tot 1 Januari a.s. Toch onschuldig, Woensdag 15 December 1901). 53ste Jaargang. No. 4025. üieuwe Jlbo^né's ontvangen de Courant GRATIS. Binnenlandsch Nieuws. F e 11 i 11 e t o i). mm- Alltfflttl iisisi irax^^oaagTvca«g^>vAgo»g^&j>«^jiKMarr^m-t'fc5a3T^u.y -m, „C Dit biad verschijnt viermaal per weekDinsdag-, Woensdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Bij inzending tot 's morgens 9 ure worden ADVERTENTIEN in het eerstuitkoinend nummer geplaatst. INGEZONDEN STUKKEN één dag vroeger CflU m sp AtaMiit- Mïi Swreaw SCHAGOI, Liaan £S 4= Interr Telephunn' No. 20. Uitgevers z TRAPRBASfi Co* avwrw iiMmnmrHuamuMwri mi h fWKWwjwwsvi!o»»««fssmvii'Miiiib iiioiiiii—znin Prijs per jaar f 3.—. Franco per post f 3.60. Afzonderlijke nummers 5 Cent. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0 25: iedere regel meer 5 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. jDjÏ ntmner bestaat uit een blad Bekendmaikingem G E M E E T K SCHAGEN. —0—t I Burgemeester en Wethouders van Schagen gelet op art. 264 der Gemeentewet brengen ter kennis ;van belanghebbenden, dat het door Heeren Gedeputeerde Staten op den 8en Decem ber 1909 goedgekeurde suppletoir kohier voor de be lasting op de honden, dienst 1909. geduren- j de vijf maanden ter Secretarie der gemeente voor een ieder" ter lezing is nedergelegd. Bezwaren tegen den aanslag kunnen binnen 3 maan den na den dag der uitreiking van het aanslagbiljet, bij den Raad, op ongezegeld papier, worden inge- j bracht. Schagen, den 13 December 1909. Burgemeester en Wethouders voornoemd, P. BUIS Jz., l.B. De Secretaris, ROGGEVEEN. Burgemeester en Wethouders van Schagen; gelet op art. 264 der Gemeentewet, brengen ter kennis van belanghebbenden, dat het door Heeren Gedeputeerde Staten op den 8©n Decem ber 1909 goedgekeurde suppletoir kohier van den hoof- delijken omslag dezer gemeente, dienst 1909, geduren de vijf maanden ter Secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd. Bezwaren tegen den aanslag kunnen binnen 3 maan den na den dag der uitreiking van het aanslagbiljet, bij den Raad, op ongezegeld papier, worden inge bracht. Schagen, den 13 December 1909. De lo.-Burgemeester, P. BUIS Jz. De Secretaris. ROGGEVEEN. RAAD VAN BARSINGERHORN. Vergadering op heden Dinsdag 14 December 1909, des middags te 2 uur. Aanwezig alle leden. Voorzitter de heer J. Spaans Dz., burgemeester, secretaris de heer P. Bronder. Na opening der vergadering volgt de lezing en goedkeuring der notulen. Van Ged. Staten is goedgekeurd terugontvangen de rekening over 1908, de kohieren van Hoofdelijken Omslag en Hondenbelasting; besluit verkoop gedeelte gemeenteland; de regeling jaarwedde gemeente-ont vanger. Van Ged. Staten was eveneens Ingekomen dat geen vrijstelling kan worden gegeven van bet onderwijs in de vrije- en orde-oefeningen. Voorzitter deelt mede dat hij met den districts schoolopziener een conferentie had gehad over de wijze waarop hij dit onderwijs wenschte te hebben ingevoerd. De schoolopziener is er vanmorgen juist geweest en uit dit onderhoud bleek, zooals voorzit ter uitvoerig meedeelde, dat deze het meest voelde voor overdekte schoolpleinen, met een kant open, of als dat door den wind en regen niet kan, met schuifdeuren. De vloeren dan van beton. In Kolhorn was evenwel een leegstaand lokaal, van een grootte van 6% maal 5% meter; dit was evenwel te klein, daar 50 M.2 noodig was. B. en W. wenschten dit lokaal geschikt te maken door een muur door te trekken. De schoolopziener achtte het beter dit lokaal met een deur te verbinden met het lokaal, waar handwerkonderwijs werd gegeven. De schoolop ziener wilde dat het onderwijs in de vrije- en orde oefeningen meer aan de jongens dan aan de meisjes zou worden gegeven, met het oog op hun latere vorming als militair. lo Barsingerhorn en Haringhuizen zou evenwel een overdekte speelplaats gemaakt moeten worden. Wordt alles naar eisch utigevoerd, zoo geeft liet Rijk 25 o/0 vergoeding. De heer Breebaart meent, dat het doortrekken der muur te Kolhorn niet voldoende is, met het oog' op de gehoorigheid. Spr. vraagt verder of de gemeente verplicht kan worden lokalen voor dit onderwijs te bouwen. Waar staat dat in de wet? Voorzitter: in de wet staat het niet bepaald om schreven, maai- als de gemeente niet voldoet aan de bepalingen voor het Lageronderwijs en dus niet zorgt dat 't voorgeschreven onderwijs in doelmatige gebouwen kan worden gegeven, verliest net zijn recht op de Rijks subsidie. De heer Breebaart blijft van oordeel, dat de ge meente niet verplicht kan worden lokalen te bouwen, en spr. is er daarom zeer sterk voor niet te veel te doen, vooral ook omdat de ouders nog kunnen zeggen, ik wil niet hebben dat mijn kinderen aan het onderwijs deelnemen. Alle onkosten zouden we dus kunnen maken en misschien geen leerlingen. De heer Schoorl sluit zich bij deze redeneeiing aan, ook spreker wil de minst mogelijke onkosten. De lieer Breebaart vindt het bovendien erg, dat dezen schoolopziener 31/2 uur per week aan dit onderwijs wil besteden, dat is ongeveer een zevende deel van alle uren. En als dat alles maar moet, omdat een schoolopziener dat maar wenschelijk vindt, acht spr. het niet noodig zich te haasten en is dus tegen het maken van veel kosten. De heer Geertzema vindt die vele kosten niet het ergst, maar wel dat het heele onderwijs op kleine scho len door dit gymnastiekonderwijs in de war zal wor den gestuurd. Na nog eenige discussie, waarbij de heeren zich allen als tegenstanders verklaren is het resultaat dat een onderzoek zal worden ingesteld naar de kosten aan gebouwen etc. verbonden. Van den heer Swagermann te Bovenkarspel is rap port ingekomen over den toestand van den toren te Haringhuizen. Herstellen wordt ondoenlijk geacht en dus geadviseerd de bestaande toren af te breken en een nieuwe aan de bestaande kerk te plaatsen De onkosten van den nieuwen toren worden begroot i op f 4300. De westermuur der kerk zal moeten wor- den vermetseld, het dak gedeeltelijk gerepareerd, wat f 550 zal kosten. I B. en W. adviseeren het werk uit te voeren, mits de f 550 zullen betaald worden door het kerkbestuur te Haringhuizen en hun gedeelte in de opzichtkosten, begroot op f 300. Het kerkbestuur te Haringhuizen, waarmee is geconfereerd, was zeer voor het behoud van den toren, maar haar geldmiddelen tieten niet toe het bedrag van f 550 te betalen. Het kerkbestuur zal evenwel pogen dat bedrag bijeen te krijgen. Voor de gemeente zal nog te betalen zijn een be drag van f 700 voor een nieuw uurwerk. Op de bovengenoemde bepaling ten opzichte van het kerkbestuur en dat als de bouw meer of minder kost de gemeente en bet kerkbestuur ieder voor zijn deel meer of minder zal betalen en dat voor X April 1910 antwoord van het kerkbestuur is ont vangen, stellen B. en W. voor in beginsel te beslui ten tot het stichten van een nieuwen toren. De heer Spaans verklaart zich niet tegen een nieuwen toren, maar had liever dat een nieuwe kerk en nieuwe toren werd gebouwd. Dat behoefde volgens spr. niet meer te kosten dan f 5500, en als de men- schen te Haringhuizen zich daar nu eens voor wftden beijveren om het geld bijeen te krijgen zou spr. lie ver willen. De heer Jonker acht de oude kerk nog wel een nieuwen toren waard. Zou het idee van den, heêr Spaans gevolgd worden, dan zou het een kleine kerk en klein torentje worden, en was er misschien geen gelegenheid een goed uurwerk aan te brengen. Spr. gaat met B. en W. mee, niet uit principe, maar omdat het nu eenmaal niet anders kan. Wel is waar is er nu niet veel behoefte aan een kerk en toren te Ha ringhuizen, maar deze tijden kunnen veranderen. En als we dep toren niet vernieuwen is de kerk ook tot afbraak verplicht. De toren, moet vernieuwd, het gebouw is te slecht om gerepareerd te worden en gebeurt er niets aan, dan wordt hij te gevaarlijk. Was er iets anders, minder kostbaars te bedenken, spr. zou het graag willen. De heer Breebaart gaat met B. en W. mee. Over het maken van een nieuwe kerk kan de raad slecht heslissen. Voorzitter meent ook, dat als de vernieuwing ge schiedde ais de heer Spaans wil, alles heel klein zou worden en er slechi een uurwerk in geplaatst zou kunnen worden. En bovendien de gemeente kan niet beslissen over den bouw van een kerk. De menschen op Haringhuizen zullen nu reeds met moeite de f 550 bijeenbrengen, er zou door hen dus nooit een nieuwe kerk gebouwd kunnen worden. De gemeente hetzelfde bedrag laten verbouwen, maar nu voor een kerk in plaats voor een toren, dat gaat niet, met dergelijke dingen kan een gemeente zich niet bemoeien. De toren is er nu eenmaal en al wonen er nu niet zooveel menschen op Haringjhuizen, dat kan veranderen, en al voelen de menschen zich nu niet aangetrokken tot de kerk, ook op deze lijden kunnen anderen vol gen, en daarom willen B. 'en Wi. aan den bestaanden toestand niets veranderen. De toren is er eenmaal en die willen we gaarne daar behouden. Had de uitgaaf van dit geld meer nut, het zou ook B. en Wi. zeer 1 aangenaam zijn, maar zij zien geen anderen uitweg. Do heeren Geertzema en Schoorl bepleiten het voor deel dat een lageren toren dan op het ontwerp staat, i met zich zou meebrengen. Hoe minder hoog hoe min der kostbaar. De heer Schoort is vooral voor een la- geren toren, omdat deze voorgestelde spr. te hoog lijkt in overeenstemming met het kerkgebouw. Voorzitter zal den deskundig© op deze aanmerkingen attent maken. Met algemeene stemmen besluit de Raad tot den bouw van een toren. Van de vereeniging „Denk en Doe" te Kolhorn was oen adres ingekomen over het verbieden van de loop straat tot gebruik ran rijwielpad. Adressante vraagt of dat gedeelte .s'lraat tusschen goot en den rijweg niet voor rijwielpad mag worden gebruikt en dat de toe stand daarvan zóó wordt gemaakt, dat dit pad vol doende daarvoor kan worden geacht.. Het bestuur van de banne Barsingerhorn had even eens een schrijven ingezonden over dit rijwielpad. Het bestuur zou de gemeente wel willen toestaan dat rijwiel- pad te verbroeden, mits de kosten op dal werk vallend door de gemeente t© dragen. Dan kon dil pad tot 80 c.M. worden verbreed. De banne was wel genegen dit werk uit te voeren, mits met subsidie der gemeente. Voorzitter deelt mede dat het volstrekt niet verbo den is op het zijpadje tusschen goot en rijweg te fiet sen, maar dat men daarvoor moet hebben een verlof van B. en W. Dit is aan verschillende personen, die dit hadden verzocht, door B. en W. toegestaan. Maar erkend moet worden, dat dit padje niet in voldoenden staat geacht kan worden. De Wethouder Smit heeft meegedeeld, dat het de doeling van het Banbestuur is, om het geheele paar- denpad uit te breken en te vernieuwen, dan zou met een het rijwielpad verbreed kunnen worden. Mogelijk is, het, dat dan de steenen uit het paardenpad ge bruikt kunnen worden voor het rijwielpad. Spr. vreest, dat dit niet wel mogelijk zal zijn, daar deze steenen daarvoor veel te slecht zullen zijn, te meer, omdat het rijwielpad verbreed zal worden de rijtuigen spoedig bij het uithalen ook van dat pad zullen moeten gebruik maken. Het beste zal zijn dat in een conferentie met het Banbestuur, eens zal wor den overlegd op welke wijze het 't best is saam te werken. De heer Geertsema oordeelt eveneens dat die straat steenen voor het rijwielpad te gebruiken, half werk zal zijn. De heer Spaans stelt zich voor, dat B. en W. eens een paar gedeelten van het paardenpad laten opbre ken, om te zien hoe de steenen zijn. Zijn die onge schikt, spr. is voor een nieuw rijwiel- en paarde- pad. De heer Breebaart zou het niet zoo ongeschikt ach ten, om nu het paardenpad toch moet worden verlegd en het rijwielpad verbreed, om den geheelen rijweg maar te bestraten. Spr. denkt dat dit niet zooveel meer zal kosten. De heer Spaans acht dit ongewenscht. Voorzitter deelt mede, dat als voor het rijwielpad de oude steenen worden gebruikt, het f 600 zal kos ten, anders met nieuwe steenen f 1200. Spr. acht het wei het best dat de Banne het werk uitvoert met een subsidie van de gemeente. De raad is blijkbaar algemeen voor een rijwielpad en zullen dus B. en W. met nadere voorstellen moe ten komen. Verschillende betalingen uit den post voor onvoor ziene uitgaven en af- en overschrijvingen worden goed gekeurd. Hieruit zal moeten worden bestreden de 50 storting voor de tram WieringenSchagen. Tot leden van de Commissie tot Wering van School verzuim worden benoemd de heereu: J. de Groot, A. Schenk, C. Schoorl, P. Schuitemaker, W. de Boer, A. Droog, Jb. Bood IJz., J. C. Visser en W. Kooij- man. Mede op het dubbeltal stonden de heeren: P. Bron der, C. Rol, A. Spaans, K. Schoorl, L. W. v. d. Meer, G. Blaauboer, J. G. Geertsema, D. P. P. Westenberg en K. Jonker. Als leden van het Burgerlijk Armbestuur moesten aftreden de heeren K. Jonker en A. J. L. Wisseker- ke. Door het Armbestuur waren met deze heeren op de voordracht geplaatst de heeren W. Kooijman en A. Klare; door B. en W. W. Kooijman en A. Droog. De heer Wisselcerke wordt benoemd met 4 stem men, de heer A. Droog kreeg er 3. De heer Jonker kreeg 3 stemmen, de heer Kooij man eveneens 3. De heer Jonker mocht hier zelf niet meestemmen. Bij loting werd de heer K. Jonker ver kozen. Als lid van het Weezen-armbestuur moest aftreden de heer J. Bood IJz., die met algemeene stemmen üömïssi van locker. 33. „Uwe bespiegelingen laten mij koud," gaf Wolf zijn broer ten antwoord. Het zenuwachtig trillen van zijn gelaat bewees evenwel hoezeer hij leed onder de minachting van Erich. „Ik kan onmogelijk anders han delen, de handen zijn mij gebonden, ik moet An- geiika trouwen. Wanneer gij verstandig zijt, dan zult go mij in plaats van bespotten, beklagen... Ik ben een diep ongelukkig man." Daarbij verborg hij zijn gelaat in beide handen en was aan een groote ont roering ten prooi. Maar Erich verkeerde niet in eep stemming om in dit oogenblik de gemoedsaandoeningen van zijn broer te kunnen begrijpen. Hij kon in dezen niet an ders dan den vermetelen indringer zien, die geweten loos het heerlijkste en heiligste geluk, dat hem in het leven had verbeid, bereid was te verwoesten. „Je bent een schurk," antwoordde hij met trillende lip pen, „maar nog is er gerechtigheid op aarde. God zal het niet toelaten, dat terwille van de valsche streken van éen enkel man, twee menschen levenslang ongelukkig zullen worden gemaakt." Daarop stormde hij de kamer uit, zonder aan zijn broer verder eenige aandacht te schenken. Wolf voelde zich werkelijk als vernietigd, omdat hij bang was voor de bedreigingen van zijn broeder. Hij had het reeds lang verleerd zijn hulpe van God te verwachten. En hij voelde zich als verlamd door de geweldige minachting die er had gesproken uit de woorden van zijn broer. Was hij dan werkelijk zuil' een schurk als de ander beweerde? Ja, ja klink het in zijn binnenste en hij kon zich zelf niet dermate bedriegen dat hij den vermanen den klopper in zijn binnenste niet hoorde. Maar kon hij dan anders handelen? Sedert het uur der verklaring tusschen hem en Frans den kamerdie naar was Wolf de oude niet meer. Hij had zijn zelf bewustzijn, al zijn trotsche en overmoedige eigenschap pen, die hem vroeger tot zulk een schitterend en be nijd cavalier hadden gemaakt, geheel verloren. Hij kwam zichzelf voor een man te zijn, gedoemd tot ge heelen ondergang, hij leek zich een wrak op den oceaan des levens. Hij gevoelde zich afgemat en klein. Geheel verslagen zocht Wolf den kamerdienaar op en beduidde hem, hem naar zijn kamer te volgen. Daar aangekomen zonk Wolf afgemat in een stoel neer, en het hoofd diep op de borst latende zak ken, zuchtte hij: „Mensch, je bent een duivel. Het is iets onmenschelijks wat je van mij verlangt! Ik kan het niet volbrengen." Frans glimlachte flauwtjes en keek met minachting op den jongen man neer. „Er zal u wel geen anderen uitweg overblijven," ant- j woordde Frans kalm. „Voor den duivel, wees toch een man en geen knaap. Wat is het toch eigenlijk voor j belangrijks, wat ik van u verlang? Wanneer gij het i goed nagaat, wil ik niets anders dan de domme streek herstellen, dien gij in uw jeugdigen over- j moed hebt begaan." Wolf steunde. „Onmensch die je bent... je wilt! mij tot een misdadiger maken, tot een gewillig werk tuig van je luimen." De kamerdienaar lachte. „Roep dat nu niet in alle vier windstreken uit. Moeten de muren dan met geweld hooren, wat wij met elkaar hebben te be spreken," beet hij Wolf onvriendelijk toe. „Spreek toch niet zoo dwaas... alsof ik een misdadiger van ie wilde maken. Hoe dwaas Wat is je vader dan sedert vele jaren? Een hooggeacht en algemeen be nijd man. Laat je toch niet bang maken door die kin- derspreukjes, die goed zijn voor het onbeschaafde gepeupel, alsof er nog eeu gerechtigheid en vergel ding zou bestaan als wij sterven. Een misdaad is het, wanneer men zich vangen laat, maar wanneer men met koenen moed het geluk weet te beheerschen en aan zichzelf dienstbaar weet te maken, dan noem ik het slimheid." "Wolf gaf geen antwoord. „Wees voor het overige maar heel blij," zoo ging de kamerdienaar voort, terwijl hij kalm een stoel na derbij schoof, „het gaat alles immers naar wensch. Dat er een stormpje opsteekt, daarop kondet ge toch zijn voorbereid. Maar hoe mannelijker en beslister ge optreedt, des te eerder zullen deze onaangename din gen overwonnen zijn. Nu ge reeds om de hand van Angelika van Almenrode hebt gevraagd, en deze u is toegezegd, is het natuurlijk ook alle tijd, dat je een einde maakt aan die verhouding met die mole naarsdochter." Wolf liet de handen van het gelaat wegvallen en keek den ander verschrikt aan. Wat voor een nieu we schurkerij mocht die kerel nu weer voor hem hebben uitgedacht. „Wat is er met Antje?" riep hij ruw en wild, „wat wil jij met dit onschuldige kind?" „De hemel behoede mij, ik wil niets met haar," antwoordde Frans lachend, „ik bedoel alleen maar, dat gij het met haar m°et afmaken. Begrijp je me niet? Je moet van haar scheiden." Wolf liet het hoofd weer zakken. „Ja, dat moet ik," klaagde hij, „maar ik zie geen mogelijkheid om tot mijn doel te geraken... zij is mijn wettige vrouw waarmee ik getrouwd hen." „Ik heb je immers reeds gezegd, dat dit geen be letsel behoeft te zijn," riep Frans driftig uit. „Er is alleen maar sprake van om op een fatsoenlijke manier van je vrouw af te komen. Je moet eenvou dig naar haar toegaan, en haar verklaren, dat zeer dringende toestanden voor den duivel," viel hij zichzelf in de rede: „je kunt haar voor mijn part een heel lijstje roerende geschiedenissen opdisschen kortom, dat alleen hoogst ernstige verwikkelingen je dwingen alle betrekkingen met haar af te breken. fia nog meer, dat je met een bloedend hart een an dere vrouw moet trouwen." „Moet ik dat zeggen, tegen dat onschuldige kind, dat zich zoo vol vertrouwen aan mij heeft overge geven. Dat bovendien spoedig een kind, mijn kind j zal bezitten?" riep Wolf hartstochtelijk uit. „Waarde graaf, je wordt zoo langzamerhand dra- matisch," spotte Frans. „Het handelt hier alleen over j een eenvoudig zaakje dat in alle kalmte moet wor- den afgedaan. Met al die overdreven dingen komen we niet verder. Dat heeft ook uw vader tot zijn eigen voordeel bij tijds bedacht. Die beeft er voor bedankt om den bedelaarszak op den rug te nemen en de ellende tegemoet te gaan. De bergen van ge luk zijn moeilijk te beklimmen jongmensch, en het is heel natuurlijk dat men bij deze gevaarlijke lief hebberij menige dappere naar heneden ziet tuimelen, zonder dat zij een vast steunpunt hebben kunnen vinden. Maar dat is nu eenmaal niet anders, flink en ferm de zaken onder de oogen te zien, dat is de eenige manier waarop slagen mogelijk is, die mede klimmers naar hoven amice, moet je, als zij je in di.n weg zijn, in den afgrond slingeren, dat is de ze kerste manier om geen last van hen te hebben. En daarom eenvoudig tot die Antje Sturm gezegd, ik kan je niet meer gebruiken, kortom zeg tegen haar wat je wilt, maar zorg dat je geen last meer van haar hebt. Ik ken dat kind niet," voegde hij er schou derophalend aan toe, „en volgens jou is het een toon beeld van deugdzaamheid en zedelijkheid. Dan zal het je heel gemakkelijk vallen om bij haar te slagen, als je'de dame maar in haar zwakke zijde tast, dan kan je haar dwingen tot lijdzaamheid en stilzwijgend heid.'" „Maar mensch, in welk krankzinnig spel wilt ge mij verwikkelen?" riep Wolf boos, des te woedender wordend naarmate hij voelde dat hij steeds vaster in de knuisten van den ander verzeild geraakte. „Ik kan immers, als ik werkelijk die schurkenstreek bega, geen oogenblik meer rustig en kalm leven steeds moet ik vreezen met het gerecht in aanraking te komen en achter de tuchthuismuren te verzeilen." Frans lachte schaterend. „Ik zeide u immers reeds. dat ik een waarborg moet bezitten om van uw per soon en uw goeden wil volkomen verzekerd te zijn," antwoordde hij, terwijl er een valsche gloed in zijn oogen lichtte. „Het zal u wel eenige moeilijkheden baren maar wat doet dat er ten slotte toe. Op mijn stilzwijgendheid kunt gij rekenen." „Maar Antje Sturm? Zal die alles zonder verzet verdragen?" riep Wolf uit. „Een vrouw kan alles verdragen van den man dien zij lief heeft, maar dat die haar eer ontsteelt en haar eerbaarheid in het slijk vertreedt, neen dat is iets dat zij niet zal kunnen verdragen." „Prachtig opgemerkt," luidde de opmerking. „Ga vat verder!" „Nu, gesteld het geval eens, dat ik deze schurken streek waag en de jonge vrouw van mij afschud, moet ik dan niet vreezen dat zij mij voor de wereld ont maskert, mij het mombakkes van gehuichelde deugd van het gelaat rukt, en mij aan de kaak stelt, zoo naakt en verachtelijk, dat niets mij meer zal kunnen redden en de menschen mij zullen vloeken en ver foeien?" „U wordt weer dramatisch. Wie zegt u nu, dat de zaak moet uitkomen? Het is zelfs onmogelijk dat er iets van bekend wordt, zoo iets gebeurt dagelijks, als de bedrijvers maar leep en bedachtzaam zijn. Het is het beste, dat je het arme vrouwtje de een of andere verschrikkelijke geschiedenis voorliegt, die haar edel moedigheid opwekt, en haar er uit 'eigen wille toe beweegt u uwe vrijheid terug te geven... Gij geniet toch de eer in alle kringen der maatschappij een zeer volmaakt cavalier te zijn," daarbij hoog Frans spottend voor den jongen graaf, die zich woedend de tanden aan bloeden beet, „en aan een vol maakt cavalier kan het liegen toch niet zoo moeilijk vallen. Het is in de wereld tegenwoordig toch mode om elkaar wat wijs te maken.... Maar laat ons eens aannemen dat de jonge vrouw hemel en aarde in beweging zal brengen, dan zal haar dat toch weinig helpen. Volg bedaard mijn raad op en waag het niet, u in eenig opzicht aan mijn leiding te onttrekken... Ik ben maar een gewoon menschenkind, draag geen graventitel, maar heb een aardige dosis menschen- kennis en koelbloedigheid." „Dat weet ik," zuchtte de graaf. „Welnu, handel daarnaar. En wat moet die vrouw tegen ons uitrichten? Eerstens is zij in een vreemd land, bovendien geeft ge haar een klein jaargeld, waarvan zij karig kan leven, maar niet genoeg over houdt, om er ooit aan te kunnen denken hierheen te komen... Zij weet bovendien dat zij thuis niet be hoeft te komen, haar vader heeft haar geheel ver- stooten." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1909 | | pagina 1