Van dit en van dat.
CCLXIII.
DE VLIEG WEEK
Zal een man niet irakkre oogen
mogen
God zien vóór zijn aaitlschen dood?
Vat onze oogen nog door waden
i-aden,
Is reeds hier der zielen eenig brood!
Oog in oog. Dr. P. C. Houtens.
Every door may be sliut, but death's door.
Engelsthe spreuk.
C'est bien ia pire des peines
Quand on ne sait poui-quoi.
Paul Verlaine.
We zijn aan '1 vliegen, en we hebl>en heel de week
over niets anders gepraat. Toen Gaudarl *n paosje ge
leden te Watergi-aafsmeer vloog en niet vloog, in de
hoogte ging en toch eigenlijk niet in de hoogte ging.
er ruzie kwam over de betaalde entree's en het allen
schijn had, alsof er uit die vliegdemonstratie wel eens
'n prooes zou kunnen oorlkomen, toen scheen Am
sterdam oorlcopig, haar bekomst van 't vliegen te heb
ben. Er werd althans geen W-oord meer over gerept.
Men vloog in Duitschland en Frankrijk, in Den Haag
en in Groningen, in Veendam en Utrecht en men liet
ze vliegen. Men liet ze ook doodvallen, omdat ze. zoo
ver weg, toch niet te grijpen of te vangen waren, en
er Voorloopig nog geen touwen in den hemel te span
nen zijn, waar ze zich ban zouden kunnen grijpen.
Er is geen lijdensgeschiedenis zoo groot en zoo ont
zettend als die der luchtschippers, luchtreizigers, vlie
gers, of hoe men ze dan ook noemen mag. Van
Pilatre de Rozier af tot Clément van Maasdijk toe
is het ééne Jarige hartverscheurende geschiedenis, die
ongetwijfeld zijn grond en oorsprong wel gevonden zal
hebben en nog vindt in de prijzenswaardige, begeerte
om de menschheid te dienen en het peil der weten
schap te verhoogen, maar evenzeer in 'n onverklaar
bare eerzucht van meer te kunnen en te durven dan
anderen.
Toen tegen het einde der 18de eeuw de broeders
Montgolfier hun luchtschip hadden uitgevonden en er
proeven welgeslaagde proeven -mee deden op
het Champ de Mars te Parijs, cp 'n plein van ,de
Tuiieriën, te Versailles, te Lyon, te Milaan, en ieder
van niets anders sprak dan van het luchtschip, toen
vatte Pilatre de Rozier het plan op. om er het Kanaal
het nauw van Calais. mee over te steken. O zeker,
hij, die in 1781 het Lyceum gesticht had. zal wel in
de eerste plaats gedreven zijn door de begeerte om de
wetenschap te dienen, maar de geschiedschrijver tee
kent er toch ook bij aan, „dat hem de zucht bezielde
iets groots te doen" en dat „zijn begeerte om ge
noemd Lyceum in eere te brengenhem „tot dit waag
stuk bracht."
En dat 't 'n „waagstuk' was. is gebleken. De con
troleur-generaal van finantiën. Monsieur Calonne. telde
hem op zijn verzoek 42000 francs toe, om hem tot de
uitvoering van zijn plan in staat te stellen. Na zes we
ken was de ballon, waaraan zeven honderd el witte
laf gebruikt werd, gereed, en zorgvuldig ingepakt, naar
Boulogne verscheept, waar de opstijging zou plaats heb
ben.
Den 20sten December 1784 kwam Rozier daar aan,
en vernam er al heel spoedig, dat n zekere Blanchard
in Engeland toebereidselen maakte voor hetzelfde plan,
dat hij in den zin had, n.1. ook met n luchtballon te
gaan over het Kanaal. Toen hij naar Dover overvoei,
om te onderzoeken of dit alles zoo was, ontmoette hij
daar Blanchard en voedde 'n oogenblik de hoop, dat
diens reis niet zou doorgaan, maar het einde wan het
gesprek was, dat Pilatre Verslagen en diep teleurgesteld
naar Boulogne terug keerde, het geval aan Romain
en zijn broer, die hem hadden geholpen, vertelde, en
doorreisde naar Parijs, om daar s'il en zwijgend zijn
leed te dragen.
Voerden dagen latei', den zevenden Januari van het
jaar 1785, steeg Blanchard werkelijk in gezelschap
van docter Jefferies op van het kasteel van Dover
en kwam wel is waar na niet weinig gevaren te
hebben doorstaan ongedeerd in het bosch van Gui-
nes neer.
Toen zij tc Parijs kwamen en 't Pilatre vertelden, hield
'deze zich goed. maar zijn gekwetst eergevoel of liever
zijn gekwetste eerzucht van nu toch niet „de eerste
te zijn. die -over het Kanaal ging deed hem aan den
minister vragen, of deze hem wilde ontheffen van de
verplichting die hij rp zich had genomen. De minis
ter was daartoe bereid, maar verlangde de toegestane
subsidie terug althans voor zoover hij deze nog met
aan zijn ballon had besteed. Maar Pilatre had. toen
hij nog zeker van zijn zaak was, al het geld uitge-
geven en laat ons maar zeggen: „noodgedwongen
begaf hij zich nu naar Boulogne, om zijn stout
moedig opzet door te zetten.
Maar de ballon was er in dien tusschentijd ai iet
beter op geworden; zij had opgeborgen in n boek
der vestingwerken geloden van het weer en van
dc ratten; en allerlei omstandigheden répara tien enz,
deden de opstijging uitstellen tot den 15den Juni.
Het was prachtig weer en de wind was gunstig dien
dag. Pilatre en Romain, zijn helper, stegen in. De
markies de Maisonforl vroeg of hij mee mochl en
drong daar zelfs zeer op aan. Maar PilaLre sprong uit
het schuitje, nam hem ter zijde en zei: „Doe het niet,
meneer de markies, wc kunnen zoomin het weer als
den halion vertrouwen". Toen stapte hij weer in en
onder 'n daverend salvo der artillerie steeg men naar
boven. Loodrecht verhief zich de ballon tot haar hoog
ste punt, berekend cp 600 vamen, vervolgens dreef
zij haar het Noorden af tot boven de klippen de la
Crèche, waar zij in den hoogeren luchtstroom weer
landwaarts indreef. Maar daar ook gebeurde het schrik
kelijk ongeluk. De ballon begon te rimpelen, viel in
een, en met 'n onbeschrijflijke en telkens toenemende
snelheid plofte het gansche samenstel met de twee on-
gelukkigen naar de aarde. Men vond de stoutmoedige
reizigers meer dan verpletterd.
Pilatre de Rozier was nog geen 28 jaar oud, Ro
main even 30.
Dit is de eerste bladzijde uit de geschiedenis der
luchtvaart, en al de volgende dragen wel andere namen,
maar zij vermelden met kleine wijzigingen, dezelfde
ongelukken.
De Italiaansche graaf Zambeccari, die 'n paAr el
lendige reizen van kou, neusbloedingen en verstij
ving met zijn vrienden Adreoli en Grassetti deed,
kwam in 1812 even ellendig om het leven. Boven in
de lucht vloog hij met zijn gansche toestel in brand,
en half verkoold, half verminKt, verpletterd heeft men
hem gevonden.
In 1802 was Olivari, van Orleans minder bekend
dan Zambeccari op dezelfde wijze om 't leven ge
komen. In 1806 stortte Mosment te Rijssel op 'n hoogte
van 400 Meter uit zijn ballon. In 1812 vatte de bal
lon van Bittorf vlam boven Mannheim en werd liij-
zelf op de daken der stad verpletterd. Mevrouw Blan
chard, die in 1819 te Parijs ojisteeg. stak vuurwerk in
haar baLlon af. De baLlon vatte vlam, en daalde
wonderlijk genoeg zeer langzaam, en gleed langs
'n huis af. „Gered!' riep de moedige vrouw reeds,
maar de mand, waarin zij zich. bevond, bleef aan 'n
muur haken, en de wonderbaar geredde werd naar
omlaag uitgeworpen, waar zij zwaar gekneusd werd
opgenomen. Zoo kwam de beroemde Engelsche lucht-
schipper Sadler in 1823 om bij 'n storm. In 1846
werd Arban, te Triest, schoon nog niet gereed met het
vullen van zijn ballon, door het ongeduldig en woe
dend geworden volk zoo bedreigd en aangevalten, dat
hij, om zich te redden, het schuitje loshaakte, ten einde
daarmee den baLlon te ontlasten, en op 'n touw gezeten
naar boven steeg, zonder anker, zonder lijn. Toen hij
daalde, daalde hij in de zee. De ballon sleept hem
door de golven, maar houdt hem boven terwijl hij
zich. krampachtig aan het touwwerk vastklemt. Toén
'n paar visscheis hem oppikten, was hij meer dood
dan levend. Later, te Baroelona opgestegen, heeft men
nooit meer iets van hem gehoord of gezien.
Den 15den April 1875 kwamen Grocé Spinelii en
Sivel, - die in gezelschap van Tissandier met den bal
lon genaamd ,.Zenith' allerdroevigst om het Leven.
Opgestegen tot die ijzige hoogte, waar doodsehe stilte
en doodsehe eenzaamheid heerschen, vielen de drie
reizigers, door de ijle. koude lucht bevangen, een voor
een in slaap, tegen welken de wil tevergeefs worstelt.
Na 8600 meters te zijn opgestegen, daalde de ballon
in de lagere lucht neder. Een van de reizigers, Tis
sandier. ontwaakte, om de zwartgevroren lijken zijner
reisgenooten naar de aarde terug te voeren. Gansch
Europa voelde zich toen evenzeer bewogen bij den
dood dezer vrijwillige martel-aars, als nu n paar we
ken geleden bij den droeven val van Clément van
Maasdijk, die evenals zijn tientallen van voorgangpis
wel 'n lichtglans nalaat van schoone en bezielende
herinnering van moed en zelfopoffering, maar ook. even
als zij, d:>or zijn schrikkelijken dood het hart ontstelt
en ons 'n wetenschap te duur betaald doet achten
met zulk 'n prijs.
Zoo is het altijd gegaan, de ballons, die in allerlei
vorm en kieur opstegen, hebben niet minder, misschien
nog wel meer, slachtoffers geëiseht dan de nu huise
lijk besproken vliegmachines.
Wat als wetenschap begonnen was, werd van lie
verlede „sport". Men ging er grapjes bij maken; en
't volk, belust op halsbrekende toeren en waaghalzerij.
ook al heeft 't geen ander doel betaalde graag
hooge entree's cm er getuige van te zijn. Zoo steeg,
ruim 25 jaren geleden, zekere Laseigne. te Amsterdam
uit den Parktuin op, gezeten op 'n levend paard, dat
met sterke zelen onder aan 'n ballon hing. Als de
luch (ruiter hoog genoeg gestegen was. gaande waar
heen de wind hem dreef. 't paard soms vóór
maar ook soms achteruit dan trok hij kLepjes in
den ballon open, waardoor het gas ontsnapte, en daalde
hij langzaam. Maar eer hij grond onder de voeten
kreeg, schoot deze Don Quichot zijn rossinant dood.
om niet door hem bij 't betreden van den bodem afge-
vvoqpen en vertnyit te worden. -
Omtrent dienzelfden tijd even in de tachtiger
jaren associeerde Eugène Gaudart 'u andere
dan die van Watergraalbmeer, zie 't begin van dit op
stel 'n luchtreiziger van naam, zich met Pierre
Crommelin, die voor de dubbeltjes zorgde. Zij verbaas
den met hun opstijgingen Den Haag. zooals dc Dml-
scher Lattemann 't 'n jaar of wat later Botterdam deed.
waar hij met zijn sigiarvormigen luchtballon uit den
Doelen opsteeg. Als 'n jockey, gezeten op n zadel met
stijgbeugels, geflankeerd door grootere en kleinere zeilen,
die als vlerken uitstonden, en die hij naar willekeur
'n anderen stand kon geven, steeg hij naar 1 roven. en
is hij als luchtschip-bestuurder Zeppelin voor ge-
geweest. Zijn tochten zijn steeds goed afgeloopen.
Betrekkelijk zeer laat is men in de luchtscheepvaart
gaan denken aan parachutes: valschermen. Ma Ar toen
er eenmaal de aandacht op gevestigd was, werden er
spoedig meerdere systemen toog: pist. Zoo bevestigden
b.v. de gebroeders Grais, onder aan den ballon 'n ver
ticaal hangenden ring en daaraan 'n touw waurAAn het
boveneind der parachute werd vastgemaakt. Sprong de
luchtschippér dan, stevig vastgebonden aan n touw.
uit de mand, 'dan sneed, door den schok, 'n scheipe
tang het touw door._ dat de parachute aan den ring
vasthield, 'n Ander systeem was de parachute te be
vestigen aan 'n uitgerafeld touw, dat van den top dei-
ballon op zij neerhing, en brak als de schipper zich uit
de mand losliet.
Twee Amerikaansche meisjes de gezusters Franklin
stegen ongeveer twintig jaar geleden te Scheveningen
op met 'n ballon, uit welks schuitje 'n touw neerhing,
dat zij met haar tanden vasthielden. Als zij dan hoog
in de lucht „waren klommen zij langs dat touw naar
boven. Dat er nooit ongelukken bij deze malle gym
nastiek gel>eurd zijn., mag 'n wonder genoemd worden.
En nu vliegen wij, goddank! Gisteren 't is nu im
mers Zondag? gisteren is Jan Olieslagers, bijgenaamd
„de Antwerpsche duivel" hier gekomen en heeft hij
voor 't eerst gevlogen op 't terrein bij Halfweg 't Kalfje.
D.w.z. als hij voordien niet doodgevallen is, wat ik
bij 't schrijven dezer regels nog niet weet, want 't is
nu nog geen Zaterdag. En morgen en overmorgen en
eiken dag, tot Woensdag toe. zal hij hier vliegen, als
hij 't er gisteren tenminste goed afgebracht heeft.
Laat ons voor den waaghalzend-en, maar tevens moe
digen jongen man hopen, dat alles naar wensch af
loopt. Want al zien wij 't nut van die vliegerij niet
in, 't is zeer mooi te streven naar 'n doel. dat zóó
hoog schijnt te liggen. Wat zoeken ze daar toch in
de lucht? De kasteelen misschien, die er door zowe
len vóór hen gebouwd zijn? Als dit zoo is, dan zou
't mij bijna spijten, er niet wat meer voor te gevoe
len, want dan kan er heel wat moois gevonden wor
den.
Nu echter jammert 't mij van de kostbare levens,
die ik er aan gewaagd zie en verspild acht. Of vergis
ik mij en behoort ook dit streven tot 'n wereld, -die
onze oogen door waden trachten te raden, en is ook
dit. brood '<tat zielen vctedt?
O, wat is niet weten „waarom", 'n pijnlijk weten.
Met mijn dank aan den heer J. L. S. voor de ge
schiedkundige gegevens, die hij mij verstrekte wijl ik
dit opstel bezig was te schrijven, en 'n woord van deel
neming aan de nagedachtenis .van den jongen Clément
van Maasdijk, spreek ik mijn beste wehschen uit voor
den afloop der vliegp roeven, die nu Jan Olieslagers
hier houdt. Moge hij geld en verstand genoeg verza
meld het ben, om 't er nu maar bij te laten! i.
H. d. H.
STENOGRAFIE OF 8NELSCHRIJVEN.
De .stenografie dat is de kunst om door mid<ui
van verkortingen even snel te schrijven als men spm£j
is zeer oud. Dc geschiedschrijver Dion geeft i
eer der uitvinding aan Mcoenus, 'n vrijgelaten st„
san keizer Augustus. De kerkvader Hieronymus v!
I onderstelt op l>eter gronden, dat de tounst werd uiw~
i vonden dooi- Tiron, een vrijgelatene van Cicero a!"
hem zijn redevoeringen voorzei. Tiron leefde noe toen
Meoenus stierf. Suetonus, sprekende over Julius Caesar
DE KA 1 MET NEGEN STAARTEN.
Reeds meermalen maakten wij melding van de cam
pagne door een gedeelte der Parijsche pars, met den
Temps aan het hoofd, gevoerd tot het verkrijgen van
strengere maatregelen tegen de voortdurend brutaler op
tredende Apachen. De eerste plicht van de kamer na
het bijeenkomen moet, volgens dit blad. zijn wijziging
van de wét van Augustus 1885, waarbij de aanmaak
en verkoop van wapenen, geheel vrij verklaard wordt.
Maar ook in de repressie moet verandering gebracht
worden.
De Londensche correspondent van den „Temps
heeft ten onderhoud gehad met den heer Frank E roest,
sinds tien jaren chef van het „Criminal Invistigation
Department" van Scotland Yard, en gedurende dertig
jaar een der ijverigste ambtenaren van den Engelschen
veiligheidsdienst.
Deze deelde den journalist het een en ander mede
over de Britsche Wapenwet van 1903, waarbij o. a.
de verkoop van vuurw-cpanen aan een ieder, die niet
voorzien Ls van een bijzondere polilievergunmng, ver
boden is, en welke de instelling1 van een reg'ster be
veelt. waarin de winkelier naam en adres moet in
schrijven, op straffe van Iroete van zijn afnemer.
Maar naast deze wettelijke regeling en het optreden
der uitnemende Londensche politie, danken de bewo
ners der Britsche hoofdstad hun zeer groole veiligheid
aan de invoering van het gebruik der „kat met negen
staarten" waarmede de daartoe veroordeelde misda
digers, onder medisch toezicht, gekastijd worden, het
geen blijkbaar een betere uitwerking op hem heeft dan
de verbitterd makende gevangenisstraf.
De „Temps" ziet geenerlei beletsel in de invoering
in Frankrijk van deze lijfstraf en steunt zich daarbij
op de uitspaak van den Parijsehen advocaat-generaAl
Maxwell, die ©enigen tijd geleden voor zekere geval
len de lichamelijke afstraffing warm aanbeval.
deelt het gevoelen van Hieronymus; immers hij
dat de redevoeringen van Caesar, en wel bepaald zim
verhandeling over Metellus door de copiïsten zoo slecht
overgeschreven waren, dat Augustus zei ze niet te ]ler.
kennen, en zeer waarschijnlijk heeft Caesar hen «ij,
de kunst beoefenden, begunstigd.
Onder de regeering van Keizer Augustus namen dc
snelschrijvers den naam aan van actuariï, omdat zij
de openbare aclen opstelden, en het getal dier actuariï
die men ook notarissen noemde nam in het ver
volg van tijd veel toe. Hunne ambtsverrichtingen wer
den hoe langer hoe uitgebreider, zij namen toe in ann-
zien en grootheid en werden goed bezoldigd. Zij hiel
den aanteekeningen van de verklaringen van getuigen
van de rechterlijke proceduren, van de beraadslagin
gen in den senaat en dit alles geschiedde zoo gotrwiw
dat ze het verhandelde woord voor woord weergaven.'
De rang der notarissen werd geregeld naar gelang
der functicn, die zij te vervullen hadden, en naar tien
stand waarin zij werkzaam waren. De Inrogste rang wci\)
toegekend aan den notaris van den Keizer, daarop
volgden de schrijvers der consuls, der proconsuls enz
De bisschoppen bedienden zich van actuariï, om hunne
herderlijke brieven te schrijven en de acten der conci
lies op te stellen. Voor publieke redenaars, geschied-
schrijvers enz., werden zij onmisbaar. Plinius de Ou.
dere was op zijn reizen steeds vergezeld van zijn
notaris en de kerkvader Origones had zeven schrij.
vers, die elkander beurtelings vervingen. De kunst van
snelsch rijven werd in de Romeinsche wereld ten slótte
zoo algemeen, dat ook meisjes zich die kunst eigen
maakten, en Keizer Titus. jong zijnde, schepte er zoon
behagen in, dat ook hij het snelschrijven ging be
oefenen.
Een voortzetting van het werk der actuariï was het
1 werk der boekverkoopers. Dien naam droegen toen
menschen, die de aanteekeningen der actuariï d.w.z,
der snelschrijvers in gewoon schrift overbrachten. Zij
stonden in hoo-Vianzicn, want van hen werd de groot
ste nauwgezetheid geëlscht. en de oorspronkelijke aan
teekeningen handschriften in snelschrift - moesten
door hen bewaard worden, om bij! mogelijk verschil
later geraadpleegd te worden. Dit raadplegen van den
grondtekst kwam echter hoogst zelden voor, al zal het.
evenals nu, wel eens noodlg geweest zijn.
j Na den val van het Romeinsche rijk geraakte de
kunst, om in verkorte teekenen te schrijven op den
achtergrond, ten slotte zoo zeer. dat ze eindelijk in
't geheel niet meer beoefend werd. Waar zou ze ook
1 voor gediend hebben, daar het geslacht der redenaars
was uitgestorven en de publieke spreekplaatsen niet
meer bestonden.
I Maar na de herleving der letterkunde en omstreeks
het einde der 16de eeuw, toen de menschen weer- be
gonnen te denken en te spreken, kwam de kunst op
nieuw ter sprake, en verscheen er zelfs 'n werk over
de aanteekeningen en verkortingen der oudheid.
In de 18de eeuw en bijzonder tijdens de 1'ransche
revolutie, kwam de kunst weer in gebruik. Alleen door
verkort schrift konden de redevoeringen in de verga-1
deringen weergegeven w orden, en allengs is er zoo-
veel verbetering in de systemen aangebracht, dat be
paalde teekens aan woorden gelijk zijn.
Niemand miskent ook nu meer de waarde der snel
schrijfkunst. Geen ïaads- of andere vergadering van
eenige beleekenis wordt gehouden, of de oude „no-
Uuius" is er aanwezig; en verstandige uitgevers, die
schrij vees aan hun blad hebben, die in een en 't zelfde
oogenblik moeten denken, vliegen-vangen. disputeeren.
nasnuffelen en schrijven, zenden hem dan ook 'n ste-1
nograaf thuis, om in de ure der voortbrenging het
accouchément te bespoedigen.
Neen. ik vergis mij. zoo is 't nog niet; maar zoo
wordt '1 wel.
EEN VRAAG.
A.: 7eker, dat durf ik volhouden. Ik ben 'n heel
ander niousch geworden.
B.Zoo, zeg me dan eens wat er van dien an
der geworden is, dien ik indertijd vier honderd gul
den leende?
REDEN TOT ECHTSCHEIDING.
Een bekend dronkaard vraagt aan den rechter om
echtscheiding. De rechter informeert naar de reden.
Ja. ziet u, meneer, mijn vrouw drinkt.
Durf jij daarover klagen?! Jij, die zelf zoo
drinkt? Er gaat geen dag om, dat je niet stomdron
ken bent.
Ja, dat is juist de reden, meneer. Er moet er
toch éen in de familie wezen, die nuchter is.
zwak vai: hoop en geluk geworden, zoodat zij hem
niets had kunnen weigeren, ook wanneer hij meer
geèischi had dan het kameraadschappelijke „jij" en
den ku.: öi- daarbij behoort.
Als zinneloos had zij een seconde in zijn armen
gelegen Eu Roshauer moest al zijn zelfbeheersching
te hulp roepen om niet in éen ademtocht van zaligen
hartstocht te doen, wat hem misschien zijn geheele
leven zou hebben berouwd. Maar hij bedwong zich.
Hij wilde geen verantwoordelijkheid, geen onaange
name geschiedenissen en ook geen vrouw.
Een weinig, een klein weinig geleken deze dagen
op de andere, waarop zij op Saranoff's aanzoek had
gewacht. En toch was alles zoo geheel anders. Zoo
jong en vroolijk was zij toenmaals geweest, had zoo
vanzelfsprekend haar deel van het geluk van het
leven gevorderd en onder geluk niets anders ver
staan dan een rijk man en den nijd der wereld. Jong
v/as zij wel en volgens haar jaren ook nu nog, maar
die ongebreidelde vreugde bezat zij niet meer. Zij
had onder bloedige tranen geleerd wat ijdel was.
Slechts een grenzenloos verlangen had zij: om aan
de zijde van Roshauer uit te rusten van het leed
en de ellende, haar door dien andere berokkend.
Want haar liefde was voor alles vertrouwen. Zij voel
de, dat Roshauer de man was, om de vrouw te be--
schermen, op goede handen door het leven te dra
gen, al waren die handen dan wat ruw en boersch.
Uitrusten kon men dan van dat droefgeestige leven
der laatste maanden: die gedachte was zoo schoon,
dat Tilde haar bijna niet waagde te denken.
Zij was zoo moede van het leven dat zij nu leid
de, van deze dagen, waarop zij van vroeg tot laat
niets ai ders hoorde dan Olga's bespottelijk gerammel
en op den grond van al dit de vraag: waar is de
vrijer? Dit alles was zoo klein, zoo armelijk j
Sfcehts wanneer Franzi schreef klonk er een ande
ren toon. Zij was pu juist in onderhandeling met
ee der grootste huizen in de Avenue de 1'Opéra J
en had ai ie kans om daar als volontair geplaatst'
re worden. „Ik ben daar zeer blij om. Ik heb hier
in Weenen al verbazend veel geleerd en ben, er van
overtuigd dat Ik in Parijs spoedig een goede betrek
king zal hebben. Er is niets mooiers dan den gan
sehen dag te werken. Wij hebben dat vroeger pooit
zoo geweten, Tilde. Men heeft dan wat anders te
doen den alleen te denken, ofschoon men daartoe
toch wtl den tijd heeft en zoo merkt men, dat yeel
van datgene wat men vroeger zwaar heeft opgeno
men, eigenlijk niet zooveel aandacht waard was. Men
beeft te veel gehecht aan éen enkel inensch. Jk
weet n-i, dat men dat niet doen moet. En ofschoon
gij, lieve Tilde mij nooit iets hebt toevertrou wd.
moet ik het je toch zeggen: Stel het belang van je
leven niet op éen. Houd ook nog iets voor jezelf
over. Men is dan misschien nooit zoo overweldigend
gelukkig, maar ook nooit zoo nameloos ellendig. En
er is dar. een steunpunt, vanwaar men zichzelf steeds
weer in het leven terugvindt."
Die woordep vap Franzi deden Tilde pijn. Zij
dacht: arm ding. Wat is er overgebleven van dat
alles wat jij je eens hebt gedroomd? Arbeid. en
men meest zijn leven en zijn geluk niet afhankelijk
stellen van éen man- Ja, wanneer men dat maar doen
kon. Ik ben zelf als een dolle speler, die alles op
éen kaart zet. Win ik, dan heb ik alles gewonnen
verlies ik Verloor zij ja, wat dap? Zij Jcou
het nooit tot het eind toe uitdenken dat was
te verschrikkelijk.
Een paar maal had zij het geprobeerd om Ros
hauer door een list uit zijn kameraadschappelijkheid
te jagen, hem te prikkelen en ijverzuchtig je ma
ken. Misschien dat hij ip dep angst haar geheel te
verliezen, baar voor goed aan zich verbond. Zij wist
van vroeger, van andere meisjes, hoe zij met schijn
baar onschuldige en toch geraffineerde kunstjes een
aarzelenden aanbidder tot doortasten hadden weten
te dwingen. Maar hare pogingep mislukten geheel.
Eenmaal deed zij het voorkomen alsof zij door haar
bezoeken aan het atelier in opspraak kwam.
„Zie eens, ik zal niet langer mijn bezoeken hier
kunnen voortzetten. De menschen zien het tenslotte
toch Het zou mij verschrikkelijk leed doen, als
onze verhouding moest ophouden, maar tenslotte, je
zult het zelf ipzien, mijn goede naam.
Hij wipte de asch van zijn sigaar. „Ja meid, het
zou mjj ook razend veel leed doen, maar ik zie
het toch en je naam mag je voor mij niet in de
waagschaal stellen. Het ls goed dat er over die an
dere geschiedenis wat gras is gegroeid, eep tweeden
keer mag zoo iets niet. En vooral niet om mij."
Zij werd bloedrood toen hij dat zeide. Het was
voor de eerste maal, dat hij, al was het dan ook
vluchtig, van het verleden sprak. Zij begreep de
zachte waarschuwing en het afweren, die er In deze
woorden lag.
Toch riskeerde zij een tweede poging en vroeg
later -na weken: „Toni, wat zou je ervan zeggen,
als ik nu e6ns trouwde?"
Keu seconde lang was hij verbluft.
„Wel Tilde, wat zeg je mij daar? Wat is er dan
los? Heeft iemand je gevraagd?"
Zij triomfeerde. Was zij slim geweest, zoo slim
en valsch als Olga, wie weet of zij pu haar doel
h«a Ü,o' u!re!ht ou hüm niet de sewenschte vraag
o iil.uk i. was eveuwel niet valsch en slim
maar alleen verliefd. Toen zij zijn ontsteld gezicht
zag, deed haar dat reeds leed, en zij zeide: „Ach
hemel, was het maar waar."
Toen wist hij dadelijk dat het maar een smoesje
was geweest en wat bedoeling of er achter had
gezeten en heel gelaten klonk het nu uit zijn mond:
„Ja kijk eens, kindlief, het zou mij geducht spijten,
wanneer ik je moest loslaten, maar je geluk mag
ik natuurlijk plet in den weg staan. Dat is juist het
moo'e ei: aantrekkelijke van onze verhouding: jij
bent mij niets schuldig en ik jou evenmin. Beslist,
ik zal nooit vergeten, hoe schoon het was, wanneer
je daar zoo heimelijk de deur binnenwiptet en met
je lieve snuitje zoo vroolijk lachtet. Nooit zAl tic
dat vergeten, nooit! Maar dat mag jou van niets
terughouden, wat je toekomst zou kunnen verzeke
ren. Je weet kipdlief, dat ik tegenover jou steeds
een verstandige kerel ben geweest."
Zij had niets meer gezegd. Zij was alleen b'eek
geworden en zij beet zich op de lippen. Haar oogen
s'aarden strak voor zich uit. Het liefst had zij luid
geweeDd, maar zij beheerschte zich, lachte ep zwets
te als anders.
Toen zij op de straat stond, moest zij zich een
oogenblik aap een muur vasthouden. Alles danste
haar voor de oogen. Zij voelde zich als gebroken,
i zoo moe, zoo verlaten. Werktuigelijk, gedachten-
loos ging zij verder, zij vergat de electrische tram
te nemen. Zij liep voort zonder doel en ip haar hart
stond haat.
„Mij heb jij vandaag voor de laatste maal gezien.
Nooit meer kom ik bij je. Nooit meer!"
Het dtfed goed dat te denken, beter nog het hem
voor het volgend atelierbezoek te schrijven. Zij stel
de zich zijn ontgoocheling voor, als hij dit zou
lezen.
Woensdag verwachtte hij haar weer. Maandag
schreef zij den brief: „Lieve Anton, verwacht mij
heden niet. Ik ben verhinderd te komen. T. M."
wilde den brief eerst Dinsdag verzendep, alsof het
niet dti. tchijn zou hebben, dat zij het niet kon af
wachten om hem af te schrijven. Dinsdag liet zij
dep brief eveneens liggen. Zij dacht er over om
het effect nog te verhoogen, hem Woensdag op het
uur dat Roshauer haar verwachtte, met 'p expressen
bode tc zenden.
Maar noch de brief, noch de bode werden gezon
den. Woensdagnamiddag belde zij precies op het af
gesproken uur aan de wonipg van Roshauer.
Zóo of zóo ongeveer ging het eenigen tijd. Bijna
na elk atelierbezoek zwoer zij zichzelf, nooit weer
te zullen gaan en toch kwam zij telkens weer. Pre
cies, vroolijk, gedrongen door haar hart, welk ge
voel haar dikwijls met boosheid vervulde, met boos
heid tegen zichzelf en Roshauer.
Die merkte piets vap Tilde's wisselende stemmin
gen. Integendeel. Hij vond het aangenaam, dat kï
volgens zijn meening de situatie had opgehelderd-
Van de sterkte harer gevoelens voor hem, van haar
vurig verlangen om geborgen te zijn, had hij ge«B
denkbeeld. Hij geloofde haar te zijn, zooals zij zichl
hem toonde: vroolijk, pikant, levenslustig. Hij ge-l
loofde bovendien vap elke vrouw wat zij hem ver-I
telde. Hij had bovendien druk werk en was alsP
steeds in zulke tijden niet toegankelijk voor ietl
anders.
Spoedig kwelde Tilde nog iets anders, dan de pij»
eener innerlijke radeloosheid: zij bemerkte, of meen
de te bemerken, dat het geheim van haar bezoeken
niet meer een geheim was en dat er over haar enl
Roshauer gebabbeld werd. Ep daar kwam op een
goeden dag ook Olga, lachend en blij met eep vrien
delijkheid zoo van boven af:
„Wel Tilde, wat gebeurt er eigeplijk met jou?
Ik hoor zoo hier en daar de noodige toespelingen-I
Wel kindlief, je behoeft dadelijk niet zulk eep ftel
zicht te zettep. Ik ben discreet en mama weet nogl
van nitts. Maar zeg eens, vanwaar ken jij dien RoS"l
liauer eigenlijk?"
„Ik heb hem voor jaren toen Franzi nog thu'sl
was op een bazar leeren kennen," antwoordde Til""!
kortaf.
„En sedert dien tijd?"
„Olga. ik bid je, kwel mij niet," riep Tilde uit -,BI
stopte zich de vingers in de ooren.
„Wees niet zoo prikkelbaar. Wat ls er verder v*»1!
de zaak. aan? Ik ben toch te verstandig te b<*l
krompen te zijp. Ieder zoekt zijn geluk zooals me i
kan. De hoofdzaak ls, dat je het bereikt. Natuur ld l
Roshauer ls geen Leubach, maar tenslotte toch e*»l
goede partij. Zorg alleen maar, dat de zaak spoed»I
haar beslag krijgt." Uil
Tilde knikte en zweeg. Zooals Olga spraken I
spoedig allen: de hoofdzaak is, dat je het doel I
reikt. Wanneer zij het niet bereikte wee La*
Wanneer zij het niet bereikte zij waagde het B* I
verder te denken. I
Zooals eens Franzi, zoo zat nu Tilde uren 1*?'I
zonder Iets te doen in haar kamer en martelde
het hoofd. „Wat zal er van mij worden, wanneer I
mij niet trouwt?"
En haar was het, alsof bij deze gedachten I
laatste stukje grond onder haar voeten wegzakte I
zij naar onder schoof in het eindelooze piet.
Wordt vervolgd. I