li
Metsen nit de MM
OUUU&LUl UII111 Uil i
Zaterdag 7 Mei 11)10.
54e Jaargang. 4703
5
DERDE Bl.Al).
la kwartier geleden nog niet waren.
lp eens hooren wij de pedalen klikklakken, registers "helde ove,
CCXLV.
THEODOOR ROOSEVELT IX AMSTERDAM.
Boog op der vaadren eer niet: toon de eigen aan!
lunt gij don boog niet spannen, zoo laat hem staan,
lat wilt gij met liet eedle, reeds lang bedolven?
>e stroom dringt door de zee been met eigen gol
ven.
Te veel verstand heeft niemand, boe «ijs hij zij;
laai- niets te weten, Halfdan, staat niemand vrij-
•e domme, schoon verheven, wordt licht vergeten;
len hoort den wijze gaarne, schoon laag gezeten.
De beetren dulden gaarne de macht des besten.
Esaias Tegnèr.
lening Bele en Thorsten tot hunne
zonen in de ,,Frithiofs Sage",
vertaling van Ten Kate.
De vorigé ..Amsterdamsche brief" was natuurlijk al
iig weg en ter perse, toen de oud-president Roose-
elt als 'n bom in onze stad viel, en 't nieuws, dat
k n u over hem nog zou kunnen vertellen, kan na-
uurlijk niet anders dan oud nieuws zijn; en toch...
at bezoek van hem, die als 'n wervelwind kwam en
,ls 'n wervelwind verdwenen is, heeft zoozeer ons
■ware* getogen; 't was nog voordat de groote admi
raal, wiens graf hij zooeven bezocht had, geboren
was; en nu bracht hij in zijn zoon, die bij hem was,
de negende generatie mede van den oorspronkelijken
Roosevelt, die indertijd Holland verlaten had.
Hij vertelde van zijn omzwervingen in Afrika ge
durende de laatste wintermaanden; van de vriend
schap die hij daar gesloten had met Hollandsche
families, die hij daar had ontmoet; reciteerde zoo
goed en zoo kwaad als 't ging in 't Hollandsch ,,a
peep song" ('n deuntje), dat hij als kind geleerd
had „from the lips of his grandfather"; en zei, dat
't om al deze Hollandsche herinneringen was „a
pleasure for him to be among us."
Toen ging hij tot 'n breedere beschouwing van
deze ontmoeting over. Hij was van 'n groote vrije
Republiek gekomen naar het land zijner voorvaderen,
van welk land gezegd mag worden, dat het behoort
onder de eerste ,,if not the very first" die
Trijheid hadden gevestigd, zooals wij nu dat woord
verstaan. En zooals gij, mijn vrienden, hier thuis in
Holland, hebt gestreden voor uw godsdienstige en
burgerlijke vrijheid, zonder vrees en met gezond na
denken, zoo hebben wij dat in Amerika gedaan. Wij
beiden hebben de tirannie bestreden.
,,My friends, you have taught the lesson wich
all the world must learn, that no man can escape
being governed and either must govern himself, or
somebody else will have to do it for him:"
„Mijne vrienden, gij hebt de les onderwezen, die
heel de wereld leeren moet, dat niemand kan ontko
men aan het geregeerd-worden: als hij het zichzelf
niet doet, dan zal 'n ander het voor hem doen.
Toen Roosevelt deze woorden zei, werd hij in het
Toortgaan belet door daverende toejuichingen.
Hij zei verder, dat de menschen over 't algemeen
te veel denken aan hun rechten en te weinig aan
hun plichten, Doe dat niet, uw eigen recht lijdt daar
onder. Als iemand onrecht doet tegenover anderen,
dan roept hij 't onrecht over zijn eigen hoofd.
„If a rich man is arrogant and brutal in his
relations to those who are less well off than he is
he invites a dreadful day of judgement upon himself
or upon those who come after him":
„Indien 'n rijk man arrogant en brutaal is in zijn
omgang met anderen, die minder welgesteld (well
off) zijn dan hij, dan roept hij 'n geducht oordeel
op over zichzelf en over zijn kinderen."
„Het duizendjarig rijk is nog niet daar, maar het
volk moet zich opheffen, de natie moet zorg dra-
Mag ik vragen in welke daden bij den persoon in Met haastig-opgewonden dribbelpasjes kwam, plolse-
kwestie, dat „good blood itself shows". I don't see I ling, meneer Bergkamp te voorschijn uit patroons-kan-
it, my friend, I don't see it at all. Shame!
Ik dank u voor uwen brief
t. t. H. d.
H.
Hen aangegrepen, dat 't mij bijna als plicht voorkomt
enige regels, ook in de Schager Courant aan hem £en> dat elke gemiddelde man en vrouw zijn plicht
e wijden en taak kan doen. Het genie is noodig voor kunste-
„Plicht"?! Is het „plicht" als 'n vader zijn jongen,
n moeder haar kind, 'n vriend zijn vriend 'n mooi
erhaal doet, waaruit iets te leeren valt? Is het
.plicht", als wij gaande in de straat, winkelend, flir-
end, gaande van 't eene einde der stad naar het
indere, een man van beteekenis zouden ontmoeten,
sraëls, Rembrandt, of 'n minder gewijden naam, en
vjj dan elkander zouden aanstooten en zeggen: „Daar
s hij"?Is dat „plicht"? Of doen wij 't vanzelf?
s 't niet 'n onbewuste drang van ons inwendig moe-
naars, indien zij als kunstenaar slagen willen; maar
'n goed en groot burger kan er huiten. Hij heeft
alleen noodig: moed, eerlijkheid, beslistheid, gezond
verstand, weten wat hij wil, en 'n karakter, 'n gewe
ten, dat hem verbiedt anderen kwaad te doen. De
grondslag onzer deugden moet thuis gelegd worden;
opvoeding is alles; alleen 'n goed zoon kan worden:
'n goed vriend, 'n goed echtgenoot, 'n goed vader,
'n goed burger. De huiselijke deugden zijn de eenige
niet, maar ze zijn onontbeerlijk. Als thuis de
en en weten, dat, wat wij goeds en groots en 1 ldjcht niet wordt betracht, zal ze daarbuiten nog
minder tot uiting komen, 'n Volk is waard, wat de
ipmerkenswaardigs ontmoetten, wij niet voor ons- mmuer iot uiting i
elf alleen mogen houden, maar er ook anderen deel- buisgezinnen waard zijn.
;enoot van maken zullen? Kan mededeelzaamheid,
>ok in dezen ziD, geen deugd wezen?
Sticht vrede, sticht liefde, sticht eendracht, wees
goed; maar weet, mijn vrienden, dat bij deze hoog-
Hoe 't ook zij, ik moet hier enkele regels schrij- seprezen zachte deugden, ook harde deugden noo-
en, over dien man, wien 't mij vergund was even zda- Zeker, het is n groote schande, wanneer 'n
e zien, vergund was even te hooren, maar van wien ™ensch niet genoeg barmhartigheid, goedheid, consi-
k weet, dat 'n geheel werelddeel hem koos als zijn deratie voor anderen heeft; maar laat hij zich niet
voorganger, wegbereider, padvinder, 'n geheel wereld- i ei-Hezen in het spoor der sentimentaliteit! Laat hij
ieel hem koos tot president en bijna souverein, om 1'le'; denken, dat hij alles goed moet vinden, wat
ie voortreffelijkheid van zijn karakter, grootheid van dwaasheid onverstand en boos opzet met hem en
«ril, zachtheid van gemoed, helderheid van geest en j et doen. Laat hij dit niet denken, want dan
die deugden en eigenschappen, die den enkelen wo* hli vertraPt.
mensch verheffen boven de massa, zooals er nu en' due ,e?uwen, seleden, dat dit land tot een
ian menschen onder de menschen opstaan, om el- bloedigen modderpoel zou vertrapt zijn geworden, in
lander over de geslachten heen toe te roepen: „Wees dien bet volk alleen maar „goed' en „zachtzinnig"
n zegen!", daarmee dragend en steeds verduidelij- ware geweest. Maar de zedelijke en de lichamelijke
eend de boodschap der evolutie, die ons is inge- "loed hebben het voorkomen, en uwe vaderen heb
ben. hen ons n les geleerd, hoe wij ons huishoudelijk
DèArom moet en wil ik 'n enkelen regel aan den maatschappelijk bezit tegen vernieling kunnen vrij-
►ud-president Theodoor Roosevelt wijden, omdat hij J ^aren.
ot ons is gekomen in zijn grooten eenvoud, in zijn sprak Mister Roosevelt nog langen tijd en
-envoudige grootheid, en ons in zijn gaan en staan, waren woorden uit zijn hart, die onze harten
n zijn spreken en zwijgen bewezen heeft, hoe volko- ontroerden,
en vrij van alle aanstellerij ware grootheid is. I ,7aar. a e man, die door millioenen men-
Ge weet, hoe hij kwam. Dien Vrijdagmiddag van scaen tot hun voorganger en wegwijzer gekozen, ze-
.erleden week, werd menig argeloos wandelaar in ^en Jaren lang die millioenen tot 'n voorganger en
ie nabijheid van 't Centraal-Station opgeschrikt door wegwijzer geweest is. Daar stond hij, ten voeten
plotseling gejuich, dat opging uit 'n in groepen ^°01 ?."S'.®n mocht gezien worden. En de
bn groepjes saamgestroomde menigte. Toen 't eerste wo°rden, die hij sprak, waren hem niet door een
sejuich losbarstte, was 't 'n vragen van duizenden, ,ee£Sten minister in den mond gelegd, niet voorge
le een aan den ander, wie daar was. 't Stroomde schreven, maar welden op uit zijn eigen nadenkend
han bruggen en kaden samen, en in minder dan geen hart, zooals eigen arbeid en eigen leven ze daarin
lijd ik heb nog nooit zoo iets gezien reden de dachten hadden doen rijpen,
rijtuigen waarvan in een Roosevelt 't Damrak d was de eerste in dat groote land, waar h ij
langs tusschen twee reien menschen door, die daar ^et hoogst stond, en ieder zijn gelijke is in hoog-
KAS-TEKOKT.
NIETS!
„Och neen. meneer I" smcekle zij, en ze strekte
haar schrale armen, met dunne mouwtjes van goedkoop
confeclie-stofje bedekt, naar hem uit „och neen,
wat ik u bidden mag.... 't Kcmt immers den len van
de volgende maand in orde!"
Over z'n lorgnet keek hij haar aan met z'n gitzwarte,
koude, op-glas lijkende oog en. Een schamper glimlachje
speelde om z'n lippen. Hij grijnsde...
„Zeg, juffrouw üijkmans 1" wendde hij zich tot
spichtig dametje, bril op piekneus, verkleurde gele ha
ren in onverschillig-slordig dotje saamgewonden, die
zat te typewriten met nijdig-droog getikkel, alsof iedere
letter een striemend mepje gaf...
„Zeg, juffrouw Dijkmans, lioort-u dat... r Den len
komt 'l in orde! Dat's verduiveld grappig! Dat's...''
Meneer Bergkamp kon 't 'niet meer houden. Z'n
schouders trilden van pret. Z"n rond, blozend gezicht
werd vuurrood van 't lachen. Hij leunde achteruit in
z'n piepend en knarsend Amerikaansch kantoorstoeltje,
dat bij elke lieweging, die hij maakte, kreunde...
„Neen, dat's sterk...! Den len komt t in orde!...
'Ai spichtige van het slordig-verkleurde haardotje
stond naast hem. Keek de schuldige aan met zoo diepe
minachting, zoo ijzdgen trots, dat er op het vaalbleeke
gezichtje van de misdadige even kleur van verontwaar
diging kwam.... Juffrouw Dijkmans had haar altijd ge-
haai. Sinds het oogenblik toen meneer-zelf haar op den
schouder geklopt had, zeggend dat ze van 't heele kan
toor „den hes ten Engelschen brief schreef... I En daar
na, legen juffrouw Dijkmans, ondoordacht in z'n jo
lige bui: „Ja-ja, daar kunt u toch nog een puntje aan
zuigen....! Jij bent een puike rekenmachine, maar dat
lap-je 'm niet, hoor...!'
Sinds dat moment was de spichtige van de baardot
voelde Lien haar doodsvijand) n. Er was toen
nog bij gekomen, dat meneer Bergkamp, begeerig om
patroon in het gevlei te komen, had gezegd: „meneer,
u neemt me dei woorden uit den mond! Ik had juffrouw
Visée al een complimentje gemaakt.... werkelijk, 't kan
niet beter I"
De spichtige werd wit als krijt en keek... had ze best
opgemerkt.... meneer Bergkamp aan met oogen, die
haar deden denken aan de poes in schemerdonker....
ais je van dat groenige phosphorvuur ziet lichten bij 't
snorrende gespin.... En ook, hoe meneer Bergkamp haar
een oogje gif... Doe ik er immers maar om! snap je
dat nu niet
„Ja! erkende de spichtige, naast bureauchef slaande
,,'t is ongehoord onbeschaamd
Voor de derde maal ging meneer Bergkamp aan 't
lellen... zes-veertig... acht-twintig... Drie.... twee. Totaal
zes en twintig gulden drie en een halve cent, die u
niet kunt verantwoorden 1" Hij smeet z'n lorgnet op
schrijftafel neer. Plukte, met van verontwaardiging grij
pend tastende vingers, aan z'n knevel.
„W éét u waaraan ge u schuldig hebt gemaakt juf
frouw Visée r... Beseft u dat?"
De zachte blauwe oogen keken hem angstig smeekend
aan. 't Duizelde haar, kon men zien. Ze streek door
de lichtblonde haren en over 't voorhoofd, want vonk
jes schenen om haar heen te dansen. Zij had geen
kracht meer om zich te verdedigen. Dacht slechts aan
den man, die daarginds, in het slaapkamertje van twee
hoog, nu lag te hunkeren naar d'r komst... aan den
man met het gele, broodmagere, beenige gezicht en het
scheurende, holle kuchje uit doodzieke longe. Zij had
dien man gekend als een vroolijken, opgewekt en, vrien
delijktn kerel, wiens trouwha~*:
toor. Rood als vuur... Te opgewonden om iels )»e-
daard te doen. Zóó gejaagd, dat-ie z'11 sleutelbos niet
kon vinden... Bij-voorbaat Lien woedend aankeek
Had zi, bijgeval.... r Kon-niet. Was aldoor bewaakt
..Juffrouw isée Komt u asjeblieft even...?'
Ze wist alles. In het kantoortje er naast hoorde
zij vonnis. Ontslagen, met maand verlof.... Kon di
rect, op staande-voet gian... Onmiddellijk...! Afreke
ning. Was nog drie-en-zes lig gulden voors hot te ver
rekenen. Eigenlijk kreeg het kantoor dus nog toe....
Maar meneer Daane had genade voor recht laten gel
den. Ziedaar, - ze kreeg nog een tientje cadeau....
Mooier kón toch niet! Van getuigschrift natuurlijk geen
sprake. Dót snaple ze....
„Wilt u maar even onderteekenen vroeg meneer
Bergkamp, blauw papiertje vastklemmend en haar af
rekening voorleggend...
Het koude, smalle handje zette naam. Vouwde lier
tje op. De schrijfmachine der spichtige van de luiar-
do! tikkelde nu met iets jubelends....
Toen Lien thuis kwam lag vader te slapen. Zij zette
zich hij het bed. en keek naar het gele gelaat met de
diep-ingezonken oogen. Naar de grijze haren, die
bezweet, na den gewonen koortsaanval van 's ochtends,
dwarrelden over jh'et beenige voorhoofd. Luisterde
naar het kreunend-schorre, rauwe van de ademhal in
7*
'1 Was Lien, of er iets ijzigs langs haar streek,
huiverde en werd bang...
Beefde van kou, zoodat ze, over haar mantel, een
shawl om zich heen trok. Zij sloot de oogen en toen
hoorde zij eerst recht, hoe 't gonsde in haar ooren...
Of ze vlak bij de zee stond... Zóó gek!.... En ze dacht
aan wat er Zaterdag moest betaald... Het weekbriefje
van den melkboer, de nota van den apotheker.... Die
kreeg wel vijf drankjes... Mal ook, dat ze niet in een
„bus" waren, of zoo.... Maar va was, in z'n goeien
tijd, altijd slonzig in die dingen... En later was er niks-
van gekomen... Lien haalde 'r portemonnaie te voor
schijn. Het tientje was er... En nog drie kwartjes....
Ze schrok, want 't was net of vader wakker werd....
Mocht niet zien dat zij geld telde... Zou op vermoedens
kunnen komen.... Van wat er gebeurd was op kantoor...
Héél zachtjes wischte Lien va z'n voorhoofd af,
streek de baardharen van z'n mond... Hij ademde toch
al zoo benauwd... Liet het gordijn zakken, dat 't lidit
va niet in de oogen zou schijnen.
Ging toen bij de tafel zitten, 't Hoofd leunend op
beide handen. Nadenken, peinzen... Ze vond 'l heerlijk,
dat 't getikkel van de schrijfmachines weg was, had
haar zoo dikwijls stekenjie pijn in 't hoofd gejaagd.
En het idéé .dat zij nu niet naar kantoor hoefde, was
óók zalig... Honger had ze niet. Gelukkig... Wel dors».
Zij schonk zich melk in. Hè, dat deed goed. Zij wiensdi
zich 't hoofd met lekker koud wateT. Over het ont
slag dacht zij nu heelemaal niet. Ook zoo gek. hè?....
Die onverschilligheid... ÖNlaar Lien was ook zoo erg
moe.... Ze ging in den grooten stoel liggen. Zou va
vertellen, dat ze, om zware hoofdpijn, middag vrijaf had
gevraagd... Wikkelde zich weer in de shawl. Dommelde
in.... werd met schok wakker... Vader sliep rustig, soesde
voort, tot de heesche stem van vader haar riep:
„Lien!... Lina!..."
Ze vloog op. 't Was bij vieren. Zij moest zich bezin
nen. Wat wés er toch?.... En plotseling stond de ver-
Is 't de Koningin, meneer?
Neen juffrouw, Roosevelt!
Van de Burgwal?
Neen, van Amerika. Hoerah! Leve Roosevelt!
Is tie gepakt?
Weineen, mensch! Hij is president!
O!
lieid van geboorte.
Hij was de eerste in dat groote land, waar ieder
zijn best mag doen, de hooge plaats in te nemen,
door hem verdiend.
Hij was de eerste in dat groote land, waar eeuwen
van worsteling en strijd, den menschen hebben ge
leerd, dat een nadenkend hoofd en 'n toewijdend
hart noodig zijn om aan het hoofd van 'n volk te
Bn terwijl de ziel zich stroomsgemoeds bij 't on- 8taan.
begrepen geval neerlei, vlogen de rijtuigen verder en ,.^n toen zÜn HJd gekomen was, om te gaan, ging
verspreidde zich de menschenmassa; deels naar huis dÜ, blijde en gewillig, zooals hij blijde en gewillig
kaande, deels op trams springend, om bijtijds in de sekomen was; nu aan weer 'n ander de gelegenheid
puurt te komen der diamantfabriek van de firma ]atend te doen wat hij niet had vermoogd. Maar hij
tsscher, waar deze „Man of the day" diamanten zou 's seweken als 'n held, bereid om weer te keeren,
kaan zien. Voor hij daar kwam, zou hij al 'n oogen- a's de strijders voor vrijheid, recht, beschaving, na-
plik aan het graf van De Ruyter in de Nieuwe Kerk denken, hem weer uoodig mochten hebben,
ketoefd hebben. En toen hij bij Asscher vandaan Als 'n heerscher en 'n priester heeft hij voor ons
„de Vrije Gemeente",
gestaan en tot ons gesproken, en zijn eenvoudig
en bezielend woord heeft niet nagelaten ons te ont
roeren en tot nadenken te brengen.
pwam, ging 't in galop naar
raar hij spreken zou.
Lang voordat hij daar aankwam, hadden wij ons
blaatsen veroverd, wetend, dat de toevloed groot zou
lijn. Anton Tierie zat op 't orgel en speelde of phan-
laseerde blijde muziek. Wij wachtten, wachtten. Daar historie der menschen nog menig roem
jiittrekken en inschuiven, en als n stroom van plecn
lige blijdschap rolt over onze hoofden heen:
li ge oogen haar
rtige, o
aantrokken. Naar wien ze 's middags altijd verlangde...
Dan zat ze op moeders schoot en keek in het spionnetje
of va nog niet kwam....
„Daar heb-ie 'mriep kleine Lien om een haver
klap.
„Welnee, gekke meid!" zei moes „dat is de brieven
besteller..."
En moes sphaterde 't uit.
„Jawel!" hield Lien vol, die vaders stap uit duizen
den zei te kunnen herkennen...
„Jawel
Eindelijk kwam va. Lien naar beneden... Om z'n
hals gevlogen, tegen hem opgeklauterd.... Zoeken naar
het pakje, dat zelden ontbrak. Spoortje, stuk-gprderobe
voor de pop, doosje met nieuw soort spelletje...
„Waarachtige Willem, je verwent 'r!" pruttelde moes
wel eens ,maar als ze zag, dat stralen, dat schitteren
van Lien d'r blauwe kijkertjes wanneer het prachtige
voor den dag kwam... De onstuimige vreugde, waarmee
zij va zoende, zoende van dankbaarheid, dan begon
moes toch ook te lachen....
Die tijden lagen in 't verleden. Slag op slag was
gekomen.... Het ongeluk met de zaak, waar va zoo'n
mooie positie had. De ziekte van moeder.... 't Tobben
met geld. Schulden... Achterstand. De vroolijke goedige
oogen van va werden somber en de blonde baard wit...
Toendien verschrikkelijken ochtend, waarop va bij
Lien, op d'r slaapkamertje kwam. En rondliep zonder
iets te zeggen, van den eenen muur naar den andere.
Zoo wild, zoo gejaagd kijkend... Al-maar kermend van
„o God. Lien! Lientje
Hij was vóór haar bed neergevallen, op z'n knieën,
en had het hoofd op een stoel gesteund. Zóó had vader
liggen snikken... Zij wist nog niet. Wilde naar beneden
vliegen... Maar hij greep haar... Mocht niet. Kon niet.
En.' plotseling had Lien 't toen vóór zich gezien, het
rijk hoofdstuk tegemoet gaat. Dóüronl schalde over
geheel Amsterdam zoo innig hartelijk de kreet:
Leve president Roosevelt!
My country, 't is of thee,
Sweet land of liberty,
Of thee I sing:
Land where my fathers died,
Land of the pilgrim's pride,
From every mountain side
Let freedom ring!
H. d. H.
CORRESPONDENTIE.
A. G. d. B. Het staat niet aan mij, op uw vraag
'n volledig antwoord te geven.Zij 't dan ook slechts
voor twee of drie misschien wel vier -dan is
't niet geheel vruchteloos. En toch komt het woord,
dat ik als motto onvertaald liet, in den brief voor,
maar minder „duidelijk", meer „en passant", zooals
Dat moest voor Roosevelt wezen, om hem welkom ouderen wel eens praten als er „huis op dak is.
1 heeten. 't Volk hield zich nog even in bedwang; Verstaat ge nu, wat en hoe ik t bedoel. Het was
aaar toen de hoofddeuren open gingen, rezen alle geen verzuim; het was overweging. Ik wil met aKij
mwezigen als éen man van hun zetels op, en werd e!1 door iedereen begrepen worden.
6 P. J. K. Dat weet ik niet; ik ken den man niet.
Zeker is 't mogelijk, dat 'n mensch van dien leeftijd
al kindsch wordt. Seniele aftakeling en grijze haren
tijd kwam... Het grootste verdriet...
grauwi
pet daverend orgelspel overstemd door een nog ster
ker daverend handgeklap en 'n gejuich van kelen,
„at U.n,ea gelukkt, a,,M „lm,
een van bntan troionrHs les dat was zuivere SDOn- weten t nu. Toch wil ik u wel als mijn p s
seen van buiten geleerde les, dat was zuivere spon
Ane geestdrift, die losbrandde uit Hollandsche har-
gevoelen zeggen, dat, evenmin als ik ooit 'n zoon
TnT^hTn^mT^ns ^wvtoeken,
ik 'n dochter zal vereeren, omdat een van haar voor
vaderen. eeuwen geleden, 'n groot man was. En wan
neer ik die aehter-achter-achter-kleindochter heb lee
ren kennen als 'n bekrompen en zelfzuchtig wezen,
steeds nog maar meer millioenen stapelend op de
vfile die ze leeds heeft, nooit eens 'n daad doen-
toen üij zeiae: we u».« *®le' d verte ook maar doet denken aan dien
XV y°U 10 «r ,S al te .amen" voor m
1 ui.. iar,,i „v, 7Ü11 volk over had, ik dan alleen kan zeg-
oósevel7eICOme' a th°vSand 'T WelCOme' M'Ster gen Qat niet verdient de dochter te zijn van zulk
evelt, amoung your kinsmen. - ^.oot nian Waut heeft zij zijn rijkdommen al
hoen trad Roosevelt voor. 'n Kloeke, kranige fi- fHklnwerkzamen vader geen
l'loopbaan, wiens arbeid, wiens werken daarginds in
|de Nieuwe Wereld hem tot eer en ons tot vreugde
|wezGu mag.
De heer Charles Boissevain van 't Handelsblad
[heette hem welkom en zei 'n vroolijk-stemmende
waarheid, toen hij zeide: we have hurried up
een groot man. Want heeft zij zijn rijkdommen al
L uen trad Roosevelt voor. 'n Ktoeue, Kranige n- .^'"n "m"UiTeerl Uken? we^kzam^n^vadlr ^ee^i
ft ïr'.^rachtig en zelfbewust. Hij sprak langzaam in c doen als ik 'n'dief of 'n luiaard was?
te"' maar als hij in vervoering raakte tintelden «bandS0£ d£t hij zoo royaal -«
ter; e" he't'kleTne kapuaal, dat'hij met hard werl
was van
werken had
■hem om' onzel' een was; u rh anrak en "esnaard' En is liet mijn eer niet, dat ik met het
Vroeg vertelde, dat hij geen HoHandsch 1sprak, en Jk dQe alg hJj >Qood blood 8h0ws
Wl. dat ,tXcUU8 voor' 't Was lang Am«rika itself" zegt het Engelsche spreekwoord.
y' Qftt zijn voervaderen van hier uit naar Amerika nseii zegt net
De stoel van meneer Bergkamp stond nog altijd leeg.
Hij wa? naar binnen gegaan, bij den patroon. Lien had
t niet meer kunnen uithouden, zat nu in het midden
van 't vertrek, bij 't raam. De spichtige had, toen
zij de onbeschaamdheid zóó ver dreef om te gaan zit-
ten... zitten Iemand, .die wederrechtelijk over de twin
tig... wat r bij de dertig gulden uit een kleine kas had
genomen, onder voorwendsel van 't den len uit eigen
salaris te zullen teruggeven... De spichtige had haar
aangekeken met grenzenl00ze verbazing en verpletteren
de machtiging, 't Liet haar koud. Ze keek naar de
menschjes op straat, naar beneden, wirwarrelend, kri
oelend, naar een tram, die voort schoen te kruipen.
De kantoren lagen erg boog... zich slingerend 0111 't
monument, naar een jongen, die scheen te toeteren op
een papieren fluit... naar een voortstrompelend oud
heertje, met een hond aan touwtje, die zich boos
maakte over de hardnekkige „flirtation" van een poe-
deltje met zijn beestje, naar 'n juffie, dat voortlrippekle,
rokjes omhoog getild, keurig snoezige puntschoentjes
toonend en getooid met kleurigen Chanteclerhoed, naar
een trouwstoet, die passeerde, koetsier met bloemen nan
de zweep. De zon flikkerde in het netjes gepoetste
verlaksel van de rijtuigen... Lien glimlachte. Zoo had
ze óók kunnen rijden... als de vader van Johan z'n zoon
niet bijtijds naar Duitschland had gestuurd, toen ie
merkte da£ 't met Lien Visée „iets werd"... Most niks
hebben van dat bedelvolk.... Lien gaf er weinig om.
Hield niet van Johan.... Toch schoot 't haar te binnen
terwijl zij die trouwkoetsen zag rijden... Wat nu f Meneer
Wallers, die haar nog altijd de hand boven het hoofd
had gehouden, de man van het „pluimpje" voor 'r
'r mooie Engelsch, was op reis...
Meneer Daane leefde als-ie er „den schrik in kon
brengen", door ontslag of zoo... Ze wist 't best: haar
vonnis lag klaar. Het getikkel van juffrouw Dijkmans'
schrijfmachine zei 't haar, met elk lettertje: „Lekker
d'r uit....Je bent d'r uit...Tweemaal kastje geplun
derd.... Eenmaal gewaarschuwd... Nu te-laat...! Dr-uit!"'
schrikkelijke werkelijkheid pal vóór haaf. Weggejaagd...
met tien gulden op zak... Nota van den melkboer.
Va keek haar zóó angstig aan...
Zij gaf 'm z'n drankjes, na hem in den rug gestut
te hebben.... Gewone hoestbui na 't wakker-worden
In het sputum waren weer rcode draden. Gauw-gauw
leegde zij spuwbakje... Stelde va gerust.
Maar besefte nu... Nu eerst... Wat er was voorgeval
len....
„Waar men er" had de officier van justitie gezegd
in zijn requisitoir „wellicht niet altijd te-onrechte oj>
wijst, dat de maatschappij hard is jegens hen, die strui
kelden, een fout beginnen, daar moeten toch delicten,
als waaraan deze beklaagde zich schuldig maakte, tot
nadenken stemmen. „Hier", vervolgde de ambtenaar O.
M. „hebben wij te doen met een meisje, dat zich in
haar vorige betrekking... Op het kantoor van de beie
ren Wouters en Daane, herhaaldelijk aan oneerlijkheid
heeft schuldig gemaakt. De procuratie-houder der firma
heeft mij verklaard, dat men met Lina Visée onuit
puttelijk geduld heeft geoefend.... Onuitputtelijk!... Ein
delijk loopt 't de spuigaten uit. Men is genoodzaakt haar
te ontslaan, 't Gelukt haar ondanks alles iemand te
\inden, die haar vertrouwen schenkt. Meneer Van Gaste-
ren, de eerste getuige-ó charge, de bestolen patroon,
is op de hoogte van alles. Met tranen en met mooie
praatjes weet zij hem te vermurwen.
Zij krijgt er een betrekking. Niet ruim bezoldigd...
't Kan zijn. Maar voor zeven gulden vijftig per week
kan... Wie ernstig wil en zuinig leeft... Er komen. Mon
heeft genoeg menschen, die 't met minder doen en toch
eerlijk blijven
Een der rechters, anders een joviaal-giemoedelijk
heer, met drie-dubbel onderkinnetje en oolijke oogjes
van levenslustige celibatair achter de in goud gevatte
lorgnetglazen, knikte heel-ernstig van dat-ie t vol
maakt met de officier eens was. Zeker...Keek 'n collega
aan groene tafel eens aan... En ook die gaf knikje van
instemming.
De ambtenaar O. M. legde, met zeker ongeduklig-
wrevelig smakje, de papieren van de strafzaak-Visée
vóór zich neer.
„Gedurende een achttal maanden". ,zei de officier,
„heeft deze beklaagde zich op de meest sluwe, geraffi
neerde manier weten meester te maken van golden, haar
patroon toebelioorende. De bewering, dat zij dit alles
deed om haar zieken vader te kunnen verplegen lijkt
zeer treffend, maar giat toch niet op. Vooreerst had
die patiënt in het ziekenhuis, hetzij dan kosteloos of
tegen zeer geringe vergoeding, kunnen zijn onderge
bracht. En overigens is de bewering dat men er tegen
opzag 0111 zich armlastig te doen verklaren, eenvoudig
potsierlijk. Stelen is zeker minder oneervol...!"
Het gelaat van de beklaagde nas, terwijl de officier
sprak, lijkbleek. Maar de groote, zachte, blauwe oogen
hieven rustig. De ambtenaar O. M. had, bij de laatste
scherpe woorden, de dievegge eens aangekeken. Maar
het kalme, gelat ene, het doodsbedroefde, zonder tra
nen schreiende van die zachte kinderoogen.,.. 't Scheen
den officier te prikkelen. Hij werd rood van driftigheid
Een doortrapte feeks, die meid! Een onbeschaamde
huichelaarster...
„Ik heb de eer te requirearen" zei Z. E. A. rad
en hard pratend „dat Lina Charlotle Visée zal wórden
schuldig verklaard van diefstal, driemaal gepleegd, en
zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor den
tijd van één jaar
De toegevoegde verdediger geen raad wetend met
hopeloos zaakje van bekentenis en schat van bewijzen,
wurmde een zinnetje of wat samen... Pleitte cle
mentie.... Ondernam 't niet zonder schroom 11a deal
bitsen uitval van len olficier, om toch nog even te
wijzen op die ziekie van den vader... Van den tering
lijder, dien dc beklaagde tot 't allerlaatst toe verpleegd
had... met voorbeeldelooze toewijding...
De celibatair rechter met de oolijke oogen en liet
joviale buikje keek ongedurig en raadpleegde geeuwend
z'n horloge....
„Tjonge, al zóó laat!...." Trommelde met de vingers
op de groene tafel
„Met voorbeeldelooze toewijding..." zei de verdedigerj
En de groote, zachte, blauwe oogen van den beklaagde
keken de edelachtbare heeren aan... Niet angstig... en
ook niet boos... maar zoo verbaasd... Met iets weeirtoe-
(ligs, haast, van niet begrepen worden... Voelden ze
't dan niet?... waarom ze gestolen had?.... Doch toen,
ten slotte, de president haar vroeg of ze „nog iels
te zeggen had...." toen schudde het witte hoofdje zwijgend
van neen.... niets
MAiTRE CORBEAU.