezondheidstoestand grooter is,
dan de som die voor eene waterleiding wordt betaald.
Denkt maar eens aan de kosten van dokter en apothe
ker, aan de schade van tijdsverzuim van den man,
die het brood moet verdienen voor zijn gezin, aan
de uilgaven voor armenzorg, wanneer de kostwinner
aan de zijnen ontvalt en eene weduwe met kinderen
in kommervolle omstandigheden achterblijven, aan
noodhulpen als de vrouw ziek is, aan stumperige huis
houdsters, als zij er niet meer zijii zal, en gij zult
toegeven, dat voor liet weren van ziekten, niei spoe
dig te veel in den zak wordt getast.
Er zal nog heel wat water door den Rijn vloeien,
vóór het water uit de Schoorlsche duinen alom in tic
huizen van Westfriesland wordt afgelapt, maar wij
hopen, dat „goede wil" voorzit, bij de behandeling
van dit onder werp in de Gemeenteraadsvergaderingen,
opdat gevolg zij„een ernstig overleg" tusschen de
j Regeering van Rijk en Provincie en de overige be
langhebbende Besluursorganen. waardoor wij nader ko-
men, .aan de verwezenlijking van datgene.. wat in dc
bovenbedoelde rapporten ais mogelijk wórdt voorge
steld.
N. Niedorp, September 1909.
D. KUILMAN,
Lid der Gezondheidscommissie, gezeteld
te Hoorn.
ONZE REGENZOMER.
Lit Sciiotèrland schrijft men:
Zelfs op de zandgronden heeft men last van den
hoogen waterstand aoor den veelvuldigen regen. Te
I Oranjewoud zagen wij gisteren arbeiders bezig met
liet rooien van aardappelen, met baggerlaarzen aan.
De aardappels werden uit de modder opgedolven. Tal
van aardappelen zijn bedorven en zóó week dat men
1 ze in elkaar kan knijpen.
Geiust kan men zeggen dat de oogst voor de helft
mislukt is. 6
DE OPENING DER STATEN-GEN ER AAL.
I]lians is bepaald dat 11. M. do Koningin de ver
gadering der Staten Generaal op 21 Sopt. a.s. niet
in persoon zal openen. Vermoedelijk zulten de Mi-
nisters-dcpartcmenlshoofdcn in commissie worden aan
gewezen dit in naam der Koningin te doen.
Hoogstwaarschijnlijk zal nu de heer Lieftinck, als
oudste lid in jaren der Tweede Kamer, geroepen wor
den in handen der Koningin op Het Loo de gevor
derde ambtseeden af te leggen om daarna gemachtigd
te worden zijn overige medeleden den eed of de ver
klaring of te nemen. Qp fret oogenblik zijn de twee
1 nestoren der Kamer in hetzelfde jaar geboren, n.1. in
1835, dus 74 jaren oud, t.w. de heer Lieftinck, af
gevaardigde voor Zutphen en de heer Vorsterman van
i Oyen afgevaardigde voor Oostburg. De heer Lieftinck,
die echter eenige maanden vroeger werd ^geboren dan
zijn medelid van hetzelfde levensjaar, is daardoor de
van rechtswege aangewezen tijdelijke voorzitter der
nieuwe Kamer.
LOOS ALARM.
Woensdagnacht meende een verpleegster van het
Rijks-krankzinnigengesticht te Medemblik, dat een der
patiënten zich over het dak verwijderde. Onmiddellijk
j maakte zij alarm, zoo ook de nachtwaker; in alle
j richtingen werden nasporingen gedaan. Evenwel.... in
j de inrichting werd appél gehouden^ waaruit bleek,, dat
alle verpleegden present waren.
i Toch zal vooreerst een dubbel oog in het zeil worden
gehouden; niet onmogelijk toch, dat van buiten af
hulp werd getracht te verleenen tot eene ontvluchting.
De verpleegster zegt, zich niet te hebben vergist, er
was onraad.
RUCPHEN'S HEIKE.
In verband met den moord op den rijksambtenaar
Verberne uit Utrecht, te Rucphen gepleegd, zulten, naar
vandaar aan „De Tijd" gemeld wordt, ten einde eene
behoorlijke surveillance te kunnen uitoefenen, in de
1 gemeenten Hoeven, Sprundel. Rucphen en het Heïke
gedetacheerd worden drie rijksveldwachters en een de
tachement marechaussees.
DE DRIEVOUDIGE MOORD TE KOERANGE.
I Van bevoegde zijde is de „Asser Gt." gerechtigd
niiNio te doelen, dat de bezwaren tegen den verdachte j
B. inzake den moord te Koekange zoo bezwarend zijn
dat de officier van justitie termen gevonden heeft zijn
voorloopige aanhouding te requireeren en hem zoo
spoedig mogelijk naar Assen over te brengen.
SLUITING STATEN-GENERAAL.
De St.-Ct. No. 211 bevat het volgende K. B. van
8 Sept..
De tegenwoordige zitting der Staten-Generaal zal
worden gesloten op Zaterdag 18 September des nam.
te 3 uur.
De Minister van Binnenlandsche Zaken wordt ge
machtigd zich op vermeld tijdstip te begeven naar de
vergadering der Staten-Generaal, ten einde in eene ver-
eenigde vergadering der heide Kamers de zitting te
sluiten in naam der Koningin.
VOORZITTER EERSTE KAMER,
Bij K. B. van 8 Sept. is benoemd tot voorzitter
van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, gedurende de
zitting die zal aanvangen op den derden Dinsdag in
September 1909, J. E. N. baron Schimmelpenninck
van der Oye van Hoevelaken, lid van die Kamer,
j (St.-Ct.) i
BREUKELEN.
Ten gemeentehuize van BreukelenNijenrode wer
den eergisteren officieel candidaat gesteld voor het lid
maatschap der Tweede Kamer, in het district Breu
kelen, aftr. 1913, de heeren (in alphahetisehe vol'g-
orde): mr. II. J. Doude van Troostwijk (christ.-hist.)
i te Loenen a. d. Vecht; F. H. de Monté Verloren (a.-r.)
Den Haag; F. L. S. F. baron van Tuyll van Scroosker-
ken van Zuijlen (lib.) te Zuilen en mr. J. B. L. C.
C. baron de Wijckerslooten de Weerdesteijn (r.-k.) te
Utrecht.
Voor de vacature 1909 werden geen candidaten ge
steld.
GEMEENTERAAD VAN DREUMEL.
Een nieuw raadslid van Dreumel werd bij zijn in
stallatie door den burgemeester, naar het Centr.
meldt, ongeveer als volgt toegesproken
Indien ik u als nieuweling liet welkom toeroep, dan
heb ik daaraan toe te voegen, dat ik hoop, dat het
u gegeven moge zijn vele jaren in het belang dei- ge
meente werkzaam te zijn, doch ge zult ondervinden,
dat de betrekking van raadslid op den lijd en onder
de omstandigheden, waarin gij die aanvaardt, verre van
gemakkelijk en benijdenswaardig is. De schuldenlast
der gemeente is groot, de kas der gemeente is uitgeput
en de hulpbronnen van de opgaande zware hoornen
nagenoeg uitgeput. De belastingen werden afgeschaft,
de huishouding der gemeente werd op weelderigen
voet ingericht, de tering niet naar de nering gezet.
Immers de raad kon, gesteund door den gemeente
secretaris als man van administratie, buiten den bur
gemeester. Naar mijn meening werd hoegenaamd niet
gevraagd.
Of de gemeente te redden is?
Mijn antwoord is: Ja,.... mits tot den ouden toe
stand worde teruggekeeixl en lasten geheven worden.
Ik heb gemeend dit nu te moeten zeggen, opdat
later niet aan u worde geweten, hetgeen hier is ge
schied. Ik heet u nogmaals van harte welkom.
Nieuwe Niedorp.
De lotelingen van de lichting 1909, K. Sieswerda, G.
de Wit en S. Tesselaar zijn tegen 30 September 'a.s.
opgeroepen om te worden ingelijfd, de laatst genoem
de wegens afkeuring van den op 11 Maart 1909 in-
gedeelden loteling Arie Zut.
Nieuwe Niedorp.
In den avond van Donderdag 9 September 1909, is
ten lokale van den heer C. Kooiman alhier ten over
staan van Notaris Sloos van Winkel verkocht een huis
en erf van Jacob van Zoonen in den Westerweg te
N. Niedorp, groot 22 A. 20 c.A. Kooper de heer
S. v. d. Stoop voor f 1085, plus onkosten en f 50
gerechtskosten om tot openbaren verkoop te geraken.
i SLAPTE IN DE BOUWVAKKEN.
1 Men schrijft uit Amsterdam aan de N. R. Ct.
Dat ,1908 een kwaad jaar is geweest voor de bouw
vakken, b'ijkt uit de cijfers. Er werden in deze ge
meente slechts 232 vergunningen voor nieuwbouw ver
leend en voltooid werden 202 gebouwen. In 1905 wa
ren de cijfers: 291 en 469, in 1906 379—792. In dit
laatste jaar trad reeds de groote vermindering in, ver
geleken bij' de voorafgaande jaren. Immers in 1903 wer
den verleend 1095 vergunningen en voltooid 835 ge
bouwen; in 1904: 1098 en 1058; in 1905: 1159 en
825. Dat een en ander verband houdt ook met de
stagnatie in den bevolkingsaanwas spreekt vanzelf. En
dat als hierin geen verbetering komt, ook de toekomst
voor de bouwvakken niet rooskleurig is behoeft
geen beloog. In 1909 houdt de daling van het bevol
kingscijfer ongewoon lang aan. Van Februari toch is.
geleidelijk over elke maand, het inwonertal gedaald
van 566,538 tot 564, 762.
ZOO NIET BEDOELD.
Hoe bekoorlijk 't ook mag zijn tot de vroede va
deren eener gemeente te behooren, toch, ook op den
zonnigen weg eens raadslids vallen soms sombere scha
duwen. Een plaatselijk blad spreekt de volgende straf
uit over enkele raadsleden van een (kleine gemeente
in de buurt van Amsterdam
„De rest van den Raad moet wegens plaatsgebrek
tot een volgend nummer blijVen liggen."
Het blad verschijnt op Woensdag en Zaterdag. De
heeren zijn er dus met 3 dagen liggen af.
GENERAAL BOTHA.
(Louis Botha, die te Leeuwarden is geweest, is na
belangrijke veeaankoopen voor veefokkerijen in'Trans
vaal te hebben gedaan, vertrokken, via Rotterdam naar
Londen.
EEN EXCURSIE.
Een viertal Groninger landbouwers hebben dezen
zomer een bezoek aan Noordholiand gebracht, en ook
onze omgeving bezocht. Zij hebben hun indrukken
in de Nieuwe Winschoter Courant geplaatst, en
nu willen we aan dat gedeelte wat onze omgeving
betreft gaarne een plaatsje inruimen in ons blad,
aardig ais het wel eens is te lezen hoe anderen over
onze omgeving oordeelen.
Onmerkbaar komen we van 't eene dorpje in 't
andere, die, door een slecht te befietsen straatweg
verbonden, 't oog bekoren door hun netheid. Langza
merhand komt er meer gras- en bouwland, 'n Mooie
grintweg doet ons den minder aangenamen straatweg,
minder aangenaam voor 't zitvlak althans, vergeten
en voert ons in de Groet- en Waardpolders,
't Gesprek verstomt de oogen hebben het te
druk om alles op te nemen. Niet, dat door overwel
digend natuurschoon de stemmen zwijgen de
pracht, de kostelijkheid der poldergewassen doen 't
hem. Onkruid men ziet het niet zelfs de sloot
wallen zijn er vrij van. Hollandsche netheid vindt
Ook deze was bijna geheel afgebrand, alleen de
kleine muren stonden nog. Een afschuwelijk beeld
vertoonde zich daarbinnen: zes verkoolde, onkenbare
lijken lagen naast elkander.
Het ongeluk, hetwelk de boeren getroffen had, was
zoo groot en ontzettend, dat zij geen woorden konden
vinde om hun ellende uit te drukken. Zwijgend bal
den bewoners de vuisten en schudden die in de
richting van het slot, alsof zij allen het vermoedden
en gevoelden, dat hun verderf van daarginds geko
men was.
Maar de reeks van bezoekingen was nog lang niet
ten einde.
Eerst tegen den morgen was er militaire hulp ko
men opdagen, maar nauwelijks was het volkomen dag
geworden, of daar verscheen ook reeds de rechter
van onderzoek, met talrijke politie-agenten op de
Plaats des onheils. De oproerwet werd voorgelezen
en met trommelslag trokken de patrouilles door de
dorpsstraten en namen het tooneel der verwoesting
in oogenschouw. De rechter van onderzoek volgde hen
Nu eens hier, dan daar ging hij een huis binnen of
betrad hij de plaats, waar er een had gestaan en
bijna iederen keer keerde hij terug met een bleeken,
trotschen man, die, de handen op den rug gebonden,
2'ch te midden der gewapende soldaten bevond.
Een der eersten, die in hechtenis genomen werd,
Was de groote boer. Men had hem stom en onver
schillig naast zijn tot aan de fundamenten afgebrande
hoeve staande gevonden, met zijn kleinkind in de
armen.
Bijna zonder tegenspraak liet de groote boer zich
grijpen en binden; alleen toen hij op den smadelijken
0('ht naar het raadhuis den ouden, eerwaardigen
8®®stelijke had ontmoet, toen had hij hem geroepen:
'•Mijnheer de geestelijke, gij weet, hoe het met mij
hat... Zjj ZuUen mij niet meer vrijlaten," had hij
schijnbaar onverschillig gezegd, „zorg voor mijn Mar-
un... zij hebben hem mij uit de armen gerukt. De
longen moet leven, heer pastoor, hoort gij het? Hij
heeft op deze wereld nog veel te volbrengen."
De geestelijke had hem hoofdschuddend aange
hoord... „Ik neem hem tot mij, gij kunt u daarop
verlaten," had de geestelijke geantwoord, „ik heb het
reeds beloofd aan zijne overleden moeder, dat ik
hem in het oog zou houden. Maar, wat scheelt u
toch?" had hij er toen aarzelend bijgevoegd. „Onge-
luksmensch! welk lot wacht u!"
Maar toen had de groote boer den geestelijke bijna
vijandig aangezien. „Het is mijne zaak, mij te ver
antwoorden!" was zijn antwoord. „Ik heb met mijn
heer de graaf nog niet afgerekend; hij moet zich voor
mij wachten, wanneer ik weer vrij kom. Ik beleef
het nog, dat gevoel ik, en dan komt de afrekening,
reken daarop, eerwaarde!" Daarna had hij moeten
voortgaan met het escorte en hij had ook gewillig
alles met zich laten doen.
In den zomer kwam het gerecht bijeen om uit
spraak te doen over de rebellen. Het waren harde
straffen, die daar over enkelen werden uitgesproken,
maar het strengst werd Severin Katzenberger, in
wien de rechter den eigenlijken aanvoerder zag, ge
straft.
Toen de oude man het over hem gevelde vonnis
vernam, dat hem tot tien jaren tuchthuisstraf veroor
deelde, toen barstte hij in gejammer uit en verborg
hij het gelaat in de handen, zoo bleef hij een poos
zitten, zich niet bekommerende om de woorden van
zijn verdediger en van den naast hem zittenden be
waker.
„Tien jaren! tien jaren! Zal ik het overleven kun
nen, deze harde straf? O, gij heeren," schreeuwde hij,
cn van zijn zitplaats opspringende wendde hij zich tot
den rechter: „Gij kunt niet begrijpen, welk leed gij
mij berokkent met uw uitspraak, tien jaren moet ik
weg van de wereld!"
Daarna, nadat hij een poos onbeweeglijk" voor zich
op den grond had gestaard, zeide hij met bevende
stem: „Maar Gods wil zal sterker zijn, dan des men-
schen wil, ik heb het Margriet beloofd, dat het bloed
van haren man gewroken zal worden en ik zal het
wreken door haar zoon. Sluit mij op in het tuchthuis
zoolang ge wilt, mijn trots zult gij toch niet breken,
nooit en nimmer."
Daarna liet hij zich wegvoeren.
Spoedig daarop openden zich de tuchthuisdeuren
voor den grooten boer.
HOOFDSTUK VIII.
Langzaam verstreek de zomer. Daarna kwam de
herfst en kleurde woud en weide met bonte pracht.
Maar langzamerhand verbleekten de frissche kleuren
en verloren de boomen hun bladertooi en kreeg de
gansche natuur haar doodsch winteraanzien.
En weer werd het lente, en weer zomer, en weer
herfst, en weer verstijfde de winter met zijn killen
adem de natuur. Het eene jaar volgde op het andere
cn al scheen hij den aanvang een jaar eindeloos lang,
in werkelijkheid verstreek het zoo snel en vlug.
En achter de sterke, ondoordringbare muren der
gevangenis, zat in een eenzame donkere cel, een man,
voor wien het noch zomer, noch winter werd, die
nauwelijks wist, of het de najaarsstormen waren, die
langs zijn met ijzeren tralies bezette vensters gier
den, dan of de voorjaarswind over land en veld streek
om nieuwe heerlijkheid in de natuur voor te berei
den.
Ontzettend eentonig en vervelend verstreek voor
den gevangene de eene dag na den anderen. Eerst
was hij geweest als een wild dier, dat van zijn vrij
heid is beroofd en in een ijzeren kooi wordt opgeslo
ten. Hij had gejammerd en getierd, als een dolle had
Hij'rondom zich geslagen, zoodat men hem in de
boeien moest klinken en het opzicht over hem moest
houden. Maar dat was slechts voor den eersten tijd
geweest. Daarna was de groote hoer langzamerhand
stiller en bedaarder geworden. De oogen, die eerst met
zooveel oproerige belangstelling naar het kleine stuk-
je blauwen hemel hadden gekeken, dat hij uit zijn
cel had kunnen zien, werden langzaam dof en glans-
j loos. Het vroeger zoo fier gedragen hoofd, zonk steeds
dieper op de borst, en alleen de trotsche trekken en
de stijf opeengeknepen lippen bleven hetzelfde als
zij waren. De scherpe trekken van zijn gelaat wer
den door het leed en de ellende verre van verzacht,
en gaven aan zijn gelaat een terugstootende uitdruk
king.
De lange kerkernacht had den geest en den trots
van den grooten boer geknakt, maar ootmoedig was
bij toch nog lang niet geworden. De vervelende ge
vangenistijd had alleen zijn verzet gebroken, maar
niet zijn dorst naar wraak. Die bewaarde hij trouw
en onverminderd in zijn hart en terwijl de eene dag
na den anderen in looden eenvormigheid voor hem
verstreek, terwijl elk uur hem dezelfde doodende
verveling bracht, dacht de oude man met steeds de
zelfde stugheid aan de toekomst, aan het werk der
wrake, dat hij nog had te volbrengen. Terwijl de
zwaar beproefde man in eenzame opsluiting zijn da
gen sleet, groeide het gras op den grafheuvel van
zijn zoon steeds hooger. Het graf van een ter dood-
gebrachte, mocht volgens 's lands wet niet met bloe
men getooid worden. Tot in zijn dood bleef dus de
cngelukkige verstooten. Slechts hier en daar lag een
dor ruikertje veldbloemen op den grafheuvel. Dat wa
len liefdegaven van den zoon van den terechtgestelde,
die gedurende het mooie jaargetijde bijna dagelijks
aan de hand van den goeden pastoor van Wolfen-
stein in de bosschen of velden wandelde, en op wiens
aanmaning hij steeds den dooden vader een gave der
liefde bracht.
Op het graf der ongelukkige Margriet verhief zich
een mooi grafgesteente, dat Katzenberger dadelijk na
haar dood in de stad had laten maken. Haar graf
leek op een geurigen bloemenheuvel en als tot ver
goeding voor het gebrek aan bloemen op het graf
van den veroordeelde, zocht de oude geestelijke met
alle hem ten dienste staande middelen dezen grafheu
vel op te sieren.
Die middelen waren zeer beperkt, zoodat hij voor de
bloemen maar heel weinig had kunnen uitgeven, te
meer nu het voor hem en zijn gemeente zulke harde
tijden waren geworden. Wel was het dorp uit zijn
asch herrezen, maar in plaats van de vroegere sterke
boerenhuizen, die getuigden van den welstand der
eigenaars, stonden er nu grootendeels leemen hutten,
die maar al te welsprekend de ingrijpende verande
ringen verkondigden, die in de geldelijke verhoudin
gen der dorpsbewoners hadden plaats gegrepen.
Ja, het waren harde tijden geweest, die de Wolfen-
steiner boeren hadden te doorworstelen gehad. De
schade werd begroot op ettelijke duizenden, die door
het vuur in éen nacht waren verslonden. Menigeen
onder de boeren had zich niet weer kunnen herstellen
van dit groote verlies. Daarbij kwam nog dat de
grootste helft der Wolfensteiner mannen voor een
tijd lang in de gevangenis hadden moeten doorbren
gen. Daardoor waren hunne gezinnen in een zeer bit
tere ellende gebracht en was de rest van hun geld
verdwenen. De staat is eenmaal een onverbiddelijke
sehuldeischer en int het geld, zonder te vragen, of
de menschen het ook kunnen betalen.
In den eersten tijd had het den schijn alsof het
dorp Wolfenstein niet weer opgebouwd zou worden.
Doffe verslagenheid had zich meester gemaakt van
het grootste deel der dorpsbewoners. Zij wisten niet
anders te doen, dan de handen neer te leggen in
den schoot en woeste verwenschingen uit te stooten
tegen den bewerker van dit onheil, tegen graaf Wolf.
Deze was in den beginne zijn leven niet meer zeker
in het dorp. Was hij niet geweken voor openlijk ge
weld, nu stond hij bloot aan arglistige aanvallen.
Twee malen waren hem uit zeer goed verborgen
plaatsen de geweerkogels langs de ooren gevlogen,
een derde .maal was er nog beter gemikt en had men
hem geraakt. Zoo had de graaf er de voorkeur aan
gegeven om met zijn familie te verhuizen. Misschien
had hij ook nog wel andere redenen die hem er toe
dreven het verwoeste dorp den rug toe te keeren.
Voor de boeren was de geestelijke inderdaad een
reddende engel geweest. Hij had zoo ruimschoots zijn
groote menschenliefde getoond, hij was onvermoeid
geweest in het geven van hulp en steun. Wat hij