Zaterdag 11 September 1909
53e Jaargang. No. 457 J.
DERDE BLAD.
ftfaai* de Ardenneii.
Sci* tam,
V.
De spoorweg van Spa over Pepinster naar Ver-
viors, vocrl weer door een paar mooie woudrijke da
len. Vooral waar dc weg het enge dal van de Wavaï
verlaat om in dat van de Hoëgne verder te gaan,
is het uitzicht bepaald frappant. Menig fraai landhuis
is daar gebouwd. Reeds voor eeuwen stond hier een
machtig slot, Franchimont, van een groot heer, wiens
gebied zich tot voorbij Verviers uitstrekte. Thans is
van dat slot niets meer over dan eene runïe, die
echter een zeer schilderachtigen aanblik aan den voor
bijganger oplevert en daarom door tal van badgasten
uit Spa gaarne en veel bezocht wordt.
Ook heel wat fabrieken telt te streek, lakenfabrie
ken en ijzerfabrieken.
Men voelt verder gaande als het ware, dat
men in de nabijheid van een centrum verkeert waal
zeer veel fabrieken moeten zijn.
Dat centrum is Verviers: één grootc lakenfabriek.
Sedert de 18de eeuw eerst is Verviers van een
klem vlek, bchoorende tot het markgraafschap Fran
chimont, tot eene plaats aangegroeid van wel 60.000
inwoners.
Thans fabriceert het fabrieksdistrict Verviers per
jaar meer dan vier-maal-honderd-duizend stukken la
ken, waarvan meer dan 1/3 naar het buitenland gaat.
Onze aankomst in Verviers eene stad, die ons bij
nadere kennismaking meeviel was nu juist geen
j aangename.
Het, hotel, dat we hadden aangeschreven, was niet
te vinden in de straat, waarin het volgens onzen reis
gids zou moeten wezen en ons schrijven hadden we
toch niet terug ontvangen.
[Wp wandelden dus wat op en vroegen eindelijk
een agent of die soms het hotel „Du chemin de Fer"
wist.
We troffen het, want we waren er geen vijftig pas
sen meer af. Onze briefkaart was niet ontvangen
zeide de eigenaar maar correspondentie was er toch
wél voor ons.
Sinds een paar jaren was het hotel verplaatst en
werd het in wat sjieker omgeving geëxploiteerd.
Nu, de prijzen waren er naar. In het oude hotel
bracht Napoleon III als krijgsgevangene op zijn tocht
naar Wilhelmshöhe eens een nacht door, in het nieuwe
hotel heeft men zeker de keizerlijke prijzen van toen
maar voor verder zoo behouden.
Het was er tamelijk duur maar laten we er
dadelijk bijvoegen, dat ook de kamers en het com
fort evenredig waren aan de prijzen.
Van uit onze kamer hadden we een mooi gezicht
op een groot rijk ingericht sociëteitsgebouw met prach-
tigen, keurig onderhouden tuin, waarin muziektempel.
Üe rijke lakenfabrikanten van Verviers houden blijk
baar niet van een slecht zitje tijdens hun bitteruurtje
en hooren zeker gaarne van tijd tot tijd een beetje
muziek.
Mooier sociëteitsgebouw -- in een stad hebben
we nooit ergens meer gezien.
Na den eten gingen we eens een kijkje nemen in
de bedrijvige stad, die in de lengte is gebouwd en
uit een boven- en een benedengedeelte bestaat, met
elkander verbonden door onderscheidene trappen, juist
als te Esneux.
Voorbij een paar pleinen, waarvan het eene met
bloemperken in h et midden prijkt en met feen vaste
muziektent op ruw gehouwen steenen ondergedeelte;
en het andere het standbeeld draagt van den onthoof
den Chapuis, door ons al in den eersten brief ge
noemd, bereikten we het ouderwetsche statige stad
huis. dat bepaald imponeert door de deftigheid van zijn
stijl en door de rust, die er heerscht in zijn onmid
dellijke omgeving.
Het standbeeld van den beroemden violist Vieux-
temps, die hier geboren werd, hebben we bij ons kort
bezoek niet kurrnep vinden.
Maar wel zagen we het gedenkteeken een hoog
geplaatst borstbeeld met groot halfrond bekken er voor,
waarin klaterende waterstroomen rechts en links en
voor van 'het borstbeeld van boven neerstorten
van een vroegeren burgemeester van Verviers, die
voor zijn stad meer heeft gedaan dan pijpen rooken
en wandelen van zijne wening naar het raadhuis en
van het raadhuis naar zijn woning.
"We bedoelen burgemeester Ortmans—Hauzeur, den
man en daarom is het .gedenkteeken met zijn
stroomen van water zoo mooi gedacht die Verviers
ten behoeve der fabrieken van zuiver water heeft hel
pen voorzien door zijn aandeel in het tot stand ko
men van het reuzenwerkde afdamming der Gileppe.
Juist om die afdamming te zien, waren we genood
zaakt een nacht in Verviers door te brengen.
Met den trein gingen we met dit doel den vol
genden morgen door het mooie dal van de Vesdre
tot het station Dolhain en vandaar verder per tram
tot Béthane.
Dolhain, dat we bereikten over een 261 Meter lang
viaduct van 21 bogen, is gebouwd aan den voet van
de rotsen waarop oudtijds Limburg lag, de hoofdstad
van het gelijknamig hertogdom.
Thans sic transit gloria mundi zijn er van
dat oude Limburg en zijn sterk slot nog maar enkele
woningen, brokjes ruïne en een merkwaardige kerk
over.
De schilderachtigheid van de streek wordt door die
kerk en die enkele woningen in de hoogte, geestig
blikkend uit het dichte groen, zeer verhoogd.
Van het tramstation Béthane loopt rechtuit een lom
merrijke weg naar de afdamming der Gileppe.
Terwijl wc onder het berceau van tak en loovcr
doorgaan, vertel ik U even, wat die afdamming der
Gileppe wel beduidt.
Verviers zeiden we reeds heeft tal van la
kenfabrieken.
Voor do verwerking van de ncodige materialen wordt
in die fabrieken veel zuiver water gebruikt van een
bepaalde hoedanigheid.
Het water van de Vesdre, waaraan Verviers ligt,
voldoet aan alle eischen maar het komt vervuild
in de stad door de vele fabrieken, die allengs in den
loop der jaren hooger op te Dolhain b.v. en op
andere plaatsen zijn bij gebouwd.
De behoefte aan zuiverder water werd te Verviers
steeds dringerder en goede raad was duur.
Toen wist burgemeester Ortmans—Hauzeur met an
deren te bewerkstelligen, dat het riviertje do Gileppe.
hetwelk zijn water in de Vesdre uitstort, zou worden
afgedamd en het water bewaard voor Verviers, naar
welke plaats het dan door middel van eene grootc
waterleiding moest gebracht worden.
Van 1867 tot 1878 duurden dc werkzaamheden aan
de verwezenlijking van dit plan verbonden.
Do waterleiding alleen, die aan bijzondere eischen
Moest voldoen, is 9 kilometer lang.
Achter de afdamming is nu een meer van ruim
80 H.A. oppervlakte, dat bijne 50 Meter diep is en
Meer dan 12 millioen kubieke meter water inhoudt.
Verviers zal nu voorloopig geen gebrek leiden. Het
Meer wordt gevoed, door onderscheidene beekjes, die
er hun water vanaf de hoogten inbrengen.
Op het meer, dat door prachtig hout omzoomd is,
hebben dikwijls roei- en zeilwedstrijden plaats. Het
medt er ook een éénige gelegenheid voor. Het overtollige
water loopt aan beide zijden van de afdamming als
een kunstmatige overbrugde waterval naar beneden en
zoo weer naar zijn oude liefde de Vesdre.
Maar nu zijn we aan het einde van onzen lang
zaam klimmenden weg en staan we voor de beroemde
afdamming.
Welk een gezicht!
Een muur van bijna 50 Meter hoogte de §cjia-
ger toren rijst uit het oude bed van de Gileppe
op en keert een weinig binnenwaarts gebogen
de massa water in het aan de andere zijde 50 Meter
hooger gelegen meer.
Beneden is die muur 82 meter lang, boven gel uk-
matig langer wordend, niet minder min 235 meter.
Beneden is de muur 65 meter dik, boven 15 me
ter.
Het geheele gevaarte weegt 571.481.000 K.G.
Het reuzenwerk kostte ongeveer de kapitale som
van 3Vs millioen gulden.
Toen het werk klaar was, versierden de fabrikanten
van Verviers uit dankbaarheid den prachtbouw met
een leeuwtje in evenredigheid van de grootte van hel
voltooide werk.
Dit leeuwtje is al van verre zichtbaar, fier boven
do boomen uitkijkend als een geweldige wachter bij
het bedwongen water.
De fabrikanten besteedden 40.000 gulden aan dezen
leeuw. Hij staat of liever zit op ten granieten voet
stuk van 8 meter hoogte en is zelfs gebouwd en ge
modelleerd door den beeldhouwer Bon ré, uit 183 zand-
steenblokken ter gezamenlijke hoogte van 131/2 M.
De staart van het imponeerende dier, in sierlijken
bocht 0111 de pooten gebeeldhouwd, is 1 meter dik.
één klauw is 1.70 meter lang en de neus maar 2,45
meter.
Het zal u zeker niet verwonderen te hooren, dat
deze leeuw drie-maal-honderd-duizend kilogram weegt.
Vervuld met eerbied voor de menschen, die zulke
werken kunnen wrochten en voor den burgemeester,
die niet rustte eer hij voor zijn plaats bereikt had,
wat hij Ide grootste levensvoorwaarde achtte, verlieten
we de afdamming en keerden we weer naar het station
Béthane terug.
Nu volgden we een klimmend en dalend pad door
het geboomte boven over de heuvelen, die de geheele
omgeving van de Gileppie, de afdamming en het meer,
zoo bijzonder mooi maken.
Te Pepinster zouden we een rijtuig nemen om in
het Vesdre-dal een flinken rijtoer te maken.
Maar hét (rijtuig van Pepinster was juist ver
huurd er bleek er maar één in de plaats te zijn
en we moesten wandelen.
Spijt hebben we van die wandeling niet gehad,
want ze voerde door een van de mooiste gedeelten
van het over zijn geheel zoo schoone dal.
Te Nessonveaux pakten we weer den trein, die ons
door tal van tunnels en over heel veel bruggen en
viaducten naar Luik ons uitgangspunt terug
bracht.
Mijn belofte getrouw, wil ik hier iets over die tun
nels en over de Belgische spoorlijnen in deze streek
vertellen.
De aanleg van de lijn Luik—Duitsche grens door
het Vesdre-dal is een ware triomf geweest voor de
uitvoerders en voer België.
Niet minder dlan 25 tunnels moesten er voor ge
boord worden, waarvan de langste 640 meter is. Elke
kilometer lijn heeft hier naar men zegt f 200.000
van aanleg gekost. De geheele lijn van nog geen 40
K.M. lengte kostte derhalve bijna 8 millioen guldens.
Om de telkens weerkeerende donkere tunnels blij
ven de lichten in den trein dag en nacht branden.
Het verkeer met Duitsehland is hier zseer druk.
Voor twee hoogst belangrijke plaatsen zorgt de lijn
dan ook voor Luik en Verviers.
Maar ook vooral niet te vergeten voor Brus
sel en Antwerpen.
Den laatsten avond in Luik gebruikten we om een
paar variété's te bezoeken en een kijkje te nemen
in de vermaardste café's.
In de variété's gaat het precies toe a'ls bij" ons, in
de groote café's ook. Over al die gelegenheden ligt
bij uitstek het cachet van internationaliteit.
Den laatsten morgen in Luik openden de hemel
sluizen weer haar deuren en vonden we tot vertrek-
trein zooals we reeds mededeelden in onzen eersten
brief een onderdak in de prachtige St. Paul.
Ons reisje naar Luik in het Noordelijk gedeelte
van de Ardennen is ons best bevallen.
Met alle gerustheid durven we iedereen aanbeve
len het tochtje te maken.
Men zal zich zijn tijd en zijn geld daaraan besteed,
niet beklagen.
M. VISSER.
KATOOGJES...
VAN EEN BRIEFJE.
„Ze mót!" riep hij uit, en bleef vlak vóór z'n vrouw
stil staan!; wijdbeens, haar aankijkend met strakken,
norsch dreigenden blik.
Betsy, de vrouw, knikte zachtjes van dat ze hem
gelijk gaf. Zeker, ze mót!.... Maar haal de centen
eens uit d'r kast als zij niet wil.
Hij schokschouderde minachtend. Waarom zou ze,
desnoods, niét!?...
„Jawél" mompelde Bets „als Karei d'r niet was.
Maar je weet..."
Hij voelde iets voor haar tegenwerping. Zeker,
Karei was niet voor de poes. Bets zelve trok met haar
man één lijntje. Die zag niet tegen 't een of ander op....
Dat wist de heele familie. Van haar jeugd af was
Bets 'r eentje geweest om voor op te passen. Die had
streken.... In die zat „een natuurtje", had tante Leen
gezegd „om te zorgen dat je kisten en kasten solied
gesloten hebt als zij in de nabijheid komt..."
'Met hun beidjes Betsy en Hendrik, d'r man
hadden ze moe geplukt, vórdat iemand ei- erg in
had. Bets kon meesterlijk „komedie spelen". Den arm
om moe's hals slaan, haar hoofd tegen d'r schouder
leggen en dan zachtjes schreien... Dat de tranen lauwig
drupten... Met een snikje er nu en dan tusschen.
Dat moe naïef, weekhartig, goedig zieltje net
zoo hard zat mee te huilen. En wanneer moe dan
vroeg of zij 't „heuseh zoo heel erg noodig hadden'',
dan knikte Bets, zonder iets te zeggen al maar snik
kend, van ja; van dat 't toch zoo schrikkelijk drin
gend was... Wat moesten ze beginnen...
Moe peinsde dan een poosje. Dribbelde rond in
de kamer. Bets, het gezicht achter zakdoek verbor
gen, hoorde kastje kraken... Gluurde tusschen haar
vingers door naar wat moe deed. Glimlachte stiekum....
Net of ze niets bespeurde. En dan voelde zij plot
seling iets in haar hand stoppen... Een papiertje pf
een rolletje geld... Pakte., zoende,, knuffelde moeder
in extase van onstuimige dankbaarheid. Bezwoer, dat
vmoe 't terug zou krijgen... Eerlijk terug zou krijgen...
Zoo wóór als....
En arm bedrogen vrouwtje kwam dan tot-zichzelve-
Voelde nu eerst wat ze gedaan had... Wrong zich
de handen in stijgenden angst.... Hemeltje-lief, als Ka-
rel, haar zcon. 't merkte!.... En wat moest zij be
ginnen wanneer, den 15en, dat wisseltje van Leemans
werd gepresenteerd!... Moe schreide nu tranen van
vrees en wanhoop... Bad en smeekte, dat Bets toch
haar woord zou houden...
Zat nog wel een kwartier nadat dochtertje ver
trokken was te suffen, te piekeren, handen in
den schoot, hoofdschuddend; vruchteloos pogend te
vinden een 'middel om het gat te stoppen.... Want dat
Bets haar woord zou houden... Zelfs naïef moeken
voelde, begreep toch wel...
Eens, toen Bets weer geld kwam aftroggelen,
nu: hatelijk, scherp, krenkend werd, moeder grove
dingen zei.... Dat ze geen hart in haar lichaam had...
Dat andere ouders hun kinderen overladen met wel
daden, inplaats van ze te laten soebatten om hulp....
Dat moe nooit van haar gehouden had... Dat ze zich
moest doodschamen... Een bloedeigen kind... 'nEénige
dochter
En Bets, merkend dat ze veld begon te winnen, be
gon al tranen te storten over haar verdriet over moe
ders harde liefdeloosheid... Begon sintimenteelig te
doen.... Terwijl het vrouwtje al-maar riep: „Kind ik
heb 't niet!... Ik bezweer je bij al wat jou lief is,
jk kan, 't niet missen!....
Toen Karei binnenkwam. De armen gekruist, bij
de deur bleef staan.... Zijn zuster, die nu plotseling
zweeg; zich snel een paar traantjes afwischte, strak aan
keek.... Daarna losbarstte. Dat moe hem om den hals
vloog, bang, dal-ie iets zou beetpakken in z'n woede...
Maar hij pakte uit. Hij flapte Bets al d'r huichelen,
bedriegen, fleemen in het gezicht... Schreeuwde 't uit,
dat de bovenburen woord voor woord konden ver
staan....
„D'r uit, floddermadam!" riep hij, dc deur wagen
wijd opensmijtend „d'r uit!... Én probeer 't nog eens,
moeder te komen uitzuigen...."
Bets vloog de straat op.
Zag 'hoe de buren haar_nakeken.... Met verontwaar
digde, minachtende gezichten... Durfde 't eerst niet
aan Hendrik vertellen... Merkte echter, dat haar man
liever niet „verantwoording" ging vragen aan bouti-
gen Karei, met z'n getrainde spieren....
Doch wanneer, sinds dien dag, ter sprake kwam
moe's geldkistje, dan verrees de angstwekkende ge
dachte aan Karei vóór hun geest. Moesten er aller
lei slimmigheidjes worden gevonden om te maken dat
moe bereikt werd...
,,'t Mót!" riep Hendrik, maar hij wist zelf wel,
dat 't makkelijker gezegd dan gedaan was...
Zij, Bets, trommelde met de spichtige vingers op
dc tafel. Bekeek dan heel-aandachtig, haar puntige na
gels. Krauwde zich met de andere hand in het golven
de ponney-haar, dat 't voorhoofd grootendeels bedek
te.... Tuurde, met haar sluwe, groenige oogen op d'r
Vingertoppen..
t ls", zei ze nog eens „alleen met "Karei.... An
ders..."
„En dón óf ze 't heeft?" vulde hij aan, „met
tweehonderd pop lap ik het zaakje magnifiek... M'n
kop-af, als ik er niet binnen de maand een lapje van
honderd mee verdien... Op z'n minst...."
Eventjes-snel keek ze hem aan. Maar hij zorgde
dat .het grijnslachje, dat-ie zelfs haar, Bets, de aarts-
kwieke, net-zoo uitgeslapen, goochem, als hijzelf,
dat moest Hendrik bekennen dat-le z'n wijf nou
toch te pakken had...
„Dan ken-jij dat bontmanteltje, waar je zoo om
gezanikt hebt, voor mijn part..."'
't Flikkerde in haar oogen. En weer keek ze hem
aan... Of-ie haar bijgeval...
Hendrik strekte, met plechtig gebaar, de hand uit.
Neen, als-ie beloofde... Op handslag, haar...!
„Eerst den mantel," zei ze, al-maar trommelend
op de tafel.
Dat viel hem tegen. Even woü-ie kwaad gaan wor
den... "Woest over zoo'n wantrouwen...
Bets trok er zich niks-van-aan.
„Eerst den mantel," zei ze weer.
En hij, in vertoon van royaal-zijn met zekere
minachting: „Voor mijn part! Oók al goed! Houd er
twintig gulden af... Als je dan met alle geweld...'"
„Dertig," zei ze droogjes.
„Düt's te veel. Over veertien dagen ken-je nog een
tientje krijgen."
„Dertig," herhaalde zij, de armen kruisend, „anders
verzet ik geen voet."
Hij gaf toe. De woede kookte in hem, maar hij
was machteloos.
En Bets genietend van hem nu eens lekkertjes
te kunnen dwingen dacht na... De lippen opeen
geklemd. Figuurtjes-teekenend, nu, op een van de
ruiten...
Hij liet haar begaan. Wist, dat nu slim-plannetje
in haar brein ontkiemde... Begluurde z'n vrouw nu
en dan met lachende oogjes, en wie scherp zag, merk
te ook wel een trekje van minachting in z"n doen...
Zooals dief-en-diefjesmaat elkander kunnen verachten
om hun gewetenloosheid... Minachten en toch be
wonderen... Liefhebben en tegelijk haten datgene,
wai beiden naar omlaag trekt... Uit de maatschappij
naar de regionen van geboefte...
Zóo was 't ook hier, tusschen man en vrouw, zin
nend op aartssluw middeltje om dat die som
nog van moe los te krijgen...
Een kwartier later zat Hendrik te schrijven. Bets,
achter hem staande las wat hij op papier bracht
...Veranderde hier en daar. Ze was tikje-bleek van
spanning... Rekende uit... Hoe laat, precies, Karei
thuis kon zijn... Ze had nog een dik uur vóór zich...
Niet te veel... Hendrik schreef zoo langzaam. Ze
moest hem de woorden dicteeren. Had veel meer
fantasie dan hij. Hendrik was nu als een knaap zoo
gehoorzaam, zoo volgzaam.
Weg ging de brief. „Gauw-gauw, bij juffrouw Wan-
ders afgeven... Aan de juffrouw-zelve, hoor!" drukte
ze het loopmeisje op 't hart... Maakte zich toen
klaar voor den tocht. Koos een ouden, valen man
tel... "t Was verschrikkelijk voor de menschen, op
klaarlichten dag... Maar „voor wat, hoort wat", hè?
Zette een afgedane hoed 'n beetje scheef op het
hoofd... De gedachte aan wat men van haar zeggen
zou, als ze zóo op straat liep, maakte Bets nog ge
jaagder, nijdiger... Hendrik durfde niet kikken. Zag
"t stil-bewonderend aan... Durfde niks-vragen...
En met een ruk, een zwaai, zakdoek nog-gauw
tusschen de vingers geklemd, rende zij de straat
op, naar moeder...
Had zelfoverwinning noodig om binnen te gaan...
De gedachte aan Karei deed haar 't hart in de keel
bonzen... Maar Bets was kordaat. In den winkel was
niemand, gelukkig. De oude knecht zag er merk
te zij dadelijk vreemd uit. Groette haar nauwe
lijks. Wist natuurlijk alles van vroeger op 'n haar
tje. Beefde van woede toen ze naar binnen vloog....
Klemde de tanden opeen. Mompelde iets van „kreng,
dat d'r oude moeder komt..."
Maar moest stilletjes voort-gaan met het afwegen
der pakjes-koffie, die 's Zaterdags altijd in voorraad
lagen...
In de kamer achter den winkel rook 't naar eau-
de-cologne. En op de canapé zat moe, doodsbleek,
Hendrik z'n brief op de knieën.
Bets knielde voor haar neer en legde het hoofd
op moe d'r schoot, kreunde zachtjes, als een die
door brandende pijn wordt gefolterd.
Zóo hielden de beide vrouwen elkaar vast, artn
bedrogen oudje en geraffineerde bedriegster...
„Ik hèb 't niet... Hód ik "t maar," fluisterde moe,
en zóo beefde zij, dat zelfs Bets ervan ontstelde...
Verbeeldje dacht zij dat het mensch iets over
komt voordat ze...
Maar er moest snel gehandeld... Energiek...
„Ik weet 't wel," zei Bets gelaten, „daarom kom
ik ook niet... 't Is alleen om u... Om u..."
Maar ze kón niet verder. Moe zag verschrikt op...
Niet dadelijk begrijpend... Toch al loom van omvat
ten... In gewone omstandigheden... maar nü...
„Bets!" riep ze, plotseling doorpeilend wat de an
dere bedoelde, en ze strekte de armen naar haar
kind uit... In haar oogen was nu zoo wilde angst voor
het leven van bedriegster, dat als er nog een vonkje
deernis ware geweest in het hart van de dochter
"t Was er donker als nacht.
Ze speelde haar rol meesterlijk voort.
Wierp moe een kushand toe, zichtbaar verkrop
pend haar ontroering...
„Bets! Kindlief!" 'Schreeuwde moe, en zij woelde
in de grauwe haren, die van-onder haar mutsje kwa
men dwarrelen over de smalle schoudertjes...
„Bets!" schreeuwde zij, en klemde zich aan de an
dere vast... De dolle angst dat Bets zich nu haar
man, (was 't geld, dat hij voorgaf verduisterd te heb
ben, er niet binnen een uur, zou worden gepakt
Dat Bets zich van 't leven zou berooven... Die angst
overmeesterde moe en... „Bets, om Gods wil!" jam
merde onnoozel, opgeschrikt zieltje. En zij holde de
kamer uit. Kwam, even later, terug... met wezen-
looze oogen... De grauwe haren nu heelemaal los
gewoeld... Het wollen doekje, dat ze altijd droeg
over d"r katoenen jurkje, opengescheurd...
De vingers bebloed van 't in door doodsangst,
dat Bets al weg zou zijn, haasten om die kast open
te maken... Die kast van meneer De Wijs, den com
mensaal...
En zij stopte Bets geld toe... Twee, drie bankjes...
Nog een...
Zei verwarde woorden. „Van hèm... Gestolen
Gauw... Ga dan!... Ga dan!..."
Zich vasthoudend, met beide handen, 't hoofd, waar
in alles dooreen dwarrelde... Niet meer wetend
arm moedertje, waar ze was... Wat ze had ge
daan...
En toen Bets hem, haar man, het geld min de
dertig gulden voor "t manteltje, had gegeven, haalde
zij het karaf je uit 't buffetje... en dronk; dronk
nog een glas cognac...
Hij wou 't haar afnemen, maar zag dadelijk; ze
was „giftig". Het groen van d'r oogen was lichtend,
vonkend als van poesje in donker toen
hij het karafje wou beetpakken.
Ze zou 'm hebben aangevlogen.
Betastend de lapjes, die veilig in z'n vestjeszak
waren, zag hij nog eens naar d'r om. Ze dronk weer.
Hij schokschouderde. Wat kon 't 'm ook bom
men... Voor zijn part...
Toch had-ie, duidelijk, gezien dat ze vreemd deed.
Ondanks 't, boven verwachting, lukken van het zaak
je... 'n Zonderling wijf toch, die Bets...
Onder 't voortkuieren piekerde Hein er nog eens
over na... Kwam tot de conclusie, dat ze toch „niet
zóo flink was, als-ie had gemeend". Want hij durfde
erop zweren, dat 't haar, achteraf bekeken, dwars
zat van moe zóo vernikkeld te hebben...
Maar hij", Hendrik, lachte vergenoegd. Betastte al
maar de mooie lapjes in z'n vestzak en deuntje-
fluitend vervaagde het beeld van de cognac-drin
kende, bleek-slille vrouw met de vonkende katte-oogen...
begon Hein netjes bij zichzelf te overleggen, hoe-ie
nou 't best die honderd-vijf tig pop...
„Ik heb u al gezegd" zei de officier, en hij liet
meneer De Wijs, den ex-commensaal van juffrouw
Wanders, duidelijk merken dat Z.E.A. nu liefst niet
op de zaak wou terugkomen, „ik zei u al meermalen,
dat het geval te ernstig is om onvervolgd te blijven...
Zulke dingen..." De officier keek den bezoeker aan,
zonder den zin te voltooien, met ongeduldig dringend
trekje op 't gezicht van: „Wacht u soms nóg iets?
Anders..."
Maar bezoeker reikte hem een brief over. Van den
dokter, ld,ie moeken behandelde... Die van haar lip
pen had opgevangen de bekentenis, hoe zij gestolen
had uit meneer De Wijs kast... Voor Bets en Hen
drik... Den diefstal gepleegd, dien Karei Op zich had
genomen, toen er geen kans was om het gestolene te
dekken... op zich genomen, om moeder te redden...
Moe, die hij bewusteloos thuis had gevonden, na Bets
d'r vertrek...
De officier las den brief. En luisterde naar wat
meneer De Wijs hem vertelde... Aandachtig en ge
duldig. Latende rusten de stukken, waar hij al aan
had willen beginnen...
Begreep het tragische van marteling en bedrogweef
sel .Antwoordde niet op meneer De Wijs' vraag, of
nu tie zaak zou blijven rusten... Maar bezoeker be
greep dat de officier 't met hem eens was.
En wel tien minuten duurde 't, nadat meneer
De Wijs z'n afscheidsbuiging had gemaakt voordat de
officier den veldwachter schelde voor volgende zaak....
Want even moest hij verwerken de indrukken over
wat hem daar ter oore was gekomen.... vóórdat hij' z'n
volle, klare aandacht kon geven aan nieuw geval van
menschelijke ontaarding...
MAïTRE CORBEAU.
CCXI.
„De see en haer gevolgh daer sijt ge toe gewent,
Daer, is uw eygen huys, uw eygen element.
Al wat op aerde leeft, al watter is geschapen,
Dat kent sijn eygen kracht, en weet syn eygen wapen;
De leeu vecht met de klau, de stier gebruykt den horen,
Het paert slaet met den voet, een haen met felle sporen,
Da'^ee is uw geweer, gebruykt daer uw gewelt,
Daer is geen twijfel aen, de Spanjaert moet gevelt.
De see, die heeft u eerst den vrijen hals gegeven.
Den godsdienst ingevoert, den Spanjaert uitgedreven
De see, die heeft u eerst den vijant leeren slaen;
De see maekt u gevreest oock bij den Indiaen.
De see brengt voordeel in, en bout hier groote steden,
De see verrijekt het lant, en dat in verre leden;
De see maeckt dat het lant den vijant overwint,
Gij daerom bout de see so gij, het iant bemint." (1)
CATS.
't Is niet om bij te houden. We zijn nog nauwe
lijks de verrassing van het eene bericht te boven, of
'n ander, nog belangrijker, komt uit de lucht vallen.
Terwijl ons voorgeslacht rondscharrelde in stadjes met
muurtjes er omheen, hier en daar 'n poortje, om
zoo nu en dan, als er geen al te harde wind opstond,
eens naar buiten te loeren, of er soms de een of an
dere vreemde „Chinees" uit 'n andere stad of 'n an
der dorp voor stond; terwijl ons voorgeslacht te hoop
liep, als 'de „boom" van voor de stadsgracht werd
weggeschoven, om de praampjes met kool en bieten
te zien binnenkomen, of de lui vaarwel te zeggen, die
met de trekschuit naar Haarlem of Leiden of nog
verder zouden reizen, om 'n zwager oï 'n oom te
gaan bezoeken, die ze in geen tien jaar gezien hadden;
terwijl het woord „Berebijt" en „Welkom aan de
Berebijt!" 'n zoo innige beteekenis van verre afstan
den had gekregen, dat het bij het Amslerdamsche na
geslacht als uiting van blijdschap, na lang gescheD
den te zijn geweest, is blijven voortleven; terwijl in
Zeeland, nog geen zestig jaar geleden, door den pre
dikant des Zondags in de kerk werd gebeden voor
de goede reis en de behouden wederkomst van een
der broeders of zusters, die 't bestond 'n reis to on
dernemen naar een van Flollands steden, en het roefje
van den schipper getuige was van hccte tranen en
hartgrondige snikken, als moeder en dochter, vader
en zoon, door noodlot of willekeur van elkander wer
den gescheurd, en de afstand van Amsterdam naar
Groningen hemelsbreed zoowat gelijk geacht werd als
die van de Aarde naar de Maan, of misschien nog
wel iets verder dc Maan kon men ten minste nog
zien; terwijl heel het maatschappelijk leven van
koopen en verkoopen. bouwen en breken, reizen en
trekken, viel binnen afstanden van vijf, zes, zeven uren
gaans, en Scheveningen voor Amsterdammers, Amster
dam voor Hagenaars 'n „reis' beteekende, en al
leen vorsten, woest-rijke menschen 't in hun hoofd
konden krijgen, de grenzen van hun vaderland te
overschrijden; terwijl het terugkomen van 'n zoon of
broer, die Indië bezocht had, n événement was, waai
de familie allemaal in 't zelfde stadje voor sa
menstroomde en hem aankeek., alsof men verwacht
had, dat zijn neus nu wel in zijn nek zou staan; ter
wijl hij kon liegen wat hij wilde van al1 wat hij ge
zien of niet gezien had; omdat zoo'n „landrot" toch
nooit verder kwam dan de stoep, en 't allemaal „land
rotten" waren, „broekjes" „pummels", „boertjes", die
je alles wijs kon maken wat je wilde, van je groot
vader af tot je broertje, die nog „in de rokken was
toe; terwijl de „Vertellingen van den Zeeman" met
open mond werden aangehoord en alles geloofd kon
worden, omdat de meeste lochoorders niet eens wis
ten wat „de zee" was; terwijl....
„Komt bij me zitten en luistert, goê liên,
Dan zal ik je gaan verhalen
Al wat ik heb op mijn reizen gezien,
Opi zeeën, bergen en dalen:
En komt je iets min gelooflijk voor,
Omdat je 't nooit vondt in boeken,
Dan moet je daar dient het reizen voor
't Maar zélve gaan onderzoeken.
0