De ieder m Napoleon ScMsen uit de HtzaaL TWEEDE BLAD. Zaterdag 7 October 1909. 53e Jaargang. No. 4587. ccxv. [f F "kd Ssliaii' ZONNIGE MENSCHEN. De vroolijke blijgeestigheid Is 't leven van het leven. POOT. A content mind, both crown and kingdom is: i Een tevreden gemoed is kroon en koninkrijk tevens. Engelsch Spreekwoord. Als 't mij niet langer vergund is hen te bemin nen, die ik boven alles liefhad, dan is dit zeker om mij 'diegenen te leeren liefhebben, die ik nog niet be- I minde." MAETERLINCK. Wijsheid en Levenslot (pag. 71). Zal ik nu maar dadelijk beginnen met boete te doen voor mijn zondige afdwalfng van verleden week, toen ik u tracteerde op wat gal, die mij overliep van wege I het gedrag van sommige „Nurksen" en „Sauls" en I andere nog niet tot de geschiedenis behoorende huis plagen en kwasie vrinden? Goed! Dat wil ik doen I en graag ook, als ge daar maar niet de overtuiging uit distilleert, dat mijn brief van verleden week leu gen bevatte. Als ge bij 't einde van dezen brief dan I maar niet denkt, dat we tegen het „schoelje", waar I ik verleden week van sprak, niet zóo ernstig op onze hoede behoeven te zijn, als ik getracht heb te doen i voorkomen. Jawel, ik heb ook medelijden met die I geestelijk afgedwaalden, die minderwaardigen, die décadenten, die 't „niet helpen kunnen", dat ze zijn zooals ze zijn, maar ik heb eindelijk ik herzeg: eindelijk geleerd, ze te waardeeren en te be handelen naar wat ze verdienen. Ik neem 't een hyena heelemaal niet kwalijk, dat hij 'n hyena is, maar ik ga hem uit den weg; en als ik de keuze heb te gaan wonen naast „Johannes" of naast „Judas", dan kies ik den eerste tot buurman. Driftigen natu ren alles aan te rekenen is oneerlijk en onredelijk; maar 'n stemming, die om de vijf minuten terugkeert of dreigt terug te keeren, vergroeit tot 'n karakter, en wie er dan mee opgescheept zit, beklaagt zoowel I zijn water als zijn wijn, die nu beide waardeloos zijn geworden. Misschien had het kunstje, dat Shakes- peare Petruccio in „de getemde Feeks" laat aanwen den tegenover zijn duivelin van 'n wijf, betere resul- taten gehad. Want evenals in vele gevallen „tegoed 1 buurmans gek" is, zoo is ook te veel inschikkelijk- heid en te veel toegevendheid voor zeker slag niet zelden een reden, misschien wel 'n oorzaak, om uw geduld tot de allerlaatste, allerlaatste aanwe- I zigheid ervan uit te putten. Zooals zachte meesters, naar ons spreekwoord, stinkende wonden maken, zoo kunnen te veel consideratie en te veel lijdzaamheid 'n tot bederf aangelegd mensch des te eer en des te erger doen bederven. Voor menigen duivel van 'n kerel was 't goed geweest, als zijn vader hem in zijn jeugd de roede wat minder gespaard had; voor I menig onuitstaanbaar meisje, vol eigenzinnigheden.en malle grillen, ware 't te wenschen geweest, dat haar moeder wat meer haar moederlijk gezag had laten gelden en zich wat minder geschikt had naar allerlei luimen en caprices harer bij den dag onuitstaanbaar- j der wordende dochter. Straks zit het een of andere lieve jonge vrouwtje, straks zit de een of andere onnoozele verliefde jonge man met 'n „peuzel" opge scheept, waar geen huis mee te houden is. En waar zoo'n spectakel in 'n huishouden eenmaal wat te zeggen krijgt, daar is 't einde van de ellende niet te zien. Alle andere huisgenooten misdoen; alleen z ij misdoen niets; z ij worden geslachtofferd eiken dag. Vraag 't henzelf maar. Ze worden dupe van al les, en of de gangmat scheef of recht voor de deur ligt, z ij vallen er over. Als 'n mensch te schrijven aanvangt over zulke huisplagen, over zulke tirannen en beulen, over zulke mannen en vrouwen, die telkens weer 'n ander been vinden om aan te kluiven, telkens weer 'n ander kunstje verzinnen om 'n huishouden op stelten te zetten en iedereen duivelsch en radeloos te maken, dan kan hij 't papier wel bij scheepsladingen opdoen; want uitgeschreven en uitgepraat komt hij nooit. Ik heb ze ontmoet van allerlei aanleg en genre, man nen en vrouwen, en als ik mij ooit verbeeldde vinding rijk te zijn in het telkens bedenken van wat nieuws, dan waren zij in staat geweest mij van die verbeel dingsziekte te genezen. Hun vindingrijkheid, zeg maar genialiteit, in 't bedenken van kwellingen, gaat de ge nialiteit van elk ander wezen, ook die van 'n schrij ver, ver te boven. Ik geef den strijd, indien ik eenmaal zeker van mijn zaak ben niet gemakke lijk op; maar tegen 'n huisplaag, tegen 'n man, of 'n vrouw, die 't er nu eenmaal op gezet heeft elke goe de stemming in de huiskamer te bederven, die 't nu eenmaal als zijn plicht beschouwt tegen de Liefde te zondigen in den Tempel der Liefde zelve, ben ik niet opgewassen. Ik ga ze uit den weg. 'n Slordige vrouw is mij 'n gruwel; 'n mensch, die altijd ruzie zoekt maakt me ziek; en vrouwen en mannen beide, bij wie de huiselijke vrede en het huiselijk geluk veel te wenschen over laten, mogen zich wel eens afvra gen wie en wat nu de eigenlijke oorzaak is van dat eeuwigdurende gedrens. Misschien zal de een dan wat gauwer de kamer doen, de wasch aan kant ma- ken, het eten bijtijds en goed op tafel brengen, de kinderen naar bed helpen en al datgene doen wat de plicht is van 'n zorgzame huisvrouw; en misschien zal dan de ander leeren 'n "wacht te zetten voor zijn lippen, en niet om 'n kreukje in 't servet den maal tijd en den heelen dag bederven. Haat en vermijd twist; maar geef er ook geen reden toe. Voorkom wat voorkomen kan worden. Zie met 'n zoen en 'n lief woord gedaan te krijgen, wat ge met vloeken en 'n grooten mond en 'n vuistslag op tafel nooit berei ken zult. En weet, dat geluk, 'n mooi, groot, lief en sterk geluk, meer waarde heeft, dan het hebben van „gelijk". Och, dat „gelijk-hebben" wordt gewoon lijk veel te duur betaald. Ik begeer het niet meer, als ge mij mijn geluk maar laat. Ik wil u wel zeven achtsten van den weg te gemoet komen, als ge 't Wij maar éen achtste doet, als uw wil maar niet tegen mij is, en het ook uwe begeerte is levens geluk en levensblijdschap te vinden, ook al zullen ivij beide in het zoeken daarnaar dikwijls falen, 'n Mensch van goeden wille kan veel; en veler harten ®ajn te winnen met mooie oogen, wijsheid, geleerd heid, keurigheid, ernst, degelijkheid en nog wel dui zend andere deugden, „Maar wilt ge ieders harte winnen, Wees dan goed." BEETS. En op harten winnen en harten veroveren komt ®t, in ong vaak zoo eenzaam en droevig leven, aan. jv'e 'n menschenhart voor zich gewonnen heeft, het „Laat ons getrouw zijn en onz' woorden wij en In Waarheid, lief, die breekt niet vaak vaneen, En als we ons leed doen, trotschjes, laat ons glijen Naar zacht vergeven, dat steeds 't hoogst mij scheen." KLOOS Zoo ben ik dan langs dezen wel wat lcronkeligen tveg, gekomen aan de grenzen van het land, waar „Nurksen" en „Sauls" geen toegang hebben; waar alleen aangename en gelukkige menschen wonen, die do wonderlijke, we zouden bijna zeggen de goddelijke kunst verstaan verdriet in blijdschap om te tooveren. Waar zij toeven, daar schijnt de zon, ook al regent 't, dat 't giet; en als ge in baloorigheid uit gegaan zijt, met 'n bezwaard hart, 'n ontstemd gemoed, dren- send over 'n postwissel, die maar niet komen wil, over 'n brief, dien ge niet „af" kunt krijgen, over 'n Jan of 'n Piet, die 't er op toelegt u onaangenaam te zijn, dan zijt ge, na 'n ontmoeting met zoo'n zon nig mensch, binnen 'n kwartier al uw verdrietjes en kwaaltjes vergeten. Wat ze aan u gedaan hebben, weet ge niet; maar ge zijt uw neergeslagen stem ming te boven en betrapt uzelf op 'n geestigheid; en ge weet of ge weet 't niet dat ge 't hen te danken hebt. Wat deden ze dan toch? Ze brachten u den altijd maar uitblijvenden postwissel niet, maak ten uw brief niet af, sloegen dien Jan of dien Piet voor uw plezier geen paar blauwe oogen, zongen niet, vertelden geen moppen, sloegen u niet in vriend schappelijke dartelheid op de schouders, noodigden u niet ter bruiloft, deden hoegenaamd niets in 't oog vallend blijds. En tochVoordat ge uitgingt, was die kamer zoo saai, waren de menschen zoo verve lend, wou die lamme kanarie zijn bek maar niet hou- Aanteekeningen, 1 Ze zonderde zich hoe langer hoe meer van de Sisyphos is in de mythe het meest beroemd j wereld af en ontving zeer weinig bezoek. Alleen oud- geworden, door de straf, die hem in de onderwereld strijders van Napoleon waren haar steeds welkom. was opgelegd. Daar moest hij 'n rotsblok naar den top van 'n berg brengen. Als hij zijn taak bijna vol bracht had, dan stortte het blok weer naar beneden en moest hij opnieuw beginnen. Dichters hebben vaak met dezen Sisyphos-arbeid het pogen van den mensch vergeleken. Het tweede vers uit „Sagesse", dat Paul Verlaine schreef „A la mémoire de ma Mère" vangt aldus aan: „J'avais peiné comme Sisyphe Et comme Plercule travaillé Contre la chair qui se rebiffe." Is 't niet, alsof deze dichter een bekentenis uit sprak van ons allen? H. d. H. ui. Die voerde ze langs de borstbeelden van den Keizer en diens zoon en langs dg levensgroote portretten van haar man en kinderen. Alleen aan het portret van de tweede vrouw van Napoleon werd in Latitia's woning geen plaats gegund. Engelschen weigerde ze steeds te ontvangen. Slechts aan twee werd het gegund haar te bezoeken, maar die twee hadden op St. Helena dan ook veel voor haar zoon gedaan. Het waren lord en lady Holland. Op 82-jarigen leeftijd viel ze op eene wandeling en brak haar heup. Tot haar dood kon ze haar been niet meer ge bruiken en moest ze immer, als ze buiten of in haar salons wezen wilde, op een rolstoel voortbewogen worden. Voor haar dood werd ze ook nog blind. Eflind en lam leefde de oude vrouw nog een zes tal jaren voort tot de dood zich harer ontfermde en zij op 88-jarigen leeftijd den 2den Februari 1836 den laatsten adem uitblies. Aan den beroemden beeldhouwer Thorwaldsen werd opgedragen een doodenmasker van de overledene te nemen. Bij haar sterfbed stonden van haar naastbestaan- den haar broer kardinaal Fesch en haar zoon Jeröme. Ze verloor geen oogenblik haar bewustzijn en hem. De slag bij Waterloo maakte aan Napoleons ge luk voor goed een einde. Voor de vierde maal moest Latitia vluchten. De den, lag de drempel te hoog, krulde t kleed om, en gebeurtenissen der laatste dagen hadden haar echter waren er duizend kleinigheden, die u ergerden en i zdo aangegrepen, dat ze ziek te bed lag, toen de waar ge u aan stiet als aan grootigheden. En nu?... Bourbons Parijs binnen trokken. Die kamer is dezelfde gebleven, de menschen zijn JHiet meest was ze geschokt door het afscheid, dat niet veranderd, de kanarie zingt nog, de drempel is ze van jjaar zoon had genomen. niet verlegd, 't kleed toont nog dezelfde neiging tot Ze was de laatste, die door Napoleon aan het hart omkrullen; maar alles is toch anders geworden en wer(j gedrukt. 't lijkt wel, alsof de heele omgeving gedompeld is Bittere tranen vloeiden haar over de wangen, toen in 'n bad van geluk. Dat heeft die ander, die u ont- ze den grooten zoon vaarwel zegde. Nooit heeft ze moet heeft, gedaan. Niet aan uw meubelen, maar aan nem weer gezien. uzelf, aan uw ziel. Zijn handdruk, zijn woord, de blik Nauwelijks was ze eenigszins van haar ziekte her van zijn oogen, zijn opgewekte mededeeling van voor steld of ze verliet in gezelschap van haar broer, 't overige doodgewone dingen, het heele complex Kardinaal Fesch, en een Oostenrijksch officier Parijs van zijn blij en argeloos wezen hebben u als het en Frankrijk. ware doen veranderen in 'n ander mensch. Toen hij ^ah de 67-jarige vrouw werd niet eens toegestaan, u aankeek en tot u sprak, hebt ge niet opgemerkt, 1 dat ze op haar reis eenige dagen rust nam. Weer dat hij 'n beetje scheel keek, hebt ge uw likdoorns was het de Paus, die haar uitnoodigde Rome tot eu uw achterstallige huur kunnen vergeten, hebt ge verblijfplaats te kiezen. Tot haar dood is ze daar ge- alleen de zon gezien, de lachende, blijde, eeuwig-ge- bleven. lukkige zon, die de microben doodt en licht en leven Napoleon zou trachten naar Amerika te ontkomen, brengt voor dood en donkerheid. Hij heeft u niet £>jt mislukte hem echter. Zooals ieder uit de geschiedenis weet, duurde Na poleons verblijf op Elba niet lang. Nauwelijks was hij weer te Parijs terug na een bewonderenswaardigen zegetocht door Frankrijk, of zijn moeder volgde stierf kalm zonder eenigen doodstrijd. Op eenvoudige wijze en in alle stilte werd haar lijk bijgezet in de kerk te Carneto, vanwaar het in 1851 tegelijk met het stoffelijk overschot van kardi naal Fesch werd overgebracht naar Corsika. Daar rust ze thans in de kerk op bevel van Napo leon III gebouwd, en is haar graf het doel van hon derden, die Ajaccio bezoeken. Boven den ingang van den grafkelder is een prach tig zwart marmerblok ingemetseld met alleen deze woorden in gouden letters daarin gebeiteld: Maria Latitia Ramolino Bonaparte. Mater Regum. M. VISSER. gesproken over uw leed of over de manier daaraan te ontkomen; maar de rustige blijdschap van zijn rustig blijde ziel deden hem woorden zeggen, die uwe zwaar- en bang-droomende ziel tot 'n mooier leven tijding, dat Napoleon naar St. Helena zou worden deden ontwaken. Zonder het in zoovele woorden te gebracht verlof haar zoon daarheen te mogen vol- zeggen, heeft hij getuigd van 'n wereld vol zonne schijn, waar koude en winter verbannen zijn; 'n wereld, die voor ons, arme seizoen-menschjes, maar alleen daagt en straalt in tegenwoordigheid van zulke zonnekinderen, maar die voor hen hun heele leven ALS AMOK... ZIJN BAARDJE. Een dikke bruine straal van de kostelijke koffie spatte over 't pas-gewreven blad heen.... Zóó schrok Antje, toen zo het gezicht bemerkte, waarmee haar zuster Kee van-boven kwam; van meneer Steeg- man's kamer, met het ontbijt-rommeltje in de han den.... „Mensch, wat mankeert je!?" riep Ant uit, en ze had werk om den koffiepot behoorlijk op het lichtje te zetten. Maar Keetje was op een stoel neergezonken, keek gen. De groote zeereis en haar ouderdom schrikten haar met venvezen m. aarl) zacht n°ar woorden.... haar met af er heen te gaan. fluisterde eindelijk, haar zuster trachtend te doordrin- De mogendheden weigerden haar het verzoek. i J..i. vlu""' Het verre, kleine St. Helena werd hem als ver blijfplaats aangewezen. Latitia verzocht dadelijk na het vernemen der ennnenen weigeraeu naar net veizue*. van het ijselijkè: l dood des Keizers herhaalde zij het ech- >t b jare weer, maar telkens ook met hetzelfde j Tot den ter telken bloeit en schittert, omdat ze zooveel zon en zooveel gevolg. Neen Ant "wat ik ie ze' ander kostbaars in zichzelven dragen. Waar zij 'n in 1818 zond ze een schrijven aan de te Aken ver-I _-AT - flesch breken, is 't een e- nardus op den grond zoete geuren; waar zij disputeeren is 't een spel van brief bleef onbeantwoord. geest en humor; waar zij twisten een twist van edel- De vroegere spaarzaamheid van Latitia kwam haar nzeiven uragen. waar zu ui in 1818 zonü ze een senrijven aan ae te Alten ver- dg tranen" die "haar over° de^van6 „albasteren" flesch en stort gaderende Keizers en Koningen met verzoek Napo-J b,„„eldcn >tgIs heusjes waar Antlief ïlh is die >t heele huis vervult van leon, die toen ziek was, zijn vrijheid te geven. De En zif wees' al snikkende met hef diidce, vettige wijsvingertje, waarvan de pagel door al 't harde werken, moedigheid, die in begrijpen en, als 't moet, in zelf-I en de haren na Napoleons val zeer ten goede. Hare j f f3* 1^° beschuldiging wordt opgelost. Hun oogen stralen kinderen, verwend door de genoten weelde als ko- sfcmmiö,_wosflestreken al eriizende lókfem warmte, hun handen genezing uit, en naar het woord ningen, vroegen haar telkens weer om geldelijken inLi, iwpj, i» lokken, van den profeet zijn hunne voeten zalig, wijl zij zelve; bijstand. V" ezieu-je... tot taak hebben het goede te boodschappen en den, yeel heeft ze hun gegeven, vooral aan Jeröme. sen zaten nu, ieder in een hoek van vrede te verkondigen. Hun stem is harmonie, hun Haar dochter Carolina weigerde ze alle hulp, zelfs „uf'j 1.?ru zakdoek tegen haar oogen woord reden; en waar misverstand de hoofden en de j weigerde ze haar te ontvangen, omdat haar man, Mu- harten met verbijstering sloeg, daar is hun doen en j rat, de koning van Napels, Napoleon niet had bijge- zeggen verbinding en genezing van wat niet breken staan, toen deze diens hulp noodig had. of sterven mag. j Eenmaal wist Carolina tot haar moeder door te Kent ge ze niet, die wonderdoeners, die 'n klein dringen, maar deze beval haar onder het uiten van brood zóo weten te breken, dat ieder verzadigd wordt heftige verwijtingen heen te gaan. en er nog korven vol van overschieten? die met j hebt uw weldoener verraden riep ze - hun verschijning op den drempel tegelijk de zon bin- i ga heen!" nen laten? die op de wandeling, in den trein, op del Eerst na den dood van Napoleon stond Latitia haar zee, overal en ten allen tijde gelukkig zijn en geluk-dochter Carolina toe haar te bezoeken. Maar verge- kig maken? die u steeds of ze zwijgen of praten - met hun oogen of waarmee dan ook, steeds iets nieuws en wonderlijks vertellen in 'n taal, die ge ven heeft ze de daad van Murat enCarolina nooit. In het revolutionnaire jaar 1820 werden er in en schreide zachtjes.... „Zoo'n goeds, fatsoenlijke man... Acht jaren heb^ ben we 'm in huis gehad... Geen onvertogen woord! ooit... Vijf-en-dertig gulden in de maand.... en. toet alles tevreden... Of de soep te zout was, de lappies eens Wat aangebrand.... Met de schoonmaak behel pen.... Alles goed!.... Nooit na tienen uit... En zoo netjes op alles.... Geen stoffie haast te bekennen....) Als we jiarig zijn een presentje... En nou..." Zij snikte 't luider uit... Maar Ant d'r zenuwen kwamen nu in opstand. Ze stond op en gjng bij Keetje staan.... De handen in au MtJL i tJVUiULiuiiiJiail e jaai io^v vyciucu ci in j t) f v Frankrijk, waar Koning Lodewijk XVIII zich nog de fS"" »od van opwinding.... ooit zelf te kunnen of te zullen spreken? Kent ge verspreid van samenzweringen tegen de regeering die met de millioenen van Latitia op touw zouden zijn gezet. De Fransche regeering wenschte Latitia de 111" U Wb CLl WD1IUC1 llJiVb »Oi fOUCU 1D 11 v r ldilKl IJK, Wdal XV-UlIIllg llDUC VY IJ li. lx V 111 liiCll UD& \fiPTl C (-"Tl f f f j |~I \\T f alleen maar verstaan kunt, en die ge wanhoopt maar niet veilig op zijn troon gevoelde, geruchten geloof w-mracNl^ dat >1" praat-je toch... En toen, terwijl er nog altijd snikjes schokten tusschen haar woorden.... Bevend van ontroering.... Haar zuster beet pakkend bij een flopmouw.... Fluiste rend met heesch sissend gepraat, vertelde zij.... Precies hen uur, als altijd was ze boven, bij meneer Steegmans, den commensaal, gekomen.' 's Morgens om dien tijd, zat hij altijd te schrijven. Meneer Steegmans had een pensioentje, nog een duitje „van zichzelf"En om er nu wat ruimer bij te zitten, voor tijdpasseering, noemde hij 't, want me- DPPr ^fPiPfTmnDC Arr^cxn on. 7Ïm rri 1,—t 1 die sprookjes-menschen, die u nooit verkeerd ver staan en altijd uw woorden, ook de driftige en booze, ten goede uitleggen? die zich haasten, bij 'n drei- ter verantwoording te roepen en riep daarvoor gend breken van vriendschap, u de hand toe te kuip van den Paus in. steken, en blijde zijn het gescheurde weer te mogen heelen? Hou ze vast en laat ze niet van u gaan! Diens gezant volbracht op kiesche wijze de op dracht in deze en kwam met het volgende antwoord „That are the friends of mankind", waar Shakes- van Latitia terug:. peare van spreekt: en ik bid u om uwszelfs wil: „Zeg den Paus opdat Lodewijk XVIII hethoore „Grapple them to thy soul with hooks of steel; for wanneer ik zoo gelukkig was zooveel millioenen their adoption is tried." Zulke menschen zijn uw ver- te bezitten als de Fransche regeering denkt, dat ik - - moeienis, uw inspanning, uw toewijding, uw schade, dje nje^ zou aanwenden om oproer te verwekken ^eer Steegmans <lroeg op zijn manier t hart nogal uw denken, uw tranen, uw geloof meer dan waard. 0p Corsika of in Frankrijk of om aanhangers voor O0& meid hij er „schrijfwerk op na. Soms la- En waar droeve ervaring, voorzichtig maakte en het jjyjn ZOon te werven. Die heeft hij genoeg. Maar ik Sen staPe's enveloppen, waar hij op te zei- hart aarzelen leerde, stijg daar boven uw verleden zou een vloot uitrusten om den Keizer van St. He- ea nad „Den WelEd. Heer..." En dan verder uit uit, en koester u in de zon, die Gods goedheid op- iena te ontvoeren, uit do plaats waar de mogendhe- adresboek... Of hij copiëerde groote vellen, met nieuw voor u rijzen deed. Genieten is 'n groote den bem zoo schandelijk en trouweloos gevangen keurige kantoorhand. Keetje wist dat ze nooit aan deugd. houden." PaP'eren" mocht raken. Zij tikte aan, groette, Heb ik zelf deze les betracht? j Alles wat er over Napoleon geschreven werd moest m";kkte heel-zachtjes de deur dicht, en begon dan het Vraag niet verder; er mochten eens menschen 1 Latitia worden voorgelezen. ontbijt-gerei, dat meneer op 'n apart tafeltje netjes in de buurt zijn, die mij kennen, en die weten hoe Ook de minder waardeerende geschriften. neergezet, weg te ruimen. Soms begon meneer ik... Ja, "f is wel 'n verschrikkelijk beschamend ge- j)e haat van velen in Europa ging zoover, dat men j11*- beweging een praatje; anders, als Keetje voel, van zijn vrienden en kennissen niets anders dan Zglfs wenschte, dat Latitia in Rome het keizerlijk mts-interessants te vertellen had, en vroeg, op ge goeds te weten, en als men zelf bij ongeluk eens ge- wapen van hare rijtuigen zou verwijderen. Men durf- «empt-eerbiedigen toon: de het de oude vrouw zelfs voorslaan. „Stóor ik u soms?" Maar deze antwoordde: „Waarom zou ik het wapen Meneer schrok dan op, keek haar, van boven z'n veranderen? Europa is er tien jaar lang voor in het biilleglazen, wat verstrooid aan, als geleerd man, stof gekropen. De koningen kennen het dus goed." middenin z'n geestesarbeid naar lager sferen wordt In den loop van het jaar 1819 bracht Oostenrijks weggerukt... maar hij was zoo goedig, zoo vriende- hart van 'n vrouw, 't hart van 'n vriend, van een kind, van een leeraar of leerling, heeft iets gewon en, wat menig koning hem benijden zal. De rijk- om van 'n toegewijd menschenhart, gaat eiken an- «eron rijkdom ver te boven. Zij, die het voorrecht den dit te ervaren, en 'n ziel hadden, groot ge- Peg om dit te waardeeren, weten, dat ik niet lieg. prezen wordt, alleen maar des te duidelijker te besef fen, hoe weinig wij dien lof verdienen. Laat mij dit epistel eindigen, eer iken mis schien anderen met mij... We zullen ons beteren, die anderen en ik. We zullen er althans ons best toe doen en ook trachten wat zon in onze handen mee te dragen, om er van uit te deelen aan hen, die t verdienen, en ook... aan hen,... die 't... niet... ver dienen. Zooals... God... dat... doet... en... en... som mige menschen. Maar vraag dan nu ook niet meer, en dwing ons die anderen en mij niet tot 'n openbare biecht. Want wij gelooven wel, dat ge goed zijt en rechtvaardigj en dat ge 'n eerlijk en zacht moedig oordeel vellen zoudt; maar 't zou toch altijd nog maar menschelijke zachtmoedigheid en menschel ij ke rechtvaardigheid wezen. En ik voor mij „Vertrouw eer mijn lot Aan een toornigen God, Dan aan brave, rechtvaardige menschen." Daar verspreek ik mij weer, mij voort latende glijen op het rhythme van 'n oud en droevig liedje, dat ik uitsnikte, toen een groot en lief geluk mij ontviel. Menschen zijn hardleersch, en de beste wil vrijwaart niet tegen falen en afdwaling. Maar dit is niet de manier, om óok 'n „zonnig" mensch te worden. Dat altijd overhoop liggen met zichzelven brengt er spoe dig toe, om ook ruzie met anderen te krijgen. Zouden we dan beginnen moeten met ons eerst met onszelven te verzoenen? Zou dat kunnen? Zou dat misschien het geheim wezen van die zonnekin- deren? dat zij vrede gesloten hebben met zichzelven? 't Klinkt vreemd; maar als het nu zoo eens was, dan zou er voor ons niets anders op zitten, dan 't ook te gaan beproeven. Maar man, dat is het werk van Sisyphos; ge volbrengt het nooit! En zij dan?! Of is het geluk en de vrede en de Zon u die inspanning niet waard? Laat ons al vast maar beginnen; misschien wordt er boven ons iets gewerkt, wat wijzelf niet vermogen Misschien ontmoeten we gander nog eens in vollen zonne- SChLaat ons elkander het beste wenschen, en 'n beetje nsteeraüe met elkander hebben,... en... ook met co onszelven H. d. H. Keizer, de schoonvader van Napoleon, een bezoek aan Rome. Er was maar éen huis in de stad, dat niet vlagde en niet illumineerde: het huis van Napoleons moeder. Alle vensters waren gesloten en overal de jalouzieën neergelaten. De dochter van den Oostenrijker, de tweede vrouw van Napoleon, die hem verlaten had, wenschte met haar vader mee te gaan naar Rome. De„Oostenrijk- sche gezant kreeg in opdracht Latitia te vragen of zij hare schoondochter ontvangen zou. „Uw bezoek en uw vraag -— zeide de verontwaar digde moeder verrast mij ten hoogste. Ik ken geen vrouw van Napoleon, die- op de wegen van Italië rondreist in plaats van te zijn waar ze behoort, bij haar man, den martelaar op St. Helena. De vrouw, waarvan u spreekt, is mijn schoondochter niet; ten onrechte siert ze zich met mijn naam." Dit antwoord deed Maria Louize besluiten niet naar Rome te gaan, maar weer terug te keeren naar haar eigen staatje Parma. Een vreeselijke tijding was het voor L&titia te hooren, dat Napoleon op St. Helena zeer slecht be handeld werd en hij ernstig ziek werd. De Paus wist bij de Engelsche regeering te bewerken, dat het Latitia vergund werd haar zoon een geneesheer, een geestelijke en een paar dienaars te zenden. De geneesheer Antommarchi bracht de treurend» moeder in 1821 de laatste woorden van den grooten zoon over. Onuitsprekelijk was de smart van Latitia, toen ze de doodstijding van Napoleon vernam. Tot haar dood droeg ze rouw over hem. Maar meer leed nog moest deze arme vrouwe dragen. Ook den zoon van Napoleon, op wien ze alle hoop bouwde, den hertog van Reichstadt, overleefde ze. Den dag vóór deze ontsliep, had ze nog met diepe ontroering haar groet en zegen voor hem meegege ven aan graaf Prokesch-Osten, een vriend van 's Keizers zoon. Achtereenvolgens ontvielen haar vele kleinkinderen en kinderen, zoodat haar laatste levensjaren wel zeer droevig waren. lijk van aard... „Zeker niet!..." Waarna hij, -soms met klein zuchtje van gela tenheid z'n bril afzette, zich tot geduldig luiste ren voorbereidde, en te hooren kreeg een of ander nieuwtje uit de buurt. Van een vrijerijtje, dat uit gelekt was en nu op moeilijkheden dreigde te stran den... Van ruzie tusschen echtgenooten, waar haast de politie bij te-pas was gekomen... Van een meid, die op stel en sprong was weggejaagd... Van een sterfgeval... Van een jongen, die niet deugen wou... Heel genoeglijk werd dan het nieuwtje, uitgespon nen tot er niets meer over te bespiegelen viel. En dan keek Keetje op de pendule... Ontdekte dat ze „haar tijd stond to verpraten en meneer in zijn bezig heden ophield". Hij zette gauw z'n bril op en zocht naar den regel, waar-ie al copiëerend gebleven was... Een paar mi nuten later gleed zijn pen weer over het papier, was Keetje met het ontbijtgerei in de armen, beneden bij zus Ant. Maar nu... Haar tikken, om te beginnen, had-ie niet gehoord. En toen ze in de kamer kwam, zat meneer Steegmans niet op zijn gewone plekje, aan de tafel, met 't schrijfwerk. Neen, hij stond voor den spiegel. Dat vond ze al vreemd... En dat-ie haar nauwelijks goeiendag zei, niet minder... Maar afijn, had ze gedacht, misschien heeft meneer iets wat 'm hindert, of zoo... Laat 'k maar gauw maken dat 'k weg kom... En net-precies had ze bordje, serviesje, vinger doekje, spiritus-lichtje aldus bijeengeschoven, dat er geen ongelukken konden gebeuren... Bij de gedachte aan wat toen volgde, sloeg Keetje zich de handen voor het gezicht... „Ant, ik bezweer je bij al wat me lief is, 'k docht dat het blad-met-al zóo te-gruis zou vallen... Daar draait-ie zich om... Gaat vlak voor me staan... In z'n hemdsmouwen... met een borsteltje in z'n hand... „Hoe vindt-u me nou!?" vraagt-ie. Ik deins achter uit, want hij deed zóo raar... Zóo raar..." Door he^t groezelig-vale tintje van juffer Keetje's wangen kwam een rose schaamte-blosje gloeien... mtm

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 5