li Metsen nit de MM OUUU&LUl UII111 Uil i Zaterdag 7 Mei 11)10. 54e Jaargang. 4703 5 DERDE Bl.Al). la kwartier geleden nog niet waren. lp eens hooren wij de pedalen klikklakken, registers "helde ove, CCXLV. THEODOOR ROOSEVELT IX AMSTERDAM. Boog op der vaadren eer niet: toon de eigen aan! lunt gij don boog niet spannen, zoo laat hem staan, lat wilt gij met liet eedle, reeds lang bedolven? >e stroom dringt door de zee been met eigen gol ven. Te veel verstand heeft niemand, boe «ijs hij zij; laai- niets te weten, Halfdan, staat niemand vrij- •e domme, schoon verheven, wordt licht vergeten; len hoort den wijze gaarne, schoon laag gezeten. De beetren dulden gaarne de macht des besten. Esaias Tegnèr. lening Bele en Thorsten tot hunne zonen in de ,,Frithiofs Sage", vertaling van Ten Kate. De vorigé ..Amsterdamsche brief" was natuurlijk al iig weg en ter perse, toen de oud-president Roose- elt als 'n bom in onze stad viel, en 't nieuws, dat k n u over hem nog zou kunnen vertellen, kan na- uurlijk niet anders dan oud nieuws zijn; en toch... at bezoek van hem, die als 'n wervelwind kwam en ,ls 'n wervelwind verdwenen is, heeft zoozeer ons ■ware* getogen; 't was nog voordat de groote admi raal, wiens graf hij zooeven bezocht had, geboren was; en nu bracht hij in zijn zoon, die bij hem was, de negende generatie mede van den oorspronkelijken Roosevelt, die indertijd Holland verlaten had. Hij vertelde van zijn omzwervingen in Afrika ge durende de laatste wintermaanden; van de vriend schap die hij daar gesloten had met Hollandsche families, die hij daar had ontmoet; reciteerde zoo goed en zoo kwaad als 't ging in 't Hollandsch ,,a peep song" ('n deuntje), dat hij als kind geleerd had „from the lips of his grandfather"; en zei, dat 't om al deze Hollandsche herinneringen was „a pleasure for him to be among us." Toen ging hij tot 'n breedere beschouwing van deze ontmoeting over. Hij was van 'n groote vrije Republiek gekomen naar het land zijner voorvaderen, van welk land gezegd mag worden, dat het behoort onder de eerste ,,if not the very first" die Trijheid hadden gevestigd, zooals wij nu dat woord verstaan. En zooals gij, mijn vrienden, hier thuis in Holland, hebt gestreden voor uw godsdienstige en burgerlijke vrijheid, zonder vrees en met gezond na denken, zoo hebben wij dat in Amerika gedaan. Wij beiden hebben de tirannie bestreden. ,,My friends, you have taught the lesson wich all the world must learn, that no man can escape being governed and either must govern himself, or somebody else will have to do it for him:" „Mijne vrienden, gij hebt de les onderwezen, die heel de wereld leeren moet, dat niemand kan ontko men aan het geregeerd-worden: als hij het zichzelf niet doet, dan zal 'n ander het voor hem doen. Toen Roosevelt deze woorden zei, werd hij in het Toortgaan belet door daverende toejuichingen. Hij zei verder, dat de menschen over 't algemeen te veel denken aan hun rechten en te weinig aan hun plichten, Doe dat niet, uw eigen recht lijdt daar onder. Als iemand onrecht doet tegenover anderen, dan roept hij 't onrecht over zijn eigen hoofd. „If a rich man is arrogant and brutal in his relations to those who are less well off than he is he invites a dreadful day of judgement upon himself or upon those who come after him": „Indien 'n rijk man arrogant en brutaal is in zijn omgang met anderen, die minder welgesteld (well off) zijn dan hij, dan roept hij 'n geducht oordeel op over zichzelf en over zijn kinderen." „Het duizendjarig rijk is nog niet daar, maar het volk moet zich opheffen, de natie moet zorg dra- Mag ik vragen in welke daden bij den persoon in Met haastig-opgewonden dribbelpasjes kwam, plolse- kwestie, dat „good blood itself shows". I don't see I ling, meneer Bergkamp te voorschijn uit patroons-kan- it, my friend, I don't see it at all. Shame! Ik dank u voor uwen brief t. t. H. d. H. Hen aangegrepen, dat 't mij bijna als plicht voorkomt enige regels, ook in de Schager Courant aan hem £en> dat elke gemiddelde man en vrouw zijn plicht e wijden en taak kan doen. Het genie is noodig voor kunste- „Plicht"?! Is het „plicht" als 'n vader zijn jongen, n moeder haar kind, 'n vriend zijn vriend 'n mooi erhaal doet, waaruit iets te leeren valt? Is het .plicht", als wij gaande in de straat, winkelend, flir- end, gaande van 't eene einde der stad naar het indere, een man van beteekenis zouden ontmoeten, sraëls, Rembrandt, of 'n minder gewijden naam, en vjj dan elkander zouden aanstooten en zeggen: „Daar s hij"?Is dat „plicht"? Of doen wij 't vanzelf? s 't niet 'n onbewuste drang van ons inwendig moe- naars, indien zij als kunstenaar slagen willen; maar 'n goed en groot burger kan er huiten. Hij heeft alleen noodig: moed, eerlijkheid, beslistheid, gezond verstand, weten wat hij wil, en 'n karakter, 'n gewe ten, dat hem verbiedt anderen kwaad te doen. De grondslag onzer deugden moet thuis gelegd worden; opvoeding is alles; alleen 'n goed zoon kan worden: 'n goed vriend, 'n goed echtgenoot, 'n goed vader, 'n goed burger. De huiselijke deugden zijn de eenige niet, maar ze zijn onontbeerlijk. Als thuis de en en weten, dat, wat wij goeds en groots en 1 ldjcht niet wordt betracht, zal ze daarbuiten nog minder tot uiting komen, 'n Volk is waard, wat de ipmerkenswaardigs ontmoetten, wij niet voor ons- mmuer iot uiting i elf alleen mogen houden, maar er ook anderen deel- buisgezinnen waard zijn. ;enoot van maken zullen? Kan mededeelzaamheid, >ok in dezen ziD, geen deugd wezen? Sticht vrede, sticht liefde, sticht eendracht, wees goed; maar weet, mijn vrienden, dat bij deze hoog- Hoe 't ook zij, ik moet hier enkele regels schrij- seprezen zachte deugden, ook harde deugden noo- en, over dien man, wien 't mij vergund was even zda- Zeker, het is n groote schande, wanneer 'n e zien, vergund was even te hooren, maar van wien ™ensch niet genoeg barmhartigheid, goedheid, consi- k weet, dat 'n geheel werelddeel hem koos als zijn deratie voor anderen heeft; maar laat hij zich niet voorganger, wegbereider, padvinder, 'n geheel wereld- i ei-Hezen in het spoor der sentimentaliteit! Laat hij ieel hem koos tot president en bijna souverein, om 1'le'; denken, dat hij alles goed moet vinden, wat ie voortreffelijkheid van zijn karakter, grootheid van dwaasheid onverstand en boos opzet met hem en «ril, zachtheid van gemoed, helderheid van geest en j et doen. Laat hij dit niet denken, want dan die deugden en eigenschappen, die den enkelen wo* hli vertraPt. mensch verheffen boven de massa, zooals er nu en' due ,e?uwen, seleden, dat dit land tot een ian menschen onder de menschen opstaan, om el- bloedigen modderpoel zou vertrapt zijn geworden, in lander over de geslachten heen toe te roepen: „Wees dien bet volk alleen maar „goed' en „zachtzinnig" n zegen!", daarmee dragend en steeds verduidelij- ware geweest. Maar de zedelijke en de lichamelijke eend de boodschap der evolutie, die ons is inge- "loed hebben het voorkomen, en uwe vaderen heb ben. hen ons n les geleerd, hoe wij ons huishoudelijk DèArom moet en wil ik 'n enkelen regel aan den maatschappelijk bezit tegen vernieling kunnen vrij- ►ud-president Theodoor Roosevelt wijden, omdat hij J ^aren. ot ons is gekomen in zijn grooten eenvoud, in zijn sprak Mister Roosevelt nog langen tijd en -envoudige grootheid, en ons in zijn gaan en staan, waren woorden uit zijn hart, die onze harten n zijn spreken en zwijgen bewezen heeft, hoe volko- ontroerden, en vrij van alle aanstellerij ware grootheid is. I ,7aar. a e man, die door millioenen men- Ge weet, hoe hij kwam. Dien Vrijdagmiddag van scaen tot hun voorganger en wegwijzer gekozen, ze- .erleden week, werd menig argeloos wandelaar in ^en Jaren lang die millioenen tot 'n voorganger en ie nabijheid van 't Centraal-Station opgeschrikt door wegwijzer geweest is. Daar stond hij, ten voeten plotseling gejuich, dat opging uit 'n in groepen ^°01 ?."S'.®n mocht gezien worden. En de bn groepjes saamgestroomde menigte. Toen 't eerste wo°rden, die hij sprak, waren hem niet door een sejuich losbarstte, was 't 'n vragen van duizenden, ,ee£Sten minister in den mond gelegd, niet voorge le een aan den ander, wie daar was. 't Stroomde schreven, maar welden op uit zijn eigen nadenkend han bruggen en kaden samen, en in minder dan geen hart, zooals eigen arbeid en eigen leven ze daarin lijd ik heb nog nooit zoo iets gezien reden de dachten hadden doen rijpen, rijtuigen waarvan in een Roosevelt 't Damrak d was de eerste in dat groote land, waar h ij langs tusschen twee reien menschen door, die daar ^et hoogst stond, en ieder zijn gelijke is in hoog- KAS-TEKOKT. NIETS! „Och neen. meneer I" smcekle zij, en ze strekte haar schrale armen, met dunne mouwtjes van goedkoop confeclie-stofje bedekt, naar hem uit „och neen, wat ik u bidden mag.... 't Kcmt immers den len van de volgende maand in orde!" Over z'n lorgnet keek hij haar aan met z'n gitzwarte, koude, op-glas lijkende oog en. Een schamper glimlachje speelde om z'n lippen. Hij grijnsde... „Zeg, juffrouw üijkmans 1" wendde hij zich tot spichtig dametje, bril op piekneus, verkleurde gele ha ren in onverschillig-slordig dotje saamgewonden, die zat te typewriten met nijdig-droog getikkel, alsof iedere letter een striemend mepje gaf... „Zeg, juffrouw Dijkmans, lioort-u dat... r Den len komt 'l in orde! Dat's verduiveld grappig! Dat's...'' Meneer Bergkamp kon 't 'niet meer houden. Z'n schouders trilden van pret. Z"n rond, blozend gezicht werd vuurrood van 't lachen. Hij leunde achteruit in z'n piepend en knarsend Amerikaansch kantoorstoeltje, dat bij elke lieweging, die hij maakte, kreunde... „Neen, dat's sterk...! Den len komt t in orde!... 'Ai spichtige van het slordig-verkleurde haardotje stond naast hem. Keek de schuldige aan met zoo diepe minachting, zoo ijzdgen trots, dat er op het vaalbleeke gezichtje van de misdadige even kleur van verontwaar diging kwam.... Juffrouw Dijkmans had haar altijd ge- haai. Sinds het oogenblik toen meneer-zelf haar op den schouder geklopt had, zeggend dat ze van 't heele kan toor „den hes ten Engelschen brief schreef... I En daar na, legen juffrouw Dijkmans, ondoordacht in z'n jo lige bui: „Ja-ja, daar kunt u toch nog een puntje aan zuigen....! Jij bent een puike rekenmachine, maar dat lap-je 'm niet, hoor...!' Sinds dat moment was de spichtige van de baardot voelde Lien haar doodsvijand) n. Er was toen nog bij gekomen, dat meneer Bergkamp, begeerig om patroon in het gevlei te komen, had gezegd: „meneer, u neemt me dei woorden uit den mond! Ik had juffrouw Visée al een complimentje gemaakt.... werkelijk, 't kan niet beter I" De spichtige werd wit als krijt en keek... had ze best opgemerkt.... meneer Bergkamp aan met oogen, die haar deden denken aan de poes in schemerdonker.... ais je van dat groenige phosphorvuur ziet lichten bij 't snorrende gespin.... En ook, hoe meneer Bergkamp haar een oogje gif... Doe ik er immers maar om! snap je dat nu niet „Ja! erkende de spichtige, naast bureauchef slaande ,,'t is ongehoord onbeschaamd Voor de derde maal ging meneer Bergkamp aan 't lellen... zes-veertig... acht-twintig... Drie.... twee. Totaal zes en twintig gulden drie en een halve cent, die u niet kunt verantwoorden 1" Hij smeet z'n lorgnet op schrijftafel neer. Plukte, met van verontwaardiging grij pend tastende vingers, aan z'n knevel. „W éét u waaraan ge u schuldig hebt gemaakt juf frouw Visée r... Beseft u dat?" De zachte blauwe oogen keken hem angstig smeekend aan. 't Duizelde haar, kon men zien. Ze streek door de lichtblonde haren en over 't voorhoofd, want vonk jes schenen om haar heen te dansen. Zij had geen kracht meer om zich te verdedigen. Dacht slechts aan den man, die daarginds, in het slaapkamertje van twee hoog, nu lag te hunkeren naar d'r komst... aan den man met het gele, broodmagere, beenige gezicht en het scheurende, holle kuchje uit doodzieke longe. Zij had dien man gekend als een vroolijken, opgewekt en, vrien delijktn kerel, wiens trouwha~*: toor. Rood als vuur... Te opgewonden om iels )»e- daard te doen. Zóó gejaagd, dat-ie z'11 sleutelbos niet kon vinden... Bij-voorbaat Lien woedend aankeek Had zi, bijgeval.... r Kon-niet. Was aldoor bewaakt ..Juffrouw isée Komt u asjeblieft even...?' Ze wist alles. In het kantoortje er naast hoorde zij vonnis. Ontslagen, met maand verlof.... Kon di rect, op staande-voet gian... Onmiddellijk...! Afreke ning. Was nog drie-en-zes lig gulden voors hot te ver rekenen. Eigenlijk kreeg het kantoor dus nog toe.... Maar meneer Daane had genade voor recht laten gel den. Ziedaar, - ze kreeg nog een tientje cadeau.... Mooier kón toch niet! Van getuigschrift natuurlijk geen sprake. Dót snaple ze.... „Wilt u maar even onderteekenen vroeg meneer Bergkamp, blauw papiertje vastklemmend en haar af rekening voorleggend... Het koude, smalle handje zette naam. Vouwde lier tje op. De schrijfmachine der spichtige van de luiar- do! tikkelde nu met iets jubelends.... Toen Lien thuis kwam lag vader te slapen. Zij zette zich hij het bed. en keek naar het gele gelaat met de diep-ingezonken oogen. Naar de grijze haren, die bezweet, na den gewonen koortsaanval van 's ochtends, dwarrelden over jh'et beenige voorhoofd. Luisterde naar het kreunend-schorre, rauwe van de ademhal in 7* '1 Was Lien, of er iets ijzigs langs haar streek, huiverde en werd bang... Beefde van kou, zoodat ze, over haar mantel, een shawl om zich heen trok. Zij sloot de oogen en toen hoorde zij eerst recht, hoe 't gonsde in haar ooren... Of ze vlak bij de zee stond... Zóó gek!.... En ze dacht aan wat er Zaterdag moest betaald... Het weekbriefje van den melkboer, de nota van den apotheker.... Die kreeg wel vijf drankjes... Mal ook, dat ze niet in een „bus" waren, of zoo.... Maar va was, in z'n goeien tijd, altijd slonzig in die dingen... En later was er niks- van gekomen... Lien haalde 'r portemonnaie te voor schijn. Het tientje was er... En nog drie kwartjes.... Ze schrok, want 't was net of vader wakker werd.... Mocht niet zien dat zij geld telde... Zou op vermoedens kunnen komen.... Van wat er gebeurd was op kantoor... Héél zachtjes wischte Lien va z'n voorhoofd af, streek de baardharen van z'n mond... Hij ademde toch al zoo benauwd... Liet het gordijn zakken, dat 't lidit va niet in de oogen zou schijnen. Ging toen bij de tafel zitten, 't Hoofd leunend op beide handen. Nadenken, peinzen... Ze vond 'l heerlijk, dat 't getikkel van de schrijfmachines weg was, had haar zoo dikwijls stekenjie pijn in 't hoofd gejaagd. En het idéé .dat zij nu niet naar kantoor hoefde, was óók zalig... Honger had ze niet. Gelukkig... Wel dors». Zij schonk zich melk in. Hè, dat deed goed. Zij wiensdi zich 't hoofd met lekker koud wateT. Over het ont slag dacht zij nu heelemaal niet. Ook zoo gek. hè?.... Die onverschilligheid... ÖNlaar Lien was ook zoo erg moe.... Ze ging in den grooten stoel liggen. Zou va vertellen, dat ze, om zware hoofdpijn, middag vrijaf had gevraagd... Wikkelde zich weer in de shawl. Dommelde in.... werd met schok wakker... Vader sliep rustig, soesde voort, tot de heesche stem van vader haar riep: „Lien!... Lina!..." Ze vloog op. 't Was bij vieren. Zij moest zich bezin nen. Wat wés er toch?.... En plotseling stond de ver- Is 't de Koningin, meneer? Neen juffrouw, Roosevelt! Van de Burgwal? Neen, van Amerika. Hoerah! Leve Roosevelt! Is tie gepakt? Weineen, mensch! Hij is president! O! lieid van geboorte. Hij was de eerste in dat groote land, waar ieder zijn best mag doen, de hooge plaats in te nemen, door hem verdiend. Hij was de eerste in dat groote land, waar eeuwen van worsteling en strijd, den menschen hebben ge leerd, dat een nadenkend hoofd en 'n toewijdend hart noodig zijn om aan het hoofd van 'n volk te Bn terwijl de ziel zich stroomsgemoeds bij 't on- 8taan. begrepen geval neerlei, vlogen de rijtuigen verder en ,.^n toen zÜn HJd gekomen was, om te gaan, ging verspreidde zich de menschenmassa; deels naar huis dÜ, blijde en gewillig, zooals hij blijde en gewillig kaande, deels op trams springend, om bijtijds in de sekomen was; nu aan weer 'n ander de gelegenheid puurt te komen der diamantfabriek van de firma ]atend te doen wat hij niet had vermoogd. Maar hij tsscher, waar deze „Man of the day" diamanten zou 's seweken als 'n held, bereid om weer te keeren, kaan zien. Voor hij daar kwam, zou hij al 'n oogen- a's de strijders voor vrijheid, recht, beschaving, na- plik aan het graf van De Ruyter in de Nieuwe Kerk denken, hem weer uoodig mochten hebben, ketoefd hebben. En toen hij bij Asscher vandaan Als 'n heerscher en 'n priester heeft hij voor ons „de Vrije Gemeente", gestaan en tot ons gesproken, en zijn eenvoudig en bezielend woord heeft niet nagelaten ons te ont roeren en tot nadenken te brengen. pwam, ging 't in galop naar raar hij spreken zou. Lang voordat hij daar aankwam, hadden wij ons blaatsen veroverd, wetend, dat de toevloed groot zou lijn. Anton Tierie zat op 't orgel en speelde of phan- laseerde blijde muziek. Wij wachtten, wachtten. Daar historie der menschen nog menig roem jiittrekken en inschuiven, en als n stroom van plecn lige blijdschap rolt over onze hoofden heen: li ge oogen haar rtige, o aantrokken. Naar wien ze 's middags altijd verlangde... Dan zat ze op moeders schoot en keek in het spionnetje of va nog niet kwam.... „Daar heb-ie 'mriep kleine Lien om een haver klap. „Welnee, gekke meid!" zei moes „dat is de brieven besteller..." En moes sphaterde 't uit. „Jawel!" hield Lien vol, die vaders stap uit duizen den zei te kunnen herkennen... „Jawel Eindelijk kwam va. Lien naar beneden... Om z'n hals gevlogen, tegen hem opgeklauterd.... Zoeken naar het pakje, dat zelden ontbrak. Spoortje, stuk-gprderobe voor de pop, doosje met nieuw soort spelletje... „Waarachtige Willem, je verwent 'r!" pruttelde moes wel eens ,maar als ze zag, dat stralen, dat schitteren van Lien d'r blauwe kijkertjes wanneer het prachtige voor den dag kwam... De onstuimige vreugde, waarmee zij va zoende, zoende van dankbaarheid, dan begon moes toch ook te lachen.... Die tijden lagen in 't verleden. Slag op slag was gekomen.... Het ongeluk met de zaak, waar va zoo'n mooie positie had. De ziekte van moeder.... 't Tobben met geld. Schulden... Achterstand. De vroolijke goedige oogen van va werden somber en de blonde baard wit... Toendien verschrikkelijken ochtend, waarop va bij Lien, op d'r slaapkamertje kwam. En rondliep zonder iets te zeggen, van den eenen muur naar den andere. Zoo wild, zoo gejaagd kijkend... Al-maar kermend van „o God. Lien! Lientje Hij was vóór haar bed neergevallen, op z'n knieën, en had het hoofd op een stoel gesteund. Zóó had vader liggen snikken... Zij wist nog niet. Wilde naar beneden vliegen... Maar hij greep haar... Mocht niet. Kon niet. En.' plotseling had Lien 't toen vóór zich gezien, het rijk hoofdstuk tegemoet gaat. Dóüronl schalde over geheel Amsterdam zoo innig hartelijk de kreet: Leve president Roosevelt! My country, 't is of thee, Sweet land of liberty, Of thee I sing: Land where my fathers died, Land of the pilgrim's pride, From every mountain side Let freedom ring! H. d. H. CORRESPONDENTIE. A. G. d. B. Het staat niet aan mij, op uw vraag 'n volledig antwoord te geven.Zij 't dan ook slechts voor twee of drie misschien wel vier -dan is 't niet geheel vruchteloos. En toch komt het woord, dat ik als motto onvertaald liet, in den brief voor, maar minder „duidelijk", meer „en passant", zooals Dat moest voor Roosevelt wezen, om hem welkom ouderen wel eens praten als er „huis op dak is. 1 heeten. 't Volk hield zich nog even in bedwang; Verstaat ge nu, wat en hoe ik t bedoel. Het was aaar toen de hoofddeuren open gingen, rezen alle geen verzuim; het was overweging. Ik wil met aKij mwezigen als éen man van hun zetels op, en werd e!1 door iedereen begrepen worden. 6 P. J. K. Dat weet ik niet; ik ken den man niet. Zeker is 't mogelijk, dat 'n mensch van dien leeftijd al kindsch wordt. Seniele aftakeling en grijze haren tijd kwam... Het grootste verdriet... grauwi pet daverend orgelspel overstemd door een nog ster ker daverend handgeklap en 'n gejuich van kelen, „at U.n,ea gelukkt, a,,M „lm, een van bntan troionrHs les dat was zuivere SDOn- weten t nu. Toch wil ik u wel als mijn p s seen van buiten geleerde les, dat was zuivere spon Ane geestdrift, die losbrandde uit Hollandsche har- gevoelen zeggen, dat, evenmin als ik ooit 'n zoon TnT^hTn^mT^ns ^wvtoeken, ik 'n dochter zal vereeren, omdat een van haar voor vaderen. eeuwen geleden, 'n groot man was. En wan neer ik die aehter-achter-achter-kleindochter heb lee ren kennen als 'n bekrompen en zelfzuchtig wezen, steeds nog maar meer millioenen stapelend op de vfile die ze leeds heeft, nooit eens 'n daad doen- toen üij zeiae: we u».« *®le' d verte ook maar doet denken aan dien XV y°U 10 «r ,S al te .amen" voor m 1 ui.. iar,,i „v, 7Ü11 volk over had, ik dan alleen kan zeg- oósevel7eICOme' a th°vSand 'T WelCOme' M'Ster gen Qat niet verdient de dochter te zijn van zulk evelt, amoung your kinsmen. - ^.oot nian Waut heeft zij zijn rijkdommen al hoen trad Roosevelt voor. 'n Kloeke, kranige fi- fHklnwerkzamen vader geen l'loopbaan, wiens arbeid, wiens werken daarginds in |de Nieuwe Wereld hem tot eer en ons tot vreugde |wezGu mag. De heer Charles Boissevain van 't Handelsblad [heette hem welkom en zei 'n vroolijk-stemmende waarheid, toen hij zeide: we have hurried up een groot man. Want heeft zij zijn rijkdommen al L uen trad Roosevelt voor. 'n Ktoeue, Kranige n- .^'"n "m"UiTeerl Uken? we^kzam^n^vadlr ^ee^i ft ïr'.^rachtig en zelfbewust. Hij sprak langzaam in c doen als ik 'n'dief of 'n luiaard was? te"' maar als hij in vervoering raakte tintelden «bandS0£ d£t hij zoo royaal -« ter; e" he't'kleTne kapuaal, dat'hij met hard werl was van werken had ■hem om' onzel' een was; u rh anrak en "esnaard' En is liet mijn eer niet, dat ik met het Vroeg vertelde, dat hij geen HoHandsch 1sprak, en Jk dQe alg hJj >Qood blood 8h0ws Wl. dat ,tXcUU8 voor' 't Was lang Am«rika itself" zegt het Engelsche spreekwoord. y' Qftt zijn voervaderen van hier uit naar Amerika nseii zegt net De stoel van meneer Bergkamp stond nog altijd leeg. Hij wa? naar binnen gegaan, bij den patroon. Lien had t niet meer kunnen uithouden, zat nu in het midden van 't vertrek, bij 't raam. De spichtige had, toen zij de onbeschaamdheid zóó ver dreef om te gaan zit- ten... zitten Iemand, .die wederrechtelijk over de twin tig... wat r bij de dertig gulden uit een kleine kas had genomen, onder voorwendsel van 't den len uit eigen salaris te zullen teruggeven... De spichtige had haar aangekeken met grenzenl00ze verbazing en verpletteren de machtiging, 't Liet haar koud. Ze keek naar de menschjes op straat, naar beneden, wirwarrelend, kri oelend, naar een tram, die voort schoen te kruipen. De kantoren lagen erg boog... zich slingerend 0111 't monument, naar een jongen, die scheen te toeteren op een papieren fluit... naar een voortstrompelend oud heertje, met een hond aan touwtje, die zich boos maakte over de hardnekkige „flirtation" van een poe- deltje met zijn beestje, naar 'n juffie, dat voortlrippekle, rokjes omhoog getild, keurig snoezige puntschoentjes toonend en getooid met kleurigen Chanteclerhoed, naar een trouwstoet, die passeerde, koetsier met bloemen nan de zweep. De zon flikkerde in het netjes gepoetste verlaksel van de rijtuigen... Lien glimlachte. Zoo had ze óók kunnen rijden... als de vader van Johan z'n zoon niet bijtijds naar Duitschland had gestuurd, toen ie merkte da£ 't met Lien Visée „iets werd"... Most niks hebben van dat bedelvolk.... Lien gaf er weinig om. Hield niet van Johan.... Toch schoot 't haar te binnen terwijl zij die trouwkoetsen zag rijden... Wat nu f Meneer Wallers, die haar nog altijd de hand boven het hoofd had gehouden, de man van het „pluimpje" voor 'r 'r mooie Engelsch, was op reis... Meneer Daane leefde als-ie er „den schrik in kon brengen", door ontslag of zoo... Ze wist 't best: haar vonnis lag klaar. Het getikkel van juffrouw Dijkmans' schrijfmachine zei 't haar, met elk lettertje: „Lekker d'r uit....Je bent d'r uit...Tweemaal kastje geplun derd.... Eenmaal gewaarschuwd... Nu te-laat...! Dr-uit!"' schrikkelijke werkelijkheid pal vóór haaf. Weggejaagd... met tien gulden op zak... Nota van den melkboer. Va keek haar zóó angstig aan... Zij gaf 'm z'n drankjes, na hem in den rug gestut te hebben.... Gewone hoestbui na 't wakker-worden In het sputum waren weer rcode draden. Gauw-gauw leegde zij spuwbakje... Stelde va gerust. Maar besefte nu... Nu eerst... Wat er was voorgeval len.... „Waar men er" had de officier van justitie gezegd in zijn requisitoir „wellicht niet altijd te-onrechte oj> wijst, dat de maatschappij hard is jegens hen, die strui kelden, een fout beginnen, daar moeten toch delicten, als waaraan deze beklaagde zich schuldig maakte, tot nadenken stemmen. „Hier", vervolgde de ambtenaar O. M. „hebben wij te doen met een meisje, dat zich in haar vorige betrekking... Op het kantoor van de beie ren Wouters en Daane, herhaaldelijk aan oneerlijkheid heeft schuldig gemaakt. De procuratie-houder der firma heeft mij verklaard, dat men met Lina Visée onuit puttelijk geduld heeft geoefend.... Onuitputtelijk!... Ein delijk loopt 't de spuigaten uit. Men is genoodzaakt haar te ontslaan, 't Gelukt haar ondanks alles iemand te \inden, die haar vertrouwen schenkt. Meneer Van Gaste- ren, de eerste getuige-ó charge, de bestolen patroon, is op de hoogte van alles. Met tranen en met mooie praatjes weet zij hem te vermurwen. Zij krijgt er een betrekking. Niet ruim bezoldigd... 't Kan zijn. Maar voor zeven gulden vijftig per week kan... Wie ernstig wil en zuinig leeft... Er komen. Mon heeft genoeg menschen, die 't met minder doen en toch eerlijk blijven Een der rechters, anders een joviaal-giemoedelijk heer, met drie-dubbel onderkinnetje en oolijke oogjes van levenslustige celibatair achter de in goud gevatte lorgnetglazen, knikte heel-ernstig van dat-ie t vol maakt met de officier eens was. Zeker...Keek 'n collega aan groene tafel eens aan... En ook die gaf knikje van instemming. De ambtenaar O. M. legde, met zeker ongeduklig- wrevelig smakje, de papieren van de strafzaak-Visée vóór zich neer. „Gedurende een achttal maanden". ,zei de officier, „heeft deze beklaagde zich op de meest sluwe, geraffi neerde manier weten meester te maken van golden, haar patroon toebelioorende. De bewering, dat zij dit alles deed om haar zieken vader te kunnen verplegen lijkt zeer treffend, maar giat toch niet op. Vooreerst had die patiënt in het ziekenhuis, hetzij dan kosteloos of tegen zeer geringe vergoeding, kunnen zijn onderge bracht. En overigens is de bewering dat men er tegen opzag 0111 zich armlastig te doen verklaren, eenvoudig potsierlijk. Stelen is zeker minder oneervol...!" Het gelaat van de beklaagde nas, terwijl de officier sprak, lijkbleek. Maar de groote, zachte, blauwe oogen hieven rustig. De ambtenaar O. M. had, bij de laatste scherpe woorden, de dievegge eens aangekeken. Maar het kalme, gelat ene, het doodsbedroefde, zonder tra nen schreiende van die zachte kinderoogen.,.. 't Scheen den officier te prikkelen. Hij werd rood van driftigheid Een doortrapte feeks, die meid! Een onbeschaamde huichelaarster... „Ik heb de eer te requirearen" zei Z. E. A. rad en hard pratend „dat Lina Charlotle Visée zal wórden schuldig verklaard van diefstal, driemaal gepleegd, en zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor den tijd van één jaar De toegevoegde verdediger geen raad wetend met hopeloos zaakje van bekentenis en schat van bewijzen, wurmde een zinnetje of wat samen... Pleitte cle mentie.... Ondernam 't niet zonder schroom 11a deal bitsen uitval van len olficier, om toch nog even te wijzen op die ziekie van den vader... Van den tering lijder, dien dc beklaagde tot 't allerlaatst toe verpleegd had... met voorbeeldelooze toewijding... De celibatair rechter met de oolijke oogen en liet joviale buikje keek ongedurig en raadpleegde geeuwend z'n horloge.... „Tjonge, al zóó laat!...." Trommelde met de vingers op de groene tafel „Met voorbeeldelooze toewijding..." zei de verdedigerj En de groote, zachte, blauwe oogen van den beklaagde keken de edelachtbare heeren aan... Niet angstig... en ook niet boos... maar zoo verbaasd... Met iets weeirtoe- (ligs, haast, van niet begrepen worden... Voelden ze 't dan niet?... waarom ze gestolen had?.... Doch toen, ten slotte, de president haar vroeg of ze „nog iels te zeggen had...." toen schudde het witte hoofdje zwijgend van neen.... niets MAiTRE CORBEAU.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1910 | | pagina 9