De ieder m Napoleon
ScMsen uit de HtzaaL
TWEEDE BLAD.
Zaterdag 7 October 1909.
53e Jaargang. No. 4587.
ccxv.
[f F "kd
Ssliaii'
ZONNIGE MENSCHEN.
De vroolijke blijgeestigheid
Is 't leven van het leven.
POOT.
A content mind, both crown and kingdom is:
i Een tevreden gemoed is kroon en koninkrijk tevens.
Engelsch Spreekwoord.
Als 't mij niet langer vergund is hen te bemin
nen, die ik boven alles liefhad, dan is dit zeker om
mij 'diegenen te leeren liefhebben, die ik nog niet be-
I minde."
MAETERLINCK.
Wijsheid en Levenslot (pag. 71).
Zal ik nu maar dadelijk beginnen met boete te doen
voor mijn zondige afdwalfng van verleden week, toen
ik u tracteerde op wat gal, die mij overliep van wege
I het gedrag van sommige „Nurksen" en „Sauls" en
I andere nog niet tot de geschiedenis behoorende huis
plagen en kwasie vrinden? Goed! Dat wil ik doen
I en graag ook, als ge daar maar niet de overtuiging
uit distilleert, dat mijn brief van verleden week leu
gen bevatte. Als ge bij 't einde van dezen brief dan
I maar niet denkt, dat we tegen het „schoelje", waar
I ik verleden week van sprak, niet zóo ernstig op onze
hoede behoeven te zijn, als ik getracht heb te doen
i voorkomen. Jawel, ik heb ook medelijden met die
I geestelijk afgedwaalden, die minderwaardigen, die
décadenten, die 't „niet helpen kunnen", dat ze zijn
zooals ze zijn, maar ik heb eindelijk ik herzeg:
eindelijk geleerd, ze te waardeeren en te be
handelen naar wat ze verdienen. Ik neem 't een
hyena heelemaal niet kwalijk, dat hij 'n hyena is,
maar ik ga hem uit den weg; en als ik de keuze heb
te gaan wonen naast „Johannes" of naast „Judas",
dan kies ik den eerste tot buurman. Driftigen natu
ren alles aan te rekenen is oneerlijk en onredelijk;
maar 'n stemming, die om de vijf minuten terugkeert
of dreigt terug te keeren, vergroeit tot 'n karakter,
en wie er dan mee opgescheept zit, beklaagt zoowel
I zijn water als zijn wijn, die nu beide waardeloos zijn
geworden. Misschien had het kunstje, dat Shakes-
peare Petruccio in „de getemde Feeks" laat aanwen
den tegenover zijn duivelin van 'n wijf, betere resul-
taten gehad. Want evenals in vele gevallen „tegoed
1 buurmans gek" is, zoo is ook te veel inschikkelijk-
heid en te veel toegevendheid voor zeker slag niet
zelden een reden, misschien wel 'n oorzaak, om uw
geduld tot de allerlaatste, allerlaatste aanwe-
I zigheid ervan uit te putten. Zooals zachte meesters,
naar ons spreekwoord, stinkende wonden maken, zoo
kunnen te veel consideratie en te veel lijdzaamheid
'n tot bederf aangelegd mensch des te eer en des
te erger doen bederven. Voor menigen duivel van
'n kerel was 't goed geweest, als zijn vader hem in
zijn jeugd de roede wat minder gespaard had; voor
I menig onuitstaanbaar meisje, vol eigenzinnigheden.en
malle grillen, ware 't te wenschen geweest, dat haar
moeder wat meer haar moederlijk gezag had laten
gelden en zich wat minder geschikt had naar allerlei
luimen en caprices harer bij den dag onuitstaanbaar-
j der wordende dochter. Straks zit het een of andere
lieve jonge vrouwtje, straks zit de een of andere
onnoozele verliefde jonge man met 'n „peuzel" opge
scheept, waar geen huis mee te houden is. En waar
zoo'n spectakel in 'n huishouden eenmaal wat te
zeggen krijgt, daar is 't einde van de ellende niet
te zien. Alle andere huisgenooten misdoen; alleen
z ij misdoen niets; z ij worden geslachtofferd eiken
dag. Vraag 't henzelf maar. Ze worden dupe van al
les, en of de gangmat scheef of recht voor de deur
ligt, z ij vallen er over.
Als 'n mensch te schrijven aanvangt over zulke
huisplagen, over zulke tirannen en beulen, over zulke
mannen en vrouwen, die telkens weer 'n ander been
vinden om aan te kluiven, telkens weer 'n ander
kunstje verzinnen om 'n huishouden op stelten te
zetten en iedereen duivelsch en radeloos te maken,
dan kan hij 't papier wel bij scheepsladingen opdoen;
want uitgeschreven en uitgepraat komt hij nooit. Ik
heb ze ontmoet van allerlei aanleg en genre, man
nen en vrouwen, en als ik mij ooit verbeeldde vinding
rijk te zijn in het telkens bedenken van wat nieuws,
dan waren zij in staat geweest mij van die verbeel
dingsziekte te genezen. Hun vindingrijkheid, zeg maar
genialiteit, in 't bedenken van kwellingen, gaat de ge
nialiteit van elk ander wezen, ook die van 'n schrij
ver, ver te boven. Ik geef den strijd, indien ik
eenmaal zeker van mijn zaak ben niet gemakke
lijk op; maar tegen 'n huisplaag, tegen 'n man, of 'n
vrouw, die 't er nu eenmaal op gezet heeft elke goe
de stemming in de huiskamer te bederven, die 't nu
eenmaal als zijn plicht beschouwt tegen de Liefde te
zondigen in den Tempel der Liefde zelve, ben ik niet
opgewassen. Ik ga ze uit den weg. 'n Slordige vrouw
is mij 'n gruwel; 'n mensch, die altijd ruzie zoekt
maakt me ziek; en vrouwen en mannen beide, bij
wie de huiselijke vrede en het huiselijk geluk veel
te wenschen over laten, mogen zich wel eens afvra
gen wie en wat nu de eigenlijke oorzaak is van dat
eeuwigdurende gedrens. Misschien zal de een dan
wat gauwer de kamer doen, de wasch aan kant ma-
ken, het eten bijtijds en goed op tafel brengen, de
kinderen naar bed helpen en al datgene doen wat de
plicht is van 'n zorgzame huisvrouw; en misschien zal
dan de ander leeren 'n "wacht te zetten voor zijn
lippen, en niet om 'n kreukje in 't servet den maal
tijd en den heelen dag bederven. Haat en vermijd
twist; maar geef er ook geen reden toe. Voorkom
wat voorkomen kan worden. Zie met 'n zoen en 'n
lief woord gedaan te krijgen, wat ge met vloeken en
'n grooten mond en 'n vuistslag op tafel nooit berei
ken zult. En weet, dat geluk, 'n mooi, groot, lief en
sterk geluk, meer waarde heeft, dan het hebben
van „gelijk". Och, dat „gelijk-hebben" wordt gewoon
lijk veel te duur betaald. Ik begeer het niet meer,
als ge mij mijn geluk maar laat. Ik wil u wel zeven
achtsten van den weg te gemoet komen, als ge 't
Wij maar éen achtste doet, als uw wil maar niet
tegen mij is, en het ook uwe begeerte is levens
geluk en levensblijdschap te vinden, ook al zullen
ivij beide in het zoeken daarnaar dikwijls falen, 'n
Mensch van goeden wille kan veel; en veler harten
®ajn te winnen met mooie oogen, wijsheid, geleerd
heid, keurigheid, ernst, degelijkheid en nog wel dui
zend andere deugden,
„Maar wilt ge ieders harte winnen,
Wees dan goed."
BEETS.
En op harten winnen en harten veroveren komt
®t, in ong vaak zoo eenzaam en droevig leven, aan.
jv'e 'n menschenhart voor zich gewonnen heeft, het
„Laat ons getrouw zijn en onz' woorden wij en
In Waarheid, lief, die breekt niet vaak vaneen,
En als we ons leed doen, trotschjes, laat ons glijen
Naar zacht vergeven, dat steeds 't hoogst mij scheen."
KLOOS
Zoo ben ik dan langs dezen wel wat lcronkeligen
tveg, gekomen aan de grenzen van het land, waar
„Nurksen" en „Sauls" geen toegang hebben; waar
alleen aangename en gelukkige menschen wonen, die
do wonderlijke, we zouden bijna zeggen de goddelijke
kunst verstaan verdriet in blijdschap om te tooveren.
Waar zij toeven, daar schijnt de zon, ook al regent
't, dat 't giet; en als ge in baloorigheid uit gegaan
zijt, met 'n bezwaard hart, 'n ontstemd gemoed, dren-
send over 'n postwissel, die maar niet komen wil,
over 'n brief, dien ge niet „af" kunt krijgen, over 'n
Jan of 'n Piet, die 't er op toelegt u onaangenaam
te zijn, dan zijt ge, na 'n ontmoeting met zoo'n zon
nig mensch, binnen 'n kwartier al uw verdrietjes en
kwaaltjes vergeten. Wat ze aan u gedaan hebben,
weet ge niet; maar ge zijt uw neergeslagen stem
ming te boven en betrapt uzelf op 'n geestigheid; en
ge weet of ge weet 't niet dat ge 't hen te
danken hebt. Wat deden ze dan toch? Ze brachten
u den altijd maar uitblijvenden postwissel niet, maak
ten uw brief niet af, sloegen dien Jan of dien Piet
voor uw plezier geen paar blauwe oogen, zongen
niet, vertelden geen moppen, sloegen u niet in vriend
schappelijke dartelheid op de schouders, noodigden u
niet ter bruiloft, deden hoegenaamd niets in 't oog
vallend blijds. En tochVoordat ge uitgingt, was
die kamer zoo saai, waren de menschen zoo verve
lend, wou die lamme kanarie zijn bek maar niet hou-
Aanteekeningen, 1 Ze zonderde zich hoe langer hoe meer van de
Sisyphos is in de mythe het meest beroemd j wereld af en ontving zeer weinig bezoek. Alleen oud-
geworden, door de straf, die hem in de onderwereld strijders van Napoleon waren haar steeds welkom.
was opgelegd. Daar moest hij 'n rotsblok naar den
top van 'n berg brengen. Als hij zijn taak bijna vol
bracht had, dan stortte het blok weer naar beneden
en moest hij opnieuw beginnen.
Dichters hebben vaak met dezen Sisyphos-arbeid
het pogen van den mensch vergeleken. Het tweede
vers uit „Sagesse", dat Paul Verlaine schreef „A la
mémoire de ma Mère" vangt aldus aan:
„J'avais peiné comme Sisyphe
Et comme Plercule travaillé
Contre la chair qui se rebiffe."
Is 't niet, alsof deze dichter een bekentenis uit
sprak van ons allen?
H. d. H.
ui.
Die voerde ze langs de borstbeelden van den Keizer
en diens zoon en langs dg levensgroote portretten
van haar man en kinderen. Alleen aan het portret
van de tweede vrouw van Napoleon werd in Latitia's
woning geen plaats gegund.
Engelschen weigerde ze steeds te ontvangen. Slechts
aan twee werd het gegund haar te bezoeken, maar
die twee hadden op St. Helena dan ook veel voor
haar zoon gedaan. Het waren lord en lady Holland.
Op 82-jarigen leeftijd viel ze op eene wandeling
en brak haar heup.
Tot haar dood kon ze haar been niet meer ge
bruiken en moest ze immer, als ze buiten of in haar
salons wezen wilde, op een rolstoel voortbewogen
worden.
Voor haar dood werd ze ook nog blind.
Eflind en lam leefde de oude vrouw nog een zes
tal jaren voort tot de dood zich harer ontfermde en
zij op 88-jarigen leeftijd den 2den Februari 1836 den
laatsten adem uitblies.
Aan den beroemden beeldhouwer Thorwaldsen werd
opgedragen een doodenmasker van de overledene te
nemen.
Bij haar sterfbed stonden van haar naastbestaan-
den haar broer kardinaal Fesch en haar zoon Jeröme.
Ze verloor geen oogenblik haar bewustzijn en
hem.
De slag bij Waterloo maakte aan Napoleons ge
luk voor goed een einde.
Voor de vierde maal moest Latitia vluchten. De
den, lag de drempel te hoog, krulde t kleed om, en gebeurtenissen der laatste dagen hadden haar echter
waren er duizend kleinigheden, die u ergerden en i zdo aangegrepen, dat ze ziek te bed lag, toen de
waar ge u aan stiet als aan grootigheden. En nu?... Bourbons Parijs binnen trokken.
Die kamer is dezelfde gebleven, de menschen zijn JHiet meest was ze geschokt door het afscheid, dat
niet veranderd, de kanarie zingt nog, de drempel is ze van jjaar zoon had genomen.
niet verlegd, 't kleed toont nog dezelfde neiging tot Ze was de laatste, die door Napoleon aan het hart
omkrullen; maar alles is toch anders geworden en wer(j gedrukt.
't lijkt wel, alsof de heele omgeving gedompeld is Bittere tranen vloeiden haar over de wangen, toen
in 'n bad van geluk. Dat heeft die ander, die u ont- ze den grooten zoon vaarwel zegde. Nooit heeft ze
moet heeft, gedaan. Niet aan uw meubelen, maar aan nem weer gezien.
uzelf, aan uw ziel. Zijn handdruk, zijn woord, de blik Nauwelijks was ze eenigszins van haar ziekte her
van zijn oogen, zijn opgewekte mededeeling van voor steld of ze verliet in gezelschap van haar broer,
't overige doodgewone dingen, het heele complex Kardinaal Fesch, en een Oostenrijksch officier Parijs
van zijn blij en argeloos wezen hebben u als het en Frankrijk.
ware doen veranderen in 'n ander mensch. Toen hij ^ah de 67-jarige vrouw werd niet eens toegestaan,
u aankeek en tot u sprak, hebt ge niet opgemerkt, 1 dat ze op haar reis eenige dagen rust nam. Weer
dat hij 'n beetje scheel keek, hebt ge uw likdoorns was het de Paus, die haar uitnoodigde Rome tot
eu uw achterstallige huur kunnen vergeten, hebt ge verblijfplaats te kiezen. Tot haar dood is ze daar ge-
alleen de zon gezien, de lachende, blijde, eeuwig-ge- bleven.
lukkige zon, die de microben doodt en licht en leven Napoleon zou trachten naar Amerika te ontkomen,
brengt voor dood en donkerheid. Hij heeft u niet £>jt mislukte hem echter.
Zooals ieder uit de geschiedenis weet, duurde Na
poleons verblijf op Elba niet lang. Nauwelijks was hij
weer te Parijs terug na een bewonderenswaardigen
zegetocht door Frankrijk, of zijn moeder volgde stierf kalm zonder eenigen doodstrijd.
Op eenvoudige wijze en in alle stilte werd haar
lijk bijgezet in de kerk te Carneto, vanwaar het in
1851 tegelijk met het stoffelijk overschot van kardi
naal Fesch werd overgebracht naar Corsika.
Daar rust ze thans in de kerk op bevel van Napo
leon III gebouwd, en is haar graf het doel van hon
derden, die Ajaccio bezoeken.
Boven den ingang van den grafkelder is een prach
tig zwart marmerblok ingemetseld met alleen deze
woorden in gouden letters daarin gebeiteld:
Maria Latitia Ramolino Bonaparte.
Mater Regum.
M. VISSER.
gesproken over uw leed of over de manier daaraan
te ontkomen; maar de rustige blijdschap van zijn
rustig blijde ziel deden hem woorden zeggen, die uwe
zwaar- en bang-droomende ziel tot 'n mooier leven tijding, dat Napoleon naar St. Helena zou worden
deden ontwaken. Zonder het in zoovele woorden te gebracht verlof haar zoon daarheen te mogen vol-
zeggen, heeft hij getuigd van 'n wereld vol zonne
schijn, waar koude en winter verbannen zijn; 'n
wereld, die voor ons, arme seizoen-menschjes, maar
alleen daagt en straalt in tegenwoordigheid van zulke
zonnekinderen, maar die voor hen hun heele leven
ALS AMOK...
ZIJN BAARDJE.
Een dikke bruine straal van de kostelijke
koffie spatte over 't pas-gewreven blad heen.... Zóó
schrok Antje, toen zo het gezicht bemerkte, waarmee
haar zuster Kee van-boven kwam; van meneer Steeg-
man's kamer, met het ontbijt-rommeltje in de han
den....
„Mensch, wat mankeert je!?" riep Ant uit, en ze
had werk om den koffiepot behoorlijk op het lichtje
te zetten.
Maar Keetje was op een stoel neergezonken, keek
gen. De groote zeereis en haar ouderdom schrikten haar met venvezen m. aarl) zacht n°ar woorden....
haar met af er heen te gaan. fluisterde eindelijk, haar zuster trachtend te doordrin-
De mogendheden weigerden haar het verzoek. i J..i. vlu""'
Het verre, kleine St. Helena werd hem als ver
blijfplaats aangewezen.
Latitia verzocht dadelijk na het vernemen der
ennnenen weigeraeu naar net veizue*. van het ijselijkè:
l dood des Keizers herhaalde zij het ech- >t b
jare weer, maar telkens ook met hetzelfde j
Tot den
ter telken
bloeit en schittert, omdat ze zooveel zon en zooveel gevolg. Neen Ant "wat ik ie ze'
ander kostbaars in zichzelven dragen. Waar zij 'n in 1818 zond ze een schrijven aan de te Aken ver-I _-AT -
flesch breken, is 't een
e- nardus op den grond
zoete geuren; waar zij disputeeren is 't een spel van brief bleef onbeantwoord.
geest en humor; waar zij twisten een twist van edel- De vroegere spaarzaamheid van Latitia kwam haar
nzeiven uragen. waar zu ui in 1818 zonü ze een senrijven aan ae te Alten ver- dg tranen" die "haar over° de^van6
„albasteren" flesch en stort gaderende Keizers en Koningen met verzoek Napo-J b,„„eldcn >tgIs heusjes waar Antlief ïlh is
die >t heele huis vervult van leon, die toen ziek was, zijn vrijheid te geven. De En zif wees' al snikkende met hef diidce, vettige
wijsvingertje, waarvan de pagel door al 't harde werken,
moedigheid, die in begrijpen en, als 't moet, in zelf-I en de haren na Napoleons val zeer ten goede. Hare j f f3* 1^°
beschuldiging wordt opgelost. Hun oogen stralen kinderen, verwend door de genoten weelde als ko- sfcmmiö,_wosflestreken al eriizende lókfem
warmte, hun handen genezing uit, en naar het woord ningen, vroegen haar telkens weer om geldelijken inLi, iwpj, i» lokken,
van den profeet zijn hunne voeten zalig, wijl zij zelve; bijstand. V" ezieu-je...
tot taak hebben het goede te boodschappen en den, yeel heeft ze hun gegeven, vooral aan Jeröme. sen zaten nu, ieder in een hoek van
vrede te verkondigen. Hun stem is harmonie, hun Haar dochter Carolina weigerde ze alle hulp, zelfs „uf'j 1.?ru zakdoek tegen haar oogen
woord reden; en waar misverstand de hoofden en de j weigerde ze haar te ontvangen, omdat haar man, Mu-
harten met verbijstering sloeg, daar is hun doen en j rat, de koning van Napels, Napoleon niet had bijge-
zeggen verbinding en genezing van wat niet breken staan, toen deze diens hulp noodig had.
of sterven mag. j Eenmaal wist Carolina tot haar moeder door te
Kent ge ze niet, die wonderdoeners, die 'n klein dringen, maar deze beval haar onder het uiten van
brood zóo weten te breken, dat ieder verzadigd wordt heftige verwijtingen heen te gaan.
en er nog korven vol van overschieten? die met j hebt uw weldoener verraden riep ze -
hun verschijning op den drempel tegelijk de zon bin- i ga heen!"
nen laten? die op de wandeling, in den trein, op del Eerst na den dood van Napoleon stond Latitia haar
zee, overal en ten allen tijde gelukkig zijn en geluk-dochter Carolina toe haar te bezoeken. Maar verge-
kig maken? die u steeds of ze zwijgen of praten
- met hun oogen of waarmee dan ook, steeds iets
nieuws en wonderlijks vertellen in 'n taal, die ge
ven heeft ze de daad van Murat enCarolina nooit.
In het revolutionnaire jaar 1820 werden er in
en schreide zachtjes....
„Zoo'n goeds, fatsoenlijke man... Acht jaren heb^
ben we 'm in huis gehad... Geen onvertogen woord!
ooit... Vijf-en-dertig gulden in de maand.... en. toet
alles tevreden... Of de soep te zout was, de lappies
eens Wat aangebrand.... Met de schoonmaak behel
pen.... Alles goed!.... Nooit na tienen uit... En zoo
netjes op alles.... Geen stoffie haast te bekennen....)
Als we jiarig zijn een presentje... En nou..."
Zij snikte 't luider uit...
Maar Ant d'r zenuwen kwamen nu in opstand. Ze
stond op en gjng bij Keetje staan.... De handen in
au MtJL i tJVUiULiuiiiJiail e jaai io^v vyciucu ci in j t) f v
Frankrijk, waar Koning Lodewijk XVIII zich nog de fS"" »od van opwinding....
ooit zelf te kunnen of te zullen spreken? Kent ge verspreid van samenzweringen tegen de regeering
die met de millioenen van Latitia op touw zouden
zijn gezet. De Fransche regeering wenschte Latitia
de
111" U Wb CLl WD1IUC1 llJiVb »Oi fOUCU 1D 11 v r ldilKl IJK, Wdal XV-UlIIllg llDUC VY IJ li. lx V 111 liiCll UD& \fiPTl C (-"Tl f f f j |~I \\T f
alleen maar verstaan kunt, en die ge wanhoopt maar niet veilig op zijn troon gevoelde, geruchten geloof w-mracNl^ dat >1" praat-je toch...
En toen, terwijl er nog altijd snikjes schokten
tusschen haar woorden.... Bevend van ontroering....
Haar zuster beet pakkend bij een flopmouw.... Fluiste
rend met heesch sissend gepraat, vertelde zij....
Precies hen uur, als altijd was ze boven,
bij meneer Steegmans, den commensaal, gekomen.'
's Morgens om dien tijd, zat hij altijd te schrijven.
Meneer Steegmans had een pensioentje, nog een duitje
„van zichzelf"En om er nu wat ruimer bij te
zitten, voor tijdpasseering, noemde hij 't, want me-
DPPr ^fPiPfTmnDC Arr^cxn on. 7Ïm rri 1,—t 1
die sprookjes-menschen, die u nooit verkeerd ver
staan en altijd uw woorden, ook de driftige en booze,
ten goede uitleggen? die zich haasten, bij 'n drei- ter verantwoording te roepen en riep daarvoor
gend breken van vriendschap, u de hand toe te kuip van den Paus in.
steken, en blijde zijn het gescheurde weer te mogen
heelen? Hou ze vast en laat ze niet van u gaan!
Diens gezant volbracht op kiesche wijze de op
dracht in deze en kwam met het volgende antwoord
„That are the friends of mankind", waar Shakes- van Latitia terug:.
peare van spreekt: en ik bid u om uwszelfs wil: „Zeg den Paus opdat Lodewijk XVIII hethoore
„Grapple them to thy soul with hooks of steel; for wanneer ik zoo gelukkig was zooveel millioenen
their adoption is tried." Zulke menschen zijn uw ver- te bezitten als de Fransche regeering denkt, dat ik - -
moeienis, uw inspanning, uw toewijding, uw schade, dje nje^ zou aanwenden om oproer te verwekken ^eer Steegmans <lroeg op zijn manier t hart nogal
uw denken, uw tranen, uw geloof meer dan waard. 0p Corsika of in Frankrijk of om aanhangers voor O0& meid hij er „schrijfwerk op na. Soms la-
En waar droeve ervaring, voorzichtig maakte en het jjyjn ZOon te werven. Die heeft hij genoeg. Maar ik Sen staPe's enveloppen, waar hij op te zei-
hart aarzelen leerde, stijg daar boven uw verleden zou een vloot uitrusten om den Keizer van St. He- ea nad „Den WelEd. Heer..." En dan verder uit
uit, en koester u in de zon, die Gods goedheid op- iena te ontvoeren, uit do plaats waar de mogendhe- adresboek... Of hij copiëerde groote vellen, met
nieuw voor u rijzen deed. Genieten is 'n groote den bem zoo schandelijk en trouweloos gevangen keurige kantoorhand. Keetje wist dat ze nooit aan
deugd. houden." PaP'eren" mocht raken. Zij tikte aan, groette,
Heb ik zelf deze les betracht? j Alles wat er over Napoleon geschreven werd moest m";kkte heel-zachtjes de deur dicht, en begon dan het
Vraag niet verder; er mochten eens menschen 1 Latitia worden voorgelezen. ontbijt-gerei, dat meneer op 'n apart tafeltje netjes
in de buurt zijn, die mij kennen, en die weten hoe Ook de minder waardeerende geschriften. neergezet, weg te ruimen. Soms begon meneer
ik... Ja, "f is wel 'n verschrikkelijk beschamend ge- j)e haat van velen in Europa ging zoover, dat men j11*- beweging een praatje; anders, als Keetje
voel, van zijn vrienden en kennissen niets anders dan Zglfs wenschte, dat Latitia in Rome het keizerlijk mts-interessants te vertellen had, en vroeg, op ge
goeds te weten, en als men zelf bij ongeluk eens ge- wapen van hare rijtuigen zou verwijderen. Men durf- «empt-eerbiedigen toon:
de het de oude vrouw zelfs voorslaan. „Stóor ik u soms?"
Maar deze antwoordde: „Waarom zou ik het wapen Meneer schrok dan op, keek haar, van boven z'n
veranderen? Europa is er tien jaar lang voor in het biilleglazen, wat verstrooid aan, als geleerd man,
stof gekropen. De koningen kennen het dus goed." middenin z'n geestesarbeid naar lager sferen wordt
In den loop van het jaar 1819 bracht Oostenrijks weggerukt... maar hij was zoo goedig, zoo vriende-
hart
van 'n vrouw, 't hart van 'n vriend, van een
kind, van een leeraar of leerling, heeft iets gewon
en, wat menig koning hem benijden zal. De rijk-
om van 'n toegewijd menschenhart, gaat eiken an-
«eron rijkdom ver te boven. Zij, die het voorrecht
den dit te ervaren, en 'n ziel hadden, groot ge-
Peg om dit te waardeeren, weten, dat ik niet lieg.
prezen wordt, alleen maar des te duidelijker te besef
fen, hoe weinig wij dien lof verdienen.
Laat mij dit epistel eindigen, eer iken mis
schien anderen met mij... We zullen ons beteren, die
anderen en ik. We zullen er althans ons best toe
doen en ook trachten wat zon in onze handen mee
te dragen, om er van uit te deelen aan hen, die t
verdienen, en ook... aan hen,... die 't... niet... ver
dienen. Zooals... God... dat... doet... en... en... som
mige menschen. Maar vraag dan nu ook niet meer,
en dwing ons die anderen en mij niet tot 'n
openbare biecht. Want wij gelooven wel, dat ge goed
zijt en rechtvaardigj en dat ge 'n eerlijk en zacht
moedig oordeel vellen zoudt; maar 't zou toch altijd
nog maar menschelijke zachtmoedigheid en
menschel ij ke rechtvaardigheid wezen. En ik
voor mij
„Vertrouw eer mijn lot
Aan een toornigen God,
Dan aan brave, rechtvaardige menschen."
Daar verspreek ik mij weer, mij voort latende glijen
op het rhythme van 'n oud en droevig liedje, dat ik
uitsnikte, toen een groot en lief geluk mij ontviel.
Menschen zijn hardleersch, en de beste wil vrijwaart
niet tegen falen en afdwaling. Maar dit is niet de
manier, om óok 'n „zonnig" mensch te worden. Dat
altijd overhoop liggen met zichzelven brengt er spoe
dig toe, om ook ruzie met anderen te krijgen.
Zouden we dan beginnen moeten met ons eerst
met onszelven te verzoenen? Zou dat kunnen? Zou
dat misschien het geheim wezen van die zonnekin-
deren? dat zij vrede gesloten hebben met zichzelven?
't Klinkt vreemd; maar als het nu zoo eens was, dan
zou er voor ons niets anders op zitten, dan 't ook
te gaan beproeven.
Maar man, dat is het werk van Sisyphos; ge
volbrengt het nooit!
En zij dan?! Of is het geluk en de vrede en
de Zon u die inspanning niet waard? Laat ons al
vast maar beginnen; misschien wordt er boven ons
iets gewerkt, wat wijzelf niet vermogen Misschien
ontmoeten we gander nog eens in vollen zonne-
SChLaat ons elkander het beste wenschen, en 'n beetje
nsteeraüe met elkander hebben,... en... ook met
co
onszelven
H. d. H.
Keizer, de schoonvader van Napoleon, een bezoek aan
Rome. Er was maar éen huis in de stad, dat niet
vlagde en niet illumineerde: het huis van Napoleons
moeder. Alle vensters waren gesloten en overal de
jalouzieën neergelaten.
De dochter van den Oostenrijker, de tweede vrouw
van Napoleon, die hem verlaten had, wenschte met
haar vader mee te gaan naar Rome. De„Oostenrijk-
sche gezant kreeg in opdracht Latitia te vragen of
zij hare schoondochter ontvangen zou.
„Uw bezoek en uw vraag -— zeide de verontwaar
digde moeder verrast mij ten hoogste. Ik ken
geen vrouw van Napoleon, die- op de wegen van
Italië rondreist in plaats van te zijn waar ze behoort,
bij haar man, den martelaar op St. Helena. De
vrouw, waarvan u spreekt, is mijn schoondochter
niet; ten onrechte siert ze zich met mijn naam."
Dit antwoord deed Maria Louize besluiten niet
naar Rome te gaan, maar weer terug te keeren naar
haar eigen staatje Parma.
Een vreeselijke tijding was het voor L&titia te
hooren, dat Napoleon op St. Helena zeer slecht be
handeld werd en hij ernstig ziek werd. De Paus
wist bij de Engelsche regeering te bewerken, dat het
Latitia vergund werd haar zoon een geneesheer, een
geestelijke en een paar dienaars te zenden.
De geneesheer Antommarchi bracht de treurend»
moeder in 1821 de laatste woorden van den grooten
zoon over.
Onuitsprekelijk was de smart van Latitia, toen ze
de doodstijding van Napoleon vernam.
Tot haar dood droeg ze rouw over hem.
Maar meer leed nog moest deze arme vrouwe
dragen.
Ook den zoon van Napoleon, op wien ze alle hoop
bouwde, den hertog van Reichstadt, overleefde ze.
Den dag vóór deze ontsliep, had ze nog met diepe
ontroering haar groet en zegen voor hem meegege
ven aan graaf Prokesch-Osten, een vriend van 's
Keizers zoon.
Achtereenvolgens ontvielen haar vele kleinkinderen
en kinderen, zoodat haar laatste levensjaren wel
zeer droevig waren.
lijk van aard...
„Zeker niet!..."
Waarna hij, -soms met klein zuchtje van gela
tenheid z'n bril afzette, zich tot geduldig luiste
ren voorbereidde, en te hooren kreeg een of ander
nieuwtje uit de buurt. Van een vrijerijtje, dat uit
gelekt was en nu op moeilijkheden dreigde te stran
den... Van ruzie tusschen echtgenooten, waar haast
de politie bij te-pas was gekomen... Van een meid,
die op stel en sprong was weggejaagd... Van een
sterfgeval... Van een jongen, die niet deugen wou...
Heel genoeglijk werd dan het nieuwtje, uitgespon
nen tot er niets meer over te bespiegelen viel. En
dan keek Keetje op de pendule... Ontdekte dat ze
„haar tijd stond to verpraten en meneer in zijn bezig
heden ophield".
Hij zette gauw z'n bril op en zocht naar den regel,
waar-ie al copiëerend gebleven was... Een paar mi
nuten later gleed zijn pen weer over het papier, was
Keetje met het ontbijtgerei in de armen, beneden
bij zus Ant.
Maar nu... Haar tikken, om te beginnen, had-ie
niet gehoord. En toen ze in de kamer kwam, zat
meneer Steegmans niet op zijn gewone plekje, aan
de tafel, met 't schrijfwerk. Neen, hij stond voor den
spiegel. Dat vond ze al vreemd... En dat-ie haar
nauwelijks goeiendag zei, niet minder...
Maar afijn, had ze gedacht, misschien heeft
meneer iets wat 'm hindert, of zoo... Laat 'k maar
gauw maken dat 'k weg kom...
En net-precies had ze bordje, serviesje, vinger
doekje, spiritus-lichtje aldus bijeengeschoven, dat er
geen ongelukken konden gebeuren... Bij de gedachte
aan wat toen volgde, sloeg Keetje zich de handen
voor het gezicht...
„Ant, ik bezweer je bij al wat me lief is, 'k docht
dat het blad-met-al zóo te-gruis zou vallen... Daar
draait-ie zich om... Gaat vlak voor me staan... In
z'n hemdsmouwen... met een borsteltje in z'n hand...
„Hoe vindt-u me nou!?" vraagt-ie. Ik deins achter
uit, want hij deed zóo raar... Zóo raar..." Door he^t
groezelig-vale tintje van juffer Keetje's wangen kwam
een rose schaamte-blosje gloeien...
mtm