Sclielsei uil ö8 Recliizaal
Jan en Jaap.
Zaterdag 18 Juni 11)10.
54* Jaargang. No, 4727.
T*KKDK BI,AD.
Binnenlandsch Nieuws.
„STAARTNUMMER".
ONGELUKSDAG.
't Was weêr een van die ochtenden geweest, waar
in een mensch door diabolischen plaaggeest schijnt
vervolgd te worden... Juffrouw Da wis 'n tikje bij-
geloovig. Hechtte bijzonder aan geluks- en ongeluks
dagen. En zoodra, dien Maandag, een der kopjes vkn
het Zondagsche servies (nog niet opgeborgen) was
gebroken, zei ze, een trap gevend op de scherven:
„Daar heb-ie 't al!zei ik 't niet met die
zwarte poes, die vanmorgen op 't kozijn sprong?"
Gerrit, d'r man zat te grinniken, Had, met
dat sarrende grijnsgezicht de manier om iemand
helsch te maken... echt-duvelsch
„Beteekent juist geluk!" zei Gerrit, thee slurpend.
En mèt dat-ie haar zit te treiteren, blijft Da met
d'r boezelaar haken in een sleutel... Rits-rats. Het
ding was nog geen week oud. In haar woede scheur
de zij het schort nóg een eind verder open.
„Vooruit maar!... 't Kan niet op!" schreeuwde zij
zelve. Jaantje maakte dat ze naar school kwam, want
ze had gisteren een vlek op haar beste jurk gekre
gen en als moeder dat inviel... Ze had Jaan al een
paar malen aangekeken met oogen... oogen...
„Ik mot nog centen hebben?" snauwde zij Gerrit
toe. die z'n hoed stond af te schuieren.
Hij scheen Oostindisch-doof.
Stak 'n sigaartje aan.
„Rook liever niet", gromde nerveus vrouwtje op
„ongeluksdag" „spaar liever je geld voor je ge
zin
„Drink-jij geen advocaatjes", bitste hij terug, krib
big wordend. Hij zinspeelde op hun zitten, gister-avond
in een café met strijkje. Da had lmfst twee advocaatjes
opgelepeld...
Hij voelde, ze kookte van nijdigheid.
Ging naar de deur....
„Ik mot centen hebben!" schreeuwde zij.
Hij glimlachte, wou herrie vermijden. Haalde z'n
portemonnaie voor den dag. Grabbelde in het beetje
geld. Legde een gulden op tafel...
„Daar heb 'k niks an'" zei ze „straks komt Nieuwen-
huis. Gisteren heb 'k een riks van de huur afgenomen.
Anders krijg-je straks geen eten..."
Ze dribbelde naar de achterkamer.... Praatte al-maar
door.... Kijverig, snauwerig. Toen ze terugkwam, was-
ie weg. Stilletjes weggeslopen... Guldentje lag haar te>-
gen te blinken, met. voor haar overprikkeld gevoel,
iets uitdagends... Ze smeet het ding op den grond van
woede. Zoo'n ellendige kerel, die zich uit de voeten I
maakt. Rookt sigaartjes, gaat eiken middag ergens steen-
tje-leggen... Laat haar zonder geld zitten...
Ze moest guldentje toch oprapen. Begon te schreien
van narigheid en opwinding. Dacht eraan om den boel
in den steek te laten en uit te gaan.... Naar der zuster,
om haar hart eens uit te storten.... i
Tik-tik.
Meteen was meneer Nieuwenhuis binnen, huur
ophaalder.
„Me man most een lapje van tien wisselen. Komt
u morgen even langs?" vroeg ze, doodsbenauwd dat
hij haar behuilde oogen zou zien.
„Ik krijg" zei meneer Nieuwenhuis, hoed en stokje
netjes-bedaard op een steel deponeerend en zelf onge
nood plaats-nemend „ik krijg nog drie gulden-zestien
van Uw aandeel in de reparatie van den vloer, weet-
u-wel.... Met drie-vijftig van de huur maakt dat zes
zes-en-zestig op den kop af!"
En hij wachtte.
„M'n man heeft het geld bij zich" zei Da, op de
lippen bijtend om niet te laten merken, hoe ze van
streek wss.
„Dan loop ik even b'j 'm an--- Het kantoor is Van
Swietenstraat twee-en... Ja-juist, ik moet er juist langs
Meneer Nieuwenhuis kleine, koolzwarte oogjes spied
den naar Da d'r wangen... Zij werd rood als 'n kreeft.
„Dats ook goed!" zei ze, eigenlijk blij dat
Gerrit de prettige visite zou krijgen.... Lekker! Ze zou
hem wel leeren, haar in den pekel te laten zitten...
„Adieu!" zei meneer Nieuwenhuis, gezicht trekkend
van: dat zal rrfe toch benieuwen....
En hij had de deur nog niet achter zich gesloten,
of Kee, van Tante Door, staat in de kamer. Ze schaam
de zich dood.... Kee had direct alles in de gaten. Merkte
natuurlijk dadelijk dat 't „hommeles'- was...
Zij, Da. zakdoek tegen d'r wang. Trappelde van
kwasi-kiespijn... Drukte haar 'tong tegen wang om iets
vreemds aan haar gezicht te geven.
„Geen minuut geslapen vannacht" loog Da, meester
lijk kermend „een holle kies.:. Auw..."
„Laat me 's kijken!" vroeg Kee, die het zaakje
niet vertrouwde... O, die snapte zoo gauw alles... En
ze wilde den mond van haar nichtje open doen...
„Blijf af!" schreeuwde Da „ik word razend van
pijn
En stampend liep ze door de kamer... Dat kreng
van 'n Kee zou toch met merken....
„Gister-avond was-je nog zoo best. hè?" zei nicht
op wantrouwend toontje. „Je zoudt zeggen... Zoo in
eens
Da antwoordde niet. Spoelde, voor de leus. met
lauw water.
n e 'laa^e een loterij-briefje voor den dag.
t 1'rachtige staartnummer... Met twee negens en een
zeven liefst!... Waar ze gisteravond beloofd had, dat
Da „portie" in hebben mocht.
Ieder de helft. Dat was toen ze de advocaatjes had
den opgelepeld. Kee in fideel-rovale stemming was. Het
orkest speelde uit de „üollarprinses", zoo'n leuk airtje.
Kee merkte, dat ze allemaal haar nieuwen hoed mooi
vonden. Toen had ze haar woord gegeven. Porljdin liet
„briefje" met het staartnummer.... Da, ook op dat stuk
bijgeloovig, was in de wolken. Had nicht een zoen
van pret en dankbaarheid gegeven. Daarna weer ver
geten...
Het „briefje"!
Haar helft in de kosten.
Moet me juist op zoo'n ongeluksdag gebeuren.
En Kee merkte direct, dat er iets „met de cen
ten" haperde.
Had al berouw genoeg gehad over haar gulheid.
Een staartnummer brengt altijd geluk... Voor zoo'n
daalder most-ze daar misschien een fortuintje aan
Da geven... Wou van de zaak af-wezen...
Waarachtig, Da moest, met kleur als bloed, be
kennen dat Gerrit „het geld bij zich had", moest wis
selen... Straks zou ze
„fla!" zei nichtje „dat's nou erg jammer. Maar
weet-je wat het geval is?... Dirk was tóch al zoo
nijdig dat ik je portie in dat staartnummer had ge
geven... En... En... Gesteld, dat er np vandaag iets
op valt... Zie-je... Recht is recht... Neem-jij dan
liever een.ander briefje... Och, mensch, dat van die
staartnummers is toch maai* gekkepraat... En ik
krijg er mot met Dirk over... Dat wil-jij toch 6ok
niet, hè?... Laten we dan maar doen of ver niks
gezegd is!" x -
Da stond het tafelblad/ op te wrijven. Beefde van
woede... Een staartnummer met twee negens en een
zeven... Ging haar neus voorbij
„Toen jij verleden jaar met dat dwangbevel zat
en Gerrit jelui aan tien gulden heeft geholpen,...
toen..."
„Noü krijg-je 't heelëmaal niet!" stoof Kee op „al
wou-je 'r honderd gulden voor geven, niet! Ja, wij
hebben jouw tien-pop noodig!... Zat-je T maar zoo
goed bij als Dirk en ik... Dan hoefde-je niet te
liegen 'dat je kiespijn hebt om niet te laten merken
dat je loopt te grienen van armoei!"
„Dat lieg-je!" schreeuwde Da, bij wie de maat over
liep... „dat lieg-je, varken! Laat jou Dirk maar op
passen, dat ze hem niet in de kast stoppen. Dat z'n
baas niet te weten komt van z'n gappen
Kee was wit als krijt. Ze strekte den wijsvinger
van haar rechterhand naar de andere uit, en zei al
leen:
„Dat zal ik je betaald zetten. Onthoud je dag,
juffrouw!... Daar hoor-je nader van!"
En statig schreed zij het vertrek uit. Nichtje nog
éven 'n blik toewerpend... Een blik... Maar ze deed
de deur zachtjes dicht. En geruisloos ging zij de
trap af
Snikkend viel Da op een stoel neer. Geen centen
als straks de groentenboer om z'n achterstand kwam.
De herrie met Gerrit, die nooit iemand op kantoor
wou hebben voor particuliere zaken... In zijn nede
rige positie kon 't hem op slag z'n baantje kosten...
Geen geld voor vleesch nog vier dagen vóórdat er
tractement gebeurd werd... Scheur in haar splinter
nieuw schort. Kopje van het Zondagsche servies stuk..
Vlek op Jaantje d'r beste jurk...
En... 't allerergste... Haar portie in het staartnum
mer naar de maan!
,Twee negens, en 'n zeven!" snikte Da „de
zwarte kat!... Zoo zwart als inkt was ze!..."
Huiverend verborg zij het van tranen natte gelaat
in de handen
Weer was het tweede advocaatje vóór haar neer
gezet. Gerrit had 't besteld, schoon ze bezwoer er
geen druppel van te willen drinken.
,,'t Zit me tot hier!" zei Da, en ze drukte de met
eau-de-cologne besprenkelde zakdoek tegen haar neus.
Gerrit merkte aan 't marmeren blad van 't tafeltje,
hoe zij beefde. En toegeven moest-ie: 't was „zuur".
Duizend gulden... Ze hadden er toch haast een lapje
van vijf-en-twintig door beet gekregen... Dat kreng
van 'n Kee. Misbruik te maken van eene tijdelijke
verlegenheid...
Daar zaten ze, Dirk en Kee. Vier of vijf tafel
tjes verder. Zij had een pracht van 'n manteltje aan,
en glacé-handschoenen, lichtgrijze. Ze dronk port,
met een beschuitje!... Hij, Dirk, had grogje voor zich
staan. Droeg een lichtblauwe, satijnen das met zoo'n
liggend Engelsch-boordje... Piekfijn, hoor...!
„Van onze centen," zei Da, de oogen niet kunnen
de afwenden van het tweetal.
Kee, die zoo duivelsch treiteren kon, maakte tel
kens opmerkingen tegen Dirk, en dan lachten ze alle
bei... Ze bewogen dan de schouders expres-hevig om
goed echt te tergen... En dan drukte Kee haar
zakdoek tegen 'n wang... Van „wat heb ik toch een
pijn... Auw!..." En ze lachten hen weer uit
Het „strijkje" speelde uit de „Carmen." Anders
vond Da dat zoo heerlijk.... Al was ze in de miezig-
ste bui, dan fleurde die leuke melodieën van „1'Amoui
est enfant de Bohème" of „Adeux remparts de Sé-
ville" etc., haar dadelijk op. Nu verveelde de
muziek haar. De advocaat kon ze niet door d'r keel
krijgen...
Zulk volk bederft iemand toch je plezier
Op-eens kwamen er kennissen van Dirk aan het ta
feltje zitten. Ze kenden den meneer en de dame
niet... Volgden elke beweging...
De oogen der vreemde bezoekers gingen, na een
poosje, den kant van Da en Gerrit uit....
Hij werd bleek en zij kersrood
„Dat's vervloekt laag!" bromde Gerrit,
vreemde meneer met spotgezicht naar Da ee
En de juffrouw gilde, gierde 't uit......
Kee maakte weer allerlei koddige bewegingen met
haar zakdoek... Zoo'n pijn... O, zoo'n P«°"-
Ze zagen 't precies hoe die menschen t ovei
hadden
Nu knikte Kee: ja-Juist, die zijn 't; die-twee, daar
in den hoek. De dame keek om... Proestte 't weer
uit... Alle vier schaterden
Toen keek de vremde meneer Gerrit recht- in de
oogen. Ditmaal, met zekere minachting... \an: Zoo,
ben-jij die snoeshaan'n Mooie sinjeur....
Da probeerde nog hem bij een slip van z'n jas
tegen te houden, maar 't was te laat.
Zij dacht dat het heele café in de rondte tolde....
De ruzie-stemmen drongen tot haar door... De mu
ziek .hield op...
Gerrit en Dirk stonden schouder aan schouder...
De patroon kwam er op aan... De menschen in
het café met strijkje vormden 'n kring...
„Pats-^..Zondags dopje tegen een stoel.
„Pats!" Khpd van Gerrit tegen Dirk z'n wang.
„Leelijke schooier!"
„Schoft!... Dief! Dief, dat je bent!"...
Toen Da weer tot zichzelve kwam, lag zij in een
vreemd vertrek, 't Was de huiskamer der gade van
den patroon uit het café-met strijkje. Daar hadden ze
haar heen gedragen, toen alles, door de ruzie, in tu
mult en verwarring raakte...
„Fijne bezoekershoorde zij de gade des kasteleins
zeggen tegen haar man.
„Ja, wie kan dat vooraf weten, dat je zulke schooiers
in je huis krijg!" bromde hij, nog heelemaal ont
daan over de herrie... Een massa menschen waren uit
het café geloopen, toen die twee vechtende kerels wer
den opgebracht... De eerste mooie avond van het sei
zoen
„Ligt ze nog van d'r stekje?" vroeg de patroon,
doelend op Da...
„Voor mijn part gaat ze... zei de vrouw, zonder
naai- Da om te kijken...
De buffeljuffrouw wiesch haar met water, maar ze
schaamde zich zoo, dat ze de oogen niet durfde op
slaanEn ze dacht slechts aan de zwarte poes van
dien ochtend... Nu durven ze nog volhouden, dat zwarte
katten...
„Ik zal de zaak nu misschien verder laten rusten"
zei de officier, die juffrouw Da speciaal nog eens even
bij zich had laten roepen, „maar ik geef u den raad,
juffrouw, om voortaan wat kalmer te zijn
„Ik, meneer!" vroeg Da, denkend dat zij toch bui
ten schot bleef bij de vechthistorie... „ik!?"
„Ja, u P' zei de officier, en hij keek bar-grimmig
„ja, u... Verwondert u dat zoo erg?"
„J... ja...." Zij was door den barschen toon toch
overbluft....
„Als u niet voorzichtiger zijt met uw woorden, dan
kunt u nog wel eens leelijke gevolgen ondervindon"
zei Z.E.A. „Ik heb van uw nicht.. Hij zocht den
naam in de papieren op... „Van... Van.... Juist 1 Van
Cornelia Schram, huisvrouw Dirk Jan de Gast... Dat
is tóch uw nicht?"
Aan het flikkeren van haar oogen merkte de officier
dadelijk hoe '1 stond....
„Die vrouw hebt u ernstig beleedigd. Als zij..."
Da wilde er iets tegen inbrengen, maar Z.E.A. maakte
abrupt-afwerende handbeweging...
„Laat 't u gezegd zijn.... 't Is schandelijk!"
Weer keek de officier haar aan met 'n nijdigheid...
Toen kon Da 't niet meer houwen. Zoo'n schande...
Of zij de grootste boef was...
Ze snikte 't uit. En vertelde den officier alles... Van
het staartnummer.... Van den ongeluksdag... Dat ze
zoo van streek was, dien morgen... Om te bewijzen dat
ze eene fatsoenlijke vrouw was... Hij moest niet den
ken, de officier, dat zij eene slet van de straat was...
Ze overstelpte meneer met bewijzen... Van hoe 't kwam,
dat ze dien ochtend zoo prikkelbaar was geweest....
dwenen. De riek moet nu met het spek er aan blijven
staan, tot de wond geheel genezen is, anders komt de
pijn weer terug.
Wij kunnen hieraan toevoegen, dat dit niet alleen ge
beurt in De Meierij, maar ook in de Betuwe, in geheel
Gelderland, waarschijnlijk ook elders. Het vela der volks
geneeskunde is onbegrensd; de middelen Ier genezing
legio.
De ooren van een varken in den zak gedragen ver
drijven tandpijnpaardekastanjes verdrijven rheuma-
tiekwaarvoor ook een hond als slaapkameraad helpt
heeft men wTatten, er wordt ©en draadje garen genomen,
waarin zooveel knoopen als men wratten heeft, men
(begraaft het en is het verrot, dan zijn de wratten weg.
„Stuur ze naar de maan!" is een andere raad. Men
loopt dan bij afnemende maan achteruit en strijkt ze
weg. Geen middel helpt mensch of dier beter dan
„belezen", in welke kunst sommigen het verbazend ver
gebracht nebben.
Tikt een heks je want die zwerven nog rond
bij Men boersla ze driemaal hooger dan zij je ge
raakt heeft en haar zwarte kunst is machteloos.
Lijdt een kalfbeest aan uitdrukken van het lijf, neem
een hemd, waarin iemand gestorven is, druk het beest
daarmee en nooit heeft het dier er meer last van.
Het schraapsel van een doodsbeentje geen middel
zoo goed als dit tegen steenpuisten.
Echter niet alles wat met dooden in verband staat,
is gunstig in zijn uitwerking; gras van kerkhoven b.v.,
veroorzaakt bij geiten verwerping van het lam.
Zoo beweert tenminste de boer.
UIT DE DIERENWERELD.
Men schrijft uit Oude water:
Een jong muschje. dat hulpeloos in den tuin van
den heer G. rondfladderde, zocht bescherming bij een
broedhen, die met haar kuikentjes in den tuin rond
liep. Het muschje werd bij den troep opgenomen en
leeft daar nu geheel mee mede. Het kruipt 's avonds
bij de kuikens onder de hen en wordt geheel als de
kuikens behandeld.
ONAANGENAME ONTMOETING.
c Gistermorgen hebben de knechts van den rijwiel-
handelaar I. Engers, Amstelstraat te Amsterdam, hun
patroon bewusteloos te bed gevonden. De kamer stond
vol gas. Het bleek, dat de gaspijp was doorgesneden,
en dat de geheele boel, blijkbaar door inbrekers, over
hoop was gehaald. Op een stoel waren gekrast de
woorden: „Wij komen terug".
De heer Engers was tegen inbraak verzekerd.
eniging tot verbetering van de
Lhouand, welke vereeniging vol-
SCHAPENFOKKERIJ.
Het bestuur der vereen
schapenfokkerij in Noordhol 0 0
gens ontvangen kennisgeving voor den dienst over 1910
een rijkssubsidie van f 500 is toegekend, besloot in
hare laatste vergadering noch zwarte lammeren, noch
lammeren van onzekere afkomst te registeeren. Verder
werden de modellen vastgesteld voor de aan de fokkers
gratis uit te reiken uittreksels uit het afstammelingen-
register en het keuringsboek, alsmede het model voor
Inschrijvingsbewijs met afstamming, dat ad f 0.15 per
exemplaar verkrijgbaar zal worden gesteld. In begin
sel werd het besluit genomen, na te plegen overleg met
de Tentoonstellingscommissie, op de Tentoonstelling te
Hoorn in de Wetenschappelijke Afdeeling te ex posee
ren. LhMl
HOE ONVOORZICHTIG.
Nabij Doetinchem is gisternamiddag geschoten op
Ml oden trein naar Ruurloo. De kogel sloeg door de ruit
AndenT"zou"zë"nooit iemand 'n onvertogen woord van een 3de klas coupé en verdween aan de tegen-
T TVn Unn- ,v.i,...1 1V' c-/IO rf 1
zeggen... Liever zou Da... Maar zoo'n ongeluksdag..
En dan die zwarte kat.... Zoo zwart als inkt!...
Eerst begreep de officier niet. Toen ontplooide zich
zijn strak streng gelaat. Hij schaterde 't uit... schelde
tegelijk den veldwachter.
„Uitlaten. Volgende zaak
(Jaspers), de veldwachter, had al bij de dertig jaren
dienst. Twee medailles op de borst... Maar zóó iets...
Een krampachtig-sehreiend vrouwtje... Wanhopig of ze
zoo naar de gevangenis moest.... En den stuggen, som
beren officier van justitie, schaterend, proestend van
het lachen, dat de joligheids-tranen hem over de wan
gen biggelden, zoo-iets had Jaspers nog nooit be
leefd....
MAtTRE CORBEAU.
HET CONFLICT TE EINDHOVEN.
Men seint uit Eindhoven
De firma Philips en Co. heeft de nieuwe voorstellen
van het leidingscomité verworpen. Deze luidde: le. dat
binnen- drie maanden de 200 arbeiders, die vooreerst
niet'geplaatst zouden worden of ongeplaatst zouden blij
ven. -moesten worden -teruggenomen2e. terugneming
der liesluursledeii3e. een greoter aantal mannen, ter
wijl de overjige de voorkeur zouden hebben bij nieuwe
behoefte.
De firma heeft niet alleen deze voorstellen verwor
pen. doch weigerde ook in de hierover aangevraagde
conferentie te bewilligen.
De onderhandelingen zijn nu harerzijds als afgebro
ken beschouwd, dcch is de firma nog steeds bereid
ingevolge de eerst gedane concessies ook van de oude
werkkrachten bij tijdige aanmelding terug te nemen.
De opgeschorte aanwerving van nieuwe werkkrachten
is thans door de firma hervat.
B0 GELOOF.
Men schrijft aan het Huisgezin:
Gebeurd te L. in de Meierij. Een meisje is met
haar broer en vader op 't veld aan het werk en steekt
bij ongeluk met de riek in haar voet. De riek wordt
er uitgetrokken en de broor als de wind met de riek
naar huis, waar hij ereen stuk spek aansteekt. Het
meisje op het veld kon voelen, vertelde ze, dat hel
spek er aangestoken werd, want toen was de pijn ver
tuupc en veraween aan (le tegen
overgestelde zijde door het openstaande venster. Een
der reizigers werd door de glasscherven aan de hand
gewond.
DIRKSHORN.
Voor de betrekking van onderwijzer aan de school
te Dirkshorn hebben zich 23 sollicitanten aangemeld.
NOORDHOLLANDSCHE PREDIKANTENVEREEN.
Onder leiding» van den heer A. H. Claasen hield
de Noordh. Predikantenvereeniging gisteren te Hoorn
haar 7e algemeene vergadering.
Na de behandeling van een referaat brengt de heer
Melchers bij de rondvraag de encycliek van den Paus
Ier sprake. Hij bepleit de wenscheïijkheid, dat het Pro-
testantsche volk een actie beginne tegen het hem van
R. K. zijde aangewrevene. Hij acht de Encycliek een
j slag in 't aangezicht en waar bij deze vereeniging geen
I overwegingen van coalitie-politiek voorzitten, daar moet
iets worden gedaan.
De voorzitter acht het 't beste le doen als de Noord-
brabantsche Predikantenvereeniging, die ook besloten
heeft een actie in 't leven te roepan, door de zaak in
de classieale vergaderingen ter sprake te brengen en
van daar aanhangig te maken in de Synode. De hoofd
bedoeling moet zijn te besluiten de zaak niet dood te
zwijgen.
De heer Lindeboom ziet in de stilte in Nederland
geen kwaad. Hij gelooft juist, dat dit is een verblijdend
teeken. dat wij Protestanten te beginselvast zijn, om
ons door het geschrijf van een paar Italiaansche duister -
lingen van de wijs te laten brongan. Laat Duitsehland
er op ingaan, daar spreekt het kwade gewetenwij
staan niet in eenige officieele betrekking tot het Katho
licisme. Hij acht het waardiger om de Encycliek to
laten voor wat ze is.
De heer Melchers kant zich tegen dit stilzwijgen.
Het volk moet wakker worden. Spreker acht het een
te gemakkelijk oordeel, om maar te zeggen, die smaad
treft me niet .doch aan het stilzwijgen kan* wel eens
een verkeerde uitlegging worden gegeven. Hij vreest
verder dat er meer achter zit, dat de coalitiepolitiek niet
vreemd aan de zaak is. Rome en Dordt zullen oppas
sen geen roet in 't eten te gooien, doch laten wij het
volk. wakker maken en dat kunnen we niet door stil te
zwijgen.
De vergadering vereenigt zich met het oordcel des
heeren Melchers en den voorzitter.
Feuilleton.
DOOR
C. VIEBIG.
1.
Wanneer Jan met zijn geweer over den schouder 't
bosch doorslenterde, maakte alles wat adem had bee-
nen. Het was alsof de herten het wisten, die trotsche
dragers der kronen, die daar boven huisden, dat
nu hun heer en meester gekomen was. Dieper trok
ken zij het hout iOf waarin zelfs een mensch bijna
niet kon doordringen. Daar verstopten zij met de
moederdieren en het jonge volk, de kalveren. Maar
Jan speurde hun schuilplaats op. De lange dennen
naalden rukten zijn kiel in scheuren, de ruwe boom
stammen en takken bezeerden hem gelaat en han
den, maar hij stoorde zich aan niets en niemendal.
Zijn snelle oogen bliksemden hem in het gelaat en
dwaalden steeds rondom, dien oogen ontging niemen
dal. En in het hart brandde Jan de hartstocht en
'aaide somwijlen hoog op, zoodra zich hier of daar
wat roerde of bewoog.
Jan was de zekerste schutter uit den heelen om
trek, dat wisten allen. En dat hij niet jagen mocht
en toch jaagde, dat wisten ook allen. Maar zij ver
rieden hem niet. Vreesden zij hem? Het was zeer
verstandig goede vrienden met hem te blijven. Wie
weet, wanneer hij je eens ontmoette daar boven op
de bergen! Men was dan alleen, had geen erg, maai
de he gras en dan kan bij zoo onverwachts
achter je staan.
Een viouw had Jan nooit gehad; wat zou hij
daarmee beginnen? Waar hij dan den nacht door-
racht? - wanneer het koud was in een halfverval-
len jachthut, waarin wat dorre bladeren zijn leger
vormden daar kon hij het best slapen. Hij had
wel een woning in het dorp, maar wanneer het maar
eenigszins mogelijk was, dwaalde hij in de omgeving
rond, zooals hij dat reeds van kind af gewoon was ge- j
weest, toen hij de schapen op de berghellingen nog
hoedde.
De heeren uit Aken en Verviers, die de jacht van
het gemeentebestuur hadden gepacht, hadden het
land aan Jan, De vetste reebok, die mijnheer Karei
Böllinger uit Duren al dagen lang volgde met ijver
en geduld, moest Jan hem ook voor den neus hebben
weggeschoten, en de haas, die steeds onder het ge
weer had geloopen van mijnheer Duvenages had hij
dezen ook bepaald afgesnoept,
j Het was om razend te worden, men meende het
nauwkeurig te weten, en kon het den kerel toch niet
bewijzen. Men hoorde het knallen van het geweer
hola, daar was het weer, die drommelsche Jan
maar menschen, die zooeven van het dorp kwamen,
verzekerden, een kwartier geleden Jan nog aan
zijn huisdeur te hebben gezien. Daar zat hij op zijn
drempel, slaapdronken, in zijn overhemd, en, naaide
zijn schoenen met touw. Het was of die vent zich
kon verdubbelen, dat duiveisgebroed.
Maar daar kwam mijnheer Karei Böllinger uit Dü-
ren op een uitnemende gedachte. Wanneer hij dien
baas nu eens als jachtopziener aanstelde. Karei Böl
linger had zin tot humor. Men moest den wilddief die
stroopte, als jachtopziener aanstellen, hem in zeke
ren zin vastleggen aan ambt en waardigheid.
Hij deed Jan hij zich in het cafó komen. Deze
kwam dadelijk. Wilde mijnheer Böllinger een wegwij
zer? Hij kende elk plaatsje bij uitstek, juist die
waar de reebokken kwamen, als het begon te sche
meren en wanneer de maan helder scheen, zoo kon
mijnheer de herten zien spelen, zij speelden daar als
jonge honden en men kon ze over de weide zien
rennen. Jan's oogen schitterden ln zijn kop, het jeuk
te hem in de handen, men zag het aan hem, even
het geweer aan den schouder en paf!
De fabrikant liet een paar potten best bier bren
gen en eerst nog een glaasje jenever en later nog
éen. Hij verzocht Jan bij de tafel plaats te nemen.
Ook hij was een hartstochtelijk jager. Hij werd
gemoedelijk. Lachend sloeg mijnheer Böllinger den
ouden op den schouder: „Wel Jan, de koekoek hale
je, die beestjes zullen daar dan zeker niet lang
meer ongegeneerd spelen!": En Jan lachte sluw:
„Mij kan niemand iets bewijzen. Anders hij lach
te luid en hartelijk „zat ik allang achter slot
en grendel."
De heeren werden het eens. Böllinger had groote
zorg gehad dat Jan het aanbod niet zou aannemen,
misschien lokte het verbodene meer dan een vaste
aanstelling. Maar Jan erkende het eerlijk dat wild-
stroopen een ellendig vak was en zijn maag nauwe
lijks vulde. Want wanneer men het wild wenschte
te verkoopen, moest men het door te veel handen
geven en maakte men zoodoende geen prijs. Zoo
dreigden de wildhandelaars met aangeven en druk
ten zoodoende de prijzen. Maar dit! Zijn donker ge
zicht klaarde op. Hij zou dus overal mogen rond
dwalen, met het gweeer in de hand en zijn meester
zou hem daarvoor nog betalen? Besluiteloos staar
de hij mijnheer Böllinger aan.
De rijke man knikte: en goed betalen. Hij lachte
behaaglijk; de kerel beviel hem. Negenhonderd mark
zou hij hem in 't Jaar betalen en dan nog een
premie op het wild.
Op Jan's gelaat was van allerlei te lezen: vreugde,
ongeloof, hoop en wantrouwen, argwaan, twijfel, ge
noegdoening de tegenstrijdigste gevoelens, maar
ook iets als ontroering was daarbij. En die ontroering
kreeg ten slotte de overhand: zoo iets was hem nog
nooit aangeboden in het leven, neen nog nooit. Jagen,
neerschieten, wat mijnheer niet neerschieten kon, en
daarvoor nog betaald worden? Hij geloofde te droo-
men.
„Maar je moet dan nu ook heel goed oppassend"
zeide de fabrikant. „Jij kent alle streken hier het
best. Je bent nu verautwoordelijk. In mijn jacht
komt dan ook geen wilddief meer begrepen?" Hij
keek zijn jachtopziener scherp aan.
In Jan's oogen lichtte het onzeker, er leek een
verlegenheid in te schemeren. Hij floot scherp tus-
schen de tanden, maar dan legde hij zijn hand met
uitgespreide vingers vast op de tafel. .„Op mijn eere
woord. U zult beslist niet te klagen hebben, mijn
heer Böllinger. Dat zeg ik ik, Jan!"
Met hoogopgericht hoofd was Jan uit de herberg
te voorschijn gekomen, een ongekende trots deed
hem het harte zwellen. Jan kwam zichzelf als een
heel ander mensch voor. Wat voor een eer had men
hem bewezen. Een eer die in zijn veracht leven zoo
zeldzaam was, als een schurftige hond in een krans
met rozen. Hij ging naar huis, zoo voorzichtig en
behoedzaam loopend, als liep hij over eieren, of had
hij te nauwe schoenen aan.
In zijn donkere, verwaarloosde kamer aanko
mend, rukte hij zijn ouden, vilten hoed van den kop
en slingerde dien met een jubelkreet in een hoek.
Als een halve dwaas rende hij een oogenblik door
de kamer. In hem raasde en tierde het: jachtopzie
ner! Die mooie, groote jacht zou hij beschermen,
alsof hij een boschwachter was. Hij greep zich met
beide handen naar het hoofd en betastte het. Ja, ja,
hij was het nog! Uittrekken mocht hij nu alle och
tenden, wanneer de nevels nog hingen, wanneer alles
zich beneden in het dal bewoog als badend in, een
meer.
Omhoog klimmen mocht hij langs den bergrug door
h' t halfverdorde kruid, nauwelijks zien kon inen van,
•np -en lucht; maar hij behoefde immers niet le
hij kende elke tred. blindelings vond hij den
g tusschen de boomen. En daar boven was hij in
jachtkwarlier, dat zoo, groot was als de wereld.