n.
Toch onschuldig.
sa-s-*? 4o"lon Da*rTOOr
f
Woensdag 9 Februari 1910.
54ste Jaargang. No. 4055.
an liet Haagsche Binnenhof.
Eerste Kamer.
Binnenlandsch Nieuws.
fl
11
Atetcmis- Lu
Dit blad verschijnt viermaal per weekDinsdag-, Woensdag
en d e rd a g- en Zaterdagavond. Bjj inzending tot 's morgens 9
®n ADVERTENTIEN in het eerstuitkomend numm r geplaatst.
GEZONDEN STUKKEN één dag vroeger.
Sursau SCHAGEN, KS <4.
Interc. Telepboon No. 20.
Uitgevers i TRAPIïlfiM Co.
3.60.
Prijs per jaar 3.—. Franco per post f
Afzonderlijke nummers 5 Cent.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels f 0.25: iedere regel meer 5 Cent.
Groote letters worden naar plaatsruimte berekend.
Dit nummer bestaat uit een blad.
7 Februari.
irtaister Wentholt heeft waarlijk niet te klagen
>r de wijze, waarop hij in den Senaat is «ntvan-
Wanneer hij die ontvangst vergelijkt met de
irlementaire receptie", en al den aankleve van
in, zoo zal hem wel zeker beklemmend gevoel
kruipen, denkend aan de „spitsroede", welke hij,
leven en weizijn, over een, maand of tien weer I
hebben te passeeren!
Alle sprekers betuigden sympathie. De heer Van
issenaer van Rosande zelfs op zeer warmen toon,
at hij met zooveel genoegen zijn oud-kameraad uit
jaren der voorbereiding tot het zee-officierschap
n de groene tafel zag. Maar ook de anderen,
neraal Staal, de heer Van Löben Seis, de heer Hovy
leen de heer Seis mengde in zijn rede, waarvan
minister verklaarde den „draad" niet te kunnen i
tten, (iets, waar weinigen, die haar hadden aange-
ord, zich over verbaasden) eenige ietwat-schrille
ankjes. Hij was niet volkomen gerust over den
oed, waarmee Marine onze kustverdediging wenscht
verbeteren. Men weet, dat de heer Seis reeds vroe-
r een bijzonder alarmistischen toon aansloeg, daar-
j zinspelend op de mogelijkheid van internationale
rwikkelingen, welke eiken dag des jaars plots ge-
Ar kunnen brengen. Beseft men zoo vroeg hij
hoezeer 't zaak is om „k la minute" te kunnen
indelen, waar noodig?
Admiraal Wentholt onder den indruk der at-
ospheer van de „hooge vergadering" tikje minder
uberant-grappig, Jan-Kanonnig, dan in de Tweede
imer; maar toch genoeg k la-zeeman om genoege-
ke lachjes op deftig-fijne senators-gezichten te too-
ren... De minister dan, antwoordde erg-leukjes. Ze-
r, hij beseft, hoe noodig 't is om voor onze kusten
zorgen. Zijn hart „klopt warm'" voor de onderzee-
oten, maar: minister Kolkman is er nog!... Er
n nog „eischen van de schatkist", van de zuinig-
id; van het kampen tegen den beruchten anti-zui-
gheidsbacii, zoo kort geleden door den minister van
nanciën ontdekt!..
Welke verschrikkelijke verwoestingen die bacil zou
innen aanrichten, houdt men 'm niet in de gaten,
it bleek nog uit 's ministers ietwat-ondeugende be-
fering naar aanleiding van den wensch des heeren
lan, bij de Algemeene Beschouwingen, weet men
>g wel! om over de beele Noordzee-strook (zoo- 1
it 500 mijlen) „mijnen" te strooien. Die zeer-pa-
iotische bezigheid zou zoo ongeveer 61 millioen gul-
in kosten (het mijntje berekend op f 1700 't stuk),
- en eene komplete vlootbemanning. Ongerekend
)g, dat geen handelsvaartuig onze kust meer zou
innen naderen en we 't met een stuk of wat groote
i kleine staten danig aan den stok zouden krijgen.
Het was voor den heer Laan een echt „quart
heure de Rabilais", maar: zooals de premier Vrijdag
den heer Van der Biesen, die over het krot, ge
tarnd dep. van Binnenlandsche Zaken had uitgepakt
.maar: „ne sutor ultra crepidam!... Schoenmaker,
eud u bij uw leest!...
Baron Van Wassenaer gaf technische wenken be-
effende de verhooging der schietvaardigheid, van
et „élan" des geschuts onzer torpedobooten; mits-
aders over de turbines en hunne „kleedij", -welke
pmerkingen bij den admiraal in goede aarde schenen
vallen. De heer Van Wassenaer houdt na wijlen
dmiraal Van Alphen in onzen Senaat de eer van
et „maritiem-technisch" element hoog. En, 't moet
rkend, hij doet 't met lust, met opgewektheid en
lijkbaar ook met deugdelijke kennis.
Door den heer Hovy werd nog eens de positie der
•nderofficieren bij de marine ter sprake gebracht, ook
in verband met de voedingsjftuaestie (aan boord of in
den schoot des gezins). Wat ln 't Parlement storm
was, die het ministeriëel leven des admiraals haast
in gevaar bracht, bleef hier een zacht-weldadig, ge
moedelijk briesje. De minister gaf toe, dat voor de
gehuwde onderofficieren boven den graad van kor
poraal, bij de marine, 6ok in verband met de voedings
quaestie, iets behoort te worden gedaan.
Eindelijk: de chr.-nationale officieren-vereeniging
van kapitein Van Twist en het subsidie voor den
predikant, die deze tengunste van Janmaat'g geeste
lijke belangen zal zenden. Vooreerst bleek (uit het
geen de minister daarover gen. Staal aan inlichting
verstrekte), dat de zaak nog niet geheel haar beslag
heeft. Maar: deze vereeniging was de eerste, totdus-
ver de eenige, die zich aanmeldde bij de Regeering.
En 6ok bleek, dat de ministers Bllis en Cohen Stuart
reeds met deze heeren in onderhandeling zijn ge
weest. Wie van den orthodoxen predikant niet gediend
is. hij wordt niet gedwongen. En komen andere
vereenigingen voor de geestelijke belangen: hunne
aanzoeken zullen met .gewillig oor' worden overwogen
Meer kan men, in trouwe, niet vergen!...
Niemand repliceerde dan ook en had de klok niet
op half vijf gewezen, generaal Cool die naast zijn
collega al van halfdrie af zat te wachten zou ai-
licht nog aan de beurt zijn gekomen.
Financiën, met de Onvoorziene Uitgaven, waren in
„een vloek en een zucht" van de baan. De heer
Waterschoot v. d. Gracht hield een pleidooi voor lots
verbetering van de landmeters. Uit het antwoord van
mr. Kolkman bleek, dat deze categorie van ambte
naren (aan wier nuttigen arbeid hij alle hulde bracht)
- in den loop van dertig jaren zoo ongeveer 27 pet.
zijn vooruitgegaan in „lotsverbetering". Zij, die vroe
ger in Rijkstijd particulier werk mochten verrichten;
een toestand, die natuurlijk niet kon bestendigd blij
ven; zijn, door persoonlijke toelagen schadeloos ge
steld. 't Kan dus nogal schikken, maar niettemin is
de minister niet tegen het denkbeeld eener perio
dieke driejaarlijksche tractementsverhooging voor de
landmeters gekant Als de tijden beter worden...
Als „de centen er zijn", zooals Janus Tulp 't zei,
wel, dan wil Z.Exc. met alle genoegen ook voor
de landmeters doen wat hij kan. Vooralsnog dient
hij zich ook tegen dit symptoom van het gevaarlijke
werk der anti-zuinigheidsbacillen te kanten.
8 Februari.
Generaal Staal heeft, toen de minister van Oorlog
heden gereed was met de verdediging van zijne Be
grooting, en 't moet gaarne erkend, de heer Cool
heeft even duidelijk als in sierlijken, prettigen toon
en vorm de verschillende vragen, tot hem gericht (en
't waren er stellig niet weinig!) beantwoord. Moeilijk
had men 't hem niet gemaakt, ofschoon de wijze,
waarop bijv. de heer Van Löben Seis, op zijn eigen
aardige, kribbig-autoritaire manier de toestanden bij
de artillerie hesprak, nu niet juist vriendelijk of ge
moedelijk was... Wat de brave patriot Waller had
voorgerekend over de kosten onzer defensie, vormde
natuurlijk eene mooie inleiding tot de ministeriëele
rede. Er zijn tijden geweest, toen we meer aan de
Defensie offerden. In 1870 bijv. 24 pet.; in 1880
29 pet. en, tien jaren later nog 25 pet. Nu zijn we
op 23 pet. gedaald. Duitschland offert wel 24 pet.
van zijne uitgaven, Zwitserland 25, en Zweden heeft
„den hoogen moed" 32 pet. te bestemmen voor
zijne verdediging. Wij staan op onze 23 percentjes,
en een minister van Oorlog, die 't cijfer wil opdrijven,
moet een kranige bol wezen in onzen tijd. Ware er
Blechts een Senaat, geen Parlement, waren er louter
Waller's, Laan's, Van der Biesen's tot „controleurs"...
De minister zou de vrije hand. Edoch er zijn ook de...
Het verdere vult de schrandere lezer immers zelf
wel in!
Over de Stelling-Amsterdam (door de heeren Van
Löben Seis, Staal en Van der Biesen ter sprake ge
bracht) was gen. Cool zeer openhartig. Hij zegt: zeker
wij moeten aan de voltooiing van die Stelling doen i
wat ve kunnen... Maar... het gewichtigste punt is
zij volstrekt niet meer! De tijden veranderden. Op
de bedreiging onzer neutraliteit komt 't nu vooral
aan, en dat wei speciaal van de westelijke zijde. Eten
veldleger in de oostelijke sferen is natuurlijk best,
maar wij hebben nu allereerst voor de bescherming, I
versterking van onze havens te waken. Daarna komt
„de binnendeur", de stelling Amsterdam aan de
orde. Wij moeten, nogmaals, die positie zoo snel mo
gelijk afwerken, maar zegt de minister „ik zie
den toestand niet zoo somber in." De Noord-Holland-
sehe Waterlinie, in 1672 onze reddende engel, zou
ook nu nog den vijand genoeg te doen kunnen ge
ven. Amsterdam is dan de tweede linie, het re-
duit. En ook zij kan thans reeds forschen weerstand
bicden. De westelijke en zuidelijke kant zijn nage
noeg klaar, en aan de noordelijke zijde blijven slechts
een paar punten over, die nog niet zijn wat ze moe
ten worden. Quaestiën, waar jaren en jaren over
vergaderd, geschreven en gewreven is verpleging,
watervoorziening, ze zijn opgelost. Aan vee zal
er nooit gebrek zijn... Tegenover de holle Jobsia
den van leeken zijn deze gegevens bemoedigend-aan
genaam om te hooren. Zij steunen op solide gege
vens en, weerleggen de kreten van: al de millioenen
zijn in den zinkput geworpen!...
Ten aanzien van de onverkwikkelijke quaestie-Dijk-
stra had de minister steun gevonden bij den heer
Van Voorst en bestrijding bij den heer Seis. Generaal
Cool bleek met den heer Van Voorst van oordeel,
dat het Hoog Militair Gerechtshof zich in afwach
ting van nadere regelingen, had dienen te houden
aan de wetsartikelen en traditiën; die steeds golden.
Ook om tucht en gezag bij het leger hoog te hou
den.
Telkens kwam in 's ministers rede hoezeer is
de heer Cool een „ander mensch" wanneer hij voor
de-vuist weg spreekt, improviseert dan dat hij van
papiertjes opdreunt en -mompelt, gelijk in de Tweede
Kamer onlangs, den strijd om een hoekje gluren
tusschen „eischen van het leger" en... de dubbeltjes!
Zoo: de lotsverbetering voor de officieren, door ba
ron Van Voorst aangeroerd. Ik ben 't met u eens,
zei de minister, menschen, die met lust hun dienst
motten vervullen, behooren goed betaald te worden.
Edoch qö'o meer uittrek""fcïijg"fk'~ëën SömtrffftjfT-
meer van zes ton. O, waren er slechts de Waller's,
Laan's...! Doch er zijn ook de.... Schrandere lezer
vult immers zelf... Het „Leitmotiv" komt telkens
terug!...
Over het duel was gen. Cool merkwaardig kort en
kristal-helder. Hij stelde den heer Van Lamsweerde
gerust... Zal een officier, die ervoor bedankt te
duelleeren, worden belemmerd in zijn carrière? Neen.
Zal ik, minister, zoo'n officier, zoover mij mogelijk
is, de hand boven het hoofd houden? Ja! Meer kan
geen sterveling eischen. Slechts zijn deze voortref
felijke woorden in eigenaardig conflict met hetgeen
de minister bij de „gedachtenwisseling in de stuk
ken" deed hooren. Heeft men hier met misverstand
of zoo te doen? Dan wel met een „strijd" tusschen
theorie en praktijk, als welke men in de militaire we
reld wel eens ontmoet? In elk geval is de heer Cooi
eeD te goedrond man om der Kamer iets anders te
verklaren dan hij meent en bedoelt. Men kan er dus
met ingenomenheid nota van nemen!...
Verschillende andere punten kwamen bij Oorlog
nog ter sprake. Zoo het tweeploegen-stelsel, door den
heer Staal kortelijk behandeld, en waarvan de minis
ter zal pogen „de bezwaren" bij de reorganisatie, die
komende is, te „ondervangen". De viermaanders (door
generaal Staal in bescherming genomen) gaan niet
weg. Zij blijven in „zeer beperkten getale" behou
den... Een soort van „élite-corps", zou men 't willen
uitdrukken... Waar „in verband met den kaderplicht,
die erin opgenomen zal worden, nog wel wat van te
maken zal zijn".
Natuurlijk sloot de minister zich aan bij gen. Staal'8
opvatting, dat de chef van Oorlog voor de beoordee-
lingslijsten vrij is om alle gewenschte inlichtingen
over een officier te vragen, mits men dien officier
slechts in de gelegenheid stelle, zich tegen even-
tueel-ingebrachte klachten te verdedigen...
Zeer lang en soms zeer nijdig had gen. Van Löben
Seis over de „inrichting" bij bet wapen der artil
lerie gesproken. De minister toonde aan, dat de heer
Seis over de „inzinking" bij het wapen der artil-
wapen betreft; de bereden zoowel als de vesting-artil
lerie hebben ieder hunne technische chefs. Toch
schijnt de minister te gevoelen, dat er, zoowel
ten aanzien van de formatie (die der veldartillerie,
in gen. Seis' zin, zou tonnen kosten!) als wat de
promotie betreft ernstige gebreken zijn. Verbete
ring, erkende gen. Cool moet komen. Hij zal
nagaan en overwegen.
De kustverdediging, in verband met de positie Den
Helder, was ook door gen. Van Löben Seis besproken.
Als dat Fonds aan de orde is, zal déze zaak vanzelf
nader en „k fond" worden behandeld. Thans bepaal
de gen. Cool zich tot de mededeeling, dat hij niet
voor concentratie is. Beter is 't, den vijand buiten
de poorten te houden dan hem tot den ring toe te
laten
Eindelij'k kregen wij nog eene vrij breede toelich
ting, waarom Oorlog moet vasthouden aan den eisch,
vastgekoppeld aan de Scheveningsche Zeehaven-quaeg-
lie: een fort voor de kustverdediging; er mag geen
„bres in onze kust worden aangebracht". Reeds ging
men tot het uiterste om de belangen der Visscherij te
gerieven. Doch verder mag geen „concessie" dan ook
gedaan.
Den minister Cool komt inderdaad de eer toe dat
hij niemand in twijfel Iaat omtrent zijne plannen en
juiste intentiën. Het interessante, dat hij over de stel
ling-Amsterdam zei. lokte nog wat hoofdschuddens van
heer Laan en gebrom, van mr. Van der Biesen uit,
van den goeden Brabander, die zoo bang is, dat men
ons Prinsesje niet in tijd van nood zal kunnen be
schutten, wordt die stelling toch niet in-aLLerijl vol
tooid I maar de Kamer was blijkbaar onder den
prettigen indruk van gen. Cool's fiksche rede.
Over Waterstaat zal denkelijk niet veel worden ge
oreerd. De heer Van. „Basten. Hatenhnra K^nrair iw».
Ynet net zeer" I." i.goederen-vervoer in die streek
en hetgeen de lijn Zutptiea—Winterswijk thans praes-
teert. Ook wat de postgemeenschap aanbelangt is de in
welvaart vooruitgaande Achterhoek stiefmoederlijk be
deeld. „Wie bijv. een brief uit Amsterdam of Den
Haag nog denzelfden avond te Winterswijk wil besteld
zien, moet zorgen, dat die zoo om en bijkwart
vóór oenen in de bus is!.... Er loopen op de hier be
doelde lijn wel dertig goederen-, vooral kolentrednen
per dag. De minister erkent dat de regeling niet is
zooals 't behoorde. Zal er nu een middagtrein worden
ingelegd, wat hoog-noodig is? De heer Regoüt schijnt
te weifelen.... maar verbetering moet komen! roept mr.
Batenburg uit.
Wij zullen morgen. Woensdag, hooren wat Water
staat erop antwoordt, Buitenlandsche Zaken belooft nog
een paar geanimeerde" uurtjes.... Landbouw zal ook
niet zoo vlug afloopen.... Een optimistisch senator zei
me heden„Och wat. we komen morgen best klaar,
hoor-je
Ik durf niet met een senator van meening verschil
len... Wüde wedden dat 't minstens Donderdag-mid
dag zou worden.... Maar de hoogstaangeslagene durf dn
de weddenschap niet aanWat me genoeg spijt!
Mr. ANTONIO.
STAATSCOMMISSIE VOOR DEN LANDBOUW.
De Staatscommissie voor den Landbouw heeft eene
commissie benoemd om een onderzoek in te stellen
Feuilleton.
Roman wan Hoeker.
49.
ointon hoa <teti nnHrnae-liilrpn last zich van de schou- te zijn aan den moord op den houtvester?"
hand, werkelijk en waarachtig de oude Katzenber- werpeI1 sla mij maar neder, als gij dat voor „Ja, waarom?" zuchtte de graaf, terwijl diepe wee-
ger? Ja, er was geen twijlel mogelijk. Weinige schre- 'l „„-antwoorden Ja het is waar, moed de scherpe trekken van zijn gelaat nog ster
den van hem af, stond zijn doodsvijand, die blijk- S d0n houtvester Anton doodgeschoten." ker deed uitkomen. „Ik was een lafaard, een ellen-
baar nu kwam om zich te wreken. Fn miin arme jongen heeft moeten sterven door dig wezen. Ge hebt volkomen gelijk, dat gij mij be-
De graaf opende den mond om luide om hulp te '™d,,, schreeuwde de arme boer als razend, schimpt en bespot maar ik had toen een vrouw
roepen, maar het was tevergeefs zijn droge iiPPO" Weet je wat het zeggen wil, te moeten sterven, te en twee heerlijke jongens en om hunnentwille heb
waren als opeengeplakt en hij kon geen geluid uit- ^\dd van het jonge, veelbelovende leven?" ik gezwegen en een ander laten boeten voor mijn
brengen. Als in verweer strekte hij beide handen naar Hoor ]uij aan, voor dat je mij veroordeelt," fluis- schuld. Het moet mij zelfs rechtvaardigen in uw
den ouden man uit. Een oogenblik was alles s U terde de majoraatsheer. „Het is geen snoode, voor- oogen, dat ik vrouw en kinderen niet ongelukkig
da beide doodsvijanden staarden elkaar sp bedachte moord geweest, dien ik toenmaals pleegde, heb laten worden. Hen had ik meer lief dan mij-
Buiten werd het steeds donkerder en donkerder, aan. df> ~raa.f eindelijk maar in een oogenblik van woede werd ik misleid, zelf."
„Wat wilt ge van mij? braent ae graai eiuueujn t<(.t ttvo
)e voorraad hout dien de bediende op het haard-
Want de man die toenmaals in het bosch het leven Een ruwe, woeste kreet ontsnapte er aan de lip-
uur had gelegd, was opgebrand. De vensterglazen met moeite uit. terueeischen'" beeft moeten laten, had mij duldeloos getart en ge- peD van den ouden boer. „O, mijn arme, arme jon-
•egonnen reeds weder te bevriezen en in de duister- „Ik kom het jran^mijn zoo onyer_ piaagd. Ik wist niet meer wat ik deed en ik begrijp gen! Heeft hij dan ook niet moeten sterven en af-
.CIl CU 1 Al UC uuisioi - TT "i r»"iiqt HO0" OU V6I*- IHddgU, X ik W löl lilt; L IUCC1 Ct L IA UCCU tii Jh WV61 yp o vu oii «-i
lis begonnen de voorwerpen in de kamer, voor den luidde bet vreeselijke antwoora. „nu lo„„henen thans nog niet, hoe ik het wapen tegen hem heb scheid moeten nemen van vrouw en kind. Van zijn
rcrlaten man allerlei gedaanten aan te nemen. Het zoend in het graf, wilt gij het hede n g kunnen opheffen... Margriet, die hij zoo innig en innig lief had? Heeft
»as de graaf op dat oogenblik recht ellendig te moe- dat hij door jouw schuld is moeieu ste „Maar ge hebt hem toch gedood, je zegt het zelf," zij niet, toen haar man de laatste maal afscheid
le. Het was hem alsof de wrekende Nemesis, die denaar!" waan- bromde de oude Martin. van haar nam, haar lief kind op de armen gehad
'eeds zoo lang dreigend hem had aangestaard uit „Ontzettend! mompelde ae graai, hulDi.' „Ja, zoo is het," was het hopelooze antwoord. „O en mijn arme Martin zijn zoon voor de laatste maal
ie donkere en onbekende toekomst, nu reeds met zinnig. Men moet nnj te hulp komen ie man> wanneer ge eens wist, hoe ik voor die daad moeten omhelzen? Ha! Was het levensgeluk van mijn
lijn knokkige vingers op de kamerdeur klopte. schreeuwde hu met gillende stem en nu w mijn heele leven heb moeten boeten." zoon dan niets waard, had die dan soms geen ge-
Het was duisternis om hem, maar ook in hem. het schellekoord gr«Pen. een „Leugen, niets dan leugen," schreeuwde de oude voel? En had hij niet meer recht dan jij om vrouw
Zoo moet het er in hot graf uitzien, dacht de sid- ging van den grooten boer deed hem onbe g U bopr )Wanneer er een heeft moeten lijden, dan is en kind te behouden? Hij toch was onschuldig!...
derende man. Hij haalde met moeite adem en ang- op zijn plaats blqven onschuldig vergoten het mijn arme jongen geweest, die daar buiten op En jou zal dus God vergeven, omdat gij in plaats
«tig rees hii in zijn stoel overeind en liep: „licht „Ja, ja, wraak wil ik voor onscnuiaig v s het kerkhof jn den hoek der verschoppelingen is van te bekennen wat gij gedaan hadt, lafhartig u
licht'"' Daarna strompelde hij. ondanks de ellen- bloed. Ik heb lang moeteni wachten e:u eir di begraven, die zijn leven heeft moeten boeten voor schuil hebt gehouden en jaren aaneen uw gestolen
Eerst loeu tiij na veel moeite de lamp had opge- eek giTmU rekenschap bereid te sterven, uae bedreleingen ver- derven; O ellendeling! en de oode beer barstte in
-T. dag, leven van mijn armen ongeluk- schrikken
«token en het vriendelijke schijnsel daarvan het ver
mij niet. Maar bedenk, wat gij zult doen. een luid gejammer uit.
■veegde hij zich het angstzweet van het gelaat en otteren aoor juuw eer uit- Het Is waan- het niet kunnen gelooven, dat gij zoo ver tot mij ademhalen»
«ouk daarna weer uitgeput in zijn stoel neder. Stamelend nep de majoraatsheer uit. „Het kondet doordringenen nu wilt ge kwaad met gestorven.
Eensklaps werd zijn oor getroffen door een dof ge- zm'eroDU'4ete liegen,'schreeuwde de boer, terwijl kwaad vergelden?" uw pijze
stommel dat steeds nader kwam. HU huiverde bU ..«aud o» niet >Alg g<j M waagl
I11J uiei&c"" gemot wat 7.00
trek een"vrrpndplTi'ltpr*'Jaanz"iën^gaf, haalde de majo- zult geven van net leven vuu myu oXren'öü- A's een dief" in den nacht züt gij dit huis binnen- Graaf Wolf staarde als verpletterd naar den grond,
faatsheer weer wat ruimer ade^n Met den zakdoek kigen Martin, die zijn jonge leven heeft moeten op ges(opeu
Wanneer ik u niet voor mU zag, ik zou „Ja ik heb den dood verdiend," fluisterde hq diep
- offeren door jouw schuld. u t het niet kunnen gelooven, dat gU zoo ver tot mU ademhalend. „Maar hier binnen is toch alles reeds
Zie in ij aau, en bedenk, dat gij nu met
u haren geen moordenaar meer behoeft te
„Bah dat zU'n maar vrome praatjes, maar jU zal worden en uw hart kunt bewaren voor een schuld,
de gedachte" datTet misschien de wraak zou zUn. hU dreigend met w io«. -J ~w;t" zöo mU nu eens niet ontgaan," zeide de oude boer, die die mijn hart gedurende mijn heele leven met zulk
6 n. Het koude angstzweet Da graaf, die machteloos achterover in zgn stoel lag, ken, waarnaar Ik zoovele jaren en jaren heb ge-
aan. Daarna vatte hU hem eensklaps ruw bü den smacht?"
schouder. „Zeg, beken voor gU ter helle ivaart,
ecu. Het koude angstzweet uraa ucu neen?'
na»r Uit" Met wiid opengespalkte oogen keek hU daar- klonk het elndelUk.
*ar. Daar werd het opengeslagen en een schrille rj de gr^saard uit. „JU bent de
®et ontsnapte er aan de krUtwitte lippen van den ..^as u# die den houtvester Anton hebt
£"den graaf. Was het werkelU'kheid of een verschrik- ^rde^ar m'yn ongelukkige jongen heeft er
*in dr°on»- was die man daar, met't door waan- doodge^hoten en^
verwrongen gezicht en de woest fonkelende^oogen op het scn anlw(>ordde de graaf, die nu be-
met de blinkende bUl in de hoog opgeheven rechter-
waarom heeft mUn arme jongen moeten bloeden voor
jouw schuld? Waarom ben je zoo vreeselUk laf en
slecht geweest, dat gU niet bekend hebt, schuldig
Wordt vervolgd.