Scletses i fle Rechtzaal
De Kioosterbalsem
voor RHEUMATIEK.
Van dit en van dat.
RECLAMES
Veronachtzaamt nimmer.
Aambeien
nuttige vogels zijn zoowel op bouwland als op gras
land en ik hoop, dat dit opstel voor velen een spoor
slag mag zijn om door verbod van eieren zoeken,
deze vogels krachtdadig te beschermen. Als men in
fruittuinen, boomgaarden en bosschen door het op
hangen van doelmatige broedhokjes de insecteneten
de zangvogels ruimschoots gelegenheid gaf om zich
te vermenigvuldigen, zou het aantal rupsen en ke
vers, dat thans de oogsten belangrijke schade toe
brengt, of zelfs totaal doet mislukken, heel wat
kleiner worden. Veel beter dan door sproeimiddelen
kan men de parasieten uit de boomen houden door
het aankweeken van een talrijken vogelstand.
Zeer veel goeds doen ook de talrijke SPREEU
WEN Stumus vulgaris). Wie ze eens bij hon
derdtallen te gelijk zag zoeken naar dierlijk voedsel
op weide of akker, zal dit dadelijk beamen. Zelfs
schapen en koeien zuiveren ze van lastige insecten.
Wel hebben de spreeuwen een voorliefde voor aard
beien, bessen, kersen en rijpe peren, waarom de fruit-
telers'hun een kwaad hart toedragen, doch met wat
geraas kan men ze wel op de vlucht jagen. In de
jaren, toen de karwijrupsen zooveel schade aanricht
ten, kon men heele troepen spreeuwen ijverig bezig
zieu met het afzoeken der vraatzuchtige rupsen vau
de geteisterde karwijvelden.
Groot is ook het nut van den LEEUWERIK
Alauda arvensis). Deze aardige vogel vertoeft bij ons
van Februari tot October. Thans kan men op zon
nige dagen zijn fraaien, krachtigen trilzang hooren,
terwijl hij zich hoog in de lucht verheft
Zij leven hoofdzakelijk van insecten en onkruid
zaden, waarmee zij ook hunne jongen voeden. Het is
zeer betreurenswaardig, dat zeer vele dezer nuttige
zangers in den herfst worden gevangen om het ver
hemelte te streelen van verfijnde lekkerbekken.
Merkwaardig is de zorg dezer lieve vogels voor hun
jongen. Terwijl het wijfje op het kunstlooze nest zit
te broeden, leidt het mannetje de vijanden af door
ze tegemoet te vliegen en zich door hen te laten
vervolgen, waardoor zij op een dwaalspoor worden
geleid; onderwijl blijft het wijfje rustig zitten.
De leeuwerik laat zich steeds op een afstand van
het nest neer om het slechts langs omwegen te na
deren. Wordt het nest ontdekt, dan brengen de ouden
de jongen naar andere plaatsen over.
Overal kent men de nuttige ZWALUWEN Hi-
rundo rustica en H. urbica), wier voedsel uit aller
lei insecten bestaat, die zij dikwijls in de Ec- -> ij -
heid onzer huisdieren zoeken.
Men geve deze aardige vogels zooveel mogelijk
gelegenheid hunne kunstige nesten te bouwen.
Ik zou deze lijst nog sterk kunnen uitbreiden'door
het nut op te sommen van meezen, roodstaartjes,
karekieten, winterkoninkjes, lijsters, piepers, boom
kruipers enz., doch ik acht dit thans minder qoo-
dig, omdat het voor heden mijn doel was de kieviten,
meeuwen, spreeuwen, leeuweriken en zwaluwen in
het bijzonder aan te bevelen in de bescherming van
de landbouwers en allen, die land- en tuinbouw een
goed hart toedragen,. In een krachtige bescherming
der vogels, ligt een machtig wapen in den dikwijls
zwaren strijd tegen het schadelijk gedierte.
Beschermt de nuttige vogels!
D. E. LANDMAN.
troon, anders met de jaren zéér voorzichtig gewor- bak te-gruis getrapt
den, roekeloos genoeg geweest om joviaal vriende
lijk tegen hem te zijn. Had Hermans hem verteld
1 Hermans nem verieiu „Dat's óok een fijn merk... een tiep, vriendelijker klinkt
van prachtige zaken, die hij deed... Cijfers genoemd, tegenwoordig niet veel meer worden a^f^°"enbj eifien ,fl./K.hr
die hem waarachtig groote oogen deden opzetten, de stad" zei een der leden van vast vijfuurs-c J ge )s r te
Onder zegel van diepste geheimhouding toevertrouwd zittend vóór half-opgeschoven raam van café, ie l
t is i itj j T/"nyva T-Torm q nc ll £1(1
Hollandsch, meteen opspringend.
Wat zegt de Senor?
Ik herhaalde mijn vraag in 't Spaansch, wat
en: Smeer
schenen. Senor
dat
niet
111 je
DE „SECRETARIS".
EX-KAMERAAD.
„Afijn, Hermans," zei de patroon, hem het laatste
bundeltje brieven-met kantteekeni'ng overreikend „dat
is dan alles, hè...? Denk voorhl om het telegram
naar Bremen... En... Neen, voilh tout!"
Meneer wuifde toen met de hand, zijn kantoorstoel
met 'n rukje omwendend...
Maar de ander stond daar nog. Hij wreef over z'n
kin en, staarde op het pakketje... 't Waren vreemde
oogen, die van den ouden bediende. Onrustige,
met koortsglans erin. Ze pasten bijzonder goed in het
gelaat van leerachtige trekken, teekenend mensch
van geprikkeld zenuwleven; fantastischen, woeligen
aanleg.
Even keek patroon om... En tegelijk kwaih er een
driftige, knorrige expressie op zijn gezicht. Veegde
hij z'n pen aan inktlap af met van die nijdig-heftige
tikjes als om z'n gramschap op iets te luchten...
Als Hermans zóo deed... Patroon kende hem op
'n prikje
„As-je maar niet om duiten zeurt," voorkwam hij
'm en z'n keelstem was scherp 1 van opwinding, want
Hermans kon in zoo'n geval een „taaie" wezen, „je
weet 'r alles van. Ik heb 't razend druk, maak nou
asjeblieft dat het telegram naar Bremen, weg-komt...
't Had al weg moeten zijn...! Anders zal ik wel De
Roode of Willemsen... Wanneer je dat soms liever
hebt... De blanke, vleezige vingers van patroon zoch
ten reeds electrisch knopje, 't Moest nu eens uit
zijn met dat gezanik van den oude... Als Hermans
niet een schoolkameraad van meneer zou geweest
zijn, had-ie 'm een week na z'n komst op kantoor
al congé gegeven. En wel tienmaal stond hij op het
punt om hem weg te doen. Maar dan kön-ie, hoe
weinig weekhartig ook, er niet toe raken.
Die goedige, als om hulp smeekende zachte, dwee-
perige oogen van Hermans waren nog precies eender
als veertig jaar geleden, toen ze samen op de school
banken zaten. Kees Hermans de lobbes was der klas
se. Die met plezier strafwerk voor een jongen zat
te pennen. Zich bij het kwanselen liet bedotten-
ie een knaapje van drie jaar was. Altijd zat te
knutselen met spijkertjes, touwtjes, lijm, roestige
schroefjes, elastiek uit oude bretelsEn als-je
hem dan vroeg: „Kees, wat doe-je daar?"
Vinger op lippen legde... Sst, een groot geheim.
Als dat bekend wordt... Nou! Zul-je eens zien wat
meneer ervan zegt: Totdat meneer, wiens kippigheid
aan den jongens vrij spel gaf om onder de les uit
te voeren wat ze wilden, door den langen slungel
in de voorste bank, zoo'n echten „sar", die glunderde
van genot als-ie een te pakken kon krijgen... Voor
wiens ijzeren, geniepig knijpende knuisten ze allemaal
bang waren... Totdat de lange Hansen meneer toe
fluisterde, „Hermans is weer aan 't uitvinden!"
Hij, Kees, zat te plakken en te zagen... Hoorde
noch zag iets van wat er gebeurde in de klas. Ook
merkte hij niks van 't half gesmoorde grinneken der
jongens... Dat meneer, op de teenen sluipend, nader
bij kwam... Pang! Daar stortte de prachtige „uitvin
ding" van z'n knieën, op den vloer. Trok meneer
'm uit de bank. De plankjes, schroefjes, klein lijm-
potje... Alles in den kolenbak... Te-gruis! En hij
naar beneden gejaagd met boodschap voor den direc
teur. Vooruitzicht van briefje voor pa en ma
Minstens een uur, eiken dag van deze week, nablij
ven
't Leek patroon of 't gisteren-den dag gebeurd was,
dat hij Kees Hermans zag zitten, in het kamer
tje van de rekels die tijdelijk waren weggestuurd.
Koud, kaal vertrekje, met potkacheltje zonder vuur.
Liggend met het hoofd op een arm... zoo in-bedroefd
snikkend. Over z'n vernielde „uitvinding", die bijna
klaar was en nu te-gruis lag in den kolenbak.
Zoodat hij weer van voren-af aan moest beginnen.
Patroon wist nog best dat toen Hansen tikte tegen
ruit vau strafkamertje en Kees Hermans met een
van die gemeen-sarrende handwuifjes, al grijnzend
tergde... Hoe hij toen, alle vrees voor knijpvuisten
vergetend, had uitgeroepen: „Jij bent toch een be
roerde smeerlap, Hansen!" Waarna gevolgd was een
zoo verwoede vechtpartij, door den lange niet zonder
moeite gewonnen, waarbij een gloed- en splinternieu
we kiel, die patroon toen aan-had, een onherstelbare
knauw kreeg... zoodat er thuis een orkaantje opstak,
waarvan hij, piekerend over lang-vervlogen tijd,
van"rtSm" „schokken" hier en daar, op z'n lichaam
fi,* man, meende te voelen
gemoedelijke in de natuur van patroon was
Hermans geluk. Een Jaar of drie geledén had Til
hem ontmoet in het café, waar patroon nog al een
kwam. Zag Hermans er tamelijk netjes uit. Was pa-
hoe hij op 't punt stond om mede-eigenaar te wor
den van eene „concessie", welke hem al dadelijk op
z'n allerminst een halve ton „waarborgde"
„Nou, jij bent 'n gelukskind, hoor!" had patroon,
in vollen ernst gezegd, „ik wou waarachtig dat ik
hetzelfde
Toch hield hij zich op afstandje. Herinnerde zich
eensklaps iets omtrent een der „Vennootschappen",
door Hermans in den loop van 't gesprek genoemd.
Maar Kees was altijd ,?oo'n malle, lichtgeloovige, on-
practische snuiter geweest
„Wees maar voorzichtig!" raadde hij z'n ouden
schoolkameraad. En maakte van de gelegenheid dat
er om hem getelefoneerd werd, gebruik om met goed
fatsoen weg te komen... Zeker hij had geen bepaal
de reden. Zelfs haalde Hermans telkens een sterk
op goud lijkend horloge voor den dagMaar
toch
Een week later was Kees bij 'm komen binnen
vliegen, na aan den portier, die iedereen eerst
moest aandienen, op hoogen toon te hebben gezegd:
„Ik ben een intieme vriend van meneer!..." De'ur
van patroonskantoor was opengesmeten. Kees kwam
met uitgestoken handen naar hem toe...
„Dag, Jules, dag kerel, hoe gaat 't!..."
Even was patroon overbluft geweest. Portier(
bang dat-ie een uitbrander zou krijgen, kwam achter
na... Die meneer had hem formeel op-zij gedrongen...
Nu zag hij, dat de heeren elkaar inderdaad kenden.
Trok zich snel terug
Patroon werd overbluft. En Kees, hem bij z'n kan
toorjas vastgrijpend, had, in een adem doorpratend,
gezegd:
„Jules, beste jongen, geef me' s even-gauw vijftig
pop. Anders mot ik weer heelemaal naar huis. Er
is de grootste haast bij!..."
Hoe kon ik zoo stom wezen! zegt patroon nog
dikwijls genoeg tegen zichzelf. Maar Kees had er
toen dadelijk bijgevoegd:
„Morgen breng ik je ze terug. O, als 't je soms
minder..." Met zóo'n verrassend-bedriegelijk air van
door de weifeling reeds diep-gekrenkt zijn dat pa
troon dacht: „Neen, dat moet echt-spel zijn..."
Hij portefeuille te voorschijn haalde. Twee bankjes
van vijf-en-twintig overreikte... Kees had, op een
allerkeurigst visite-kaartje, reeds een woord of wat
gekrabbeld... met vulpen, die hij op zak droeg
Stond echt-zakenmannig
Dat alles was nu drie jaar, ongeveer, géleden. Een
dag of wat na dat avontuur was Kees weer bij hem
gekomen. Patroon dacht natuurlijk om de vijftig pop
terug te brengen. Kees had zitten schreien... Sta
pels papieren vóór hem uitgespreid. Hem willen be
wijzen, dat een slag 'm had getroffen)... Een slkg.
anderhalve ton naar de maan... Vrucht van jaren
lange inspanning. Wie had zóo-iets kunnen verwach
ten?
De eerste opwelling van patroon was geweest,
Kees door den portier de deur te laten uitsmijten,
met eene bedreiging dat, vertoonde hij zich weer,
de politie eventjes zou worden opgscheld. Zulke op
lichters dienden gesignaleerdPatroon had het
electrische knopje al in de hand... Keek toch scher
per dan vele anderen door de onrustige, smeekende,
opgewonden oogen van den bedrieger. Besefte dat
Hermans door het leven zelf verruwd, ontzenuwd was.
Bedreven geworden, gevoelloos ook, voor allerlei
lage trucs om aan geld te komen... Maar óok,
hoe die man zich toch in vollen ernst verbeeldde,
op zekeren dag alles te zullen goedmaken. Hij zag
weer den om z'n vernielde pracht-uitvinding schrei-
enden stumper, den lobbes van de klasse, die
eens veertien pagina's strafwerk voor hem had zitten
pennen... Zonder een seconde te denken aan beloo
ning of zoo
't Eind was geweest, dat Hermans op het kantoor
bleef hangen. Zonder eigenlijke vaste-aanstelling. Oui
brieven aan het personeel te brengen, een enkele
boodschap te doen, waarbij men iemand noodig had,
die met menschen behoorlijk wist om te gaan. Spoed-
boodschappen te telefoneeren. Eens buiten de stad
iets te doen, waar nu niet bepaald veel „vertrou
wen" voor noodig was... De procuratie-houder van
de zaak, die met meneer zeer vriendschappelijk om
ging, had al eens gezegd: ,Ik begrijp me niet, wat u
aan dien Hermans hebt. Hij doet zich voor als een
oude-kennis van u... Zelfs moet hij tegen iemand
gezegd hebben, bij de zaak „geïnteresseerd" te we
zen!
Samen schaterden zij om de enormiteit. Geïnteres
seerd
De jongste bediende had hem de vorige week een
gulden voorgeschoten... En patroon had Hermans,
toen hij dat hoorde, gedreigd: „Hoor eens, nu is
't welletjes. Ik heb er genoeg van!" Maar tot defi
nitieve scheiding was 't nog niet gekomen. Buiten
de kas en de administratie van den boekhouder om
stopte meneer hem elke week een tientje toe
Tegenover de kennissen in het café, waar hij 's
avonds biertje zat te drinken, noemde Kees zich
nooit anders dan: „particulier secretaris" van pa
troon... Het sterk op goud-lijkend horloge deed de
rest... Op straat had men hem nooit zonder hooge-
hoed gezien. Er was nog altijd iets over van de
mysterieuse deftigheid, van het meneerschap, dat Her
mans had weten te bewaren... En zelfs op het kan
toor ook dank zij 't gerucht van zijn met patroon
eenmaal op de schoolbanken te hebben gezeten, beje
gende men hem töch ondanks spottoontje en min
achtende oogjes van de elegante volontairs; smade-
lijk-hautaine koelheid der typewritende dames
met allerlaatste, alleruiterste tikje, zweempje van
zekere hoffelijkheid
niet kwalijk.
neemt
the
Heb Je sublimaat-water? vroeg ik angstig
Wat voor water?
Alleheiligen... heb je 't niet? Agua de c
nla misschien?
Dat had hij, en ik desinfecteerde mijn arme
gezicht zooveel mogelijk. De man bleef mij met3*1'
onschuldig-vragend gezicht aanstaren, en verteld
beleefd, dat dit zoo gewoonte was, dat twee rn15'
zeep op de huid bijt (zijn zeep natuurlijk), dat k
zóo veel zachter was. en nog veel meer' u» ,®6t
zelfde, waar patroon indertijd Kees Hermans
ontmoet... Toen Kees zaakje van halve-ton „zuivere
winst" juist had gemaakt... En het zoo sterk op
goud lijkend horloge de aandacht trok
Vóór het raam stond een man met verkleurde,
groenachtig-gelige overjas rafels aan de mouwen,
vlekken van allerlei soort en herkomst op de borst-
vlakte verspreid. Een hqed, waarvan eb' rand nog
maar voor 'n kwart aan den bol vastzat. Grauwe ha- beleefd, dat^dit zoo gewoonte was, dat twee
ren... Grauwen stoppelbaard. Idiote grijnslach
Vreemde, wilde, oogen. Waar men onwillekeurig naar
bleef kijken... Zacht, smeekend waren ze. Als om
hulp roepend, klagend... Dan: met feilen koortsglans
erin... Verterende gloed in haast-vernield lichaam...
„Fijn lid!" zei tweede clubgenoot, „dien venr heb
ik indertijd nog verdedigd. Ja, dat is een boefje,
hoor...! Echt schurkje. Als 'k 't wel heb, had-ie op
lichterijen gepleegd op naam van... Sapristi, zeg
Waanders, heb-jij dien kerel... Dien schooier-daar...
Dien bedelaar, ja-juistHeb-jij dien man niet
nogdeed zijn schootsvel weer voor. De kosten°war''
Patroon zag op. De bedelaar strekte den groenig- centimos. Vaya V con Dios! zei hij me bh' 't T
Glimlachte op 'n heel-aparte manier. O, 't was gaan, nogmaals een excuus stamelend, en toeuh
gelen arm, met de vuile, bibberende hand, naar hen verwonderd den vreemdeling nastarend. °°es[
toe... stak doosje-lucifers door het raamj Tot negen uur bleef ik aan wal, en verliet.
zeer-nederig... Smeekend... Maar, terwijl de gloed na, met een opgeruimd gezicht (hoe kon het
in de onrustige oogen feller brandde, grijnsde hij anders, na een zóo vriendelijke behandeling) Bon»?
toch met •iets-familiaars... Iets van: ,Ja ik ban 't, za weer, met de prettige herinnering aan de
hoor!... Ik ken jelui wel1'mé
„Zoo," zei eerste clublid tot advocaat, „is dat zoo'n
gevaarlijk heer?"
was, en nog veel meer! Hij ki"*1
IJselijk bdleefd en boog wel tienmaal, mij steeds
excuus vragend. Hij ging zelfs zoo ver iu zbn
leefdheid, dat hij mij vertelde, dat hij noK
beleefdheid tegenover mij eerst in zyn ,Ul'
gespuugd had, en die daarna pas op mijn huid 3Di
bracht had, want dat hij gewone klanten maar d'
in
t gezicht spoog! Iets wat ik
tar
bij
dei
centimos. Vaya
maar niet gelooven kon. Hij vertelde mij dit
wijze van excuus, borstelde mij handig af
zeer waardeerde
M zek«
es
10
noot
vaj
en óverscheren... en de hoop dat de Barbier
Sevilla mij dat zindelijker leveren zou.
TAAI LEVEN.
De gewezen directeur en tooneelspeler van het p.
rijsche Ambighu-theater, de heer Chily, verhaalt
tragi-comische geschiedenis uit zijn tooneelloopbaaii
waaruit men zien kan wat 'n tooneeldirecteur ?irh 1
„Heeft stellig al een jaar of twee, bij elkaar, ge
zeten!"
„Zou-je toch niet zeggen!" merkte de ander op
„Ik had eerder gedacht, een idioot, een soort van..." waaruit men zien kan wat 'n tooneeldirecteur
iJtV nTwje fn '£Z7r,'"°Z',c °*rt M
hodt je nu weer dat malie laeanseeren van sen"™ zljner sujetten, Laurent genaamd, dreef zijn kcxS
je.^ Dat Houtmans daar nu ook al aan meedeed, brutaliteit verder dan an£ren W€l bezat hij ft
had-ie met vermoed...... gering talent, doch dit werd geheel verduisterd d™!
„Zeg, Waanders!" riep advocaatje nog eens oud- °;in „n,", ™1 door
patroon van Kees Hermans... Van groen-gelen be- sXncn%n Hcn^^ ft L,,*1",V3n V<M*
delaar, bij half-geopend café-raam schooierend. Joé Diaa#s pivvpi 7,i ïoLnt ic icomische \oorval
„Zeg, vertel jij eens van den kerel daar... Ji/nalt oP deK ^huld®,
'm toch indertijd... Of heb ik 't mis?" hfi »n!m^Taï n onmogelijke voorschotten dje
Maar patroon antwoordde niet. Hij had weer ge- T1? hlJ h6f' dhU)\
zien dat smeeken van de zachte, hulpelooze, vreemd- „„n te srirekcn rWh i-83
onrustige oogen... Gedacht aan lobbesje, schreiend VerneefsvnnrtnhAi welsprekendheid was te
om z'n pracht-uitvinding, die in den kolenbak ge-! moest hij aftrekken.
go
trapt was
Hij maakte zich van den advocaat in vijfuurs-club
met 'n paar woorden af... En deze zag dat Waan
ders het chapiter pijnlijk, onaangenaam vond. Dat
hij zelfs stiller dan anders was, nadat de bedelaar
een café-verder was gestrompeld... Al-maar tikkend
tegen, hoedrand, en grijnzend, om centje schooie
rend
„Allemaal even gek, even week-sentimenteel tegen
woordig!" dacht advocaat in vijfuurs-club... En zóo
driftig tikte hij om „nog een halfje", dat de dunne
voet van het borrelglaasje er haast van knapte
MAITRE CORBEAU.
De boekhouder zag dadelijk, dat 't tusschen me
neer en den „secretaris" niet pluis was geweest. Hij
zat het dichtst bij de deur van patroonskamer, en
had bijzonder scherp gehoorMeneer had ge
schreeuwd met uijdig overprikkelde keelstem. En
Hermans legde 't stapeltje brieven met beverige han
den voor hem neer. Zoo moet 't gaan, dacht
boekhouder 't wordt waarachtig tijd, dat we den
vent hier kwijt raken... Meneer maakte zich een
voudig ridikuul
Toen hoorde hij het heesche, mompelende stemge
luid van den man
Vroeg juist zoo hard, zoo schel mogelijkHet
moest nu maar eens uit zijn, met die malligheid om
te denken dat zoo'n kerel hier iets had te bedui
en... Vroeg juist zoo schel mogelijk:
,,Wè.t wou je., Hermans?... wat is er!?"
Vruchteloos trachtte de ander hem te beduiden
dat hij zoo graag stilletjes Wou praten... De ande
ren op kantoor hadden toch niets te maken met...
Weer mompelde de van opwinding en schaamte
heesche stem...
„O neen!" riep boekhouder uit, die opmerke
lijk schril en schel kon praten als-ie wou O-
neen! Dat weet je wel. Geld-leenen doen we hier
niet... Ten-minste
De rest slikte boekhouder maar weg. Riep dade
lijk een klerk om te toonen dat-ie geen syllabe weer
wilde verspillen
Joggie duwde „secretaris" op zij, keek hem aan
met gezicht van: „Wat voer-jij hier uit?..."
„Kom, asjeblieft! Ik heb wat anders te doen!".,
snauwde de boekhouder, Hermans, die tóch nog
bleef toeven, draaien, beduidend dat-ie weg had
te gaan
En toen de „secretaris" langs de rjjen-lessenaars
naar den uitgang strompelde, voelde hij wel heel
duidelijk, dat 't laatste glimpje van meneerschap,
zich vastschakelend aan zijn met patroon samen op
school geweest zijn, nu ook hier, op het kan
toor, vernield was... Net
van ve«rti»- U" 41s z'n Pracbt-uitviuding
k jaren hèr, door onderwijzer in den kolen-
'S LANDS WIJS, 'S LANDS EER.
De correspondent der N. R. Crt. maakt per boot
een reis naar Spanje en vertelt van een bezoek aan
een barbier te Bonanza (een plaatsje aan de Gua-
dalquivir) het volgende wel leuke verhaal.
llij schrijft dan:
Zeezieke menschen weten niets meer, behalve dat
ze ziek zijn, dat een schip een onding, de zee een
kwelling, hun maag een vulcaan en een haven een
hemel is! „Op de zee ligt Neerlands glorie!" Wie
dat gedicht heeft is nooit zeeziek geweest. Aan glo-heelemaal niet aan
rie dacht ik heusch niet meer, alleen aan een ha-
ven.
Om half twee in den middag kwam de camerero
mij waarschuwen, dat wij voor Cadix waren. Zoovè
was ik mijn aardrijkskunde reeds kwijt, dat ik al
leen maar vragen konIs het een haven?"
Natuurlijk!
De hemel zij gedankt!
- Maar we varen er voorbij, Senor!
Krijg dan een driedubbele zeeziekte! schreeuw
de ik woedend. De man ontdaan van dezen heil-
wensch, verdween, en ik leed verder op Neerlaud's
glorie. Om drie uur liepen we de monding van de
Guadalquivir binnen, precies een half uur te laat
om de rivier te kunnen opvaren, daar de vloed zak
kende was. Alleen bij vloed kunnen zeeschepen tot.
Sevilla komen. Wij ankerden dus voor Bonanza, in
kalm water, wat dadelijk ook een kalmeerenden in
vloed op mijn maag had. Met een gezicht of er
niets gebeurd was, en ik nooit zeeziek was, stapte
ik aan dek.
Hoe laat gaan we verder? vroeg ik den kapi
tein. Vannacht om twee uur!
Daar zat ik... 100 meter uit den wal, op een
kaal schip, mij te vervelen! Ik was de eenige pas
sagier le klasse! Echter tegen vijven kwam een
barquero langs zij, die mij voor éen peseta aan wal
en naar het dorp zou varen.
Laat ik van Bonanza maar weinig spreken, 't is
te klein, en te vervelend! In een half uur had ik
er genoeg van, en wist ik reeds dat het naar de
Maagd van Bonanza (mooi meer) heet ('t regende
n.b.een station had, een café enz. enz.! Cer-
vantes vertelt er van in La Ilustre Fregona als
van een wijkplaats voor zeeroovers en smokkelaars.'
Ook dat interesseerde me weinig!
De eenige herinnering, die ik eraan heb, is
dat ik mij er heb laten scheren! In afwachting van
den Barbier van Sevilla natuurlijk! Ik gun u den
barbier van Bonanza.
Hij werd me aanbevolen door den viezen eigenaar
van een vieze herberg, waar ik tegen den regen
schuilde. Scheert hij goed? vroeg ik. Uitste
kend, ik word er ook geschoren! Ofschoon mij dit
niet 41 te groote waarborg scheen, waagde ik me
er toch aan! De barbier was schoenlapper ook, deed
zijn schootsvel af, en ter eere van mij een wit
schootsvel voor... zeepte mij in! Met zijn handen
natuurlijk, die naar leer stonken, terwijl uit zijn
mond, bij elke beleefdheid die hij me zei, een wolk
van knoflookgeuren mij tegenwoei.
Wilt u de noot? vroeg hij mij opeens!
Als hij een onbepalend lidwoord gebruikt had, zou
ik gedacht hebben,wat een aardige vent, die
geeft me daar een noot tot tijdverdrijfnü be
greep ik er niets van!
De noot? vroeg ik verbaasd. De man lachte
om mijn onwetendheid.
Ja... of u op de noot geschoren wil worden?
Nee, op mijn kin natuurlijk, mijn waarde!
Ik /diacht heuscJi dat
s Avonds van dienzelfden dag werd er 'n zeer sen
timenteel moord-drama gegeven, waarin de directeur
de hoofdrol vervulde. In een der bedrijven moest hij
den schurk van het stuk dit was Laurent doo-
den. Met de woorden: „Sterf, verrader!" rukte hij het
zwaard uit de schede en doorboorde er het hart van den
voorschotvrager mede. Deze echter bleef, merkwaar
digerwijze, en tot groote verbazing van het publiek
en zijn tegenpartij, kalm staan. „Sterf, verrader!" brei
de de directeur hem andermaal toe. Maar Laurent
verroerde zich niet, en maakte niet de minste aan
stalten, om, zooals 'n doodelijk gewonde betaamt, neer
te; storten. Hij neigde zich integendeel eenigszins naar
zijn aanvaller, den directeur, en fluisterde hem zacht
toe: Krijg ik dan 'n voorschot, ja of neen?
Waarop de ander thans in ernst dreigend en woe
dend, andermaal antwoordde: „Sterf, verrader!"
Als ik 'n voorschot krijg! antwoordde Laurent
weer zachtjes, maar beslist.
Goed, je zult 't hebben.
Op je woord van eer?
Op mijn eere woord.
Toen, bij den vierden zwaardsteek viel de hardnek
kige verrader, onder luide toejuichingen van het pu
bliek. dood ter aarde, om 'n kwartier later op 't bureau
der directie zijn zuur verdiend voorschot in ontvangst
te nemen en Parijs in te dwalen op 'n manier,
n pas overledene betaamt.
EEN ZINDELIJK VOLK.
Als zindelükheid de deugd is, die 't naast bij vroom-
heid, dan staan de Japanners op 'n zeer hoogen trap
van vroomheid, want bij geen volk is het baden zoo
!il~ algemeen. In Tokio zijn twaalfhonderd badhuizen, es
elk daarvan wordt dagelijks gemiddeld door zevenhon
derd personen bezocht.
Onder de noodlottige gevolgen van het veronacht
zamen van eenvoudige gevallen van aambeien noe
men wij bloedende aambeien, die uw levensbloed al-
voeren en de oorzaak zijn van algemeene zwakte en
bloedarmoede, uitstekende aambeien een de'
meest pijnlijke kwalen, die het menschdom kent,
verzworen aambeien, de hardnekkigste vorm, die zich
voor kan doen, de ongeneeslijke fistel en verstop-1
ping van het afvoerkanaal der ingewanden, hetgeen 1
gewoonlijk in eenige uren noodlottig eindigt. 5 3
Vele mannen en vrouwen, die aan aambeien lijden,
verdragen deze zoo goed als zij kunnen, omdat zij vm
nature teergevoelig zijn en er tegen op zien om een
behandeling te ondergaan. Derhalve verwaarloozen
zij hun kwaal, totdat deze een hoogte bereikt, waarop
de pijn letterlijk ondragelijk wordt en een operatie
het eenige redmiddel is ter voorkoming van verdere
ontwikkeling, die alleszins gevaarlijk zou zijn.
Foster's Zalf geneest echter zelfs ernstige gevallen
van aambeien en zonder dat gij er eenigen last van
zult hebben bij uw dagelijksche bezigheden. Zij 1'
wonderlijk verzachtend en heelend; reeds de eerstt
aanwending geeft een ongekend gevoel van opluch
ting en rust aan de aangedane deelen. Een geduldigs
verdere behandeling met de zalf zal ongetwijfeld be
loond worden door een volkomen genezing.
Let erop, dat gij de echte Foster's Zalf krijgt
Zij is te Schagen verkrijgbaar bij den heer J. ROT
GANS, Toezending geschiedt franco na ontvangst van
postwissel k f 1.75 voor éen, of f 10.voor aea
doozen.
hij eek was, wat mij geen
pretje toescheen. Ineens hield hij nie een af gekauw
de okkernoot onder den neus, mij uitduidend, dat de
Spaansche zeelieden die achter de kiezen nemen, op
dat ze dan scherper geschoren kunnen worden.
Ware het een nieuwe noot geweest, bij zeven hei
ligen, ik had het eens geprobeerd, maar een noot.
die wie weet hoeveel Spanjaarden bij wijze van
pruim al achter de kiezen hadden gehad, die er de
vettige sporen van droeg, was me wel wat machtig.
Grarias, ik wil liever de noot niet!
Zooals de caballero dat verkiest!
En ik werd geschoren
Óverscheren? vroeg de barbier van Bonanza.
De vent scheen op de hoogte van 't vak, en ik
zeiHeel goed
Hij zette zijn mes nog eens aan, spoog dan in zijn
hand. Dat iemand in zijn eigen hand spuugt laat
me volkomen koud, maar dat men zijn speeksel dan
zorgvuldig om mijn kin en onder mijn neus smeren
gaat. is heel wat anders, dat maakte me warm.
Ben je bederd?' vroeg ik hem in zuiver
Dat do KLOOSTERBALSEM voor rheumatiek een
uitstekend middel is, bewijst wel onderstaande verkla
ring, die wij kort geleden ontvingen:
Mej. de Wed. H. Kuik, Noteboomstraat te Mep-
pel, verklaart ons:
„Eenigen tijd geleden kreeg ik op eens eene herig®
pijn in mijn been. Mijn been zwol op en werd 'iaC
langer hoe dikker. Ik schreeuwde het uit van de k«-'-
rigo pijn, zoodat mijn huisgenooten niet wisten
zij moesten doen. Op aanraden van een buurvrou*
ging ik er toe over gen KLOOSTERBALSEM te .ge
bruiken. Reeds den volgenden morgen was ik tot niij"ê
groote vreugde weer geheel hersteld en een iédér w-J»
dan ook verbaasd over de spoedige geneeskracht van
den KLOOSTERBALSEM".
De Kloosterbalsem, Klooster Sancta Paulo, is n®."
onovertroffen middeL tegen Rheumatiek. Bovendien
het een uitmuntend middel tegen oude en nieuwe
wonden, zweren, iing-, baard- en dauwworm, alle zie®
ten der hoofdhuid en aambeien (zoowel bloédende a
andere).
Prijs per pot van 20 gram 35 ct., van 50 0*?
75 ct., van 100 gram f 1.20 en van 250 gram f —d
Hoe grooler pot. hoe voordeeliger dusl
Verkrijgbaar bij Drogisten, Apothekers en de bekci
de Depóthouders.