Van dit en van dat. CCLXIII. DE VLIEG WEEK Zal een man niet irakkre oogen mogen God zien vóór zijn aaitlschen dood? Vat onze oogen nog door waden i-aden, Is reeds hier der zielen eenig brood! Oog in oog. Dr. P. C. Houtens. Every door may be sliut, but death's door. Engelsthe spreuk. C'est bien ia pire des peines Quand on ne sait poui-quoi. Paul Verlaine. We zijn aan '1 vliegen, en we hebl>en heel de week over niets anders gepraat. Toen Gaudarl *n paosje ge leden te Watergi-aafsmeer vloog en niet vloog, in de hoogte ging en toch eigenlijk niet in de hoogte ging. er ruzie kwam over de betaalde entree's en het allen schijn had, alsof er uit die vliegdemonstratie wel eens 'n prooes zou kunnen oorlkomen, toen scheen Am sterdam oorlcopig, haar bekomst van 't vliegen te heb ben. Er werd althans geen W-oord meer over gerept. Men vloog in Duitschland en Frankrijk, in Den Haag en in Groningen, in Veendam en Utrecht en men liet ze vliegen. Men liet ze ook doodvallen, omdat ze. zoo ver weg, toch niet te grijpen of te vangen waren, en er Voorloopig nog geen touwen in den hemel te span nen zijn, waar ze zich ban zouden kunnen grijpen. Er is geen lijdensgeschiedenis zoo groot en zoo ont zettend als die der luchtschippers, luchtreizigers, vlie gers, of hoe men ze dan ook noemen mag. Van Pilatre de Rozier af tot Clément van Maasdijk toe is het ééne Jarige hartverscheurende geschiedenis, die ongetwijfeld zijn grond en oorsprong wel gevonden zal hebben en nog vindt in de prijzenswaardige, begeerte om de menschheid te dienen en het peil der weten schap te verhoogen, maar evenzeer in 'n onverklaar bare eerzucht van meer te kunnen en te durven dan anderen. Toen tegen het einde der 18de eeuw de broeders Montgolfier hun luchtschip hadden uitgevonden en er proeven welgeslaagde proeven -mee deden op het Champ de Mars te Parijs, cp 'n plein van ,de Tuiieriën, te Versailles, te Lyon, te Milaan, en ieder van niets anders sprak dan van het luchtschip, toen vatte Pilatre de Rozier het plan op. om er het Kanaal het nauw van Calais. mee over te steken. O zeker, hij, die in 1781 het Lyceum gesticht had. zal wel in de eerste plaats gedreven zijn door de begeerte om de wetenschap te dienen, maar de geschiedschrijver tee kent er toch ook bij aan, „dat hem de zucht bezielde iets groots te doen" en dat „zijn begeerte om ge noemd Lyceum in eere te brengenhem „tot dit waag stuk bracht." En dat 't 'n „waagstuk' was. is gebleken. De con troleur-generaal van finantiën. Monsieur Calonne. telde hem op zijn verzoek 42000 francs toe, om hem tot de uitvoering van zijn plan in staat te stellen. Na zes we ken was de ballon, waaraan zeven honderd el witte laf gebruikt werd, gereed, en zorgvuldig ingepakt, naar Boulogne verscheept, waar de opstijging zou plaats heb ben. Den 20sten December 1784 kwam Rozier daar aan, en vernam er al heel spoedig, dat n zekere Blanchard in Engeland toebereidselen maakte voor hetzelfde plan, dat hij in den zin had, n.1. ook met n luchtballon te gaan over het Kanaal. Toen hij naar Dover overvoei, om te onderzoeken of dit alles zoo was, ontmoette hij daar Blanchard en voedde 'n oogenblik de hoop, dat diens reis niet zou doorgaan, maar het einde wan het gesprek was, dat Pilatre Verslagen en diep teleurgesteld naar Boulogne terug keerde, het geval aan Romain en zijn broer, die hem hadden geholpen, vertelde, en doorreisde naar Parijs, om daar s'il en zwijgend zijn leed te dragen. Voerden dagen latei', den zevenden Januari van het jaar 1785, steeg Blanchard werkelijk in gezelschap van docter Jefferies op van het kasteel van Dover en kwam wel is waar na niet weinig gevaren te hebben doorstaan ongedeerd in het bosch van Gui- nes neer. Toen zij tc Parijs kwamen en 't Pilatre vertelden, hield 'deze zich goed. maar zijn gekwetst eergevoel of liever zijn gekwetste eerzucht van nu toch niet „de eerste te zijn. die -over het Kanaal ging deed hem aan den minister vragen, of deze hem wilde ontheffen van de verplichting die hij rp zich had genomen. De minis ter was daartoe bereid, maar verlangde de toegestane subsidie terug althans voor zoover hij deze nog met aan zijn ballon had besteed. Maar Pilatre had. toen hij nog zeker van zijn zaak was, al het geld uitge- geven en laat ons maar zeggen: „noodgedwongen begaf hij zich nu naar Boulogne, om zijn stout moedig opzet door te zetten. Maar de ballon was er in dien tusschentijd ai iet beter op geworden; zij had opgeborgen in n boek der vestingwerken geloden van het weer en van dc ratten; en allerlei omstandigheden répara tien enz, deden de opstijging uitstellen tot den 15den Juni. Het was prachtig weer en de wind was gunstig dien dag. Pilatre en Romain, zijn helper, stegen in. De markies de Maisonforl vroeg of hij mee mochl en drong daar zelfs zeer op aan. Maar PilaLre sprong uit het schuitje, nam hem ter zijde en zei: „Doe het niet, meneer de markies, wc kunnen zoomin het weer als den halion vertrouwen". Toen stapte hij weer in en onder 'n daverend salvo der artillerie steeg men naar boven. Loodrecht verhief zich de ballon tot haar hoog ste punt, berekend cp 600 vamen, vervolgens dreef zij haar het Noorden af tot boven de klippen de la Crèche, waar zij in den hoogeren luchtstroom weer landwaarts indreef. Maar daar ook gebeurde het schrik kelijk ongeluk. De ballon begon te rimpelen, viel in een, en met 'n onbeschrijflijke en telkens toenemende snelheid plofte het gansche samenstel met de twee on- gelukkigen naar de aarde. Men vond de stoutmoedige reizigers meer dan verpletterd. Pilatre de Rozier was nog geen 28 jaar oud, Ro main even 30. Dit is de eerste bladzijde uit de geschiedenis der luchtvaart, en al de volgende dragen wel andere namen, maar zij vermelden met kleine wijzigingen, dezelfde ongelukken. De Italiaansche graaf Zambeccari, die 'n paAr el lendige reizen van kou, neusbloedingen en verstij ving met zijn vrienden Adreoli en Grassetti deed, kwam in 1812 even ellendig om het leven. Boven in de lucht vloog hij met zijn gansche toestel in brand, en half verkoold, half verminKt, verpletterd heeft men hem gevonden. In 1802 was Olivari, van Orleans minder bekend dan Zambeccari op dezelfde wijze om 't leven ge komen. In 1806 stortte Mosment te Rijssel op 'n hoogte van 400 Meter uit zijn ballon. In 1812 vatte de bal lon van Bittorf vlam boven Mannheim en werd liij- zelf op de daken der stad verpletterd. Mevrouw Blan chard, die in 1819 te Parijs ojisteeg. stak vuurwerk in haar baLlon af. De baLlon vatte vlam, en daalde wonderlijk genoeg zeer langzaam, en gleed langs 'n huis af. „Gered!' riep de moedige vrouw reeds, maar de mand, waarin zij zich. bevond, bleef aan 'n muur haken, en de wonderbaar geredde werd naar omlaag uitgeworpen, waar zij zwaar gekneusd werd opgenomen. Zoo kwam de beroemde Engelsche lucht- schipper Sadler in 1823 om bij 'n storm. In 1846 werd Arban, te Triest, schoon nog niet gereed met het vullen van zijn ballon, door het ongeduldig en woe dend geworden volk zoo bedreigd en aangevalten, dat hij, om zich te redden, het schuitje loshaakte, ten einde daarmee den baLlon te ontlasten, en op 'n touw gezeten naar boven steeg, zonder anker, zonder lijn. Toen hij daalde, daalde hij in de zee. De ballon sleept hem door de golven, maar houdt hem boven terwijl hij zich. krampachtig aan het touwwerk vastklemt. Toén 'n paar visscheis hem oppikten, was hij meer dood dan levend. Later, te Baroelona opgestegen, heeft men nooit meer iets van hem gehoord of gezien. Den 15den April 1875 kwamen Grocé Spinelii en Sivel, - die in gezelschap van Tissandier met den bal lon genaamd ,.Zenith' allerdroevigst om het Leven. Opgestegen tot die ijzige hoogte, waar doodsehe stilte en doodsehe eenzaamheid heerschen, vielen de drie reizigers, door de ijle. koude lucht bevangen, een voor een in slaap, tegen welken de wil tevergeefs worstelt. Na 8600 meters te zijn opgestegen, daalde de ballon in de lagere lucht neder. Een van de reizigers, Tis sandier. ontwaakte, om de zwartgevroren lijken zijner reisgenooten naar de aarde terug te voeren. Gansch Europa voelde zich toen evenzeer bewogen bij den dood dezer vrijwillige martel-aars, als nu n paar we ken geleden bij den droeven val van Clément van Maasdijk, die evenals zijn tientallen van voorgangpis wel 'n lichtglans nalaat van schoone en bezielende herinnering van moed en zelfopoffering, maar ook. even als zij, d:>or zijn schrikkelijken dood het hart ontstelt en ons 'n wetenschap te duur betaald doet achten met zulk 'n prijs. Zoo is het altijd gegaan, de ballons, die in allerlei vorm en kieur opstegen, hebben niet minder, misschien nog wel meer, slachtoffers geëiseht dan de nu huise lijk besproken vliegmachines. Wat als wetenschap begonnen was, werd van lie verlede „sport". Men ging er grapjes bij maken; en 't volk, belust op halsbrekende toeren en waaghalzerij. ook al heeft 't geen ander doel betaalde graag hooge entree's cm er getuige van te zijn. Zoo steeg, ruim 25 jaren geleden, zekere Laseigne. te Amsterdam uit den Parktuin op, gezeten op 'n levend paard, dat met sterke zelen onder aan 'n ballon hing. Als de luch (ruiter hoog genoeg gestegen was. gaande waar heen de wind hem dreef. 't paard soms vóór maar ook soms achteruit dan trok hij kLepjes in den ballon open, waardoor het gas ontsnapte, en daalde hij langzaam. Maar eer hij grond onder de voeten kreeg, schoot deze Don Quichot zijn rossinant dood. om niet door hem bij 't betreden van den bodem afge- vvoqpen en vertnyit te worden. - Omtrent dienzelfden tijd even in de tachtiger jaren associeerde Eugène Gaudart 'u andere dan die van Watergraalbmeer, zie 't begin van dit op stel 'n luchtreiziger van naam, zich met Pierre Crommelin, die voor de dubbeltjes zorgde. Zij verbaas den met hun opstijgingen Den Haag. zooals dc Dml- scher Lattemann 't 'n jaar of wat later Botterdam deed. waar hij met zijn sigiarvormigen luchtballon uit den Doelen opsteeg. Als 'n jockey, gezeten op n zadel met stijgbeugels, geflankeerd door grootere en kleinere zeilen, die als vlerken uitstonden, en die hij naar willekeur 'n anderen stand kon geven, steeg hij naar 1 roven. en is hij als luchtschip-bestuurder Zeppelin voor ge- geweest. Zijn tochten zijn steeds goed afgeloopen. Betrekkelijk zeer laat is men in de luchtscheepvaart gaan denken aan parachutes: valschermen. Ma Ar toen er eenmaal de aandacht op gevestigd was, werden er spoedig meerdere systemen toog: pist. Zoo bevestigden b.v. de gebroeders Grais, onder aan den ballon 'n ver ticaal hangenden ring en daaraan 'n touw waurAAn het boveneind der parachute werd vastgemaakt. Sprong de luchtschippér dan, stevig vastgebonden aan n touw. uit de mand, 'dan sneed, door den schok, 'n scheipe tang het touw door._ dat de parachute aan den ring vasthield, 'n Ander systeem was de parachute te be vestigen aan 'n uitgerafeld touw, dat van den top dei- ballon op zij neerhing, en brak als de schipper zich uit de mand losliet. Twee Amerikaansche meisjes de gezusters Franklin stegen ongeveer twintig jaar geleden te Scheveningen op met 'n ballon, uit welks schuitje 'n touw neerhing, dat zij met haar tanden vasthielden. Als zij dan hoog in de lucht „waren klommen zij langs dat touw naar boven. Dat er nooit ongelukken bij deze malle gym nastiek gel>eurd zijn., mag 'n wonder genoemd worden. En nu vliegen wij, goddank! Gisteren 't is nu im mers Zondag? gisteren is Jan Olieslagers, bijgenaamd „de Antwerpsche duivel" hier gekomen en heeft hij voor 't eerst gevlogen op 't terrein bij Halfweg 't Kalfje. D.w.z. als hij voordien niet doodgevallen is, wat ik bij 't schrijven dezer regels nog niet weet, want 't is nu nog geen Zaterdag. En morgen en overmorgen en eiken dag, tot Woensdag toe. zal hij hier vliegen, als hij 't er gisteren tenminste goed afgebracht heeft. Laat ons voor den waaghalzend-en, maar tevens moe digen jongen man hopen, dat alles naar wensch af loopt. Want al zien wij 't nut van die vliegerij niet in, 't is zeer mooi te streven naar 'n doel. dat zóó hoog schijnt te liggen. Wat zoeken ze daar toch in de lucht? De kasteelen misschien, die er door zowe len vóór hen gebouwd zijn? Als dit zoo is, dan zou 't mij bijna spijten, er niet wat meer voor te gevoe len, want dan kan er heel wat moois gevonden wor den. Nu echter jammert 't mij van de kostbare levens, die ik er aan gewaagd zie en verspild acht. Of vergis ik mij en behoort ook dit streven tot 'n wereld, -die onze oogen door waden trachten te raden, en is ook dit. brood '<tat zielen vctedt? O, wat is niet weten „waarom", 'n pijnlijk weten. Met mijn dank aan den heer J. L. S. voor de ge schiedkundige gegevens, die hij mij verstrekte wijl ik dit opstel bezig was te schrijven, en 'n woord van deel neming aan de nagedachtenis .van den jongen Clément van Maasdijk, spreek ik mijn beste wehschen uit voor den afloop der vliegp roeven, die nu Jan Olieslagers hier houdt. Moge hij geld en verstand genoeg verza meld het ben, om 't er nu maar bij te laten! i. H. d. H. STENOGRAFIE OF 8NELSCHRIJVEN. De .stenografie dat is de kunst om door mid<ui van verkortingen even snel te schrijven als men spm£j is zeer oud. Dc geschiedschrijver Dion geeft i eer der uitvinding aan Mcoenus, 'n vrijgelaten st„ san keizer Augustus. De kerkvader Hieronymus v! I onderstelt op l>eter gronden, dat de tounst werd uiw~ i vonden dooi- Tiron, een vrijgelatene van Cicero a!" hem zijn redevoeringen voorzei. Tiron leefde noe toen Meoenus stierf. Suetonus, sprekende over Julius Caesar DE KA 1 MET NEGEN STAARTEN. Reeds meermalen maakten wij melding van de cam pagne door een gedeelte der Parijsche pars, met den Temps aan het hoofd, gevoerd tot het verkrijgen van strengere maatregelen tegen de voortdurend brutaler op tredende Apachen. De eerste plicht van de kamer na het bijeenkomen moet, volgens dit blad. zijn wijziging van de wét van Augustus 1885, waarbij de aanmaak en verkoop van wapenen, geheel vrij verklaard wordt. Maar ook in de repressie moet verandering gebracht worden. De Londensche correspondent van den „Temps heeft ten onderhoud gehad met den heer Frank E roest, sinds tien jaren chef van het „Criminal Invistigation Department" van Scotland Yard, en gedurende dertig jaar een der ijverigste ambtenaren van den Engelschen veiligheidsdienst. Deze deelde den journalist het een en ander mede over de Britsche Wapenwet van 1903, waarbij o. a. de verkoop van vuurw-cpanen aan een ieder, die niet voorzien Ls van een bijzondere polilievergunmng, ver boden is, en welke de instelling1 van een reg'ster be veelt. waarin de winkelier naam en adres moet in schrijven, op straffe van Iroete van zijn afnemer. Maar naast deze wettelijke regeling en het optreden der uitnemende Londensche politie, danken de bewo ners der Britsche hoofdstad hun zeer groole veiligheid aan de invoering van het gebruik der „kat met negen staarten" waarmede de daartoe veroordeelde misda digers, onder medisch toezicht, gekastijd worden, het geen blijkbaar een betere uitwerking op hem heeft dan de verbitterd makende gevangenisstraf. De „Temps" ziet geenerlei beletsel in de invoering in Frankrijk van deze lijfstraf en steunt zich daarbij op de uitspaak van den Parijsehen advocaat-generaAl Maxwell, die ©enigen tijd geleden voor zekere geval len de lichamelijke afstraffing warm aanbeval. deelt het gevoelen van Hieronymus; immers hij dat de redevoeringen van Caesar, en wel bepaald zim verhandeling over Metellus door de copiïsten zoo slecht overgeschreven waren, dat Augustus zei ze niet te ]ler. kennen, en zeer waarschijnlijk heeft Caesar hen «ij, de kunst beoefenden, begunstigd. Onder de regeering van Keizer Augustus namen dc snelschrijvers den naam aan van actuariï, omdat zij de openbare aclen opstelden, en het getal dier actuariï die men ook notarissen noemde nam in het ver volg van tijd veel toe. Hunne ambtsverrichtingen wer den hoe langer hoe uitgebreider, zij namen toe in ann- zien en grootheid en werden goed bezoldigd. Zij hiel den aanteekeningen van de verklaringen van getuigen van de rechterlijke proceduren, van de beraadslagin gen in den senaat en dit alles geschiedde zoo gotrwiw dat ze het verhandelde woord voor woord weergaven.' De rang der notarissen werd geregeld naar gelang der functicn, die zij te vervullen hadden, en naar tien stand waarin zij werkzaam waren. De Inrogste rang wci\) toegekend aan den notaris van den Keizer, daarop volgden de schrijvers der consuls, der proconsuls enz De bisschoppen bedienden zich van actuariï, om hunne herderlijke brieven te schrijven en de acten der conci lies op te stellen. Voor publieke redenaars, geschied- schrijvers enz., werden zij onmisbaar. Plinius de Ou. dere was op zijn reizen steeds vergezeld van zijn notaris en de kerkvader Origones had zeven schrij. vers, die elkander beurtelings vervingen. De kunst van snelsch rijven werd in de Romeinsche wereld ten slótte zoo algemeen, dat ook meisjes zich die kunst eigen maakten, en Keizer Titus. jong zijnde, schepte er zoon behagen in, dat ook hij het snelschrijven ging be oefenen. Een voortzetting van het werk der actuariï was het 1 werk der boekverkoopers. Dien naam droegen toen menschen, die de aanteekeningen der actuariï d.w.z, der snelschrijvers in gewoon schrift overbrachten. Zij stonden in hoo-Vianzicn, want van hen werd de groot ste nauwgezetheid geëlscht. en de oorspronkelijke aan teekeningen handschriften in snelschrift - moesten door hen bewaard worden, om bij! mogelijk verschil later geraadpleegd te worden. Dit raadplegen van den grondtekst kwam echter hoogst zelden voor, al zal het. evenals nu, wel eens noodlg geweest zijn. j Na den val van het Romeinsche rijk geraakte de kunst, om in verkorte teekenen te schrijven op den achtergrond, ten slotte zoo zeer. dat ze eindelijk in 't geheel niet meer beoefend werd. Waar zou ze ook 1 voor gediend hebben, daar het geslacht der redenaars was uitgestorven en de publieke spreekplaatsen niet meer bestonden. I Maar na de herleving der letterkunde en omstreeks het einde der 16de eeuw, toen de menschen weer- be gonnen te denken en te spreken, kwam de kunst op nieuw ter sprake, en verscheen er zelfs 'n werk over de aanteekeningen en verkortingen der oudheid. In de 18de eeuw en bijzonder tijdens de 1'ransche revolutie, kwam de kunst weer in gebruik. Alleen door verkort schrift konden de redevoeringen in de verga-1 deringen weergegeven w orden, en allengs is er zoo- veel verbetering in de systemen aangebracht, dat be paalde teekens aan woorden gelijk zijn. Niemand miskent ook nu meer de waarde der snel schrijfkunst. Geen ïaads- of andere vergadering van eenige beleekenis wordt gehouden, of de oude „no- Uuius" is er aanwezig; en verstandige uitgevers, die schrij vees aan hun blad hebben, die in een en 't zelfde oogenblik moeten denken, vliegen-vangen. disputeeren. nasnuffelen en schrijven, zenden hem dan ook 'n ste-1 nograaf thuis, om in de ure der voortbrenging het accouchément te bespoedigen. Neen. ik vergis mij. zoo is 't nog niet; maar zoo wordt '1 wel. EEN VRAAG. A.: 7eker, dat durf ik volhouden. Ik ben 'n heel ander niousch geworden. B.Zoo, zeg me dan eens wat er van dien an der geworden is, dien ik indertijd vier honderd gul den leende? REDEN TOT ECHTSCHEIDING. Een bekend dronkaard vraagt aan den rechter om echtscheiding. De rechter informeert naar de reden. Ja. ziet u, meneer, mijn vrouw drinkt. Durf jij daarover klagen?! Jij, die zelf zoo drinkt? Er gaat geen dag om, dat je niet stomdron ken bent. Ja, dat is juist de reden, meneer. Er moet er toch éen in de familie wezen, die nuchter is. zwak vai: hoop en geluk geworden, zoodat zij hem niets had kunnen weigeren, ook wanneer hij meer geèischi had dan het kameraadschappelijke „jij" en den ku.: öi- daarbij behoort. Als zinneloos had zij een seconde in zijn armen gelegen Eu Roshauer moest al zijn zelfbeheersching te hulp roepen om niet in éen ademtocht van zaligen hartstocht te doen, wat hem misschien zijn geheele leven zou hebben berouwd. Maar hij bedwong zich. Hij wilde geen verantwoordelijkheid, geen onaange name geschiedenissen en ook geen vrouw. Een weinig, een klein weinig geleken deze dagen op de andere, waarop zij op Saranoff's aanzoek had gewacht. En toch was alles zoo geheel anders. Zoo jong en vroolijk was zij toenmaals geweest, had zoo vanzelfsprekend haar deel van het geluk van het leven gevorderd en onder geluk niets anders ver staan dan een rijk man en den nijd der wereld. Jong v/as zij wel en volgens haar jaren ook nu nog, maar die ongebreidelde vreugde bezat zij niet meer. Zij had onder bloedige tranen geleerd wat ijdel was. Slechts een grenzenloos verlangen had zij: om aan de zijde van Roshauer uit te rusten van het leed en de ellende, haar door dien andere berokkend. Want haar liefde was voor alles vertrouwen. Zij voel de, dat Roshauer de man was, om de vrouw te be-- schermen, op goede handen door het leven te dra gen, al waren die handen dan wat ruw en boersch. Uitrusten kon men dan van dat droefgeestige leven der laatste maanden: die gedachte was zoo schoon, dat Tilde haar bijna niet waagde te denken. Zij was zoo moede van het leven dat zij nu leid de, van deze dagen, waarop zij van vroeg tot laat niets ai ders hoorde dan Olga's bespottelijk gerammel en op den grond van al dit de vraag: waar is de vrijer? Dit alles was zoo klein, zoo armelijk j Sfcehts wanneer Franzi schreef klonk er een ande ren toon. Zij was pu juist in onderhandeling met ee der grootste huizen in de Avenue de 1'Opéra J en had ai ie kans om daar als volontair geplaatst' re worden. „Ik ben daar zeer blij om. Ik heb hier in Weenen al verbazend veel geleerd en ben, er van overtuigd dat Ik in Parijs spoedig een goede betrek king zal hebben. Er is niets mooiers dan den gan sehen dag te werken. Wij hebben dat vroeger pooit zoo geweten, Tilde. Men heeft dan wat anders te doen den alleen te denken, ofschoon men daartoe toch wtl den tijd heeft en zoo merkt men, dat yeel van datgene wat men vroeger zwaar heeft opgeno men, eigenlijk niet zooveel aandacht waard was. Men beeft te veel gehecht aan éen enkel inensch. Jk weet n-i, dat men dat niet doen moet. En ofschoon gij, lieve Tilde mij nooit iets hebt toevertrou wd. moet ik het je toch zeggen: Stel het belang van je leven niet op éen. Houd ook nog iets voor jezelf over. Men is dan misschien nooit zoo overweldigend gelukkig, maar ook nooit zoo nameloos ellendig. En er is dar. een steunpunt, vanwaar men zichzelf steeds weer in het leven terugvindt." Die woordep vap Franzi deden Tilde pijn. Zij dacht: arm ding. Wat is er overgebleven van dat alles wat jij je eens hebt gedroomd? Arbeid. en men meest zijn leven en zijn geluk niet afhankelijk stellen van éen man- Ja, wanneer men dat maar doen kon. Ik ben zelf als een dolle speler, die alles op éen kaart zet. Win ik, dan heb ik alles gewonnen verlies ik Verloor zij ja, wat dap? Zij Jcou het nooit tot het eind toe uitdenken dat was te verschrikkelijk. Een paar maal had zij het geprobeerd om Ros hauer door een list uit zijn kameraadschappelijkheid te jagen, hem te prikkelen en ijverzuchtig je ma ken. Misschien dat hij ip dep angst haar geheel te verliezen, baar voor goed aan zich verbond. Zij wist van vroeger, van andere meisjes, hoe zij met schijn baar onschuldige en toch geraffineerde kunstjes een aarzelenden aanbidder tot doortasten hadden weten te dwingen. Maar hare pogingep mislukten geheel. Eenmaal deed zij het voorkomen alsof zij door haar bezoeken aan het atelier in opspraak kwam. „Zie eens, ik zal niet langer mijn bezoeken hier kunnen voortzetten. De menschen zien het tenslotte toch Het zou mij verschrikkelijk leed doen, als onze verhouding moest ophouden, maar tenslotte, je zult het zelf ipzien, mijn goede naam. Hij wipte de asch van zijn sigaar. „Ja meid, het zou mjj ook razend veel leed doen, maar ik zie het toch en je naam mag je voor mij niet in de waagschaal stellen. Het ls goed dat er over die an dere geschiedenis wat gras is gegroeid, eep tweeden keer mag zoo iets niet. En vooral niet om mij." Zij werd bloedrood toen hij dat zeide. Het was voor de eerste maal, dat hij, al was het dan ook vluchtig, van het verleden sprak. Zij begreep de zachte waarschuwing en het afweren, die er In deze woorden lag. Toch riskeerde zij een tweede poging en vroeg later -na weken: „Toni, wat zou je ervan zeggen, als ik nu e6ns trouwde?" Keu seconde lang was hij verbluft. „Wel Tilde, wat zeg je mij daar? Wat is er dan los? Heeft iemand je gevraagd?" Zij triomfeerde. Was zij slim geweest, zoo slim en valsch als Olga, wie weet of zij pu haar doel h«a Ü,o' u!re!ht ou hüm niet de sewenschte vraag o iil.uk i. was eveuwel niet valsch en slim maar alleen verliefd. Toen zij zijn ontsteld gezicht zag, deed haar dat reeds leed, en zij zeide: „Ach hemel, was het maar waar." Toen wist hij dadelijk dat het maar een smoesje was geweest en wat bedoeling of er achter had gezeten en heel gelaten klonk het nu uit zijn mond: „Ja kijk eens, kindlief, het zou mij geducht spijten, wanneer ik je moest loslaten, maar je geluk mag ik natuurlijk plet in den weg staan. Dat is juist het moo'e ei: aantrekkelijke van onze verhouding: jij bent mij niets schuldig en ik jou evenmin. Beslist, ik zal nooit vergeten, hoe schoon het was, wanneer je daar zoo heimelijk de deur binnenwiptet en met je lieve snuitje zoo vroolijk lachtet. Nooit zAl tic dat vergeten, nooit! Maar dat mag jou van niets terughouden, wat je toekomst zou kunnen verzeke ren. Je weet kipdlief, dat ik tegenover jou steeds een verstandige kerel ben geweest." Zij had niets meer gezegd. Zij was alleen b'eek geworden en zij beet zich op de lippen. Haar oogen s'aarden strak voor zich uit. Het liefst had zij luid geweeDd, maar zij beheerschte zich, lachte ep zwets te als anders. Toen zij op de straat stond, moest zij zich een oogenblik aap een muur vasthouden. Alles danste haar voor de oogen. Zij voelde zich als gebroken, i zoo moe, zoo verlaten. Werktuigelijk, gedachten- loos ging zij verder, zij vergat de electrische tram te nemen. Zij liep voort zonder doel en ip haar hart stond haat. „Mij heb jij vandaag voor de laatste maal gezien. Nooit meer kom ik bij je. Nooit meer!" Het dtfed goed dat te denken, beter nog het hem voor het volgend atelierbezoek te schrijven. Zij stel de zich zijn ontgoocheling voor, als hij dit zou lezen. Woensdag verwachtte hij haar weer. Maandag schreef zij den brief: „Lieve Anton, verwacht mij heden niet. Ik ben verhinderd te komen. T. M." wilde den brief eerst Dinsdag verzendep, alsof het niet dti. tchijn zou hebben, dat zij het niet kon af wachten om hem af te schrijven. Dinsdag liet zij dep brief eveneens liggen. Zij dacht er over om het effect nog te verhoogen, hem Woensdag op het uur dat Roshauer haar verwachtte, met 'p expressen bode tc zenden. Maar noch de brief, noch de bode werden gezon den. Woensdagnamiddag belde zij precies op het af gesproken uur aan de wonipg van Roshauer. Zóo of zóo ongeveer ging het eenigen tijd. Bijna na elk atelierbezoek zwoer zij zichzelf, nooit weer te zullen gaan en toch kwam zij telkens weer. Pre cies, vroolijk, gedrongen door haar hart, welk ge voel haar dikwijls met boosheid vervulde, met boos heid tegen zichzelf en Roshauer. Die merkte piets vap Tilde's wisselende stemmin gen. Integendeel. Hij vond het aangenaam, dat kï volgens zijn meening de situatie had opgehelderd- Van de sterkte harer gevoelens voor hem, van haar vurig verlangen om geborgen te zijn, had hij ge«B denkbeeld. Hij geloofde haar te zijn, zooals zij zichl hem toonde: vroolijk, pikant, levenslustig. Hij ge-l loofde bovendien vap elke vrouw wat zij hem ver-I telde. Hij had bovendien druk werk en was alsP steeds in zulke tijden niet toegankelijk voor ietl anders. Spoedig kwelde Tilde nog iets anders, dan de pij» eener innerlijke radeloosheid: zij bemerkte, of meen de te bemerken, dat het geheim van haar bezoeken niet meer een geheim was en dat er over haar enl Roshauer gebabbeld werd. Ep daar kwam op een goeden dag ook Olga, lachend en blij met eep vrien delijkheid zoo van boven af: „Wel Tilde, wat gebeurt er eigeplijk met jou? Ik hoor zoo hier en daar de noodige toespelingen-I Wel kindlief, je behoeft dadelijk niet zulk eep ftel zicht te zettep. Ik ben discreet en mama weet nogl van nitts. Maar zeg eens, vanwaar ken jij dien RoS"l liauer eigenlijk?" „Ik heb hem voor jaren toen Franzi nog thu'sl was op een bazar leeren kennen," antwoordde Til""! kortaf. „En sedert dien tijd?" „Olga. ik bid je, kwel mij niet," riep Tilde uit -,BI stopte zich de vingers in de ooren. „Wees niet zoo prikkelbaar. Wat ls er verder v*»1! de zaak. aan? Ik ben toch te verstandig te b<*l krompen te zijp. Ieder zoekt zijn geluk zooals me i kan. De hoofdzaak ls, dat je het bereikt. Natuur ld l Roshauer ls geen Leubach, maar tenslotte toch e*»l goede partij. Zorg alleen maar, dat de zaak spoed»I haar beslag krijgt." Uil Tilde knikte en zweeg. Zooals Olga spraken I spoedig allen: de hoofdzaak is, dat je het doel I reikt. Wanneer zij het niet bereikte wee La* Wanneer zij het niet bereikte zij waagde het B* I verder te denken. I Zooals eens Franzi, zoo zat nu Tilde uren 1*?'I zonder Iets te doen in haar kamer en martelde het hoofd. „Wat zal er van mij worden, wanneer I mij niet trouwt?" En haar was het, alsof bij deze gedachten I laatste stukje grond onder haar voeten wegzakte I zij naar onder schoof in het eindelooze piet. Wordt vervolgd. I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1910 | | pagina 10