Zaterdag 11 September 1909 53e Jaargang. No. 457 J. DERDE BLAD. ftfaai* de Ardenneii. Sci* tam, V. De spoorweg van Spa over Pepinster naar Ver- viors, vocrl weer door een paar mooie woudrijke da len. Vooral waar dc weg het enge dal van de Wavaï verlaat om in dat van de Hoëgne verder te gaan, is het uitzicht bepaald frappant. Menig fraai landhuis is daar gebouwd. Reeds voor eeuwen stond hier een machtig slot, Franchimont, van een groot heer, wiens gebied zich tot voorbij Verviers uitstrekte. Thans is van dat slot niets meer over dan eene runïe, die echter een zeer schilderachtigen aanblik aan den voor bijganger oplevert en daarom door tal van badgasten uit Spa gaarne en veel bezocht wordt. Ook heel wat fabrieken telt te streek, lakenfabrie ken en ijzerfabrieken. Men voelt verder gaande als het ware, dat men in de nabijheid van een centrum verkeert waal zeer veel fabrieken moeten zijn. Dat centrum is Verviers: één grootc lakenfabriek. Sedert de 18de eeuw eerst is Verviers van een klem vlek, bchoorende tot het markgraafschap Fran chimont, tot eene plaats aangegroeid van wel 60.000 inwoners. Thans fabriceert het fabrieksdistrict Verviers per jaar meer dan vier-maal-honderd-duizend stukken la ken, waarvan meer dan 1/3 naar het buitenland gaat. Onze aankomst in Verviers eene stad, die ons bij nadere kennismaking meeviel was nu juist geen j aangename. Het, hotel, dat we hadden aangeschreven, was niet te vinden in de straat, waarin het volgens onzen reis gids zou moeten wezen en ons schrijven hadden we toch niet terug ontvangen. [Wp wandelden dus wat op en vroegen eindelijk een agent of die soms het hotel „Du chemin de Fer" wist. We troffen het, want we waren er geen vijftig pas sen meer af. Onze briefkaart was niet ontvangen zeide de eigenaar maar correspondentie was er toch wél voor ons. Sinds een paar jaren was het hotel verplaatst en werd het in wat sjieker omgeving geëxploiteerd. Nu, de prijzen waren er naar. In het oude hotel bracht Napoleon III als krijgsgevangene op zijn tocht naar Wilhelmshöhe eens een nacht door, in het nieuwe hotel heeft men zeker de keizerlijke prijzen van toen maar voor verder zoo behouden. Het was er tamelijk duur maar laten we er dadelijk bijvoegen, dat ook de kamers en het com fort evenredig waren aan de prijzen. Van uit onze kamer hadden we een mooi gezicht op een groot rijk ingericht sociëteitsgebouw met prach- tigen, keurig onderhouden tuin, waarin muziektempel. Üe rijke lakenfabrikanten van Verviers houden blijk baar niet van een slecht zitje tijdens hun bitteruurtje en hooren zeker gaarne van tijd tot tijd een beetje muziek. Mooier sociëteitsgebouw -- in een stad hebben we nooit ergens meer gezien. Na den eten gingen we eens een kijkje nemen in de bedrijvige stad, die in de lengte is gebouwd en uit een boven- en een benedengedeelte bestaat, met elkander verbonden door onderscheidene trappen, juist als te Esneux. Voorbij een paar pleinen, waarvan het eene met bloemperken in h et midden prijkt en met feen vaste muziektent op ruw gehouwen steenen ondergedeelte; en het andere het standbeeld draagt van den onthoof den Chapuis, door ons al in den eersten brief ge noemd, bereikten we het ouderwetsche statige stad huis. dat bepaald imponeert door de deftigheid van zijn stijl en door de rust, die er heerscht in zijn onmid dellijke omgeving. Het standbeeld van den beroemden violist Vieux- temps, die hier geboren werd, hebben we bij ons kort bezoek niet kurrnep vinden. Maar wel zagen we het gedenkteeken een hoog geplaatst borstbeeld met groot halfrond bekken er voor, waarin klaterende waterstroomen rechts en links en voor van 'het borstbeeld van boven neerstorten van een vroegeren burgemeester van Verviers, die voor zijn stad meer heeft gedaan dan pijpen rooken en wandelen van zijne wening naar het raadhuis en van het raadhuis naar zijn woning. "We bedoelen burgemeester Ortmans—Hauzeur, den man en daarom is het .gedenkteeken met zijn stroomen van water zoo mooi gedacht die Verviers ten behoeve der fabrieken van zuiver water heeft hel pen voorzien door zijn aandeel in het tot stand ko men van het reuzenwerkde afdamming der Gileppe. Juist om die afdamming te zien, waren we genood zaakt een nacht in Verviers door te brengen. Met den trein gingen we met dit doel den vol genden morgen door het mooie dal van de Vesdre tot het station Dolhain en vandaar verder per tram tot Béthane. Dolhain, dat we bereikten over een 261 Meter lang viaduct van 21 bogen, is gebouwd aan den voet van de rotsen waarop oudtijds Limburg lag, de hoofdstad van het gelijknamig hertogdom. Thans sic transit gloria mundi zijn er van dat oude Limburg en zijn sterk slot nog maar enkele woningen, brokjes ruïne en een merkwaardige kerk over. De schilderachtigheid van de streek wordt door die kerk en die enkele woningen in de hoogte, geestig blikkend uit het dichte groen, zeer verhoogd. Van het tramstation Béthane loopt rechtuit een lom merrijke weg naar de afdamming der Gileppe. Terwijl wc onder het berceau van tak en loovcr doorgaan, vertel ik U even, wat die afdamming der Gileppe wel beduidt. Verviers zeiden we reeds heeft tal van la kenfabrieken. Voor do verwerking van de ncodige materialen wordt in die fabrieken veel zuiver water gebruikt van een bepaalde hoedanigheid. Het water van de Vesdre, waaraan Verviers ligt, voldoet aan alle eischen maar het komt vervuild in de stad door de vele fabrieken, die allengs in den loop der jaren hooger op te Dolhain b.v. en op andere plaatsen zijn bij gebouwd. De behoefte aan zuiverder water werd te Verviers steeds dringerder en goede raad was duur. Toen wist burgemeester Ortmans—Hauzeur met an deren te bewerkstelligen, dat het riviertje do Gileppe. hetwelk zijn water in de Vesdre uitstort, zou worden afgedamd en het water bewaard voor Verviers, naar welke plaats het dan door middel van eene grootc waterleiding moest gebracht worden. Van 1867 tot 1878 duurden dc werkzaamheden aan de verwezenlijking van dit plan verbonden. Do waterleiding alleen, die aan bijzondere eischen Moest voldoen, is 9 kilometer lang. Achter de afdamming is nu een meer van ruim 80 H.A. oppervlakte, dat bijne 50 Meter diep is en Meer dan 12 millioen kubieke meter water inhoudt. Verviers zal nu voorloopig geen gebrek leiden. Het Meer wordt gevoed, door onderscheidene beekjes, die er hun water vanaf de hoogten inbrengen. Op het meer, dat door prachtig hout omzoomd is, hebben dikwijls roei- en zeilwedstrijden plaats. Het medt er ook een éénige gelegenheid voor. Het overtollige water loopt aan beide zijden van de afdamming als een kunstmatige overbrugde waterval naar beneden en zoo weer naar zijn oude liefde de Vesdre. Maar nu zijn we aan het einde van onzen lang zaam klimmenden weg en staan we voor de beroemde afdamming. Welk een gezicht! Een muur van bijna 50 Meter hoogte de §cjia- ger toren rijst uit het oude bed van de Gileppe op en keert een weinig binnenwaarts gebogen de massa water in het aan de andere zijde 50 Meter hooger gelegen meer. Beneden is die muur 82 meter lang, boven gel uk- matig langer wordend, niet minder min 235 meter. Beneden is de muur 65 meter dik, boven 15 me ter. Het geheele gevaarte weegt 571.481.000 K.G. Het reuzenwerk kostte ongeveer de kapitale som van 3Vs millioen gulden. Toen het werk klaar was, versierden de fabrikanten van Verviers uit dankbaarheid den prachtbouw met een leeuwtje in evenredigheid van de grootte van hel voltooide werk. Dit leeuwtje is al van verre zichtbaar, fier boven do boomen uitkijkend als een geweldige wachter bij het bedwongen water. De fabrikanten besteedden 40.000 gulden aan dezen leeuw. Hij staat of liever zit op ten granieten voet stuk van 8 meter hoogte en is zelfs gebouwd en ge modelleerd door den beeldhouwer Bon ré, uit 183 zand- steenblokken ter gezamenlijke hoogte van 131/2 M. De staart van het imponeerende dier, in sierlijken bocht 0111 de pooten gebeeldhouwd, is 1 meter dik. één klauw is 1.70 meter lang en de neus maar 2,45 meter. Het zal u zeker niet verwonderen te hooren, dat deze leeuw drie-maal-honderd-duizend kilogram weegt. Vervuld met eerbied voor de menschen, die zulke werken kunnen wrochten en voor den burgemeester, die niet rustte eer hij voor zijn plaats bereikt had, wat hij Ide grootste levensvoorwaarde achtte, verlieten we de afdamming en keerden we weer naar het station Béthane terug. Nu volgden we een klimmend en dalend pad door het geboomte boven over de heuvelen, die de geheele omgeving van de Gileppie, de afdamming en het meer, zoo bijzonder mooi maken. Te Pepinster zouden we een rijtuig nemen om in het Vesdre-dal een flinken rijtoer te maken. Maar hét (rijtuig van Pepinster was juist ver huurd er bleek er maar één in de plaats te zijn en we moesten wandelen. Spijt hebben we van die wandeling niet gehad, want ze voerde door een van de mooiste gedeelten van het over zijn geheel zoo schoone dal. Te Nessonveaux pakten we weer den trein, die ons door tal van tunnels en over heel veel bruggen en viaducten naar Luik ons uitgangspunt terug bracht. Mijn belofte getrouw, wil ik hier iets over die tun nels en over de Belgische spoorlijnen in deze streek vertellen. De aanleg van de lijn Luik—Duitsche grens door het Vesdre-dal is een ware triomf geweest voor de uitvoerders en voer België. Niet minder dlan 25 tunnels moesten er voor ge boord worden, waarvan de langste 640 meter is. Elke kilometer lijn heeft hier naar men zegt f 200.000 van aanleg gekost. De geheele lijn van nog geen 40 K.M. lengte kostte derhalve bijna 8 millioen guldens. Om de telkens weerkeerende donkere tunnels blij ven de lichten in den trein dag en nacht branden. Het verkeer met Duitsehland is hier zseer druk. Voor twee hoogst belangrijke plaatsen zorgt de lijn dan ook voor Luik en Verviers. Maar ook vooral niet te vergeten voor Brus sel en Antwerpen. Den laatsten avond in Luik gebruikten we om een paar variété's te bezoeken en een kijkje te nemen in de vermaardste café's. In de variété's gaat het precies toe a'ls bij" ons, in de groote café's ook. Over al die gelegenheden ligt bij uitstek het cachet van internationaliteit. Den laatsten morgen in Luik openden de hemel sluizen weer haar deuren en vonden we tot vertrek- trein zooals we reeds mededeelden in onzen eersten brief een onderdak in de prachtige St. Paul. Ons reisje naar Luik in het Noordelijk gedeelte van de Ardennen is ons best bevallen. Met alle gerustheid durven we iedereen aanbeve len het tochtje te maken. Men zal zich zijn tijd en zijn geld daaraan besteed, niet beklagen. M. VISSER. KATOOGJES... VAN EEN BRIEFJE. „Ze mót!" riep hij uit, en bleef vlak vóór z'n vrouw stil staan!; wijdbeens, haar aankijkend met strakken, norsch dreigenden blik. Betsy, de vrouw, knikte zachtjes van dat ze hem gelijk gaf. Zeker, ze mót!.... Maar haal de centen eens uit d'r kast als zij niet wil. Hij schokschouderde minachtend. Waarom zou ze, desnoods, niét!?... „Jawél" mompelde Bets „als Karei d'r niet was. Maar je weet..." Hij voelde iets voor haar tegenwerping. Zeker, Karei was niet voor de poes. Bets zelve trok met haar man één lijntje. Die zag niet tegen 't een of ander op.... Dat wist de heele familie. Van haar jeugd af was Bets 'r eentje geweest om voor op te passen. Die had streken.... In die zat „een natuurtje", had tante Leen gezegd „om te zorgen dat je kisten en kasten solied gesloten hebt als zij in de nabijheid komt..." 'Met hun beidjes Betsy en Hendrik, d'r man hadden ze moe geplukt, vórdat iemand ei- erg in had. Bets kon meesterlijk „komedie spelen". Den arm om moe's hals slaan, haar hoofd tegen d'r schouder leggen en dan zachtjes schreien... Dat de tranen lauwig drupten... Met een snikje er nu en dan tusschen. Dat moe naïef, weekhartig, goedig zieltje net zoo hard zat mee te huilen. En wanneer moe dan vroeg of zij 't „heuseh zoo heel erg noodig hadden'', dan knikte Bets, zonder iets te zeggen al maar snik kend, van ja; van dat 't toch zoo schrikkelijk drin gend was... Wat moesten ze beginnen... Moe peinsde dan een poosje. Dribbelde rond in de kamer. Bets, het gezicht achter zakdoek verbor gen, hoorde kastje kraken... Gluurde tusschen haar vingers door naar wat moe deed. Glimlachte stiekum.... Net of ze niets bespeurde. En dan voelde zij plot seling iets in haar hand stoppen... Een papiertje pf een rolletje geld... Pakte., zoende,, knuffelde moeder in extase van onstuimige dankbaarheid. Bezwoer, dat vmoe 't terug zou krijgen... Eerlijk terug zou krijgen... Zoo wóór als.... En arm bedrogen vrouwtje kwam dan tot-zichzelve- Voelde nu eerst wat ze gedaan had... Wrong zich de handen in stijgenden angst.... Hemeltje-lief, als Ka- rel, haar zcon. 't merkte!.... En wat moest zij be ginnen wanneer, den 15en, dat wisseltje van Leemans werd gepresenteerd!... Moe schreide nu tranen van vrees en wanhoop... Bad en smeekte, dat Bets toch haar woord zou houden... Zat nog wel een kwartier nadat dochtertje ver trokken was te suffen, te piekeren, handen in den schoot, hoofdschuddend; vruchteloos pogend te vinden een 'middel om het gat te stoppen.... Want dat Bets haar woord zou houden... Zelfs naïef moeken voelde, begreep toch wel... Eens, toen Bets weer geld kwam aftroggelen, nu: hatelijk, scherp, krenkend werd, moeder grove dingen zei.... Dat ze geen hart in haar lichaam had... Dat andere ouders hun kinderen overladen met wel daden, inplaats van ze te laten soebatten om hulp.... Dat moe nooit van haar gehouden had... Dat ze zich moest doodschamen... Een bloedeigen kind... 'nEénige dochter En Bets, merkend dat ze veld begon te winnen, be gon al tranen te storten over haar verdriet over moe ders harde liefdeloosheid... Begon sintimenteelig te doen.... Terwijl het vrouwtje al-maar riep: „Kind ik heb 't niet!... Ik bezweer je bij al wat jou lief is, jk kan, 't niet missen!.... Toen Karei binnenkwam. De armen gekruist, bij de deur bleef staan.... Zijn zuster, die nu plotseling zweeg; zich snel een paar traantjes afwischte, strak aan keek.... Daarna losbarstte. Dat moe hem om den hals vloog, bang, dal-ie iets zou beetpakken in z'n woede... Maar hij pakte uit. Hij flapte Bets al d'r huichelen, bedriegen, fleemen in het gezicht... Schreeuwde 't uit, dat de bovenburen woord voor woord konden ver staan.... „D'r uit, floddermadam!" riep hij, dc deur wagen wijd opensmijtend „d'r uit!... Én probeer 't nog eens, moeder te komen uitzuigen...." Bets vloog de straat op. Zag 'hoe de buren haar_nakeken.... Met verontwaar digde, minachtende gezichten... Durfde 't eerst niet aan Hendrik vertellen... Merkte echter, dat haar man liever niet „verantwoording" ging vragen aan bouti- gen Karei, met z'n getrainde spieren.... Doch wanneer, sinds dien dag, ter sprake kwam moe's geldkistje, dan verrees de angstwekkende ge dachte aan Karei vóór hun geest. Moesten er aller lei slimmigheidjes worden gevonden om te maken dat moe bereikt werd... ,,'t Mót!" riep Hendrik, maar hij wist zelf wel, dat 't makkelijker gezegd dan gedaan was... Zij, Bets, trommelde met de spichtige vingers op dc tafel. Bekeek dan heel-aandachtig, haar puntige na gels. Krauwde zich met de andere hand in het golven de ponney-haar, dat 't voorhoofd grootendeels bedek te.... Tuurde, met haar sluwe, groenige oogen op d'r Vingertoppen.. t ls", zei ze nog eens „alleen met "Karei.... An ders..." „En dón óf ze 't heeft?" vulde hij aan, „met tweehonderd pop lap ik het zaakje magnifiek... M'n kop-af, als ik er niet binnen de maand een lapje van honderd mee verdien... Op z'n minst...." Eventjes-snel keek ze hem aan. Maar hij zorgde dat .het grijnslachje, dat-ie zelfs haar, Bets, de aarts- kwieke, net-zoo uitgeslapen, goochem, als hijzelf, dat moest Hendrik bekennen dat-le z'n wijf nou toch te pakken had... „Dan ken-jij dat bontmanteltje, waar je zoo om gezanikt hebt, voor mijn part..."' 't Flikkerde in haar oogen. En weer keek ze hem aan... Of-ie haar bijgeval... Hendrik strekte, met plechtig gebaar, de hand uit. Neen, als-ie beloofde... Op handslag, haar...! „Eerst den mantel," zei ze, al-maar trommelend op de tafel. Dat viel hem tegen. Even woü-ie kwaad gaan wor den... "Woest over zoo'n wantrouwen... Bets trok er zich niks-van-aan. „Eerst den mantel," zei ze weer. En hij, in vertoon van royaal-zijn met zekere minachting: „Voor mijn part! Oók al goed! Houd er twintig gulden af... Als je dan met alle geweld...'" „Dertig," zei ze droogjes. „Düt's te veel. Over veertien dagen ken-je nog een tientje krijgen." „Dertig," herhaalde zij, de armen kruisend, „anders verzet ik geen voet." Hij gaf toe. De woede kookte in hem, maar hij was machteloos. En Bets genietend van hem nu eens lekkertjes te kunnen dwingen dacht na... De lippen opeen geklemd. Figuurtjes-teekenend, nu, op een van de ruiten... Hij liet haar begaan. Wist, dat nu slim-plannetje in haar brein ontkiemde... Begluurde z'n vrouw nu en dan met lachende oogjes, en wie scherp zag, merk te ook wel een trekje van minachting in z"n doen... Zooals dief-en-diefjesmaat elkander kunnen verachten om hun gewetenloosheid... Minachten en toch be wonderen... Liefhebben en tegelijk haten datgene, wai beiden naar omlaag trekt... Uit de maatschappij naar de regionen van geboefte... Zóo was 't ook hier, tusschen man en vrouw, zin nend op aartssluw middeltje om dat die som nog van moe los te krijgen... Een kwartier later zat Hendrik te schrijven. Bets, achter hem staande las wat hij op papier bracht ...Veranderde hier en daar. Ze was tikje-bleek van spanning... Rekende uit... Hoe laat, precies, Karei thuis kon zijn... Ze had nog een dik uur vóór zich... Niet te veel... Hendrik schreef zoo langzaam. Ze moest hem de woorden dicteeren. Had veel meer fantasie dan hij. Hendrik was nu als een knaap zoo gehoorzaam, zoo volgzaam. Weg ging de brief. „Gauw-gauw, bij juffrouw Wan- ders afgeven... Aan de juffrouw-zelve, hoor!" drukte ze het loopmeisje op 't hart... Maakte zich toen klaar voor den tocht. Koos een ouden, valen man tel... "t Was verschrikkelijk voor de menschen, op klaarlichten dag... Maar „voor wat, hoort wat", hè? Zette een afgedane hoed 'n beetje scheef op het hoofd... De gedachte aan wat men van haar zeggen zou, als ze zóo op straat liep, maakte Bets nog ge jaagder, nijdiger... Hendrik durfde niet kikken. Zag "t stil-bewonderend aan... Durfde niks-vragen... En met een ruk, een zwaai, zakdoek nog-gauw tusschen de vingers geklemd, rende zij de straat op, naar moeder... Had zelfoverwinning noodig om binnen te gaan... De gedachte aan Karei deed haar 't hart in de keel bonzen... Maar Bets was kordaat. In den winkel was niemand, gelukkig. De oude knecht zag er merk te zij dadelijk vreemd uit. Groette haar nauwe lijks. Wist natuurlijk alles van vroeger op 'n haar tje. Beefde van woede toen ze naar binnen vloog.... Klemde de tanden opeen. Mompelde iets van „kreng, dat d'r oude moeder komt..." Maar moest stilletjes voort-gaan met het afwegen der pakjes-koffie, die 's Zaterdags altijd in voorraad lagen... In de kamer achter den winkel rook 't naar eau- de-cologne. En op de canapé zat moe, doodsbleek, Hendrik z'n brief op de knieën. Bets knielde voor haar neer en legde het hoofd op moe d'r schoot, kreunde zachtjes, als een die door brandende pijn wordt gefolterd. Zóo hielden de beide vrouwen elkaar vast, artn bedrogen oudje en geraffineerde bedriegster... „Ik hèb 't niet... Hód ik "t maar," fluisterde moe, en zóo beefde zij, dat zelfs Bets ervan ontstelde... Verbeeldje dacht zij dat het mensch iets over komt voordat ze... Maar er moest snel gehandeld... Energiek... „Ik weet 't wel," zei Bets gelaten, „daarom kom ik ook niet... 't Is alleen om u... Om u..." Maar ze kón niet verder. Moe zag verschrikt op... Niet dadelijk begrijpend... Toch al loom van omvat ten... In gewone omstandigheden... maar nü... „Bets!" riep ze, plotseling doorpeilend wat de an dere bedoelde, en ze strekte de armen naar haar kind uit... In haar oogen was nu zoo wilde angst voor het leven van bedriegster, dat als er nog een vonkje deernis ware geweest in het hart van de dochter "t Was er donker als nacht. Ze speelde haar rol meesterlijk voort. Wierp moe een kushand toe, zichtbaar verkrop pend haar ontroering... „Bets! Kindlief!" 'Schreeuwde moe, en zij woelde in de grauwe haren, die van-onder haar mutsje kwa men dwarrelen over de smalle schoudertjes... „Bets!" schreeuwde zij, en klemde zich aan de an dere vast... De dolle angst dat Bets zich nu haar man, (was 't geld, dat hij voorgaf verduisterd te heb ben, er niet binnen een uur, zou worden gepakt Dat Bets zich van 't leven zou berooven... Die angst overmeesterde moe en... „Bets, om Gods wil!" jam merde onnoozel, opgeschrikt zieltje. En zij holde de kamer uit. Kwam, even later, terug... met wezen- looze oogen... De grauwe haren nu heelemaal los gewoeld... Het wollen doekje, dat ze altijd droeg over d"r katoenen jurkje, opengescheurd... De vingers bebloed van 't in door doodsangst, dat Bets al weg zou zijn, haasten om die kast open te maken... Die kast van meneer De Wijs, den com mensaal... En zij stopte Bets geld toe... Twee, drie bankjes... Nog een... Zei verwarde woorden. „Van hèm... Gestolen Gauw... Ga dan!... Ga dan!..." Zich vasthoudend, met beide handen, 't hoofd, waar in alles dooreen dwarrelde... Niet meer wetend arm moedertje, waar ze was... Wat ze had ge daan... En toen Bets hem, haar man, het geld min de dertig gulden voor "t manteltje, had gegeven, haalde zij het karaf je uit 't buffetje... en dronk; dronk nog een glas cognac... Hij wou 't haar afnemen, maar zag dadelijk; ze was „giftig". Het groen van d'r oogen was lichtend, vonkend als van poesje in donker toen hij het karafje wou beetpakken. Ze zou 'm hebben aangevlogen. Betastend de lapjes, die veilig in z'n vestjeszak waren, zag hij nog eens naar d'r om. Ze dronk weer. Hij schokschouderde. Wat kon 't 'm ook bom men... Voor zijn part... Toch had-ie, duidelijk, gezien dat ze vreemd deed. Ondanks 't, boven verwachting, lukken van het zaak je... 'n Zonderling wijf toch, die Bets... Onder 't voortkuieren piekerde Hein er nog eens over na... Kwam tot de conclusie, dat ze toch „niet zóo flink was, als-ie had gemeend". Want hij durfde erop zweren, dat 't haar, achteraf bekeken, dwars zat van moe zóo vernikkeld te hebben... Maar hij", Hendrik, lachte vergenoegd. Betastte al maar de mooie lapjes in z'n vestzak en deuntje- fluitend vervaagde het beeld van de cognac-drin kende, bleek-slille vrouw met de vonkende katte-oogen... begon Hein netjes bij zichzelf te overleggen, hoe-ie nou 't best die honderd-vijf tig pop... „Ik heb u al gezegd" zei de officier, en hij liet meneer De Wijs, den ex-commensaal van juffrouw Wanders, duidelijk merken dat Z.E.A. nu liefst niet op de zaak wou terugkomen, „ik zei u al meermalen, dat het geval te ernstig is om onvervolgd te blijven... Zulke dingen..." De officier keek den bezoeker aan, zonder den zin te voltooien, met ongeduldig dringend trekje op 't gezicht van: „Wacht u soms nóg iets? Anders..." Maar bezoeker reikte hem een brief over. Van den dokter, ld,ie moeken behandelde... Die van haar lip pen had opgevangen de bekentenis, hoe zij gestolen had uit meneer De Wijs kast... Voor Bets en Hen drik... Den diefstal gepleegd, dien Karei Op zich had genomen, toen er geen kans was om het gestolene te dekken... op zich genomen, om moeder te redden... Moe, die hij bewusteloos thuis had gevonden, na Bets d'r vertrek... De officier las den brief. En luisterde naar wat meneer De Wijs hem vertelde... Aandachtig en ge duldig. Latende rusten de stukken, waar hij al aan had willen beginnen... Begreep het tragische van marteling en bedrogweef sel .Antwoordde niet op meneer De Wijs' vraag, of nu tie zaak zou blijven rusten... Maar bezoeker be greep dat de officier 't met hem eens was. En wel tien minuten duurde 't, nadat meneer De Wijs z'n afscheidsbuiging had gemaakt voordat de officier den veldwachter schelde voor volgende zaak.... Want even moest hij verwerken de indrukken over wat hem daar ter oore was gekomen.... vóórdat hij' z'n volle, klare aandacht kon geven aan nieuw geval van menschelijke ontaarding... MAïTRE CORBEAU. CCXI. „De see en haer gevolgh daer sijt ge toe gewent, Daer, is uw eygen huys, uw eygen element. Al wat op aerde leeft, al watter is geschapen, Dat kent sijn eygen kracht, en weet syn eygen wapen; De leeu vecht met de klau, de stier gebruykt den horen, Het paert slaet met den voet, een haen met felle sporen, Da'^ee is uw geweer, gebruykt daer uw gewelt, Daer is geen twijfel aen, de Spanjaert moet gevelt. De see, die heeft u eerst den vrijen hals gegeven. Den godsdienst ingevoert, den Spanjaert uitgedreven De see, die heeft u eerst den vijant leeren slaen; De see maekt u gevreest oock bij den Indiaen. De see brengt voordeel in, en bout hier groote steden, De see verrijekt het lant, en dat in verre leden; De see maeckt dat het lant den vijant overwint, Gij daerom bout de see so gij, het iant bemint." (1) CATS. 't Is niet om bij te houden. We zijn nog nauwe lijks de verrassing van het eene bericht te boven, of 'n ander, nog belangrijker, komt uit de lucht vallen. Terwijl ons voorgeslacht rondscharrelde in stadjes met muurtjes er omheen, hier en daar 'n poortje, om zoo nu en dan, als er geen al te harde wind opstond, eens naar buiten te loeren, of er soms de een of an dere vreemde „Chinees" uit 'n andere stad of 'n an der dorp voor stond; terwijl ons voorgeslacht te hoop liep, als 'de „boom" van voor de stadsgracht werd weggeschoven, om de praampjes met kool en bieten te zien binnenkomen, of de lui vaarwel te zeggen, die met de trekschuit naar Haarlem of Leiden of nog verder zouden reizen, om 'n zwager oï 'n oom te gaan bezoeken, die ze in geen tien jaar gezien hadden; terwijl het woord „Berebijt" en „Welkom aan de Berebijt!" 'n zoo innige beteekenis van verre afstan den had gekregen, dat het bij het Amslerdamsche na geslacht als uiting van blijdschap, na lang gescheD den te zijn geweest, is blijven voortleven; terwijl in Zeeland, nog geen zestig jaar geleden, door den pre dikant des Zondags in de kerk werd gebeden voor de goede reis en de behouden wederkomst van een der broeders of zusters, die 't bestond 'n reis to on dernemen naar een van Flollands steden, en het roefje van den schipper getuige was van hccte tranen en hartgrondige snikken, als moeder en dochter, vader en zoon, door noodlot of willekeur van elkander wer den gescheurd, en de afstand van Amsterdam naar Groningen hemelsbreed zoowat gelijk geacht werd als die van de Aarde naar de Maan, of misschien nog wel iets verder dc Maan kon men ten minste nog zien; terwijl heel het maatschappelijk leven van koopen en verkoopen. bouwen en breken, reizen en trekken, viel binnen afstanden van vijf, zes, zeven uren gaans, en Scheveningen voor Amsterdammers, Amster dam voor Hagenaars 'n „reis' beteekende, en al leen vorsten, woest-rijke menschen 't in hun hoofd konden krijgen, de grenzen van hun vaderland te overschrijden; terwijl het terugkomen van 'n zoon of broer, die Indië bezocht had, n événement was, waai de familie allemaal in 't zelfde stadje voor sa menstroomde en hem aankeek., alsof men verwacht had, dat zijn neus nu wel in zijn nek zou staan; ter wijl hij kon liegen wat hij wilde van al1 wat hij ge zien of niet gezien had; omdat zoo'n „landrot" toch nooit verder kwam dan de stoep, en 't allemaal „land rotten" waren, „broekjes" „pummels", „boertjes", die je alles wijs kon maken wat je wilde, van je groot vader af tot je broertje, die nog „in de rokken was toe; terwijl de „Vertellingen van den Zeeman" met open mond werden aangehoord en alles geloofd kon worden, omdat de meeste lochoorders niet eens wis ten wat „de zee" was; terwijl.... „Komt bij me zitten en luistert, goê liên, Dan zal ik je gaan verhalen Al wat ik heb op mijn reizen gezien, Opi zeeën, bergen en dalen: En komt je iets min gelooflijk voor, Omdat je 't nooit vondt in boeken, Dan moet je daar dient het reizen voor 't Maar zélve gaan onderzoeken. 0

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 9