f
Helene.
Zaterdag 19 Februari 1910.
54e Jaargang. No. 4661.
DERDE BLAD.
ccxxxrv.
te Tf mTdi<dic kra,i,en schrijft'na n 'rirrte ci\ boeien- ,Zijn^p^r^^SE^ jss&: A r^üTüp1 de^rsr
TENTOONSTELLING IN HET Sl'ASSO-
MUSEUM VAN WERKEN DOOR
G. W. KNAP,
HUIB LUNS en
P. VAN WIJNGAERDT.
Kunst is des hemels zinnebeeld".
Zoo stelt de Kunst zichzelve in hooger licht,
Waar zij 't ieen waarheid doet, die, vol erkend.
De wereld zou herscheppen en haar zeden
Verand'ren."
urora Leigh'.
van aanschouwing, kan moeilijk in taal san menschen men, dat zijn ziel t vele, dat zij in zich opnam, aan
worden weergegeven, en blijft volkomen onverstaan en 't verwerken is. Want wat hij hier gaf, is de open
onbegrepen, wanneer de luisteraars onbesneden zijn baring van 'n wereld vol indrukken en aandoeningen,
van hart en ooren. die tijd en ernst behoefden, om te worden, wat zij
voor zijn zienersoog geworden zijn.
Eigenlijk moest 'n mensch, die voor kranten schrijft Bijna geen werk van hem, of t doet aan Zola den-
altijd 'n stenograaf bij zich hebben, om op te schrij' k<;n- aan het leven en masse. Hij ziet niet, zooals
ven wat er in hem omgaat, als er iets ernstigs go- SÜ cn 'k- n kerktoren en 'n boom en dan nog n
beurt, waarvan hij verslag moet uitbrengen. Of hij 1>ocm en 'n zonnestraal en ginder sveer 'n zonnestraal,
moest 'n telefoon met zich dragen verbonden met de n brokie natuur en dan weer 'n brokje natuur; maar
zetterij, waar straks zijn opstel gedrukt zal worden i hlf zict 1,1 alles één 8rooti ondeelbaar schoon wel
Ware dit mogelijk en had ik verleden week Zaterdag onderscheidbaar geheel en werkt dit in al zijn vol-
mij van zoo'n stenograaf of van zoo'n toestel kunnen °P J doek, den aanschouwers tot n schouwspel;
bedienen, dan zou dit opstel zeker boeiender en ze- zooals Zola zlJn -La Terre" neerschreef en Rodin zijn
ker ook waarachtiger zijn geweest, dan t nu zijn zal. marFlcr sloeg. om er geest en leven en waarheid uit
Er was 'n uitnoodiging gekomen van het Stede- P?!1 spreken \\at n heerschappij heeft hij over
lijk Museum' in de Obrechtsbaat - 't ,Suas.so-Mu- 1,ch!.! En wat, hebben die gladde, vlakke doeken on-
seum" om de opening bij te wonen der tentoonstel- der zlirJ penseel n stereoscopische diepte verkregen
ling san schilderijen, door drie jonge schildets daar kuat lan^ dle 8™ehten gaan wandelen, en in No
saam gebracht. De heeren G. W. löiap Huib Luns 27.«Na, 66,1 reW" ^l'Pen de toornen nog. Al
en Piet san Wijngaerdt hadden de schilderwerken. waar- zlin. werk 15 ™arhei<V m?°?e waarh?ld- ook waar het
over zij 't minst cnvoldaan waren, saamgezocht, en oude. verweerde gevels of n vermo mde schoeiïng te
ze nu in zes. zeven zalen van genoemd Museum aten aanfhouwen geeft. Zcxials in zijn kunstenaarsziel n
ophangen; om ze daar tc laten zien en beoordeelen ),ch^,.5*? LTSffe"h-V,
door lielangs tel lende kijkers en uitgaande sleurmen- d gever, die zelf eeist ontving n straal van ei-
schen. door priesters en priesteressen in den dienst f? «ff T hlJ WCrkt; dez0If1;
der Kunst, en ook door feeken van allerlei stam en ']et IS he' hcht' -hem den w S SS en hcm heeft
allerlei aanzien 'doen vinden wat hij zocht:. Waarheid.
PIET* VAN WIJNGAERDT - schoon alphabetisch I K"aP h*et hi* (en knaP *?- hjj" Hier, mag gezegd
de laatst genoemde - opent de rij Wij wisten wat worden>n!cn et omen £«J. die ln s,aat zlIn> zlJn
we zien zouden: landschappen. Hollandsche landschap- i werk ,e waardeeren. dit.
De dagmeid hield de punt van het schortje, waar
in zij het visitekaartje had vastgehouden om het
stukje karton schoon te laten blijven nog vast
Ging naar de juffrouw toe en fluisterde haar in het
oor: „Een jonkheer!"
,L...laat den jonkheer in de goeie kamer, Betje!"
zei pa met trillende stem
Met hun drieën stonden zij nu om de eettafel.
Moe was nog rooder geworden. Maar nu van zalige
verrukking
„Jonkheer E. F. G. van Duinen tot Willerstein"
stond op 't kaartje. En de meneer had tegen Bet
gezegd, als-dat-ie een boodschap had van „meneer
Harmsen, meneer kende 'm immers wel..."
Maar moe was al weggevlogen om vader z'n goeien-
jas te halen, en een schoon half hemdje... en een
andere das. Pa stond ln z'n hemdsmouwen. Jetje was.
ook al met bevende vingers, bezig om vaders knoopje
los te peuteren, waarmee z'n boord aan het slappe
overhemd vast-zat... Deed pa door de agitatie, pijn...
zoodat pa vloekte van nijdigheid
„Hou toch je fatsoen, mensch!" siste moe, net-bin-
nen komend. „Mot die jonkheer 't hooren!... Meteen
loopt ie nog weg!..."
En ze kleedden pa aan. Moe maakte Zondagsche
das dicht. Jetje schuierde wat ze kon. Bet was bezig,
op een wenk van de juffrouw, knoopen in schoone
manchetten te doen. Daarna ging moe vader z'n haar
wat netjes-kammen... Toen duwden ze hem naar de
porte-brisée... Sleurden hem plots weer terug... Z'n
vest stond, nota-bene wagenwijd open. Moe dacht aan
alles. Had de gouden horloge-ketting meegebracht.
Door-de-week droeg pa altijd z'n horloge aan een
touwtje... De ketting werd bliksemsnel opgewreven.
peil met hun van zonnevuur Unielende zomerluchten xji-m titmc ,,r
Mrs. BARRETT BROWNING. cn rlJk geschakeerde atmosfeer. De wonderlijke na- Derde afdeehng: „Hl IB LI NS. schilderijen V» eer
luurlijkheicl en frischheid zijner kleuren laten nimmer le,f anders dan de beide andere exposanten, die
zoo nu en dan verslag levert van 't geen hij ziet ooncepte heeft iels eigens, iets zeer sterk eigens. Zoo- sche meertjes Hollandsche gevenj^. Hollnndsche telkens elkaar zonder reden, met opgewonden-span-
schoonheid! De kunst van Huib Luns'is die van 'n ning> wijsvinger tegen lippen gedrukt, wenkend van
-f_ hooH °P schrijven al datgene ovtrnuua. van vv ijngaeroi is oorspronkelijke omgeving. ..beginnende te Jeruzal
1 'Lowini Wam Sk tTf1 m ^et °°8enhllk der d®, %TSn^ Va" .dfn..ZOnntftraa °P. l,sP?-or- 7,T Hij schilderde het portret van zijn vader, No. 12;
ischouwing. Mant als hij, Uiuis gekomen, zal gaan vel° studies en schilderijen: „Aan de pias (4a). „On- n Dortret twee- driemaaL Nos 21 25 28- het
?rgeven op papier de ontroeringen en verrassiimen, weerstemming" (35), „Landschap bij Sloten '2ftï «8fn Ponr«t twoe - dnemaaJL, Nos. Zl. lo, £6, het
ol VlOTTl IfWfimPD UT /I 1 f CVCVrrlnnkHl. 7 Tl W I Cvl/v. lr>v
cosmopoliet. Als 'n apostel van den echten stempel, Stal toch...! Laat-ie ons niet hooren!"
heeft hij echter zijn werk aangevangen in zijn eerste Betje hield juffrouw Jet bij een arm vast. En
ngen in
nde te Jeruzalem"
zijn
por-
moe merkte niet-eens het familiare-doen van zoo'n
brutale-meid... Wat verbeeldt zoo'n mensch zich wel..
Zij hoorden pa binnengaan-
„Meneer Van Duinen... tot... Zeer... aangenaam...
Zeer vereerd..."
dviuuviiuu «i uiuivuiuii, >v^n van vv>i\> mauiicii van naain
opgeheven i en bekwaamheid. En in zijn omgeving getoond hebbend Een zacht> heel-geaffecteerd fluister-stemmetje ant-
weinigen zagen en niet i wflt tnn k hii ,lp in Uoiia- woordde... Stoelen kraakten. De voorname bezoeker
'y®1' tref van zijn vrouw. No. 20; de portretten van ver-
orstehng schi)lende architecten en van vele mannen van naam
en Jet keken el-
En ze haalden de
tot hem kwamen in dat oogenblik zijn papier „Zonnige morgen met wind" (52) zijn 'n w
trieggen, zijh inktpot vullen, zijn pen verwisselen, met het licht. En hij! grijpt 't en laat in zijn oj
i gordijn op 't juiste Ucht trekken, naar zijn kachel handen zien. wat nog maar weinigen zagen wat ni. ,s h d wereId jn „aar
ren. en.honderd andere noodzakelijkheden meer moet zo° dadelijk door ieder begrepen kan worden. Men bezocht hii Rome Nanels Venetië Florence- zao dè praatte... maar zóo zachtjes. Moe
;n dan treedt zoo geweldig snei de eb in van den koel! telkens weer naar No. 52 terug, om nog eens \f0nte Pincio" No" 61 IsoH Tihera' 6J 'de aRa- kaar a.an: Versta-jij nou iets...?" En ze naalden de
uur geleden nog zoo prachtig bruisenden vloed ,le zieu- of'a toch!Wat moet iemand, die zoo s„i„k v-in ronslnntiin f>6 het Intëri'curvm "san schouders op. Maar moe knipte met de oogen: Zij
ïer bewondering, dat hij 'n oogenblik zichzelf 'n het gras en de zwaaiende boomen en het wuivende cn bncht al" wat hii za'cr dnci- èn nnnr begreep dat wel. Kende de manieren van groote-lui.
dsel wordt; niet wetende waarover zich méér te pet bestudeerde en wist weer te geven, de natuur lief bier óm er onze ooi»eo van 'te )?lrn rr-niofm zon- Dat hóórde zoo... Moe zou dat later wel uitleggen...
•bazen: over zijn misschien te licht ontvlambaar en-hebben! Wal moei de vlam van zijn liefde hoog op- .,is 'on7l> m,niptals van werl-eliibKcid mcwr Pa knikte telkens. Zei, dat 't de familie heel-erg
msiasme, of over zijn klein burgermans zieltje, dat geslagen zijn. dat hij in staat was zulk 'n altaar tc niocic"snrool-ics booren' Hii Kczocbt 7n,„i™ speet... Ze hadden meneer Harmsen stellig verwacht."
«even werd en zich beffen liet «looi- /tAnJnrci-m of bouwen! Ziin AzuIm's en rbo«io«ien«i„or,p" ai P *1 ,,Jae hij vond 't ook fameus vervelend," sprak de
jonkheer nu wat luider, „maar... zooals 'k u zeg,
hè...? kön absoluut de invitatie niet afslaan... En
fin..."
Een stoel verschoof weer. Op moe's gezicht trekje
van teleurstelling. Ging-ie nü al heen...? Hè, pa had
ook nooit manier om zoo'n man nu eens te animee-
ren... Eventjes dacht ze: zou ik naar binnen gaan?...
Maar ze keek naar d'r huisjurk... 't was onmoge
lijk
Nu vroeg pa, of de jonkheer ook rooken wou...
in dat is misschien 'n groot «wen oezitren^me üe meeste der andere „stillevens jlier terug en schilderde, en deelde uit van den over
n groot geluk er zip "P dien-bezitten aankomt vloed zijner schatten, die hij op zijn reizen had ver-
mschen, die tevTeden zijn mag hij mij No. 04, of No. 68 „Aan deu Schinkel thuis zameW ai wat hij te deelen vermocht,
er zichzelf en hun ar- zenaen. jX)eide hem
matten, kachel poetsen. Onlangs was ik ergens, waar 'n paar stukken van €n a^s j^j in Une
andere deugdelijke be- W ijngaerdt hingen. In n andere kamer beland. heeft weeroiegeven en
meer, kunnen 'n zekere za8 lkITer I»ar- dadighcid en boozê wi
heden en broodwinninkjes
isfactie met zich brengen. '1 ls mogelijk, en zelfs
■r wjiarschijnlijk, dat de klant tevrcdeii is en
ilts ,- w ,1 hebbe!1u 111 1 werk gewezen, dan is zijn hand klaar te tasten in het myste-
de van Van Wijngaerdt raakte ik den gastheer op. rio der mythen en toont hij ons „Venus en Mare", t
tn- Ja- .meneer, ilat is ook zoo. was zijn antwoord. het oordeel van Park" \tinlnnta cn Afdcnacr" 7iin HlJ glngv Moe stuurde Be
ie willekeur harer reueerinif heeft aan- u jvcccw. wc w„cw
.e wuexeui narer regeenng nceit aan De ander bedankte. Rookte heel zelden... 'n En-
tkelier ook. De een smult of bewondert en de an
in 'n hoekje 'n bloem of 'n vlinder tracht uit hloeide. voor sommige anderen 'n middel was, om.... Zou >t waar dat 'n
leitelenof *t 'n Murillo geldt, die engelen en hei- i •••Maar als hij 't ooit te weten komt en er stil om zou den datgene waarom hii
a den adem des levens wist in te blazen, of 'n w°rden, dan zal ik 'm gaan vertellen, dat ik nu al beminden geeft in den slaai
mensch gegeven zal wor-
bidt? en dat God 't Zijn
slaap? Zou dat waar zijn? Dan
i tevredenheid niet. Of 't Michel Angelo geldt, die ]k hoop maar, dat Van Wijngaeerdt t nooit zal we- naar zoo heft dit hoofd - 'n bloem gelijk -
>rstfilt me4 t marmer, of 'n vergeten steenhouwer!je, «VV». i10C z,'n 7- 611 j mooiste wat er aan ont- zich naar boven- in 'n verwachting van geluk en rust.
5 in n '*-» klzvnm «f x„Li ..zi nlOP.lfl l* V OOI* SOmmiO** flnnpmn- n min/lbl woo rvrr*
beitelen
irpsteekenmeestertje dat tracht z'n leerlingen iets vat
onzienlijke te doen zien; of 't Zola geldt, die
nsche menshheid greep in zijn gigantenvuisten
reedde als weeke was, of wel 'n tobberig kranten
hriivertje. die beunhaast op 'n berichtje, en met 't 'J,.i.J5 «.nlVu. jij mag ;ajes js mogelijk; en 't is zeer onwaarschijnlijk
snehtje iets van zijn ziel tracht neer te schrijven, perken; er rijk door worden zullen anderen wel. Wat »t onwaai-schiinlijkste ook niet eens gebeuren zou' Zelf
it zal alles wel 't zelfde wezen. De bewustheid der 1S de hemel wijs, in het kiezen van zijn arbeiders, hè? koopen?!.... Vijftig gulden is niet veel; maar voor 'n
ivolkomenheid. wat wil zeggenonvoldaanheid, is bei- krantenschrijvertje'n heele som.
•r deel. ALs aarts- of troonengelen aan '4 verklaren j Tweede afdeeling: „Schilderijen, studies, schetsen. Zie. ik heb gedaan, wat ik maar hoogst zelden doe
ian van het wezen Gods. komen ze niet verder dan teekeningenvan G. W. KNAP. Heel iets anders dan omdat ik voor zooveel te danken heb ik heb ge-
d /v«V» c I Ia dl 1 rl cl II b l-\ et d 1 - »v| c a 1- l I „T, ,1c .c ci.cic c m d c .ca 1 TI. 1 T z* 111 1 i
dominé. De duidelijkheid der machteloosheid ver-
zelt ieder woord. En waar straks millioenen gebo-
:n worden voor 'n Rembrandt, of de wereld te hoop
de voorgaande verzameling. Hoe oud zou Knap al beden, en nu ga ik slapen. Morgen of overmorgen
wezen, dat hij zoo'n massa werken al wist voort te zal 't dan moeten blijken, of ik tot Gods „beminden"
brengen? en als hij dan nog geen veertig is, hoeveel behoor,
opt, om Wagners of Zola's buste te zien onthullen, jaren heeft hij daar dan over gedaan? Dit is immers
lar zullen én Rembrandts én Wagners én Zola's geest 1 maar 'n deel van wat hij werkte? De bovengenoemde tentoonstelling is geopend tot 15
kander vragend aanzien, zichzelf bewust, den sluier Toen ik de wanden langzaam cn aandachtig had Maart. Van harte wordt aan elk der exposanten 'n
e het heilige verbergt, zelfs nog niet beroerd te heb- bekeken, die stadsgezichten met hun stil-spiegelende schitterend en welverdiend succes •toegiewense.ht door
m. minder nog dien te hebben geheven of het heilige
eergegeven.
Want zoo hoog vermogen menschenhanden geen
iut te stapelen tot het bouwen van 'n altaar, of de
am van het vuur der liefde, die 't hart deed sta
rten. reikt hooger. Niets hoogs werd ooit bereikt,
nzij de greep naar hooger was gericht. Wie Golgo-
a's top bereiken mag, om daar in stervende zonne-
grachten en boogbruggen, hun burgwallen en kerkto
rens. toen dacht ik '11 menschengeest maakt soms
wonderlijke sprongen en combinaties toen dacht ik
aan Koen. aan Jan Pieterszoon Koen, van wien ge
zegd is. dat hij zeer waarschijnlijk „Koen" heette, om
dat Jiij zoo „koen" was. Is 't heusch mogelijk, dat
geboorte en aanleg soms rekening met elkander hou-
„P den. en 'n naam soms de waarachtige stempel wezen
alen zijn ziel uit te zuchten, diens bedoeling kan kan van wat 'n mensch is? Als dit zoo is, dan had
iet lager of minder geweest zijn dan de hemel. De Knap wel niet anders mogen of kunnen heeten, want tensoep, waar hij
Best heeft toegang tot regionen, waar 't vleesch niet „knaj>" is hij; en als hij ons soms 'n beetje stil en groenige druppels
omen kan; en wat zieners zien in hoogste blijdschap in zichzelf gekeerd toeschijnt, dan mogen wij aanne
H. d. H.
„FATA MORGANA"...
»T GOUDEN HORLOGE.
Pa z'n lepel viel met zoo'n smak ln het bord erw-
Juist aan begonnen was, dat de
tot op Jet d'r blouse spatten...
En moe rood werd van schrik
Bet naar beneden om den
jonkheer uit te laten. Maar pa volgde hem op den
voet. Stond al-kuchend, glimlachend, te buigen
Hield de straatdeur wagenwijd open...
Nu luisterden moe en Jetje in de bovengang.
„Nou, als u ons eens de eer wilt aandoen
zei pa.
Eindelijk! dacht moe. Gelukkig... Goed-zoo
„O, heel graeg! Heèl graèg!" zeide de jonkheer.
Straatdeur werd uiterst zachtjes dichtgemaakt. Pa
kénde z'n wereld wel, daarvan niet...
En hij kwam naar boven, - niet zonder iets sta
tigs over zich. Met roode kringetjes van opwinding
over het buitengewone, op de wangen. Stofjes van
z'n Zondagsche jas blazend...
Het visitekaartje lag nog altijd bij het bord erw
tensoep.
Vader haalde de wenkbrauwen hoog op. Knikte
goedkeurend
„Een echte gentleman, hoor! Een keurig-nette me
neerJe kunt toch dhdelijk zien...!"
De lakensche jas ging uit, werd over stoelleuning
gehangen. Pa begon in z'n hemdsmouwen verder te
eten... Er heerschte diepe stilte in den familie-kring.
Ze waren allen vervuld van het denken over die vi
site
,,'t Is jammer dat tante Eef niet hier was!" zei
moe op schamper toontje
„Ja, die was toch zoo bang, of 't met Harmsen
wel zuivere koffie zou wezen!" vulde vader aan,
in z'n emotie sneller de soep etend dan voor zijn ge
stel verstandig was.
„Die is nou echt van adel, niet?" vroeg Bet, de
borden weghalend en een schaaltje met aardappelen
opdienend, zij sprak zacht bij Jetje's oor, want
moe had haar al dikwijls genoeg gezegd, dat 't niet
te-pas kwam om, als ze aan tafel zaten, mee te
redeneeren
Jetje knikte eventjes en moe fronsde de wenkbrau
wen... Noü kwam 't er meer dan ooit op aan, om te
zorgen, dat ze wat minder burgerlijk deden
„Ik wou dat 'k een ander meisie wist" zei ze, toen
Bet de kamer uit was, „die Betje leert nooit manie-
Feuilleton.
R O M A N
van
HANS VON ZOBELTITZ.
1.
De familie Rackowsen was zooeven vertrokken. In
e groote kamer ruimde Helene met het kamer-
leisje de koffietafel af, Haar fijn neusje snoof, zoo-
Is haar vader het steeds noemde, de zachte, zoete
eur van Parijsche parfum in, die nog in de kamer
ing. Deze viooltjesgeur liet tante Marie steeds achter
n Helene's rijke fantasie riep dan steeds onklare
oorstellingen van luxe en weelde wakker, van rui-
chende zijden kleeren, kostbare indische sjaals, ko-
-ftte kapothoedjes, van fonkelende brillanten en
trengen parelen, die zich om laag-ontbloote halzen
trengelden. En'heel merkwaardig, Helene zag dan
ds 't ware de beeltenis der schoone keizerin Eugé-
de, waarvan tante Rackowsen had verteld. Tante Ma-
'ie had verteld van haar lieftalligheid en elegance;
'an de prachtjaponnen, die zij had gedragen op de
iromenade te Ems, en hoe groot de omvang van
laar creoline was geweest; oom Ernst had gefluis-
•erd met pjkant toegeknepen lippen van haar schoon-
irid, haar verrukkelijk roodblond haar, haar heer-
'ijke blanke teint en ook dat generaal Fleury steeds
om en bij haar was geweest. Toen hadden de heeren
■Ritjes gelachen en tante Marie en Martha hadden
sea b"k van verstandhouding gewisseld.
De kopjes rinkelden zacht in Helene's handen. Zij
°elde hoe haar het bloed naar de wangen steeg,
he oudo ritmeester liep zwijgend op den looper
®u 611 weer, die dwars door de groote kamer lag,
ka deur van de gang tot aan de deur der eet-
,.uaie''- Stijf en rechtop liep hij, de handen op den
S, het hoofd met den witten haardosch wat voor-
df-n' t *'ij dep twaalf schreden heen en twaalf schre-
otna terug. Telkenmale wanneer hij halt maakte en
Maaraaide' keelt bij teeder naar zijn troetelkind,
bezitr n*"'1 waren zijne gedachten niet met Helene
ziJ waren b«J Parijs. Steeds wanneer die
,gen°emd werd, dacht hij terug aan den groo-
d. aan de dagen toen hij het ijzeren kruis ver-
aiiiie,. ad. aan zijn beminden maarschalk en aan den
n Napoleon, dien hij nog haatte evenals ln
1813. Ja, evenzeer haatte, als hij den neef Napoleon
verachtte en den ganschen rommel om hem heen.
Het was een eerlijke, critieklooze haat, en eenzelf
de verachting, zoo echt oudpruissisch.
Aan het laatste der drie vensters zat moeder.
Grootmama genoemd, sedert de kinderen van broe
der Wilhelm in huis waren en daar opgevoed werden.
Zelfs Helene vergiste zich vele malen en noemde
haar moeder grootmama. Zij zat voor haar naaitafel-
tje en droomde, haar groote blauwe oogen half toe.
Met de handen in den schoot en de lippen prevelend.
Zij dacht dan zoo alleen over verschillende dingen
na. 's Avonds schreef zij die wel eens heimelijk op
en verborg dan haar aanteekeningen in een kastje,
waarin al haar geheimste en heiligste dingen gebor
gen waren.
De oude ritmeester noemde dat altoos lachend haar
Körnergraftombe, omdat heel onder in een lade een
paar verdroogde bouquetten lagen, die de beroemde
zanger Körner haar eens had gegeven. Dat was al
heel, heel lang geleden en uit het werkelijk lieve
gravinnetje Grucker was nu een gerimpeld oud vrouw
tje gegroeid, uit de gevierde schoonheid en rijke
erfdochter, een kleine, grijze Markgravin. Maar zij
konden het beiden toch maar niet vergeten; groot
moeder niet de ontmoeting met den zanger en het
zalige uur onder den lindeboom en de ritmeester
niet zijn razende jaloezie. En ondanks de vele, vele
jaren, die anders zooveel daden en doen afslijten.
Het was doodstil in de kamer, slechts het tikken
van het koekoekklokje en zoo nu en dan hapte Dia
na, die achter de kachel lag, naar een lastige vlieg.
Dan keek de oude heer boos naar het arme dier en
mompelde „stil". Gehoorzaam legde Diana den kop
weer op de beide voorpooten. Een verbazend res
pect hadden de honden voor hun meester. De rit
meester dresseerde ze zelf, volgens een oude metho
de, met de zweep.
De koffietafel was al lang opgeruimd en het dienst
meisje had de verschillende ingrediënten meegeno
men. Helene spreidde een bruin tafelkleed over de
i tafel Zooals steeds hinderde haar ook nu weer de
groote roode plek in het kleed, waar 's avonds de
lamp op stond. Zij streek er over van rechts naar
links, van links naar rechts, maar 't hielp niemendal.
Waar niet 1», heeft de keizer zijn recht verloren.
Het was kaal en armoedig, uit de mode. Waar He
lene ook heenkeek in de kamer, het was overal het
zelfde gebrek, armelijk, kaal en ouderwetsch. Het
tapijt, vierkante vakjet» met rosé bloempjes, het zat
vol vlekken, de gordijnen verschoten en slap; do
canapé reeds geheel uit zijn fatsoen. En zij dacht
weer aan het elegante Rackow en aan de elegante
tante Marie, die zoo leelijk was als de nacht en
die toch de geheele wereld betooverde; zij dacht
weer aan Parijs, aan de toiletten van de keizerin, aan
de fonkelende diamanten en aan de heerlijke pare
len, die zich om de laag ontbloote halzen strengel
den. En aan de groote opera dacht zij, waarvan de
Rackowers ook hadden verteld. Aan de eerste opvoe
ring van de opera Tannhauser, die zij het. vorige jaar
te Parijs hadden bijgewoond, en wat voor een vreem
de muziek of dat was geweest van dien Duitscher
Wagner, zoo'n soort revolutieman van '48 en dan
dacht Zij aan Deurée Artöt en aan de kleine Pauline
Lucca, die in Berlijn sedert het vorige jaar alle har
ten hadden doen ontvlammen. Broer Wilhelm kon
het haar maar niet genoeg vertellen.
Helene was op den schoorsteen toegestapt. Huive
rend leunde zij daartegen aan en zij voelde hoe
haar handen koortsachtig heet op de koude kachel
lagen.
Steeds nog maakte vader zijn eentonigen maïseh
over den looper. Steeds nog droomde moeder voor
het venster. Steeds weer en steeds nog. De
lucht was zoo drukkend en het scheen wel of de
zoldering der kamer steeds dieper en dieper zonk.
„Ik ga naar buiten, naar de veranda," zeide He
lene plotseling scherp de stilte in; en zij verwonderde
er zichzelf over, dat zij het zeide.
De oude ritmeester onderbrak zijn wandeling niet,
kuchte slechts en lachte haar toe. Moeder keek
vluchtig op. „Sla mijn doek om kindje. Het wordt
reeds zoo koud tegen den avond."
„Daar heb ik geen last van, ik ga met de jongens
om de post Of ik ga naar pastoor."
Eigenlijk had zij willen zeggen: „ik ga de wijde
wereld in." Maar zij wist immers dat haar wereld
daar buiten, bij de laan en de rij populieren aan het
eind was. Maar misschien zag zij daar werkelijk de
post wel aankomen; die kwam van Frankfurt en
achter Frankfort daar lag Berlijn twee uur
slechts met een spoortrein. Die heerlijke locomotief
raasde van Berlijn af, verder en verder de wereld
in, die heerlijke, wondervolle wereld
Maar toen de zware eikenhouten deur achter haar
in het slot was gevallen, bleef zij toch op de veranda
staan. Want daar zat Martha en die had een gewel
digen aarden schotel op haar knieën en haalde boo-
nen af. Vlijtig als steeds. Zij had over haar mooie
Japon, die zU ter eere van het bezoek had aange
trokken een groot wit keukenschort gedaan.
Toen Helene haar zoo zag, werd haar trots in
haar wakker, het was een verzet tegen dit beeld van
alledaagschheid. Zij vroeg haastig: „Waarom plaag
jij je zoo, Martha? Laat de juffer dergelijke dingen
toch doen." En zij werd rood in de wangen, want
zij hield van haar schoonzuster en in haar warm
oproerig hartje koesterde zij een onwillekeurige be
wondering voor de vrouw van haar broer Wilhelm.
Martha Hackentin keek maar heel even op. „Ik
kan onmogelijk met leege handen zitten. De juffer
heeft veel werk in de keuken." Toen liep Helene
terug naar beneden en haalde een mes uit de kast
schoof een stoel naderbij en greep eveneens ijverig
in den schotel. Het ging haar heel goed van de
hand wanneer zij den een of andereu arbeid begon;
inear zij had niet veel plezier in huishoudelijke werk
jes en had er dan ook spoedig genoeg van.
Ook nu leunde zij spoedig achterover in haar stoel
en keek naar haar schoonzuster. Zij keek op het
gladde, donkere haar, op het blanke wat lage voor
hoofd, dat diep over het werk gebogen was. Zij keek
naar de handen, die hoe goed ook verzorgd, de steeds
ijverig bezig zijnde huisvrouw verrieden.
„Verlang je niet heel erg naar de stad?" vroeg
Helene plotseling.
„Hoe zou ik, Helene? Ik ben immers heel graag
op Rohlbeck. Ik ben hier immers thuis?" Martha
had op dit oogenblik de heldere bruine oogen op
geslagen en had even met het hoofd geschud. He
lene deed ook dikwijls zulke dwaze vragen.
„Nu jij komt toch immers ook uit de stad.
Jij bent geen kind van het platteland."
„Maar ik heb hier mijn thuis gevonden. Mijn lief
tweede tehuis." Zij zweeg een oogenblik. „Ik heb
toch mijn beide jongens hier en mijn arbeid."
„Ja zeker. Werk heb je, van den vroegen morgen
tot den laten avond. De eerste hier in huis, die
op is, de laatste in de veeren. Ik moest mij eigen
lijk voor Jou schamen. Men moet
„Jij gekkinnetje, Het is mij nog nooit te veel ge
worden."
Een poosje was het stil in de veranda. Helene had
weer een greep in den schotel gedaan; maar zij
haalde de boonen slechts spelend door haar fijne
vingers. Het was immers weer, zooals het zoo dikwijls
was.
Helene had haar schoonzuster niet gaarne pijn
willen doen, voor geen geld ter wereld, maar
om haar een weinig uit haar evenwicht te brengen,
een weinig aan haar eeuwig precies-zijn te schud
den, dat lachte haar toe als een verboden vrucht.