Binneiilandsch Nieuws.
Gemengd Nieuws.
verdronken zijn, ais niet 'n matroos, die 't gevaar
zag, hem was nagesprongen, en hem met eigen levens
gevaar gered had.
Toen de koopman goed en wel op 't droge stond
en van den schrik bekomen was, tastte hij in zijn
zak en gaf den matroos 'n schilling. Al de menschen,
die er bij stonden, waren hierover zoo zeer veront
waardigd, dat zij den koopman te lijf wilden, en hem
weer in 't water wilden gooien. Maar Burns trad naar
voren en zei glimlachend: „Laat hem gaan mannen!
Hij zal toch zelf wel het beste weten, wat hij waard
is."
Toen lieten de mannen van hem af.
Als ik mij goed herinner, is 't Smiles, die 'n soort
gelijk voorval vertelt: 'n Rijk heer was in 't water
gevallen en 'n eenvoudige, arme man, sprong hem
na en redde hem. Op het droge gebracht gaf de
geredde zijn redder 'n dubbeltje a twopence
waarop deze zeide: Kunt u 't niet passen, meneer?
Ik heb geen stuiver terug.
Maar alle menschen, die gered worden, zijn zoo on
dankbaar niet. Ik kwam eens naar huis van de les,
toen ik op de dunne ijslaag in de gracht voor ons
huis, 'n kleine jongen zag loopen. Ik waarschuwde
hem er af te komen, want dat hij er door zou zak
ken en dan verdrinken. Met zijn ondeugend gezicht
riep hij iets terug, waarop ik niets wist te ant
woorden, en ging ons huis binnen. Maar nog nau
welijks in de gang, komt mijn moeder uit de voor
kamer vliegen: Hein, Hein, hij is er doorgezakt!
Ik gooide mijn boeken neer, mijn jas uit en sprong
tusscken de gebroken schotsen, om den jongen, die
kopje-onder, kopje-boven lag te spartelen, te redden.
Eindelijk had ik hem en was bijna aan den wal met
hem, toen mijn krachten me begaven en ik met hem
zeker gezonken zou zijn, als mijn vader, niet was
komen aanhollen en ons beiden gered had.
De jongen kreeg van mijn vader 'n paar klappen
op zijn zitvlak en holde weg. Ik ging andere kleeren
aantrekken.
Een uur of wat later wordt er gebeld. Ik deed
zelf open. 'n Kleine jongen met 'n dichtgeknoopten
witten handdoek of zooiets stond voor de deur.
Wel vent?
Meneer, compelement van mijn moeder, en das
voor u.
Ik keek den doek eens aan en vermoedde iets
van 'n paar borden.
Voor mij? roeg ik.
Ja meneer.
Ik nam 't vrachtje over en ging er mee naar de
huiskamer, waar er uit te voorschijn kwamen: twee
pannekoeken tusschen twee borden.
We keken elkander vragend aan, en ik riep in de
gang: Zeg jongen, ben je niet verkeerd? Kom is
even hier." Hij kwam en ik vroeg: Wie is je moe
der?
Vrouw zus en zoo.
En waarom stuurt ze dan die pannekoeken?
Omdat urne uit 't water gehaald hebt.
Och zoo, ben jij dat?!
Toen werd de jongen erkend, die er met zijn ondeu
gende oogen uitzag, alsof hij morgen weer 'tzelfde
stuk zou wagen.
Ga naar je moeder, en vraag of je vanmiddag
hier mag blijven eten.
Dit is toen gebeurd, en eer hij wegging, beloofde
hij, nooit meer op dun ijs te zullen loopen. Maar
zijn woord heeft hij niet gehouden; later is hij nog
eens op dezelfde manier gered door 'n soldaat. Die
woordbreuk heeft hij me zelf verteld.
Hij heeft nu al 'n baard, 'n vrouw, en twee kinde
ren; en ik heb gehoord, dat hij verscheidene keeren
in 't water is gesprongen om 'n jongen te redden.
Zie, dat is toch wel dankbaar.
DE WILLEM II BLIJFT WEG.
Volgens oen I ioyds' bericht uit St. Michaels is de
Prins Willem IV aldaar aangekomen. Het 'schip heeft
niets vernomen omtrent de Willem II.
De Willem IV heeft de reis naar Havre vervolgd.
EEN BEDRIEGER.
De gedetineerde klerk ter griffie van ds Arrondis-
sements-rechtbank le Winschoten, J. H. Zi.jlker, heeft
door valsche dagvaardingen ongeveer ©en bedrag van
f 3000 weten machtig te worden.
BESMETTELIJKE VEEZIEKTEN.
Een bijvoegsel tot de Staatscourant (no. 37) bevat een
slaat van de gevallen van besmettelijke veeziekten in
Nederland, voorgekomen gedurende de maand Februar^
1910. Daaraan ontkenen wij de volgende opgave (de
cijfers tusschen haakjes "duiden het aantal eigenaren
een ellendige knoeister bent. Dat ook God jou een
gave heeft gegeven
Nog zag zij als door een sluier van tranen het
notenblad. Maar dadelijk daarop werd het helder voor
haar. 't Zachte, onzekere beven der vingers verdween.
Zij voelde hoe de stem vrij werd geheel vrij
En zoo zong zij:
Wat is de natuur heerlijk! zoo goed!
Het lied van Goethe had hij voor haar gekozen.
Eu terwijl zij zong, werd zij blij. Het was im
mer zoo; maar vandaag toch anders dan gewoon
lijk; een ware lust om het eens uit te jubelen, ont
waakte in haar.
Zij leefde als in een roes. Een heerlijke zaligma
kende roes, Zij voelde dat het haar gelukte, dat zij
goed zong, beter dan ooit. Maar zij gaf, wat zij
gaf, geheel onbewust. De tonen jubelden in haar op.
zonder dat zij ze zocht.
En nu was alles uit.
En met den laatsten toon verdwenen ook haar wil
en kracht, de begeestering was weg, de spanning
der ziel eveneens. Moe en mat als een vogeltje, dat
uit de wolkenhcogte op den grond geworpen wordt,
zoo hokte zij voor bet instrument, de handen waren
van de toetsen gezonken en lagen iu haar schoot.
Zij hoorde slechts onduidelijk den. bijval, dacht slechts:
ach, het beteekende niemendal, je kunt heelemaal
en toen zij het geestdriftig klappen hoorde: wat
hebben zij er voor verstand van. Het snikte in haar
binnenste. Zij beet de tanden op elkaar, drukte de
lippen samen, haar hoofd zonk diep neer, en haar
slapen klopten.
Meer moest zij zingen. De stemmen gonsden door
elkaar. Men verzocht haar, maakte opmerkingen,
noemde mooie nummers, die men gaarne van haar
hoorde.
Neen, neen, neen!
Dan stond zij eindelijk op. Met een plotseling be
sluit: nu wilde zij het laatste weten zijn oordeel
- en wanneer dat eens een doodsoordeel was.
Zij draaide zich kort om. Hij stond niet te midden
van de groep harer verwanten. Hij was wat achter
af gaan staan, leunde eveneens, als straks voor hij
bad gezongen, tegen de deur der bibliotheek. Zij zag
hem en zag, dat zijn oogen haar tegenschitterden. En
nu kwam hij, greep haar beide handen, onbekommerd
over allen, die rondom hen stonden en sprak: „u
zult een groot zangeres worden! Een van die heel
grooten, voor wie zich koningen en vorsten buigen.
Ik gevoel mij gelukkig, dat ik u dat het eerst mag
zeggen."
HOOFDSTUK 3.
De schoolmeester Flehr schoof met gebogen hoofd
langs den dorpsweg. Men kon het hem aanzien, dat
hij zorgen had, een hoofd vol, ondanks dat het de
aardappelvacantio was en de lieve jeugd hem dus
het hoofd niet warm maakte.
Zorgen had Flehr eigenlijk altoos. Een school
meester in het koninkrijk Pruisen en geen zorgen,
dat kan eigenlijk niet bestaan. En goed naar den
zin maken kon men het ook uiemend, mijnbeer den
patroon, niet, den pastoor niet, ofschoon deze twee
eigenlijk nog niet het lastigst waren, integendc
Die iu en hun aanhang, die lo^.,.» 'ooue-
aan, onder wier vee de ziekte voorkwam)mond- en
klauwzeer bij de herkauwende dieren en de varkens
0 (0); kwade droes en huidwerm bij de eenhoevige
dieren 0 (0); schurft bij de eenhoevige dieren en de
schapen 213 (54); rotkreupel der schapen 68 (26); vlek
ziekte bij varkens 6 (5); trichinenziekte bij varkens
0 (0); miltvuur hij alle vee 70 (68 hondsdolheid 0 0).
EEN NOODLOTTIGE BRAND.
Gisteravond is er te Oosterend, op Texel, brand uit
gebroken in dc schuur van de hoeve Ruysdael, be
woond door den heer D. Mantje. Er zijn verbrand 23
stuks rundvee, 2 paarden en 2 varkens. He! woonhuis
bleef gespaard.
KERKELIJK HUWELIJK.
Tegen den predikant T. van de Evangelisatie te Hans-
woert is proces-verbaal opgemaakt wegens overtreding
van art. 138 van het Burg. Wetboek dat kerkelijke
huwelijksvoltrekking, voordat het huwelijk burgerlijk is
gesloten, verbiedt.
TOUWTJE-SPRINGEN.
Het 13-jarige dochtertje van de echtelieden B. te
Roermond, dat Dinsdag te veel aan touwtje-springen
gedaan had, is gisteren aan de gevolgen daarvan over
leden.
PENSIOEN VOOR VELDWACHTERS.
In dè te Hoorn gehouden vergadering van de
Noord-Hollandsehe Veldwachtersvereeniging werd be
sloten een pensioenfonds op te richten. Men zal een
geldleening aangaan, ter bestrijding der eerste kosten
en zich tot den commissaris der Koningin in Noord-
Holland en tot eenige burgemeesters wenden, voor
den op te richten voorloopigen pensioenraad.
HOOG WATER. I
Men schrijft uit Bergharen aan de Geld.:
We hebben hier veel water. Toch niet genoeg naar
de meening der buurlui. In den nacht van Dinsdag
op Woensdag stak men den Meerdijk door. Gelukkig
werd dit spoedig ontdekt. Ook trachtte men den
nieuwen wal door te wroeten; een gedeelte der be
kisting was reeds weggenomen.
Uit Grave:
Het water In de rivier de Maas is in het laatste
etmaal zoodanig gevallen, dat de toegangswegen
naar Grave heden alle droog zijn en de Veerstraat,
de verbindingsweg tusschen het Graafsche veer en
den Neder-Asseltschen dijk weer geheel watervrij is.
Daar nu de sluizen weer spoedig open gezet kunnen
worden, zal het overvloedige polderwater geloosd
kunnen worden en zullen ook de binnenwegen weer
begaanbaar worden. Zeker zal er echter nog gerui-
men tijd erloopen, eer men, tot 't bebouwen van
het land kan overgaan.
EEN INTERESSANTE PROEF.
De Rijkstuiaibouwleeraar voor Zuid-Gelderland en
Utrecht heeft te Geldermaben in den boomgaard van
den heer mr. M. Tydeman jr. een interessante proef
genomen met lijmbanden. De boomgaard werd sterk
geplaagd door de rupsen van den kleinen wintervlinder;
dit was zoo erg dat enkele takken er bruin gekleurd
uitzagen.
Daarom werden in den loop van October, zoowel
appels als kersen van lijmbanden voorzien, waarop zich
spoedig een reusachtig aantal vlinders hadden vastge
werkt, die spoedig dood waren.
Op de Goud-reinette werden per boom gemiddeld
gevangen 284 vlinders, waaronder 133 wijfjes; de Belle
fleur leverde per boom 80 vlinders, waaronder 36 wijf
jes; de Pondsappel 203 vlinders, waaronder 91 dames,
de Kers 271 vlinders, waaronder 148 wijfjes.
Er wei-den op deze wjjze in den boomgaard gevangen
ongeveer 278,840 vlinders, waaronder 1 17,070 vrouwe
lijke.
De telling had op 21 Nov. plaats en had er een
tweede besmering plaats, waarop er nog gevangen zijn.
Zoo mag het ge!al onschadelijk gemaakte vlinders ge
rust op 285.000, waaronder 150,000 wijfjes worde jj ge
steld.
Nu is het hekend dat elk wijfje ongeveer 250 eie
ren produceert, die alle in rupsen veranderen; dus
komen wij tot de conclusie dat deze lijmbanden een
mogelijken aanval van zeven en dertig millioen rupsen
hebben gekeerd.
Inderdaad een proef met een verrassend resultaat,
die navolging verdient.
LANGEDIJK.
Aan den Langedijk worden circulaires verspreid,
waarbij hoofden van gezinnen met inwonend personeel
wordt verzocht, Dinsdag 15 Maart 1910 te vergade
ren, teneinde te trachten een Onderlinge Maatschap
pij op te richten in verband met het Arbeidscontract,^
Art. 1638 x-ij.
Bereids hebben eenige gezinshoofden op verzoek
van den heer C. Rempt te Oudkarspel, van wien
het initiatief uitgaat, een concept-Reglement opge
maakt.
OUDKARSPEL.
L.l. Donderdagavond hield het Nutsdepartement al
hier haar tweede buitengewone vergadering in dit
seizoen, ten lokale van den heer Bückmann.
Na opening door den voorzitter, den heer M.
Eecen Jz., en het zingen van het „Wien Neerl. Bloed'
werd het programma afgewerkt, bestaande in eenige
voordrachten door den heer Lamberts van Amsterdam
die als altijd zeer in den smaak vielen en beide wer
den toegejuicht, afgewisseld door muzieknummers van
het Symphonie-Gezelschap „Sempre Crescendo", die
onder de bekwame leiding van den heer Dartillact v.
Tright van Schagen zeer goed ten gehoore werden ge
bracht en dan ook een welverdienden bijval verwier-
ven.
De avond werd met een dansje besloten.
OUDKARSPEL.
Naar wij vernemen worden door het Hoofd der
School alhier, den heer W. Vis, pogingen aangewend,
om te komen tot oprichting van een Korfbalclub.
LANGEDIJK.
Voor een op te richten Fröbelschool in een dezer
gemeenten hebben zich over den geheelen Langedijk
op de circulaires ter inteekening 8j7 kinderen inge
schreven, waarvan, naar wij vernemen, in Zuidschar-
woude het grootste aantal, zoodat volgens de oor
spronkelijke plannen, deze gemeente dan het eerst
voor eene dergelijke school in aanmerking zou ko
men.
Noordsehartvoude.
Op het tweetal voor Predikant bij de Geref. Ge
meente te Huizen komt voor Ds. J. Schoonhoven,
vroeger Predikant alhier, thans te Scherpenzeel.
- Noordscharwoude.
Onze ooievaar heeft weder zijn intrek bij ons geno
men, Voorbode van de lente, velen zien u nog lang
niet met vreugde komen; de grijze wintervorst had
eerst nog wel eens mogen komen.
Ilarenkarspel.
De verpachting van het grasgewas aan de wegen
In de banne Harenkarspel heeft opgebracht de som
van f 396.50, tegen f 403.50 in 1909.
De gelijktijdig gehouden verpachting van, het gras
gewas langs de wegen in den polder Woudmeer bracht
op f 40. 't Vorige jaar was deze opbrengst f 53.
BUREAUCRATEN.
Bureaucraten zijn overal hetzelfde en het staaltje dat
de Hdhld.-correspondent te Parijs verteltnemen wij
hier over als het zooveelste bewijs dat bureaumenschen
niet naar praclisch of doeltreffend vragen, maar alleen
het zoogenaamde „officieel© gedoe" het ware vinden.
Het volgende stukje is een deel van een redevoering
van den afgevaardigde Edmond Leblanc:
„Een van mijn vrienden werd onlangs vervolgd we
gens een jachtdelict, jagen op verboden terrein. Na bij
vonnis veroordeeld te zijn, liet hij boete en kosten
door zijn advocaat betalen. Hoe groot was echter zijn
verbazing, toen hij tien dagen later van den ontvan
ger het papier kreeg toegezonden dat ge hier ziet, en
dat gefrankeerd was met één centime'.
,.In den beleefden vorm, dien ge allen kent, deelde
de ontvanger mijn vriend mede, dat hij aan boete
opeischto nihil, aan gerechtskosten nihil (alles
was immers betaald) maar dat hij hem sommeerde te
)betalen voor frankeeringskosten van dit papier de som
ma van 90 centimes. (Gelach).
„Wafcht wat. mijne heeren, dit is nog niet alles:
de ontvanger had nog bcvendien de welwillendheid hem
te waarschuwen dal „bij g.-breke van betaling binnen
een termijn van acht dagen (onderstreept), een aan
vang gemaakt zou worden met vervolging en lijfsdwang,
overeenkomstig de wet". (Uitroepen van vroolijkheid
„Dat papier moet jc in een lijstje laten zetten
riep de afgevaardigde Marcel Sembat.
,,'t Is een verouderd formulier", verklaarde minis
ter Cochery. Maar hij ontkende niet dat 't dan toch
langzamerhand tijd werd het te laten vernieuwen.
DE KUNST OM KIJK TE WORDEN.
Patten, de gelukkige graan- en katoenspeculant uit
Chieago is voor een vacantiereisje te LiverpooL aan
gekomen. Hij heeft aan boord van de Maure.ania, tus
schen Fishguard en Liverpool, het een en ander over
zijn leven verteld. De „tarwe-koning" is 58 jaar; en
hij is als zoovele Amerikaansche millionnairs geheel
door eigen kracht omhoog gekomen. Zijn vader was
een klein boertje te Sandwich, in den staat Illinois,
en kon den zoon weinig helpen; deze moest dus maar
zien er zelf te komen. t
Nu zal het allicht velen onzer lezers belana
boezemen te vernemen, dal Patten aan zijn ini
viewer heeft meegedeeld, hoe men het in de wer
inoet aanleggen om rijt te worden. Het komt
voor, dat lici recept atkomstig is van een bemin
lijk optimist, maar wij willen het hier toep 0,
afschrijven. Aiissehien....
„Er is tegenwoordig evenveeL gelegenheid voor
jonginenseh om rijk te worden als vroeger m
gelegenheid zelfs. Laat hem hard werken, en m
der uitgeven dan hij verdient; dan komt' zijn k
zeker, als hij maai' slim genoeg is om er van
profitoeren".
Aldus Patten- Dus nu weet men het.
Patten is geen geheel-onthouder, maar hij drii
heel zelden en dan heel weinig. V'oor wie aan
hoofd staat van omvangrijke speculatieve zaken
liet verkeerd, alcohol te gebruiken. Men wordt c
overmoedig.
Patten zegt van zich zelf dat hij hard werkt m
niet te hard. Hij is op kantoor van 9 tot 4 m'et
uur rust om te gaan koffiedrinken. Ook bezoekt
natuurlijk de beurs. Klerkenwerk doet hij niet-
het brieven dicteeren laat hij aan anderen over. Da
voor heeft het hoofd van een groote zaak geen ti
Geld verdienen is zegt Palten ten slotte
gewoonte. Die gewoonte heeft b.v. Camegie te pakk
toen die 10,000,000 in Steels cadeau gaf voor
fonds ter pensionneering van professoren, wachtte
behoorlijk met de overdracht der aandeelen tot
halfjaarlijksche dividend was vervallen, en toen gaf
pas de aandeelen, maar ex-dividend.
DE KOMEET VAN HALLEY.
Te Zozona, Hongarije, heeft een grondbezitter, zek
Adam Torna, de jammerlijke dwaasheid begaan, zi
moord te plegen uit angst voor de komeet
Hallev. In een achtergelaten schrijven verklaarde
man liever zich zeiven den dood te geven, 'dan
worden „plat gedrukt" door vermeld hemellichaam.
EEN MENSCHLIEVEND INBREKER.
Een inbreker te New-York is dezer dagen het slad
offer geworden van zijn menschlievendhoid. De inb
kcr was op een nacht het 'huis van zekere mrs. Casse
binnengedrongen. Hij meende dat de familie reeds
bed zou zijn, maar toen hij in de slaapkamer v
mrs. Casello kwam, ontdekt hij dat deze dame juist
de naast haar slaapvertrek gelegen badkamer een b
nam. De dame zelf bemerkte echter den inbreker o<
de schrik beving haar, zij uitte eenige luide kreten, m;
viel daarop flauw. De inbreker die zich ontdekt zit
de juist de vlucht wilde nemen, bemerkte uit de dot
sche stilte .die op het gegil volgde, wat er gebeu
was en keerde op zijn schreden terug. Met de moed
van mrs. Casello, die op het geschreeuw was toegeit
pen, haalde hij tic bezwijmde uit de kuip en lef
hij haar op bed. Toen wilde hij wederom de vlu
nemen, maar het was te laat; politie door het runn
in huis gewaarschuwd, hield hem tegen en de ir
werd gearresteerd^ Tegelijk vrouwen redden en c
manten stelen, gaat niet, merkte de man wijsgee
op en zonder verzet ging hij met de agenten ïne
DE M ET TEGEN DE HOEDENSPELDEN.
Te Chieago is thans een verordening uitgevaard
waarbij het dragen van te groote hoedenspelden wo
verboden. Er waren, toen de nieuwe, door Alderir
Bauler voorgestelde verordening in den Raad werd
handeld, een groot aantal dames opgekomen, die r
verontwaardiging tegen het voorstel protesteerden
die, om aan haar woorden kracht bij te zetten, r.
van extra-groote hoedenpennen hadden voorzien, nu
dc meerderheid zwichtte niet voor deze belooging,
sloot zich manmoedig bij den Alderman aan. Laat
dames op 't hoofd dragen wat zij willen, zoo betoof
deze, al willen zij ook een gehoele kip opzetten, in
als zij degens in het haar gaan steken, hebben
het recht ons te verdedigen. De dames gaan nu wel
al te ver. Er is iemand bij mij gekomen, die iz
beklaagde, dat hem dezer dagen bijna het hoofd v
afgesneden door een jonge dame, die zulk een
vaarlijk wapen in haar hoed droeg, en in de tra
verkeeren dagelijks de passagiers in gevaar hun oo(
te verliezen, alleen omdat zij als buur een dame k
gen, die de nieuwe gevaarliike mode volgt.
Daaraan moet een einde komen. ZooaLs gezegd,
meerderheid was het met den Alderman eens e:
voortaan zullen de dames te Chieago wat meer besch
denheid moeten betrachten bij het vastzetten van hi
hoeden.
GELD MAAKT NIET GELUKKIG.
Op haar landgoed bij Mannheim heeft zich de v
ep-twinlig-jar'ge millionaire F.lise Treiber doodgescl
ten. Zii heeft 180,000 mk. voor liefdadige doeleind
vermaakt en aan een vriendin, die op trouwen stoi
40,000 mk. toegezonden.
die eerst recht niet. En hun gespuis van een
jeugd dat was heelemaal niet om mee op te schie
ten. Want die vrouwen was het 't aangenaamst ge
weest, als zij haar kinderen in 't geheel niet naai
school hadden behoeven te zenden, of wanneer het
mogelijk geweest was, haar lieve zonen en dochteren
in een half uurtje alle wijsheid in te pompen, die zij
voor hun leven noodig hadden. Dan konden zij hun
ouders helpen in huis en op 't veld, van den vroe
gen morgen tot den laten avond. Van opvoeding
hield het volk al vervloekt weinig. Maar zelf had
men toch zoo zijn plichtsgevoel en zijn idealen. Die
had men nu eenmaal en die kon men niet prijsgeven.
Zorgen had Flehr altijd en die hadden hem bepaald
al die voortjes en rimpeltjes in het gelaat bezorgd.
Maar aan al die alledaagsche zorgen, daar gewende
men zoo langzamerhand aan, zooals men er aan ge
went dat aardappelen met spek nog niet zulk heel
kwaad eten is, of dat Goethe en Schiller alleen maar
op Zondag van de boekenplank genomen kunnen
worden; of daarover dat de oude piano van jaar tot
.iaar dunner en miserabeler van toon werd.
Er moest bepaald nog wel iets bijzonders bij ko
men als Flehr het hoofd zoo diep liet hangen, zooals
vandaag, zoodat het magere, lange bovenlichaam zoo
voorover gebogen was.
Zoo was het dan ook. Deze dag verdiende drie
kruisjes op den kalender.
Eerst had hij van den ouden Heckstein weer een
kleine voordracht voor lief moeten nemen over den
geest des tijds. Natuurlijk was dat ook soep ge
weest, want die Heckstein was een veel te opper
vlakkige, domme kerel, om iets goeds te kunnen
zeggen. Maar daar kwam nog wat anders bij en dat
was van den pastoer gekomen, eu die was het wel
uit het hart gekomen, toen hij zeide: „werkelijk
meester, je bent mij te liberaal." Ja hm, wat
moet men daarop antwoorden, wanneer de oude
geestelijke zijn wijsvinger zoo verheft? Te liberaal?
Lieve hemel! Men heeft toch ook zijn idealen, daar
was toch een mensch voor. En wie die niet, innerlijk
tenminste, weet hoog te houden in dezen tijd, dat de
reactie zoo rondwaarde, zoekend alles wat zij zou
kunnen verslinden, om zoodoende de paar laatste zui
len omver te werpen, waarop de vrijheid van den
staatsburger zou kunnen steunen ja wie niet
een paar idealen overhield, die was met zijn moraal
voor de haaien.
Nu ja - en een uur later was daarop een lid van
de schoolcommissie gekomen, Christiaan Lehmpuhl.
Die had weer een schrijven van mijnheer den land
raad, hoogwelgeboren. Wanneer men het schrijven
alleen maar zag van den hoogmogenden, almachtigen
districts-secretaris, dan liep een mensch de gal reeds
over: daar rook de bureaucratie uit: „U wordt erop
opmerkzaam gemaakt zoo ving het aan. „Daarna
zult u wel willen handelen," of „met beslist
heid wordt verwacht zoo eindigde het. Ditmaal
eveneens. En daartusschen was het donder en blik
sem tegen de onderwijzers van de koninklijke auto
riteit, leelijke bedoelingen tegen de slechte, staats-
vijandige couranten, die den geest van oproer ver
spreidden en een jubel over het Kreisblad. Dat ver-
moe-te water-eu-melk-ding. Daar stond die Christi-
ehmpuhl en <!ie wist geen raad Wat zou
,m r' «een ii»n '.inbrand ingaan' Tegen
hem die wind en regen kon maken, die de zon kon
laten schijnen over rechtvaardigen en onrechtvaardi-
gen. 't Was te dol, als men wist, dat die heeren
heelemaal geen fatsoenlijke courant lazen, ook het
Kreisblad niet. Wat lazen die menschen eigenlijk? Nu
ja tenslotte was het weer dezelfde slotsom geweest
„Ik zal wel weer dit protocol moeten rondzenden,"
zoo had Lehmpuhl besloten. Mooi mooi, dus mor
gen ging het beroemde gebogen stuk hout van huis
tot huis en daaraan fladderde het schrijven, van den
landraad als een vaantje. Maar de boeren zouden
het van links naar rechts draaien, geen enkele las
het, of wanneer een enkele het las, hij zou het niet
begrijpen. En dat was nog maar het beste.
Ja en dan was mijnheer Hemming van het
slot gekomen. Die man wist eminent veel, alles wat
waar is. Maar een onuitstaanbare vent bleef hij toch,
met zijn nederbuigendmijnheer collega. Steeds klonk
dat. als snijdende ironie. En steeds had hij dade
lijk de politiek bij den kop. Steeds op zijn brutale,
hinderlijke manier. „Het roert zich eindelijk eens col
lega. Hebt gij het nieuwste blad van den Duitschen
nationaliteitsbond gelezen? En onze landdag, daar
is nog wil en kracht. Waldeck en Troisten en al
die anderen. De aanval van het militairisme zal te
pletter slaan tegen den ijzeren wil van het volk.
Dat is eigenlijk al gebeurd en ook de nieuwe groote
man, ditmaal Bismarck, zal daaraan niets kunnen ver
anderen. Zeg eens waarde collega, moet ons volk
doodbloeden, onder den druk van dat onproductieve
leger, dat geen volksleger Is, maar alleen het werk-
tuig der dynastie? Geloof me collega, de overtuiging-
groeit in steeds breeder en breeder kringen, dat het
langs dezen weg niet verder meer mag gaan. Zelfs
in de kringen van het conservatieve Joukerdom.
Vraagt u het maar eens aan mijnheer Frits von
Hackentin, hoe die over den tegenwoordigen toestand
denkt
Een kwartier lang was dat zoo doorgegaan. Eigen
lijk wel belangwekkend. Wanneer nu maar niet die
hoogmoed in Dr. Hemming had gezeten. Sprak hij
wel met hem? Hij sprak alleen.
Ja en dan kwam het slot: overigens laat de rit
meester u zeggen, mijnheer collega, dat hij met u
wenscht te spreken. U moet u tegen den middag
eens op het slot laten aandienen.'"
En dat dat was het arierergste. De ritmeester
was een boveuste-beste kerel, maar goed kersen
eten was het onder zekere omstandigheden met hem
tcch niet. In den grond van de zaak was en bleef
hij de jonker, die geen overtuiging naast de zijne
duldde, koning van Rohlbeck. Een godje! Een arm
zalig koninkje! Maar Flehr moest er in leven, zoodat
hij het onmogelijk bij den ritmeester mocht verker-
ven. Bij hem niet en bij de andere heerschappen
ook niet. Er waren toch zoovele draden, die men
alle maar niet zoo kon verbreken.
Wat de ritmeester nu weer zou willen? Natuur
lijk betrof het weer e politiek. Men zou het aan
stonds wel weer hooren: „Dat wil zeggen, meester.
11c moet zeggen
Ja, ja meester Flehr had vandaag kolossale groote
zorgen. Het grijze hoofd zonk steeds dieper en die
pt op de borst, hoe dichter hij >den ingang van
het slot naderde.
Maar vlak voor de deur had hij nog een o»»'
ting. Van den anderen kant kwam de groote bo
Metschke, Adolf, aangeloopen en die hield h<
staande. Het was anders een goede kerel, die bovc
dien een prachtige stem had, die het heele kerkko
samenhield. Maar wanneer die eenmaal een mensch
pakken had, dan kw»m men ook niet meer los.
„Goed dat ik je tref meester. Ik wilde juist ee
kalmpjes met je praten. Is het waar, dat men de
daten wil afschaffen?"
„Maar Metschke!"
„Gister is er namelijk een slotenmaker uit Liebin
in de herberg geweest. Die had het verteld. Vo
heel zeker. En nu moet mijn Willem in dienst. I
zie je meester, nu zou ik het toch allemachtig gras
weten, of die kerel de waarheid heeft verteld."
Flehr schudde het hoofd. „Men babbelt zoovef
Maar afschaffen, daaraan is niet te denken, meen ik
„Maar meester het moet toch in de bladen staan
„Er wordt zooveel geschreven, besto Metschke."
In het algemeen beperkte meester Flehr zijn b
moeiingen met betrekking tot de opvoeding, tot
jeugd. Het was bij hem al reeds lang tot zekerhe
geworden, dat bij de ouden alles dienaangaande paa
len voor dfe zwijnen was. Maar toch menigmaa
kwam de lust wel eens boven, om ook tegenover ne
wat opheldering en uitleg te geven.
En zoo ging hij nu voort: „Ik zeide het je re
Metschke, aan afschaffing van het leger den^
mand. Maar door de vrienden van het volk worl:,Zt
ernstig overwogen of men niet met minder solaa
toe kan, of dat men de soldaten niet korter tija i
de kazerne kan houden."
Metschko dacht na: „dat zou nog zoo ^waa(*
zijn, wanneer Willem niet zoo lang van de boerde-
af hoefde." Pauze.
„Maar meester, dat gaat alles niet in zoo kor®
tijd. Ik ben toch zelf ook soldaat geweest,
ter. En van een boer, die zoo groen is als het S
waarop zijn koeien grazen, een goed soldaat te
ken, dat is lang niet gemakkelijk. Daar heb J®
dat marcheeren, en dat geduvel met dat 8e,'eer .l
Het had er allen schijn van, dat de brave
ke heel veel zin had, om zijn herinneringen uit
militairen dienst nog wat uit te spinnen. Doch w
ter Flehr werd ongeduldig, llij haalde zijn ën'0(
veren horloge uit den zak en zeide: „Beste Me
ke, ik moet naar mijnheer den ritmeester."
„Zoo, moet je naar mijnheer. Hem moest
mensch er eens naar kunnen vragen. Die Wl'e,
paald wel bescheid Die heeft de Franschen u' e
land helpen verjagen, en hij heeft dan ook be
ren kruis Daarop liet hij eindelijk den
vrij. „Nu, wel bedankt meester maar ik
't gaat niet1&ngi
Langzaam ging Flehr verder, het breede P*a l
dat naar de trap der veranda voerde. Nu nie<jjeD(
lachje op het gerimpeld gelaat en hoofdscbu
over dezen boer, en verder over alle boere'.
werden toch niet vrij, die kleefden, kleefden ar8C|ji
vare aan den grond, waarop zij waren groot
En wio weet, wanneer de slotenmaker uit gal
weer ln de kroeg zijn nieuwe wijsbeden ten he
of Metschke als oude Franschen-dooder,
niet geducht het jak eens uitveegde. j,
Wo-