IE STRIJD OH DEN HAD. mtm W^'m ^oor Dammers. OP REIS. DE MAAN. iaterdag 20 Augustus 1910. 54e daargang. No 4763. DERDE BLAD. Syn JJ, MJ i sïï£ j. EINDSTELLING. Zwart. Hes betreffend» d«ze rubriek te richten aan het eau Schager Courant »n voorzien van het opschrift mrubriek". Slagzetten in de opening. Raakzet. Wit: 3328. Zwart: 1823. 3933. 12—18. 44—39. 712. 5044. 27. 3430. 1721. 3025. 2126. 3127. 2024. 3631. 14—20. 25 14. 9 20. 4136. 1217? d na den lOden zet van zwart. Wit zwart 2 schijven op: Maar niemand raakt aan bloem of scheurt aan blad 1 ons veTrasscn, het een al schooner dan het of tak of betreedt verbodon grasveld. '""róü i;,- ui. Dat is èn om den tuin als openbaar park èn om den 1 '.intieiijk ontdekten we liet eerste luns op onzen tuin als studieveld verboden. i Yf Vt vo?,r h,cl ecrst e'\] m?mch< cen Brussels jeugd eerbiedigt dat verbod opbewonderens- !b 'h (lle ma breed gebaar een ellen lang snoer waardige en voorbeeldige wyze. forrf te Sb! T,a^r ^?.e.rp te trachten een Ettelijke schoone beelden en beeldgroepen sieron den |°g«e krachtig slak dat enkele tuin benevens een reuzen-palmenserre waarheen breede gebouwde flinke boerde- trappen opwaarts lolden tot den hoogen heuvelrand, "J, af te ca cLr'doceren achtergrond van hooge groe- die deftic Rrussel van het Brussel der burgers scheidt eSn sci^ildeiij mC01 6 die deftig Brussel van het Brussel der burgers Eón beeldengroep vooral is wonder mooi Tegenover den uilgang van den tunnel, waarvan we voor zijn Geplaatst op eea hellend veld biedt ze den toesehou- J* ■- wer een schoone gelegenheid het geheel te overzien en j =j f h]n het sÏÏk sTröomc Se water te genieten van de gedachte uitgedrukt in de samen- lui0. uai langs een ujii ovtj ,iei sterk siroomende water voeging van deze zeven beelden. Het geheel verzinnelijkt het denkbeeldtijd. Het hoogst geplaatst zijn twee bronzen vrouwen figuren, voorstellende den nacht en den nacht. Da nacht is geheel omsluierd en heeft aan haar vo9ten w moo- toch zoo geheel anders dan in hei enge het aloude symbool der duisternis, een uil. De dag heL s" i wordt getrokken en dat den reiziger dient overtocht. De straks genoemde boerderij in den zomer pen sion bedient dit primitieve veer. Aan den anderen oever van de Ourthe is het al Stand op 37. Stand wit 2 schijven op 5 en 15 en een dam 20 en 47 en een dam op Zwart. gjSZÜ VA ii Wm. Wm», ÉB! !ÜI! Oplossing: Wit: 4741. Zwart: 37 46. gedwongen. 3524* en wint. Indien zwart speelt: 46 tot 23 dan wit 2435 enz. 4610 dan wit 2447 enz. 510 dan wit 2435 enz. In de rubriek van 6 Augustus jl. plaatsten wij een schitterende combinatie van den heer G. Woudenberg te Rotterdam. Van bevriende zijde ontvingen wij hierover 'n waar- deerend schrijven; mede werden wij opmerkzaam ge maakt op een 2den damzet, welks afwikkeling wij bieronder laten volgen. Stand zwart 19 schijven op: 2 tot 15, 17, 20, 22, 24 en 27 Stand wit 19 schijven op: 25, 26, 28, 31, 33 tot 38, 40 tot 45. 47 tot 49. Wit: Zwart: 1419. 2429. 22 33. 1014. 17 50. 25 23. 33 24. 38 29. 31 22. CORRESPONDENTIE. D. D. te Den Helder. Uw gezonden probleem zullen, wij gaarne plaatsen. Wit. jplossing: Vit: 2721, 32 12, 12 25, 42 31, 46 37 Iwart: 16 27, 23 41, 26 37. )p de volgende manier wint wit slechts 2 schij- Vit: 3530, 3329, 39 30, 27^21, 32 25 Iwart: 24 35, 23 34, 35 24, 16 27. ndien wit als lOden zet speelt 4136. Zwart: 49. Li. 4741. 1217 alleen de 2e wijze uit te voeren, want op 2721 32 12 volgt van zwart eerst 8 17. sTog een voorbeeld van dezen slag waarbij echter in stuk gewonnen wordt. het schoon gevormde hoofd omhoog, verwijdert den haar gelaat bedekkenden sluier en ziet in het volle zonlicht. Vóór die twee, even lager, en op één voetstuk, staat de gevleugelde God van den Tijd Kronos die een schoonen jongeling het nieuwe jaar aan de wereld schenkt. Met wijd omvattende armen en begeesterden blik snelt het nieuwe jaar de wereld te gemoet. Weer iets lager staan voor Kronos en het nieuwe jaar de vier jaargetijden. De lente wordt voorgesteld door een jong meisje, dat een lammetje leidt en in de hand voert een uitbottend heestertatje. De zomer is een flinke man, die met volle hand graan zaait over den akker, de herfst is een kloeke dal san Sy. Een zijriviertje vormt daar bij een verlaten^ water molen twee schilderachtige watervalletjes tusschen hoog opgaand geboomte. Ganzen en eenden van de buurt schap, die daar ligt. snateren en ploeteren om en bijt de heldere beek of waggelen over het voetpad, weinig gezind wat plaats te maken voor den wandelaar. In de nabijheid, hoog op den berg. ligt de schilderachtige ruïne van Logné, eens bewoond door den bekenden woesten graaf Van der Marck, den schrik van de Ar dennen. Hier eindigt het voetpad en bereiken we weer den groeten weg, voor welken men een baan heeft moe ten breken door de rotsen van Hierneu, die ter weers zijden van den weg hoog boven den wandelaar uit steken. Zacht glooiend daalt de weg naar den bodem maaier, die even op de reis rust van den zwaren arbeid YYYÓY-1;.Y*cd daer. 'cvenY'" 8estoffeVrli en zich het zweet van het voorhoofd wischt, de winter - ,J„ Wl< .- schapen oj> de hel- rerLoSereevel°dVe- een prachtige plaatst8 i boomen °ver de ongeplaveide boschwegen, die eindi- De den tuin omringende mur boomen en tal van klimplanten. j leidt naar Bomal. Het .zwaar geboomte biedt heerlijke Maar alles is daar zoo mooi geleid en zoo be a lig scjiaduw j^j zonneschijn en laat bij regen eerst na saamgeyoegd, dat elk idéé van styfheid of gemaaktheid langen tijd door zjjn dichte bladerkronen wat drup verre bluft. t> I pels neer. Brussel is trotsch op zyn plantentuin Brussel is Heel in de verte hoog op een kale rots is een dat terecht. gekruisigde Christus geplaatst met naast zich twee bid- ae staa reeas zoo ee ()en(je vrouwenfiguren, zich helder afteekenend dit drie- ,nmnn nn ta vnn tnimn anten. i-j, n,r 1 o Wit: t. i. t. SVit: 3430. 3025. 3126. 36—31. 25 14. Zwart: 1823. 1218. 2024. 1420? 9 20. 3530, 3329, 39 30, 2621, 3731, Swart: 24 35, 23 34, 35 24, 16 36, 36 27. 25. EINDSPELEN, let eindspel is het schoonst, maar tevens het moei- Het kan iemand niet geleerd worden en is fluitend een kwestie van berekening van bet aan zetten, waarvoor men over een uitstekend voor- llingsvermogen moet beschikken. Denk u slechts in, een stand van 7 tegen 7 te berekenen welke de zet is! Slechts door langdurige studie en veel wijding verkrijgt men daarin routine, én vaste regel is er echter voor bet eindspel. De Ier, wiens schijven het centrum beheerschen, staat voordeeligst, Men forceere in het eindspel nooit winst. Indien men geen winst kan vinden, stelle zich met remise tevreden. een goed gespeelde partij moet éen vaste draad te bespeuren. Zij moet éen geheel vormen. Het ningsspel staat in onmiddellijk verband met bet ddenspel. Men trachte steeds zich door het ningsspel een goed middenspel te verzekeren,, lu is het juist een kwestie van practische dam- nis, te weten wanneer in 't middenspel het oogen is aangebroken, waarop men voordeel kan beha- Indien, men dat niet kan, dan moet men slechts en zijn aandacht er aan wijden, de schijven zoo pelen, dat men ze in 't eindspel allen tot zijn hikking heeft. i. Ziezoo de vacanties zijn vooreen goed deel voorbij en de kleine en groote uitgaande menschen voor het meerendeel weer in eigen woning terug, hebbende weer opgevat met nieuwen moed en frisscher krachten hun levenstaak en arbeid. Nu is de tijd weer aangebroken voor hen, die zich daartoe geroepen gevoelbn. in courant of tijdschrift mee te deeien wat ze hebben gezien in hun vacantie, wat ze hebben ondervonden en wat ze hebben genoten. Dat mededeelen is veelal een aangename en dank bare taak. De schrijver zelf doorleeft nog eens en nu zonder eenige vermoeienis zijn uitstapje of reisje; van de zijde der lezers mag hij menigmaal vernemen, dat ze met genoegen in de courant de reisbrieven hebben gevolgd. Waar dit laatste nu ook met mij meermalen het geval is geweest, is het mij wezenlijk eene zeer aangename taak ook dit jaar weer op schrift en onder de oogen van velen te mogen brengen de reisindrukken, die ik heb opgedaan in mijn afgeloopen vacantie. Mijn weg leidde kan het U verwonderen? dit jaar naar Brussel. Ik zag weer de schoone boulevards, waarvan ik reeds vroeger vertelde, den botanischen tuin in vollen zomer- dos, het park van 'sKonings nieuwe paleis, de markt, het raadhuis en nog veel meer. Zelden heb ik op meer aesthetische wijze het nuttige met het aangename en schoone zien vereenigd dan in Brussels botanischen tuin. Het geheel dient den student tot studieveld. Hon derden verschillende planten, boomen en heesters staan er op het zeer groote heuvelachtige terrein, schilderachtig gegroepeerd en smaakvol als ware de tuin een lustpark om een vorstenpaleis. Bij den eersten aanblik valt de oneindige verschei denheid der gewassen niet op, zóó wel doordacht, smaakvol en kunstig is alles saamgevoegd. Maar als men ziet, dat b{j elke plant een stokje met den naam staat en dat bijna elke boom een geëmailleerd plaatje draagt met aangifte van naam, groeiplaatsen, enz, dan ziet men in dien schijnbaren lusttuin het eigenlijke wetenschappelijke studieveld. Kinderen spelen bij tientallen op de bevallig slinge rende paden' om de bloembedden en bij de fonteinen, watervalletjes en vijvers, waarin eenden en andere watervogels rondzwemmen en snaterend elkander het voedsel afvechten, dat de spelende kleinen hun toe werpen. In vorige brieven heb ik van verteld, dat ik me wel ontslagen mag rekenen er nog meer van te zeggen. Van den plantentuin echter achtte ik me verplicht nu iets uitvoeriger melding te maken. Dat is dan geschied bij deze. Wie.ooit in Brussel komt en er maar even tijd voor heeft, verzuime niet na het allermerkwaardigste dezen merkwaardigen tuin te gaan zien tal reuzenbeelden tegen het blauw 'des hemels. Het kleine dorp Bomal bezit een pracht van een villa, die vanaf het statio-n een zeer schilderachtigen aan blik geeft. Hier namen we weer den trein om de reis verder 1 te vervolgen over Marloie en Jemelle naar Roehefort, t de plaats van waar uit men bezoekt de wijd vermaarde We bleven niet in Brussel, maar stoomden s avonds van j jan door naar Luik om den volgenden dag het dal van S> Eer ik echter van deze grot iets vertel, wil ik nog te gaan zien. even mededeelen hoe de eerste maal mijn tocht door De spoortocht van Brussel naar Luik biedt weinig daj van gy eindigde. Ik deed dien tocht de eerste merkwaardigs. De vlugste sneltrein is voor dat traject maaj juLst omgekeerd: ik begon te Bomal en eindigde wel het meest gewenschte voertuig. Toch passeert de te Sy; reiziger daar nog de historische velden van Landen en fe Sy is heel weinig gelegenheid zich wat te restau- Neerwinden en voeren die namen de gedachuen terug reeren m0est voor lief nemen een heel eenvoudig' naar lang vervlogen dagen van feilen kamp en heftigen cap^ waar ik een paar eieren en wat brood kon krij- sti-üd. gen. Een jonge man bediende me. Hij zag er heeL Liefelijker gedachten wekt de herinnering aan het netjes up en (jeed vreeselijk druk. Liep van achter, dal van Sy. naar voor, riep dan weer iets naar binnen en dan Een uurtje sporens van Luik langs de Ourthe door Weer naar buiten, bracht me een veel te groote flesch een mooie streek langs een bevallig kronkelend, vlug mineraalwater, die hij weer .gauw ging verruilen en stroomend riviertje brengt aan een klein stationnetje beijverde zich vlijtig om mij van ansichten te voorzien, met een wachteres als chef, het stationnetje van Sy. Toen ik Jdaar was en betaalde voegde ik bij1 het Sy is een gehucht van heel geen beteekenis. Maai verschuldigde een fooi. De jonge man lachte, schoof langs dö spoorwögbrug daar ovor do Ourtlio is oon fooi terug en zeide Ijzeren loopbrug gemaakt om ook wandelende te kun- j Monsieur, merci ik ben hier en pension en nen komen aan de overzy der rivier. bedien U maar even, omdat de juffrouw juist bezig is De spoortrein verdwijnt over de brug in een langen mjjn e[en biaar te maken". donkeren tunnel in een hoogen berg, de loopbrug brengt den reiziger op een smal voetpad, dat om den berg en langs de rivier leidt. En juist dit was ons doel. Hoe mooi is het hier en hoe vredig. Geen getoeter van wild stuivende auto's, geen druk gewoel van gaande en komende menschen, geen geha mer van fabrieken of steengroeven. Het dal is stil en eng. Aan weerszijden verrijzen hooge bergwanden, rechts met rijk en hoog geboomte begroeid, links steil oprijzende, onbegroeid en grijs van kleur, grillig gevormd en verweerd door storm en regen. De Ourthe stroomt langs die wsnden met murmelend geluid, hier en daar geringe stroomversnellingen ver- toonende, soms een kleinen waterval vormende. Een voetpad langs de rivier biedt ruimte voor den wande laar. Bü hoog water in herfst en winter is het pad niet begaanbaar. Geheimzinnig ruischen de bladeren in de hoogte, vermengend dit geluid zich met het kabbelen en mur melen der rivier en het gefluister van den wind in het gewas aan den oever. We bleven soms staan om stil te luisteren naar I mijn eten klaar te maken". Ik lachte natuurlijk ook om het geval en scheidde van mijn, gelegenheids-kellner met wederzijdsche diepe buiging en vriendelijken groet. M. VISSER. (Wordt vervolgd.) Slot. Hebben we nu bjj de maankraters werkelijk aan vulkanische krachten te denken Neemt men thans nog vulkanische verschijnselen op de maan waar, vulkaan uitbarstingen Op de aarde komen soms zulke hevige uitbarstingen voor, dat men ze op de maan zeer gemakkelijk zou kunnen waarnemen, vooral wanneer ze 's nachts plaats hadden. Men heeft echter nooit iets op de maan waargenomen, dat met zekerheid een vulkaan-uitbarsting genoemd kon worden. Toch meende Herschel, een der scherpste en secuurste sterrenkundigen die ooit bestaan hebben, dat hij bij (gedeeltelijk zichtbare maan op het altijd nog eenigszins te onderscheiden donkere gedeelte Feuilleton. ROMAN van CARRY BRACHVOGKL. -rst had de gerechtelijke behandeling der zaak aoeder een paar hoestkrampen bezorgd en dan Franzi op het idee gekomen, zooals Olga bet hde, „echt S. la Franzi", meest romantisch, oit- tiseh en onuitvoerbaar, ranzi wilde niet de jaarrente aannemen tot welker Italing Dr. Benedict veroordeeld was. Zij smeekte I moeder met opgeheven handen: „slechts dat niet! Iits geen geld van, hem aannemen. Dat is zoo lederend. Ik kom mij voor als een lastige bijzit, inen betaalt." Ie bent niet recht bij je zinnen. Dat is eenvou- Ide plicht van Dr. Benedict. Om die paar duizend F die hij moet betalen, is het wel de moeite waard leel woorden te wisselen." ■k neem het geld niet aan," zeide Franzi met star- ■trots. ■lat kan jij doen, zooals je wilt, maar bij mij I je dan niet in huis. Wij hebben hier meer dan ■eg aan jou en je eigenzinnigheid." ■""ui schreeuwde het uit. BniefnZinuSheidMoeder, begrijp je dan niet, dat ■T .^ders kan? Had ik dan verder bij hem He h als remplagante voor zijn liefje?" ■aeerd 6611 ge8cheiden vrouw. Jij hebt onu ge- Beens' Ill6t Wein'g en nu moet die comedie einde- d i eind hebben. Ik ben niet van plan, o geblameerde dochters en twee kleinkinde- RfiiT^n en te kleeden." Hecht n toch voor miin huwelijk ook geleefd I World ^°ei1 ''ebben we gedacht, dat Olga liaar Hoot-7?rwat bezat. Eu Tilde was zoo goed als ■'gen u keeft Olga zoo weinig dat ik moet bij- Rldeu' p ers maakt zij In alle boeken en gaten Tilde is zoo gecompromitteerd, dat die H%-en p "inke huwelijksgift wel nooit weer zal 'k k "U Inoet ik Jou ook nog onderhouden. au niet meer, ik kan eenvoudig niet meer, we uieven soms siaan om sm ie luisieien iumi vaak lichtende punten za?, dio h(j voor zulke uitbarstingen die mooie natuurgeluiden. Na een minuut of wat wan- J hield. Sedert 1821 heeft echter niemand meer zooiets delens, waren we geheel omringd door hooge rijk be- gezien. groeide bergen en scheen het cf het aldus gevormde Toch hljjft de mogelijkheid, en zelfs de waarscbijn- keteldal nergens een uitgang had. Maar volgende de I lijkheid bestaan, dat op de maan werkelijk vulkanische bochten der Ourthe, kwamen telkens weer nieuwe g|e- krachten in werking zijn. Men heeft n.1. herhaaldelijk versta je me." Franzi had zich bet liefst in haar armen geworpen en baar de ingezonken wangen gestreeld en gefluis terd: arme mama. Maar tegelijk steeg er een bitter gevoel in baar op, trok zij de mondhoeken naar be neden en sloot haar mond. Zij antwoordde haar moe der niets meer, ging naar haar kamer en ging op bed liggen- Halve dagen kon zij zoo liggen, niet in staat iets te doen, zonder slaap, zonder vaste ge dachten, als verzonken in een groot meer van onein dige treurigheid. Mevrouw Von Merk bekommerde zich niet verder om de gevoelens van haar dochter zij had ge noeg met de beslommeringen die haar eiken dag werden geboden en moest nog bovendien er onbekom merd, vroolijk en elegant uitzien. Er kwam immers steeds bezoek, of men moest zich zelf toonen. Die jonge meisjes moesten zelf maar zien hoe zij het met het leven klaar speelden, zij, de oudste, had ge noeg te dragen en wilde van die gevoelswereld der jongeren niets meer hooren. Met Franzi en Tilde stond mama nu op een zeer koelen voet; dat dwaze gedoe met schilderen en het zich afzonderen van de eene, verdroot haar even zeer als de bitterheid der andere. Met Olga was zij daarentegen inniger dan ooit; meer dan vroeger had zij haar optimisme noodig. Met al die ellende en te genspoed had zij wel iemand noodig, die haar met fabelkunsten de toekomst wat rooskleuriger en vroo- lijker deed inzien. Meer dan ooit gaf die kostelijke gave van Olga, overal een kans om voor mama's vu rige wenscben een doel te ontdekken, overal sporen te vinden, die tot dat verlangde doel konden heen voeren. Het ergerde mevrouw Von Merk niet het minst, dat Tilde zich op het schilderen toelegde. Maar Olga lachte vroolijk. „Laat die Tilde nu maar kalm haar gang gaan. Daar komen in het museum een massa vreemden rijke vreemden. Wij moeten er maar terdege op letten, dat zij er keurig gekleed uitziet." Het magere gezicht van de moeder begon er wat fleuriger uit te zien, „Ja ja, Olga, wanneer men de zaak zoo bekijkt. Misschien heb je wel gelijk. God geve, dat bet spoe dig uitloopt zooals jij het je denkt." Eerst had zij met Tilde getwist, dat zij halve da gen weg was en ook nog veel geld voor verf en linnen uitgaf. Nu legde zij haar evenwel geen hinder nissen meer in den weg, maar schonk haar zelfs een paar rood gekleurde schilderschorten, die niet wei nig flatteerden. „Maak het niet zoo opvallend, mama," vermaande Olga. „Anders merkt zij maar weer, wat wij denken, en gaat er om die reden juist niet meer heen. Die twee, zij en Franzi, zijn zoo ongelukkig onpraetisch." Tilde merkte niets van al datgene wat er over haar achter haar rug werd afgebabbeld. Wanneer zij om negen uur 's morgens in de electrische tram steeg, kwam zij zichzelf rijk en vrij voor. Zij was nu weer uren lang alleen en ver van huis en boven alles ver van Franzi, wier eindeloos peinzen en denken en zuch ten haar met medelijden, maar ook tegelijk met woe de vervulden. Zij haalde diep en verlicht adem, wan neer zij weer voor haar schildersezel stond, onder vroolijke schilderijen en menschen, die zich voor schil derijen interesseerden, menschen die werkten, babbel den, lachten; menschen te midden van wier gedoe zij vergat hoe het thuis eigenlijk was gesteld Op een zekeren dag beleefde zij een verrassing. Ai:ton Roshauer kwam in het museum, juist in de zaal waar haar Jordaens hing. Zij had hem niet dade lijk bemerkt, omdat haar ezel zoo stond, dat zij den ingang niet kon zien. Maar aan de andere ezels rond om en achter haar, weerklonk plotseling een alge meen gefluister, de hoofden werden opgeheven, de haizen gedraaid, zoodat zij ook onwillekeurig moest opkijken. Zij verschrikte werd rood drukte de lippen op elkaar en penseelde met overmatigen ijver verder. Die had haar nog gekend in al haar glorie, vroe ger in den bazaar Roshauer was met twee vreemde heeren, buitenlan ders, gekomen, wien hij de kunstschatten van Mün- chen toonde. Terwijl zij met bovenmatige begeeste ring \oor een Rubens stonden, slenterde hij verder en bleef voor de Jordaens staan, juist achter Tilde die hij zonder dat zij het bemerkte, over den schou der keek om haar copie met het origineel te verge lijken. Hij maakte een kleine grimas en wilde verder gaan. Toen eerst herkende hij de schilderes. Hij trad op den ezel toe en nam zijn hoed af. „H«b ik de eer, juffrouw Von Merk?" Zij deed alsof zij uit de wolken viel en reikte hem de hand. „Maar mijnheer Roshauer dat is een ver- ïassing." „Dat antwoord kan ik u teruggeven, ik heb nooii geweten, dat u schilderde." „O, het is ook niet der moeite waard. Het gaat uit tijdverdrijf." Zij wist eigenlijk niet wat te zeggen; nooit was baar heur werk zoo nietig toegeschenen, zoo bela chelijk als nu. En wat zou, wat kon zij hem zeggen? Voor de oogen van den schilder, van den kunste naar. was er voor dit soort liefhebberijwerk maar een verontschuldiging de waarheid. Maar onmo gelijk kon zij tot hem, tot den vreemde zeggen: „ik schilder, omdat ik een voorwendsel wil hebben óm van huis weg te komen." Hij lachte goedmoedig. „Mijn hemel, zeide hij, „schilder maar toe, ik stoor u toch niet. Schilderen is geen zonde en ook geen schande. Maar dat u een schilderes zoudt zijn, dat had ik nooit gedacht." „Ik zeg het u immers, ik doe het uit tijdverdrijf." Zij spraken over onverschillige dingen. Onderwijl bekeek hij haar gezicht zeer nauwlettend. Zij was niet meer zoo zegevierend, zoo schitterend als vroe ger, voor schilderstudies wat verbloeid. Hem evenwel, den kunstenaar interesseerden de fijne lijnen, die de harde vingers der smart op het blanke meisjesvoorhoofd en om haar frisschen mond hadden getrokken. En een klein ridderlijk medelijden steeg er in hem op: het medelijden, dat de man aan een vrouw betaalt, die om een anderen man een zwaar en moeilijk lot draagt. „Arm kind," dacht hij bij zichzelf. „Jij hebt dat bankje van duizend mark op den bazaar duur be taald." En hij dacht verder: „Eigenlijk moest men zoo'n kerel met zijn rijzweep afranselen, dat hij zulk een lief kind blameert en zitten laat als een kel!- r.erin." Terwijl hij zoo dacht redeneerde hij allerlei vroo lijke dingen, zoodat zij beiden moesten lachen. Tilde's cogen straalden. Voor de eerste maal sedert het verschrikkelijke dat gebeurd was, voelde zij weer een atmosfeer van bewondering, sprak er weer iemand tot haar, in den overmoedigen, lichten toon van vroeger, zeiden haar de blikken van een man, dat zij mooi en begeerenswaard was, als vroeger. De kleine twisten die anders tusschen haar en Roshauer ge volgd waren, waren nu vergeten. Plotseling brak hij het gesprek af. „Groote goden, mijn vreemdelingen. Die zijn be paald verdwaald. Daar volgt een ongeluk op. zij houden nu bepaald een ezel voor een doedelzak. Nu moet ik dadelijk eens kijken, of ik nog wat orde kan brengen in hun kunstlooze hoofd, een strenge disci- P'ibeUw dienaar juffrouw Von Merk, ik ben blij dat ik u eens heb ontmoet. Is u dikwijls hier?" „Eiken dag van negen tot éen." „Zoo zoo! Nu dan tot weerziens, ik kom bepaald eens een paar seconden bij u." „Tot weerziens dan mijnbeer Rosauer."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1910 | | pagina 9