Brussel. De kleinere, van 't haast stuk-gebeten snorretje, mompelde iets... Schor... Haastig... Wildgejaagd... ,,Ja, amice," zei de lange „ik kan best begrijpen, dat je er beroerd onder bent... Asjeblieft! De oude zal je een nootje te kraken geven, man...! Kan best wezen dat-ie je naar de Oost stuurt... Zie 'k 'm best voor an!... Net als de Pa van Willem Ankers, weetje-wel, hé?... die een lapje van duizend verdon keremaand had... Best, zei de-ouwe, ik zal je uit den pekel helpen, maar je teekent voor Indië... Tjonge, George. vrind, 't ziet er zwart voor je uit!" En de lange genoot echt van den angst, dien zijn woorden teweegbrachten „Ja, zei hij nog, „mij kun-je 't nooit wijten. Ik heb je genoeg gewaarsch..." „Jij!? Gewaarschuwd!" viel George uit, en in z'n feilen doodsangst was dit hem toch te kras... „Jij die me..." „Nou?... Ik, die je... Wat nog meer?... Jij hebt verzekerd, dat je in elk geval de duiten kon sup- pleeren... Hoe 't ook liep... Dat weet-je best En op grond daarvan heb ik je toch, volgens mijn beste weten geraden om bij Sammetje een duit-of- wat te wagen... Je hebt er, die bij Sam in een nacht over de driehonderd pop hebben verdiend..." „Sst!" zei George, en hij greep 'n pols van den lange „Sst! Daar is... Ik geloof, dat..." Hij tuurde het pad op... Een schaduw in de verte... Gouw-gouw fluisterden de jongens, waar ze el kaar... Mocht 't wezen, dat Daatje tóch kwam... met 't geld, dat ze voor George voor hem zou... uit meneer z'n schrijfbureau, dat haast-nooit op slot was... waar ze wist te vinden... in het laadje van middenvak Waar zij elkaar dan, over een uur, zouden treffen. In de stad, dicht bij Sam z'n speelhol Stijver wrong Georges z'n hand om de pols van den lange. Zij tuurden, tuurden „Ja, ze is 't!" riep George uit, en hij moest zich bedwingen, met groot geweld, om 't niet uit te schreeuwen van plezier „Ze is 't!" De lange verdween als bij tooverslag. De nauwe laan in.... Gouw-gouw stappend... Wilde niet gezien worden... Hij, Georges, ging haar tegemoet... Ze fluisterden druk, rad, opgewonden... Dwaalden toen dieper, dieper het groote bosch in, waar de schemering al begon te dalen... terwijl, in de stad, de lichtjes begonnen te flonkeren, aankondigend den naderenden avond, met groote stads-gedruisch en -gedoe „En kunt u," zei de rechercheur, die bij meneer en mevrouw De Voogt over het geval zat na te praten... Z'n boekje had-ie al opgeborgenKunt xi nu absoluut niet nagaan, waarvóór dat meisje het geld noodig had... waaróm ze eigenlijk heeft gesto len?" Mevrouw haalde de schouders en de wenkbrau wen héel-hoog op, verhief de beide armen en liet ze daarna neerploffen, zoodat de handpalmen op de leuningknoppen van haar stoel neer dreundenAb soluut niet!" zei ze. Meneer vond 't de moeite niet waard om erover na te denken. Staarde, met sceptisch-spottend kij kende oogen de wolkjes uit z'n sigaar na... „Zij weigert beslist eenige opheldering te geven," zei de rechercheur, „er is niets uit haar te krijgen. De commissaris is gisteren wel een rond uur bezig geweest. Vruchteloos!" „Dat zijn de ergsten!" zei meneer, crimineel van aanleg. „En u waart vroeger over haar tevreden?" vroeg ae rechercheur. „Volkomen," beaamde mevrouw, ,,'t is zonde en jammer voor het kind!" Meneer lachte schamper, werd er nijdig om... zoo'n slet, zoo'n doortrapte dievegge, zoo'n vrouwelijke apa che... die ging ze nog prijzen... „Soms gebeurt 't wel," zei de rechercheur, lichte lijk geprikkeld door meneers spotternij, „dat er in vloeden zijn, waar ze voor bezwijken... Dat's dan treurig genoeg... En als je niet weet, waar die in vloeden schuilen... ziet u... dan wordt het geval ho peloos." „Malligheid!" riep meneer uit, rood van nijdigheid, neen allemaal zottepraat! Ze moesten nog de ouder- wetsche methode hebben, met een rietje... of met de duimschroeven... en het brandmerk... de pijn bank... weet ik wat... Al dat redeneeren, tegenwoor dig, over dat boevenpak... al dat bespiegelep... 't is de pest, zeg ik je! ze half dood ranselen... in een hok opsluiten... water en brood om de drie da gen... dan leeren zij 't wel af..." De rechercheur zag meneer strak aan. Eerst met een glimlachje... wat 'n heet-gebakerd, ouderwetsch heertje... En hij dacht, de politieman aan 't meisje, dat nu opgesloten zat, aan die Daatje, met haar rood- bekreten oogen, haar onstuimige verdrietaanvallen; haar felle, dolle wanhoop; van wie hij, met z'n erva ring als politiespeurder, stellig wist dat zij het slacht offer was, geen echte misdadigster... Rechercheur zag driftig autoritair, heel ouder wetsch, erg crimineel mannetje strak aan... nu niet meer spottend, nu doordringend scherpJawel, had hij niet reeds, datzelfde barsche meneertje van de pijnbank en de hongercel... Zeker, hij wist, rechercheur, dat ze deftig-meneer- tje, eens, tweemalen gezien hadden... Dat huis met de groene jaloezieën... waar ze stilletjes oog op moesten houden Rechercheur keek nu strak, doordringend, eigen aardig... Met iets-dreigends haast... Zonder een woord te zeggen... Langzaam den bol van z'n hoed opstrij kend En 't was of meneertje er iets van snapte... Hij kreeg een angsttrekje op z'n gezicht. Werd klein tikje bleek zelis... Rechercheur zag 't heel-duidelijk... Meneer stond op. Bood hem een sigaar aan. Rechercheur maakte hoffelijke buiging. Accepteer de lucifertje. Maar bleef even-stroef, spiedend, kij ken... Amuseerde zich over de onrustigheid van zoo- even-nog zoo barsch-autoritairen meneer... Knikte, toen hij op straat was, van: „Die snapte t best... van dat huis met de groene jaloezieën... Had er toch pret in dat-ie meneertje had laten schrikken... Alleen door dat nadrukkelijk-scherp aan kijken Nadat er zulke harde woorden waren gezegd over wat de ongelukkige meid moest hebben voor straf... De deern, die zoo jammerend lag te snikken, van verdriet dat ze nu alles kwijt was... Voor altijd... MAITRE CORBEAU. vrouwtje, dat ik in '88 of '89 bij dien sterrenregen Jioordc zeggen, dat 't „kwoaje teikes" waren, kon wvl eens gelijk hebben. De ondervinding althans geeft haar gelijk. Zijn de verschijnselen in de lucht niet altijd 'n vingerwijzing voor wat is, of komen zol? ,,'n Krans om de maan Kan nog bestaan; Maar 'n krans om de zon, Daar schreien vrouw en kinderen om." En volgt er niet altijd noodweer op? Weten de menschen nog, ffoe de zon er uit zag 'n paar dagen voor het vergaan van de „Bcrlin"? En nu die ko meten! Twee te gelijk Is er iets geheimzinniger dan 'n komeet, die komt, men ,w-eet niet van waar, cn gaat. men weet niet waarheen'? is 't te ontkennen, dat onze aarde grillig doet? Aardbevingen, vuurspuwin- gen, overstroomingen, alles wat maar verschrikkend en ontzettend is, wisselt elkander af met 'n snelheid, die bijna geen tijd laat tot nadenken. En terwijl we met drift naar de couranten grijpen, om te zien. of 't \Va- ter in 't dal van Parijs rijzende of dalende is, ko men de geleerden ons zeker om ons gerust te stellen meedealen, dat de kometenstaart, die s'raks over onze aarde zal gaan, misschien wel blauwzuur, Pruisisch zuur. of zooiets zal bevatten; zoodat zij, als 'n bezem over ons heen gaande, ook als 'n be zem. 't heele mensehdom, alle dieren en planten weg zal vagen; zoodat 't dan heelemaal in eens uit zou zijn. Of dat nu verschrikkelijk wezen zou, wordt aan ieders persoonlijke consideratie overgelaten. Zonder echter nog lijnrecht te gaan staan tegenover den medewerker dezer courant, die verleden week in' zijn stukje over „Da onverwachte komeet", „vrees en onrust", bij het zien van die komeet, voor niets dan „bijgeloof' uitmaakte, acht ik toch zijn woord wel wat kras. en zou ik bijna vragenis hel verband, het oorzakelijk verband, tusschen luchtverschijnsel en en.... nu laten we maar zeggen: aardbeving vuur- :spuwing, overslrooming, zóo vast en zeker buiten ge sloten. dat het vermoeden van 't bestaan daarvan „bij geloof" mag genoemd worden? Kan 'n verstandelijk waarnemen van wat gebeurt „bijgeloof' heeten? Als de zon ondergaat, vvoirdt 't hier donker. Is 't dan „bij geloof". wanneer we aannemen, dat 't hier donker wordt, als de zon ondergaat? Zou 't niet mogelijk zijn, dat door 't binnen zekere zone komen van 'n komeet, de atmospheer zóó ontroerd werd. dat andere pla neten, andere hemelbollen, onze Aarde b.v., zóó woest opbruiste, dat 't is, alsof „het vuur, dat in haar smeult, haar hart aanraakt en zengt, en ze omwerpt beurs en tempel, en eerepoort en sterrewacht?" Is 't bij geloof' te bedenken en te overwegen, dat dit in o g e- lijk is? is T zelfs niet zeer waarschijnlijk, dat 't zoo is en zoo wel moet wezen? Of draait ons bolletje, als 'n onafhankelijk majesteitje in eigen sferen rond, zonder iets met andere hollen en holletjes te hebben uit te staan? Zijn er onafhankelijke wezens? Men schen, planten, dieren, hemelbollen, staartsterren? Drupt 't, als 't op de grooten regent, niet altijd op de kleintjes? Zou 't zelfs wel mogelijk wezen, dat er iets gebeuren kon, dat in zijn consequenticn het ge heel niet raakte? Alle gevolgtrekkingen kunnen niet gemaakt worden, omdat ons verstand zeer beperktis. I Wïj speuren niet verder dan de materi». Waar de wind vandaan komt weten we niet. al hebben we vermoe den. dat zijn invloed zich op het innerlijk der ma terie doet gelden. Met de „boozc geesten in de lucht" hebben we afgehandeld, maar als de jongens oproe rig zijn. zucht de onderwijzer, dat er zeker storm op til is; en gewoonlijk komt er dan ook storm. Maar de jongens zelf wisten dit te voren niet, en dachten er ook met aan. Ik geloof wel degelijk, dat zoo'n staartster ik zeg niet noodlottigen". maar toch invloed heeft op onzie aarde. De „noodlottigheid" van iets hangt maar af. van het standpunt vanwaar men het beziet. En omdat wij maar kleine menschjes zijn, die hoofdpijn krijgen, als de kinderen wat drukte maken, die de buurt bii elkaar schreeuwen, als we 'n onnoozclen vinger afklemmen, zal het meerendeel van wat ons overkomt cn het meerendeel van wat er gebeurt, door ons wel als ..noodlottig' beoordeeld worden. Maar daarom is 't dit nog niet. 't Woord „noodlot' Ls in onzen mnnJ 'n lengen geworden, 'n benaming voor volle waarachtigheid heelemaal geen onzen mond 'n le iets, wat in zijn volle I „noodlot" is. Én dit voelen wij dadelijk, als we er kennen, dat we dit woord alleen bezigen, wanneer er iets gebeurt, dat ore» individueel niet convenieert, of ons niet aaastaat. Dan treden we in de rechtspraak.! die eigenlijk alleen 't geheel mag |doen, en praten van .noodlot", wat 't nooit wezen kan, en zeer zeker door 't heelal, daar ben ik vast van overiuigd. Invloed dus. Is 't niet kunnen we dit al thans niet aannemen dat God zoo'n komeet, naar 't woord van Henrick la Been, „door de lucht blik semt"; is 't al geen „vreeselicke sterre", „die swaeit gclijck een roe", om „daermede onse landen te slaen", geslagen worden sij toch. De overstroomin gen, de vuurspuwingen, de aardbevingen blijven niet uit. De aarde nuteert, d. w. z. knikt, en de periodieke wankeling van haar as in betrekking tot de hemelpool ten gevolge waarvan zij in achttien jaren tijds n kleinen cirkel aan den hemel beschrijft, zal in verband met de nu meer voorkomende nutaties waar schijnlijk wel iets grooter zijn dan anders. Het even wicht in ons zonnestelsel is min of meer verbroken. Of dit nu is door die komeet of trots die komeet, weten we niet. Onze aarde is blijkbaar 'n gevoelig bolletje, en wat er, op ik weet niet hoeveel mijlen afstands, van haar gebeurt, schijnt invloed op haar to hebben. Haar seizoenen zijn in de war. Winter jassen dragen we niet meer tenzij in de hondsda gen. Met Kerstmis konden we in onze hemdsmouwen voor 't open raam gaan zitten. 'Dat we 't niet deden, was om de buren. Een zomer is er niet ge weest, al heeft de kalender ons verteld wanneer deze begon en eindigde, 'n Winter evenmin. En al zijn we over den tijd van kabouters en witte wiven heen, van verdachte geluiden en ontstellende ver schijnselen, die komeet is Arm Parijs, dat de klappen uit de eerste hand schijnt gehad te hebben! Dat zijn pronkgevaarten, zijn Eiffeltoren, zijn Are de Triomph, zijn Opéra zag wankelen! Dat zijn kelders zag vol loopen en zijn Mé- tropool onbruikbaar zag worden door steeds maar wassend water! Dat zijn dakloozen niet wist onder te brengen en de slachtoffers bij duizenden telt! Is 't wonder, als Parijzenaars, die er van weten kun nen, aan zoo'n versje van la Been dénken, als zij zich herinneren, dat we heden in het teeken der ko meten leven? En of de invloed van zoo'n komeet want die invloed i s er verder gaat dan de materie?? Denkt ge. als ge eiken dag uw voet aan den dorpel stoot, dat dit geen invloed heeft op uw gestel en uw tem perament? Hoelang is die komeet, of zijn die kome ten nu al dravende in onze richting? En hoelang kla gen we nu al over de dwaasheid, de willekeur, de onstuimigheid der menschen? Neen, zoo 'n komeet brengt direct geen oorlof of pestilentie, zooals de middeneeuwers geloofden, maar indirect toch mis schien wel. Als 't verstand der menschen naar even redigheid ontroerd wo'.-dt, zooals de aarde ontroerd wordt, dan zal er wel geen vuur uit komen, zooals dit bij de aarde het geval is, maar er zal dan toch wel iets gebeuren, wat niet in den haak is. Waar 'n rotsvaste berg zich kan openen en vuur braken, waar 'n stad van marmer en arduin in 'n week tijds 'n moeras kan worden, daar kunnen ook als redelijk genoteerde menschen, wel onredelijk gaan doen, en zich aanstellen, alsof ze van rede en gezond ver stand nooit eenig begrip gehad hebben. Daar kunnen menschen met 'n hart en herinnering van moeder liefde, wel zoo zeer alle menschélijk gevoel af schudden, dat zij, als apachen verkleed, zich over geven aan de meest dierlijke wreedheden. Daar kun nen princessen van den bloede wel zooveel schulden maken, dat 'n koninklijke nalatenschap, van wie weet hoeveel millioenen, niet toereikend is, om die schul den te delgen. Daar kunnen twee kwajongens wel 'n heele boerenfamilie uitmoorden en het aantal zelfmoorden, om allerlei ernstige(?)redenen ontelbaar worden. Daar kunnen koningen en keizers zich wel met 'n wijs gezicht rondom 'n tafel zetten en 'n vredes pijp aansteken, en terzelfder ure zooveel oorlogs materiaal bestellen, dat de vraag gedaan mag wor den, of zij zich gek houden of werkelijk gek zijn. Daar kan 'n lid van den Duitschen Rijksdag ook al heeft hij 'n verstandigen naam wel zoo pas- kwillig gaan zitten praten, dat men zou denken 'n roofridder uit de elfde eeuw voor zich te hebben. Daar is alles mogelijk. Daar kunnen advocaten wel zoo innig deelnemen in het lot hunner cliënten, dat deze in minder dan geen tijd, geen brood om te eten en geen kleeren aan 't lijf hebben, en wetskennis of wat daarvoor passeert, 'n uitstekend middel blijkt, om zich te verrijken met andermans goed en de be stolenen zelf voor dieven uit te maken. Daar, herhaal ik, is alles mogelijk. Eu als we op dit alles letten en dan aan die komeet denkeen, en aan het lachen, dat we gedaan hebben om die bekrompen grootvaders van ons, met hun „kwaje voorteekens" en allerlei andere „bakersprookjes" en „oud-wijfsche fabelen", Aan de stichting van dit koninkrijk herinnert o ook de Congres-zuil, een 4 6 Meter hoog gevaarte kT kroond met een 4 Meter hoog standbeeld van'öé' eersten Koning der Belgen, LeOpold I, versierd velerlei beeldwerk en dragende, op marmeren tafej. gegriffeld, de 237 namen van de mannen, die Belgj! zijn grondwet hebben gegeven. Een trap van jj., treden voert tot een breede galerij boven om zuil, vanwaar men een prachtig gezicht op Brugs„ en omgeving moet hebben. Ik h^ dat niet geziet[ en evenmin veel van de Congres-zuil zelf, omdat /K tijdens mijn aanwezigheid -zeker weer voor de tentoonstelling juist werd opgeknapt en daar, tot boven toe in een reusachtig steigerwerk stond i Van de Congreszuil, die op de vroeger genoeg straat boven over de Brusselsche heuvelrij js bouwd, daalde ik naar de St. Gudule, gebouwd teg®. den afhang van de hoogte. I De St. Gudule is Brussels hoofdkerk. Ze I evenals zooveel andere hoofdkerken in GothiscW I stijl, onvoltooid. De torens verrijzen slechts ter h»i.l ver hoogte. Wat er echter staat is prachtig van bon* I en uitvoering en de bezichtiging overwaard. 2eer I schoon zijn in deze kerk de beschilderde ramen, dj.l uitmunten door milden vervengloed en kleurenrijk I dom. De machtigste vorsten van Europa in het mjd.l den der zestiende eeuw schonken deze kerk dijl pracht van ramen ter eere van een wonder, dat I in 1370 te Brussel geschied zou zijn. De groote trap I die van het plein vóór de kerk naar den hoofdingang I leidt, dateert eerst van 1861. De kerk zelve begon I men te bouwen omstreeks het jaar 1200. Een wonder van houtsnijkunst is de preekstoel in I de St. Gudule, voorstellende de verdrijving van eerste menschenpaar uit het Paradijs. Tot boven het I klankbord heeft de kunstenaar zijn prachtvol gesneJ den bladeren, takken en Paradijs-gevogelte daar tm. schen voortgezet. Een Maria met het Christuskind I kroont het geheel. De godsdienstzin der vroegere eeuwen dacht ijl zoo bij het bezichtigen van kerk en kostbaarhedsJ heeft toch heet wat schoons tot stand gebracht. I Kerken bouwen als de St. Gudule en die versier®]! als deze, doet onze eeuw niet meer. Andere tijden, andere uitingen. Weer verder afdalende van de St. Gudule, kwa® ik voor den zooveelsten keer op de plaats, die ifcl in Brussel toch zoo mooi vind. Maar de honger dreet me op dat oogenblik verder naar een heel andere! oog| plaats, die meer neus en gehemelte dan wel het „uwuavi ai I. UWJI TVW.V11 JVatl. Cil AÜC1 Z.üiv'ol U1MJ1 „uuu-nijiotuc ïaucicu ons niet als zoodanig beoordeeld kan of mag worden: dan weten we geen raad met ons eigen figuur, en Als we ons geld verliezen praten we van „noodlot". Waarom doen we dit ook niet, als wé met 'n .prijsje uit de loterij komen? Wieten wij wat 't einde wezen zal van 't een of 't ander? En al wisten we dit, en al liep 't treurig af, is dit dan „noodlot"? „Noodlot.' althans in dien zin, zooals wij dit woord verstaan? Wat mij betreft, ik heb verleerd 't woord als zoo danig te gebruiken. Het woord van Pope is mij 'n inniger verzoening, dan allerlei andere verontrustende overwegingen „All nature is but art, unknown to thee; All chance. direction, wich thou canst not see; All discord, harmony. not understood; All partial cvil. universal good; And spite of pride in erring. reason's spite; One truth is clear: Whatever is, is right." Wat ongeveer zuiver vertaald luidt: „Heel de schepping is 'n kunstwerk; al schamen ons voor den grooten mond, dien we altijd hebben opgezet. De ploerten, de schooiers kunnen 't niet helpen, dat ze zulke ploerten en schooiers zijn, dat ze zoo onevenwichtig menschelijk en redelijk zijn. 't Is alles de schuld van die kometen. En 't hun te verwijten zou iets onredelijks zijn. 't Ergste is, als we Parijs weer uitgehoosd en droog gedweild hebben, dat we dan ons goeie geld kunnen gaan besteden aan het bouwen van gekkenhuizen voor koningen en prinsen en ministers vin staat en andere weldoeners der menschheid; en aan tuchthuizen voor goede advoca ten, die al 't goede doen wankelen, en alleen het Recht bestudeeren, om onrecht te plegen. Bah! wat 'u bende! Zat er maar Pruisisch zuur in dien staart. H. d. H. stif •era al-S dit weet gij niet. niet zien kunt. verstaan wordt, voor t geheel. CCXXXII. OVER 1)KN INVLOED VAN DE KOMEET. Daar staat 'n menseh zijn versland bij stil; en als we tol de slotsom zijn gekomen, dat we ons dan toch werkelijk wel eens vergist konden hebben, nu al jaren, nu al tientallen van jaren, eeuwen bijna lang. dan welen we van verlegenheid niet waar we ons beijgen zullen, en schamen ons voor den groo ten mond, -dien we alLijd hebben opgezet, 't Waien immers „bakersprookjes"? Zeiden we 't zoo niet?! 't Was immers „ouwc-wijvenpraal"?! Noemden we 't niet zoo?! Die vertellingen van staartsterren en do daarbij behoorende rampen?! Ik zelf moest immers verleden week Henrick la Boen min of meer belache lijk maken?! Doende, alsof de verschijnselen in den hemel geen verband hielden met het gebeuren hier op aarde. Alsof de komeet van Halley en die andere komoet ik zal maar zeggende „Johannesburgsche" daar maar eenvoudig door do lucht renden, en veider niets. Alsof er.,.. Maar ik ben tot nadenken gekomen, en ik zie nu in, dat... 'I Oude Zeeuwscho Alle verandering is richting, wat gij Alle wanklank is harmonie, die niet E.lk zoogenaamd „kwaad", 'n „goed' En alle spijt van hoogmoeds dwaling, is spijt der Rede. Eénewaarheid is duidelijk: Al wat gebeurt, is goed." Ja. ik weet wel, dat er menschen zijn, die over dit laatste disputeeren wille-n. Maar ik ga daar niet op in. Zoodra wij het vraagstuk in zijn geheel bevatten kunnen, zullen we dat gekibbel van twee kanten dwaas achten. Dit geloof ik vast. Laat ons dus tot dien tijd het nutteloos kijven achterwege laten. We zijn nu aan de staartster bezig en a&n haar invloed op onze aarde, en of 't waar is, dat zij zóó grooten invloed heeft, dat deze ook op politiek ter rein zich gelden laat. En dan zeg ik misschien word ik daarom wel voor bijgeloovig versleten maar dan zeg ik toch: Ja. Kijk eens, als de jongens in de klas, niet vrij blijven van den invloed "van den ko menden storm; als ik „sufferigf' wordt, zoodra er sneeuw in de lucht is en dit is waar; als do zwaluwen lang gaan vliegen, wanneer er regen zal komen; als de spin haar net spint met groote mazen, wanneer storm op handen is; wanneer dit alles 7.óó waar is, dat 't zich, in spreuken en spreekwoorden heeft vastgezet en de geschiedenis van ioderen dag al deze waarheden bewijst, dan vraag ik niet meer of de ver schijning van zoo'n komeet invloed heeft op Aarde cn measchen, maar dan ben ik daar zeker van. In zooverre althans, dat, indien er iets bizonders ge beurt. ik vanzelf aan de komeet zal denken. Als ik de kraan van de waterleiding open zet, wanneer er te veel damp in de keuken is, dan trekt de damp weg. ook al houd ik de <Leuren gesloten. Alles houdt verba ruit met elkander. En zou er dan geen verband bestaan tiisschen het gebeuren in den hemel en het gebeuren hier op aarde?! Tusschen 't verschijnen van zoo'n komoet met 'n staart van zooveel honderd millioen K.M., en zoo'n prullig bolletje als onze aarde ls, en wat die komeet wel in zijn kies kan stoppen?! Ge begrijpt toch wel, als de zon maar eren zou indutten, het er voor ons donker uit zou zien! Ik kan 't niet anders zeggen, om duidelijk te zeggen wat ik meen. Als vader l>oos is. zijn de kinderen stil. Als de zon ondergaat, wordt 't hier nacht. En lis zoo'n groote kometenstaarl doot den hieanel vaagt, dan sta ik ver slagen, dat 't' nog afloopt, zooals 't afloopt, en dat er niet eenige millioenen bolleljes verdwijnen, wie weet waarheen. Dat de komeet ontroering veroorzaakt in IV. (Slot.) Den derden avond, dien ik te Brussel doorbracht, bevond ik me in den Vlaamschen Schouwburg. On bedaarlijk heb ik gelachen bij de twee blijspelen, j die er werden opgevoerd. „Bij de wieg" en „De fa- - milie Klepkens" zal ik niet gauw vergeten, vooral het laatste niet, voorstellende drie tafereelen uit het Gentsche volksleven. Ze na vertellen zou te veel plaatsruimte vragen en toch maar zeer onvoldoende weergeven inhoud en voorstelling van stuk en spe lenden. Alleen dit wil ik er nog van zeggen, dat de Vlaamsche Schouwburg te Brussel over uitnemende krachten beschikt. Het gebouw, waarin gespeeld wordt is van buiten en van binnen onaanzienlijk, al maakt de groote zaal geen onprettigen indruk. Maar éen ding is er toch waar de directie trotsch op kan zijn op ae koffiekamer. Mooi van proporties maakt deze precies, mede door baar aankleeding, den in druk van een oude deftige ridder- of raadhuiszaai uit een der oude Vlaamsche steden. Het Vlaamsche bier mocht me niet bevallen. In de tweede pauze verving ik het maar voor een glas van het door de heele wereld bekende Pilse- ner; dat smaakt me beter. Wat ik verder te Brussel zag! Mijn weg geregeld geheel van uur tot uur te vol gen is niet wel mogelijk, omdat ik op éene plaats meermalen terugkwam, een plaats, die me bijzonder aantrok en die ik het laatst wil beschrijven. Hier dus nog eerst iets over andere merkwaardig heden. Doordat ik een keer in een verkeerde tram stapte kwam ik wat ik toch niet voornemens was, maar wat me toch ook weer niet speet voor de tweede maal bij de hooge triomfbogen van het paleis du Ciuquantenaire aan het einde van de zeer breede rue de la Loi. De parkaanleg bij deze bogen is zeer groolsch en volmaakt in overeenstemming met de trotscL» eerepoort. Twee hooge zuilen in dit park stammen nog af van de eerste groote tentoonstelling, die te Brussel werd gehouden. Het voormalige terrein van die tentoonstelling, I vroeger exercitie veld van Brussels groot garnizoen, is thans herschapen in een mooie stadswijk met een rijk park en belangrijke straten. Achter de eerepoort begint de 75 Meter breedb wen naar Tervueren, een thans veel bezocht en mooi uitspanningsoord. De triomfboog is eene blijvende herinnering aan het feest van het 75-jarig bestaan van het koninkrijk.. vermocht te streelen. Toen ik daar na genoten spijs en drank met den kellner af wou rekenen en dezen een twintig francs j biljet ter inwisseling overreikte, probeerde meneer, die in mij den vreemdeling zag, mij tusschen andere munten een niet meer geldig zilverstukje in de hand te stoppen. In den zomer van 1909 hadden we geluk-i ltig te Luik met zoo'n trucje reeds kennis gemaakt! en waren we dus voor goed gewaarschuwd. Royaal gaf ik den buigenden Ober zijn valschel munt alsfooi. Hij bloosde. Natuurlijk, dat ik te Brussel ook ging zien het! bekende „Manneken" van 1619, dat op de naïefste! wijze water in een bekken giet. De Brusselaars noe men dit bronzen kereltje, dat heel mooi gemodel leerd is, hun oudsten burger al blijft hij eeuwig) kind. Op hooge feestdagen wordt hij passend aangekleed! en bjj jlke politieke gebeurtenis van groote bete® kenis versierde men het „Manneken" met lint of strik. Zoo droeg hij in 1747, toen Lodewijk XV Brussel innam, een groóte witte kokarde; tijdens de Fran-I sche revolutie droeg hij een blauw-wit-rooden band; in de dagen van Koning Willem I een oranje-strik en in 1830 de werkmansblouse. En nu naar Brussels merkwaardigste plaats f de markt. Precies in het midden der oude stad ligt ze, deze uit een oudheidkundig oogpunt naar men zegt schoonste plaats der wereld. Bovendien heeft ze een gedenkwaardig historisch verleden. Hier toch im..vers liet de hertog van AIva in het begin van 1568 niet minder dan 25 Nederlandse!*! edellieden onthoofden en hier ook immers lieten Eg- mond cn Hoorne liet leven! A Hier begon de dageraad onzer volksvrijheid. Aan alle vier zijden is het plein omringd door hoogst merkwaardige gebouwen, waarvan het prach-' tig stadhuis wel het moois'.e is. Het is het grootste en schoonste is zijn aard van! geheel België. Het maakt dan ook een machtigen in-! •druk met zijn slanken 114 meter hoogen opengewerk-J ten toren, zijn tal van Gotische ramen, zijn prachtigs arcaden, zijn rb'kdom van beelden en zijn hoogs ver gulde windvaan aartsengel Michael voorstellende -J op de torenspils. In de vele zalen is veel schoons te zienkunsl geweven kleurrijke wandtapijten, prachtige verzilveu. bronzen kandelaars, merkwaardige schilderijen, kunsl! vol snijwerk aan betimmering en balkenlagen en nogi zooveel meer. In de groote zaal deed eens keizer Karei V stand van de regeering, leunende bij zijn toesr. op den schouder van prins Willem van Oranje, onzw Vader des Vaderlands. Recht tegenover het stadhuis verrijst het in ovet-j gangsstijl gebouwde ook zeer mooie „Broodhuis", waart in het gemeentelijk museum. I Van deze plaats betraden Egmond en Hoorne hel voor hen opgerichte schavot, hier brachten zij hui| laatsten nacht door. Bij het doorwandelen van de museumzalen, die bjH zonder rijk zijn aan prenten en schilderijen met oude stadsgezichten, zag ik toevallig oen vlag die eigen-1 aardig? gewaarwordingen bij mij opwekte. Na 1830 wf de verhouding tusschen Noord- en Zuid-Nederland tuurlijk niet van de aangenaamste. Zuid-NederL streefde er naar met alle middelen om deze verhc ding te verbeteren en htet juichte, toen Koning Wille» III in 1884 ofEcieel aan de hoofdstad der Belgen etf bezoek bracht. Dat was het zegel op de volli verbroedering van Zuid- en Noord-Nederland. De Brusselsche regeering bewaart de heugenis n): dit feit getrouwelijk doojr de vlag die bij Koning Vi leins bezoek van dan raadhuistoren wapperde, in gemeente-museum zorgvuldig te bewaren. Het opsjTl op de aan de vlag gebonden kaart, deed me feit kennis maken. Zorgvuldig onderhouden oude gildehuizen in renai sancestijl sieren de twee andere zijden van het pleit benevens het groote gebouw, dat in den volksmoW het huis van den hertog van Brabant genoemd word' Op de gevelspits van het huis der brouwers prijkt ruiterbeeld van prins Karei van Lotharingen, die vit 1744 tot 1780 Gouverneur-Generaal van de ISeljst™ landen was. Al de gevels zijn zwaar verguld, wat een zeer eif1 aardigen indruk op den beschouwer maakt. Ja. 't is wel een bijzonder karakteristiek plein, d® Brusselsche markt cn het is mjjn lezers zeker iiegrijpW' dat ik er meermalen terugkeerde. ^3I Ik heb van deze plaals het laatst willen vertet*: omdat ze mij wel hot langst voor den geest zal ""f ven staan en ik zo het interessantst van heel sel vind. Ik liep ze nog eens over toen ik voor mijn 'j-'T* reis van een trein gebruik moest maken, die wel w Zuider- maar nic,t het Noorderstation aandeed J Het regende, toen ik 's avonds laat in AmsterMJ kwam. maar binnen in mij scheen een warm van prettige herinneringen aan mijn klein Brus* uitstapje. ^Hj| Zulk een zonnetje Ls de altijd blijvende en z'^ vrucht van elk goed voorbereid en welgeslaagd I M VISSER. raver in ae noep te utuagu,.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1910 | | pagina 10