IE STRIJD OH DEN HAD.
mtm W^'m
^oor Dammers.
OP REIS.
DE MAAN.
iaterdag 20 Augustus 1910.
54e daargang. No 4763.
DERDE BLAD.
Syn JJ, MJ i sïï£
j.
EINDSTELLING.
Zwart.
Hes betreffend» d«ze rubriek te richten aan het
eau Schager Courant »n voorzien van het opschrift
mrubriek".
Slagzetten in de opening.
Raakzet.
Wit:
3328.
Zwart:
1823.
3933.
12—18.
44—39.
712.
5044.
27.
3430.
1721.
3025.
2126.
3127.
2024.
3631.
14—20.
25 14.
9 20.
4136.
1217?
d na den
lOden
zet van zwart.
Wit
zwart 2 schijven op:
Maar niemand raakt aan bloem of scheurt aan blad 1 ons veTrasscn, het een al schooner dan het
of tak of betreedt verbodon grasveld. '""róü i;,- ui.
Dat is èn om den tuin als openbaar park èn om den 1 '.intieiijk ontdekten we liet eerste luns op onzen
tuin als studieveld verboden. i Yf Vt vo?,r h,cl ecrst e'\] m?mch< cen
Brussels jeugd eerbiedigt dat verbod opbewonderens- !b 'h (lle ma breed gebaar een ellen lang snoer
waardige en voorbeeldige wyze. forrf te Sb! T,a^r ^?.e.rp te trachten een
Ettelijke schoone beelden en beeldgroepen sieron den |°g«e krachtig slak dat enkele
tuin benevens een reuzen-palmenserre waarheen breede gebouwde flinke boerde-
trappen opwaarts lolden tot den hoogen heuvelrand, "J, af te ca cLr'doceren achtergrond van hooge groe-
die deftic Rrussel van het Brussel der burgers scheidt eSn sci^ildeiij mC01 6
die deftig Brussel van het Brussel der burgers
Eón beeldengroep vooral is wonder mooi
Tegenover den uilgang van den tunnel, waarvan we
voor zijn
Geplaatst op eea hellend veld biedt ze den toesehou- J* ■-
wer een schoone gelegenheid het geheel te overzien en j =j f h]n het sÏÏk sTröomc Se water
te genieten van de gedachte uitgedrukt in de samen- lui0. uai langs een ujii ovtj ,iei sterk siroomende water
voeging van deze zeven beelden.
Het geheel verzinnelijkt het denkbeeldtijd.
Het hoogst geplaatst zijn twee bronzen vrouwen
figuren, voorstellende den nacht en den nacht. Da
nacht is geheel omsluierd en heeft aan haar vo9ten w moo- toch zoo geheel anders dan in hei enge
het aloude symbool der duisternis, een uil. De dag heL s"
i wordt getrokken en dat den reiziger dient
overtocht.
De straks genoemde boerderij in den zomer pen
sion bedient dit primitieve veer.
Aan den anderen oever van de Ourthe is het al
Stand
op 37.
Stand wit 2 schijven op
5 en 15 en een dam
20 en 47 en een dam op
Zwart.
gjSZÜ VA
ii Wm. Wm», ÉB! !ÜI!
Oplossing:
Wit: 4741. Zwart: 37 46. gedwongen.
3524* en wint.
Indien zwart speelt:
46 tot 23 dan wit 2435 enz.
4610 dan wit 2447 enz.
510 dan wit 2435 enz.
In de rubriek van 6 Augustus jl. plaatsten wij een
schitterende combinatie van den heer G. Woudenberg
te Rotterdam.
Van bevriende zijde ontvingen wij hierover 'n waar-
deerend schrijven; mede werden wij opmerkzaam ge
maakt op een 2den damzet, welks afwikkeling wij
bieronder laten volgen.
Stand zwart 19 schijven op: 2 tot 15, 17, 20, 22,
24 en 27
Stand wit 19 schijven op: 25, 26, 28, 31, 33 tot 38,
40 tot 45. 47 tot 49.
Wit: Zwart: 1419.
2429.
22 33.
1014.
17 50.
25 23.
33 24.
38 29.
31 22.
CORRESPONDENTIE.
D. D. te Den Helder. Uw gezonden probleem zullen,
wij gaarne plaatsen.
Wit.
jplossing:
Vit: 2721, 32 12, 12 25, 42 31, 46 37
Iwart: 16 27, 23 41, 26 37.
)p de volgende manier wint wit slechts 2 schij-
Vit:
3530, 3329, 39 30, 27^21, 32 25
Iwart: 24 35, 23 34, 35 24, 16 27.
ndien wit als lOden zet speelt
4136. Zwart: 49.
Li. 4741. 1217
alleen de 2e wijze uit te voeren, want op 2721
32 12 volgt van zwart eerst 8 17.
sTog een voorbeeld van dezen slag waarbij echter
in stuk gewonnen wordt.
het schoon gevormde hoofd omhoog, verwijdert den
haar gelaat bedekkenden sluier en ziet in het volle
zonlicht.
Vóór die twee, even lager, en op één voetstuk, staat
de gevleugelde God van den Tijd Kronos die een
schoonen jongeling het nieuwe jaar aan de
wereld schenkt.
Met wijd omvattende armen en begeesterden blik
snelt het nieuwe jaar de wereld te gemoet.
Weer iets lager staan voor Kronos en het nieuwe
jaar de vier jaargetijden.
De lente wordt voorgesteld door een jong meisje, dat
een lammetje leidt en in de hand voert een uitbottend
heestertatje.
De zomer is een flinke man, die met volle hand
graan zaait over den akker, de herfst is een kloeke
dal san Sy.
Een zijriviertje vormt daar bij een verlaten^ water
molen twee schilderachtige watervalletjes tusschen hoog
opgaand geboomte. Ganzen en eenden van de buurt
schap, die daar ligt. snateren en ploeteren om en bijt
de heldere beek of waggelen over het voetpad, weinig
gezind wat plaats te maken voor den wandelaar. In de
nabijheid, hoog op den berg. ligt de schilderachtige
ruïne van Logné, eens bewoond door den bekenden
woesten graaf Van der Marck, den schrik van de Ar
dennen.
Hier eindigt het voetpad en bereiken we weer den
groeten weg, voor welken men een baan heeft moe
ten breken door de rotsen van Hierneu, die ter weers
zijden van den weg hoog boven den wandelaar uit
steken. Zacht glooiend daalt de weg naar den bodem
maaier, die even op de reis rust van den zwaren arbeid YYYÓY-1;.Y*cd daer. 'cvenY'" 8estoffeVrli
en zich het zweet van het voorhoofd wischt, de winter - ,J„ Wl< .- schapen oj> de hel-
rerLoSereevel°dVe- een prachtige plaatst8 i boomen °ver de ongeplaveide boschwegen, die eindi-
De den tuin omringende mur
boomen en tal van klimplanten. j leidt naar Bomal. Het .zwaar geboomte biedt heerlijke
Maar alles is daar zoo mooi geleid en zoo be a lig scjiaduw j^j zonneschijn en laat bij regen eerst na
saamgeyoegd, dat elk idéé van styfheid of gemaaktheid langen tijd door zjjn dichte bladerkronen wat drup
verre bluft. t> I pels neer.
Brussel is trotsch op zyn plantentuin Brussel is Heel in de verte hoog op een kale rots is een
dat terecht. gekruisigde Christus geplaatst met naast zich twee bid-
ae staa reeas zoo ee ()en(je vrouwenfiguren, zich helder afteekenend dit drie-
,nmnn nn ta vnn tnimn anten. i-j, n,r 1 o
Wit:
t.
i.
t.
SVit:
3430.
3025.
3126.
36—31.
25 14.
Zwart:
1823.
1218.
2024.
1420?
9 20.
3530, 3329, 39 30, 2621, 3731,
Swart: 24 35, 23 34, 35 24, 16 36, 36 27.
25.
EINDSPELEN,
let eindspel is het schoonst, maar tevens het moei-
Het kan iemand niet geleerd worden en is
fluitend een kwestie van berekening van bet aan
zetten, waarvoor men over een uitstekend voor-
llingsvermogen moet beschikken. Denk u slechts in,
een stand van 7 tegen 7 te berekenen welke de
zet is! Slechts door langdurige studie en veel
wijding verkrijgt men daarin routine,
én vaste regel is er echter voor bet eindspel. De
Ier, wiens schijven het centrum beheerschen, staat
voordeeligst, Men forceere in het eindspel nooit
winst. Indien men geen winst kan vinden, stelle
zich met remise tevreden.
een goed gespeelde partij moet éen vaste draad
te bespeuren. Zij moet éen geheel vormen. Het
ningsspel staat in onmiddellijk verband met bet
ddenspel. Men trachte steeds zich door het
ningsspel een goed middenspel te verzekeren,,
lu is het juist een kwestie van practische dam-
nis, te weten wanneer in 't middenspel het oogen
is aangebroken, waarop men voordeel kan beha-
Indien, men dat niet kan, dan moet men slechts
en zijn aandacht er aan wijden, de schijven zoo
pelen, dat men ze in 't eindspel allen tot zijn
hikking heeft.
i.
Ziezoo de vacanties zijn vooreen goed deel voorbij
en de kleine en groote uitgaande menschen voor het
meerendeel weer in eigen woning terug, hebbende weer
opgevat met nieuwen moed en frisscher krachten hun
levenstaak en arbeid.
Nu is de tijd weer aangebroken voor hen, die zich
daartoe geroepen gevoelbn. in courant of tijdschrift mee
te deeien wat ze hebben gezien in hun vacantie, wat
ze hebben ondervonden en wat ze hebben genoten.
Dat mededeelen is veelal een aangename en dank
bare taak.
De schrijver zelf doorleeft nog eens en nu zonder
eenige vermoeienis zijn uitstapje of reisje; van de
zijde der lezers mag hij menigmaal vernemen, dat ze
met genoegen in de courant de reisbrieven hebben
gevolgd.
Waar dit laatste nu ook met mij meermalen het geval
is geweest, is het mij wezenlijk eene zeer aangename
taak ook dit jaar weer op schrift en onder de oogen
van velen te mogen brengen de reisindrukken, die ik
heb opgedaan in mijn afgeloopen vacantie.
Mijn weg leidde kan het U verwonderen? dit
jaar naar Brussel.
Ik zag weer de schoone boulevards, waarvan ik reeds
vroeger vertelde, den botanischen tuin in vollen zomer-
dos, het park van 'sKonings nieuwe paleis, de markt,
het raadhuis en nog veel meer.
Zelden heb ik op meer aesthetische wijze het nuttige
met het aangename en schoone zien vereenigd dan in
Brussels botanischen tuin.
Het geheel dient den student tot studieveld. Hon
derden verschillende planten, boomen en heesters staan
er op het zeer groote heuvelachtige terrein, schilderachtig
gegroepeerd en smaakvol als ware de tuin een lustpark
om een vorstenpaleis.
Bij den eersten aanblik valt de oneindige verschei
denheid der gewassen niet op, zóó wel doordacht,
smaakvol en kunstig is alles saamgevoegd.
Maar als men ziet, dat b{j elke plant een stokje met
den naam staat en dat bijna elke boom een geëmailleerd
plaatje draagt met aangifte van naam, groeiplaatsen,
enz, dan ziet men in dien schijnbaren lusttuin het
eigenlijke wetenschappelijke studieveld.
Kinderen spelen bij tientallen op de bevallig slinge
rende paden' om de bloembedden en bij de fonteinen,
watervalletjes en vijvers, waarin eenden en andere
watervogels rondzwemmen en snaterend elkander het
voedsel afvechten, dat de spelende kleinen hun toe
werpen.
In vorige brieven heb ik van
verteld, dat ik me wel ontslagen mag rekenen er nog
meer van te zeggen. Van den plantentuin echter achtte
ik me verplicht nu iets uitvoeriger melding te maken.
Dat is dan geschied bij deze.
Wie.ooit in Brussel komt en er maar even tijd voor
heeft, verzuime niet na het allermerkwaardigste dezen
merkwaardigen tuin te gaan zien
tal reuzenbeelden tegen het blauw 'des hemels. Het
kleine dorp Bomal bezit een pracht van een villa,
die vanaf het statio-n een zeer schilderachtigen aan
blik geeft.
Hier namen we weer den trein om de reis verder
1 te vervolgen over Marloie en Jemelle naar Roehefort,
t de plaats van waar uit men bezoekt de wijd vermaarde
We bleven niet in Brussel, maar stoomden s avonds van j jan
door naar Luik om den volgenden dag het dal van S> Eer ik echter van deze grot iets vertel, wil ik nog
te gaan zien. even mededeelen hoe de eerste maal mijn tocht door
De spoortocht van Brussel naar Luik biedt weinig daj van gy eindigde. Ik deed dien tocht de eerste
merkwaardigs. De vlugste sneltrein is voor dat traject maaj juLst omgekeerd: ik begon te Bomal en eindigde
wel het meest gewenschte voertuig. Toch passeert de te Sy;
reiziger daar nog de historische velden van Landen en fe Sy is heel weinig gelegenheid zich wat te restau-
Neerwinden en voeren die namen de gedachuen terug reeren m0est voor lief nemen een heel eenvoudig'
naar lang vervlogen dagen van feilen kamp en heftigen cap^ waar ik een paar eieren en wat brood kon krij-
sti-üd. gen. Een jonge man bediende me. Hij zag er heeL
Liefelijker gedachten wekt de herinnering aan het netjes up en (jeed vreeselijk druk. Liep van achter,
dal van Sy. naar voor, riep dan weer iets naar binnen en dan
Een uurtje sporens van Luik langs de Ourthe door Weer naar buiten, bracht me een veel te groote flesch
een mooie streek langs een bevallig kronkelend, vlug mineraalwater, die hij weer .gauw ging verruilen en
stroomend riviertje brengt aan een klein stationnetje beijverde zich vlijtig om mij van ansichten te voorzien,
met een wachteres als chef, het stationnetje van Sy. Toen ik Jdaar was en betaalde voegde ik bij1 het
Sy is een gehucht van heel geen beteekenis. Maai verschuldigde een fooi. De jonge man lachte, schoof
langs dö spoorwögbrug daar ovor do Ourtlio is oon fooi terug en zeide
Ijzeren loopbrug gemaakt om ook wandelende te kun- j Monsieur, merci ik ben hier en pension en
nen komen aan de overzy der rivier. bedien U maar even, omdat de juffrouw juist bezig is
De spoortrein verdwijnt over de brug in een langen mjjn e[en biaar te maken".
donkeren tunnel in een hoogen berg, de loopbrug brengt
den reiziger op een smal voetpad, dat om den berg en
langs de rivier leidt.
En juist dit was ons doel.
Hoe mooi is het hier en hoe vredig.
Geen getoeter van wild stuivende auto's, geen druk
gewoel van gaande en komende menschen, geen geha
mer van fabrieken of steengroeven.
Het dal is stil en eng. Aan weerszijden verrijzen
hooge bergwanden, rechts met rijk en hoog geboomte
begroeid, links steil oprijzende, onbegroeid en grijs van
kleur, grillig gevormd en verweerd door storm en
regen.
De Ourthe stroomt langs die wsnden met murmelend
geluid, hier en daar geringe stroomversnellingen ver-
toonende, soms een kleinen waterval vormende. Een
voetpad langs de rivier biedt ruimte voor den wande
laar. Bü hoog water in herfst en winter is het pad niet
begaanbaar.
Geheimzinnig ruischen de bladeren in de hoogte,
vermengend dit geluid zich met het kabbelen en mur
melen der rivier en het gefluister van den wind in
het gewas aan den oever.
We bleven soms staan om stil te luisteren naar
I mijn eten klaar te maken".
Ik lachte natuurlijk ook om het geval en scheidde
van mijn, gelegenheids-kellner met wederzijdsche diepe
buiging en vriendelijken groet.
M. VISSER.
(Wordt vervolgd.)
Slot.
Hebben we nu bjj de maankraters werkelijk aan
vulkanische krachten te denken Neemt men thans nog
vulkanische verschijnselen op de maan waar, vulkaan
uitbarstingen
Op de aarde komen soms zulke hevige uitbarstingen
voor, dat men ze op de maan zeer gemakkelijk zou
kunnen waarnemen, vooral wanneer ze 's nachts
plaats hadden. Men heeft echter nooit iets op de maan
waargenomen, dat met zekerheid een vulkaan-uitbarsting
genoemd kon worden. Toch meende Herschel, een der
scherpste en secuurste sterrenkundigen die ooit bestaan
hebben, dat hij bij (gedeeltelijk zichtbare maan op het
altijd nog eenigszins te onderscheiden donkere gedeelte
Feuilleton.
ROMAN
van
CARRY BRACHVOGKL.
-rst had de gerechtelijke behandeling der zaak
aoeder een paar hoestkrampen bezorgd en dan
Franzi op het idee gekomen, zooals Olga bet
hde, „echt S. la Franzi", meest romantisch, oit-
tiseh en onuitvoerbaar,
ranzi wilde niet de jaarrente aannemen tot welker
Italing Dr. Benedict veroordeeld was. Zij smeekte
I moeder met opgeheven handen: „slechts dat niet!
Iits geen geld van, hem aannemen. Dat is zoo
lederend. Ik kom mij voor als een lastige bijzit,
inen betaalt."
Ie bent niet recht bij je zinnen. Dat is eenvou-
Ide plicht van Dr. Benedict. Om die paar duizend
F die hij moet betalen, is het wel de moeite waard
leel woorden te wisselen."
■k neem het geld niet aan," zeide Franzi met star-
■trots.
■lat kan jij doen, zooals je wilt, maar bij mij
I je dan niet in huis. Wij hebben hier meer dan
■eg aan jou en je eigenzinnigheid."
■""ui schreeuwde het uit.
BniefnZinuSheidMoeder, begrijp je dan niet, dat
■T .^ders kan? Had ik dan verder bij hem
He h als remplagante voor zijn liefje?"
■aeerd 6611 ge8cheiden vrouw. Jij hebt onu ge-
Beens' Ill6t Wein'g en nu moet die comedie einde-
d i eind hebben. Ik ben niet van plan,
o geblameerde dochters en twee kleinkinde-
RfiiT^n en te kleeden."
Hecht n toch voor miin huwelijk ook geleefd
I World ^°ei1 ''ebben we gedacht, dat Olga liaar
Hoot-7?rwat bezat. Eu Tilde was zoo goed als
■'gen u keeft Olga zoo weinig dat ik moet bij-
Rldeu' p ers maakt zij In alle boeken en gaten
Tilde is zoo gecompromitteerd, dat die
H%-en p "inke huwelijksgift wel nooit weer zal
'k k "U Inoet ik Jou ook nog onderhouden.
au niet meer, ik kan eenvoudig niet meer,
we uieven soms siaan om sm ie luisieien iumi vaak lichtende punten za?, dio h(j voor zulke uitbarstingen
die mooie natuurgeluiden. Na een minuut of wat wan- J hield. Sedert 1821 heeft echter niemand meer zooiets
delens, waren we geheel omringd door hooge rijk be- gezien.
groeide bergen en scheen het cf het aldus gevormde Toch hljjft de mogelijkheid, en zelfs de waarscbijn-
keteldal nergens een uitgang had. Maar volgende de I lijkheid bestaan, dat op de maan werkelijk vulkanische
bochten der Ourthe, kwamen telkens weer nieuwe g|e- krachten in werking zijn. Men heeft n.1. herhaaldelijk
versta je me."
Franzi had zich bet liefst in haar armen geworpen
en baar de ingezonken wangen gestreeld en gefluis
terd: arme mama. Maar tegelijk steeg er een bitter
gevoel in baar op, trok zij de mondhoeken naar be
neden en sloot haar mond. Zij antwoordde haar moe
der niets meer, ging naar haar kamer en ging op
bed liggen- Halve dagen kon zij zoo liggen, niet in
staat iets te doen, zonder slaap, zonder vaste ge
dachten, als verzonken in een groot meer van onein
dige treurigheid.
Mevrouw Von Merk bekommerde zich niet verder
om de gevoelens van haar dochter zij had ge
noeg met de beslommeringen die haar eiken dag
werden geboden en moest nog bovendien er onbekom
merd, vroolijk en elegant uitzien. Er kwam immers
steeds bezoek, of men moest zich zelf toonen. Die
jonge meisjes moesten zelf maar zien hoe zij het
met het leven klaar speelden, zij, de oudste, had ge
noeg te dragen en wilde van die gevoelswereld der
jongeren niets meer hooren.
Met Franzi en Tilde stond mama nu op een zeer
koelen voet; dat dwaze gedoe met schilderen en het
zich afzonderen van de eene, verdroot haar even
zeer als de bitterheid der andere. Met Olga was zij
daarentegen inniger dan ooit; meer dan vroeger had
zij haar optimisme noodig. Met al die ellende en te
genspoed had zij wel iemand noodig, die haar met
fabelkunsten de toekomst wat rooskleuriger en vroo-
lijker deed inzien. Meer dan ooit gaf die kostelijke
gave van Olga, overal een kans om voor mama's vu
rige wenscben een doel te ontdekken, overal sporen
te vinden, die tot dat verlangde doel konden heen
voeren.
Het ergerde mevrouw Von Merk niet het minst, dat
Tilde zich op het schilderen toelegde. Maar Olga
lachte vroolijk. „Laat die Tilde nu maar kalm haar
gang gaan. Daar komen in het museum een massa
vreemden rijke vreemden. Wij moeten er maar
terdege op letten, dat zij er keurig gekleed uitziet."
Het magere gezicht van de moeder begon er wat
fleuriger uit te zien,
„Ja ja, Olga, wanneer men de zaak zoo bekijkt.
Misschien heb je wel gelijk. God geve, dat bet spoe
dig uitloopt zooals jij het je denkt."
Eerst had zij met Tilde getwist, dat zij halve da
gen weg was en ook nog veel geld voor verf en
linnen uitgaf. Nu legde zij haar evenwel geen hinder
nissen meer in den weg, maar schonk haar zelfs een
paar rood gekleurde schilderschorten, die niet wei
nig flatteerden.
„Maak het niet zoo opvallend, mama," vermaande
Olga. „Anders merkt zij maar weer, wat wij denken,
en gaat er om die reden juist niet meer heen. Die
twee, zij en Franzi, zijn zoo ongelukkig onpraetisch."
Tilde merkte niets van al datgene wat er over haar
achter haar rug werd afgebabbeld. Wanneer zij om
negen uur 's morgens in de electrische tram steeg,
kwam zij zichzelf rijk en vrij voor. Zij was nu weer
uren lang alleen en ver van huis en boven alles ver
van Franzi, wier eindeloos peinzen en denken en zuch
ten haar met medelijden, maar ook tegelijk met woe
de vervulden. Zij haalde diep en verlicht adem, wan
neer zij weer voor haar schildersezel stond, onder
vroolijke schilderijen en menschen, die zich voor schil
derijen interesseerden, menschen die werkten, babbel
den, lachten; menschen te midden van wier gedoe zij
vergat hoe het thuis eigenlijk was gesteld
Op een zekeren dag beleefde zij een verrassing.
Ai:ton Roshauer kwam in het museum, juist in de
zaal waar haar Jordaens hing. Zij had hem niet dade
lijk bemerkt, omdat haar ezel zoo stond, dat zij den
ingang niet kon zien. Maar aan de andere ezels rond
om en achter haar, weerklonk plotseling een alge
meen gefluister, de hoofden werden opgeheven, de
haizen gedraaid, zoodat zij ook onwillekeurig moest
opkijken. Zij verschrikte werd rood drukte de
lippen op elkaar en penseelde met overmatigen ijver
verder.
Die had haar nog gekend in al haar glorie, vroe
ger in den bazaar
Roshauer was met twee vreemde heeren, buitenlan
ders, gekomen, wien hij de kunstschatten van Mün-
chen toonde. Terwijl zij met bovenmatige begeeste
ring \oor een Rubens stonden, slenterde hij verder
en bleef voor de Jordaens staan, juist achter Tilde
die hij zonder dat zij het bemerkte, over den schou
der keek om haar copie met het origineel te verge
lijken. Hij maakte een kleine grimas en wilde verder
gaan. Toen eerst herkende hij de schilderes. Hij
trad op den ezel toe en nam zijn hoed af.
„H«b ik de eer, juffrouw Von Merk?"
Zij deed alsof zij uit de wolken viel en reikte hem
de hand. „Maar mijnheer Roshauer dat is een ver-
ïassing."
„Dat antwoord kan ik u teruggeven, ik heb nooii
geweten, dat u schilderde."
„O, het is ook niet der moeite waard. Het gaat
uit tijdverdrijf."
Zij wist eigenlijk niet wat te zeggen; nooit was
baar heur werk zoo nietig toegeschenen, zoo bela
chelijk als nu. En wat zou, wat kon zij hem zeggen?
Voor de oogen van den schilder, van den kunste
naar. was er voor dit soort liefhebberijwerk maar
een verontschuldiging de waarheid. Maar onmo
gelijk kon zij tot hem, tot den vreemde zeggen: „ik
schilder, omdat ik een voorwendsel wil hebben óm
van huis weg te komen."
Hij lachte goedmoedig.
„Mijn hemel, zeide hij, „schilder maar toe, ik stoor
u toch niet. Schilderen is geen zonde en ook geen
schande. Maar dat u een schilderes zoudt zijn, dat
had ik nooit gedacht."
„Ik zeg het u immers, ik doe het uit tijdverdrijf."
Zij spraken over onverschillige dingen. Onderwijl
bekeek hij haar gezicht zeer nauwlettend. Zij was
niet meer zoo zegevierend, zoo schitterend als vroe
ger, voor schilderstudies wat verbloeid.
Hem evenwel, den kunstenaar interesseerden de
fijne lijnen, die de harde vingers der smart op het
blanke meisjesvoorhoofd en om haar frisschen mond
hadden getrokken. En een klein ridderlijk medelijden
steeg er in hem op: het medelijden, dat de man
aan een vrouw betaalt, die om een anderen man een
zwaar en moeilijk lot draagt.
„Arm kind," dacht hij bij zichzelf. „Jij hebt dat
bankje van duizend mark op den bazaar duur be
taald." En hij dacht verder: „Eigenlijk moest men
zoo'n kerel met zijn rijzweep afranselen, dat hij zulk
een lief kind blameert en zitten laat als een kel!-
r.erin."
Terwijl hij zoo dacht redeneerde hij allerlei vroo
lijke dingen, zoodat zij beiden moesten lachen. Tilde's
cogen straalden. Voor de eerste maal sedert het
verschrikkelijke dat gebeurd was, voelde zij weer
een atmosfeer van bewondering, sprak er weer iemand
tot haar, in den overmoedigen, lichten toon van
vroeger, zeiden haar de blikken van een man, dat zij
mooi en begeerenswaard was, als vroeger. De kleine
twisten die anders tusschen haar en Roshauer ge
volgd waren, waren nu vergeten.
Plotseling brak hij het gesprek af.
„Groote goden, mijn vreemdelingen. Die zijn be
paald verdwaald. Daar volgt een ongeluk op. zij
houden nu bepaald een ezel voor een doedelzak. Nu
moet ik dadelijk eens kijken, of ik nog wat orde kan
brengen in hun kunstlooze hoofd, een strenge disci-
P'ibeUw dienaar juffrouw Von Merk, ik ben blij
dat ik u eens heb ontmoet. Is u dikwijls hier?"
„Eiken dag van negen tot éen."
„Zoo zoo! Nu dan tot weerziens, ik kom bepaald
eens een paar seconden bij u."
„Tot weerziens dan mijnbeer Rosauer."