ScüstsBD uil de Betaal.
Msterfasclie Briefen.
"derde blad.
Voor Dammers.
Zaterdag 15 October 1910.
54* Jaargang Mo: 4795
LORD.
Allea betreffende deze rubriek te richten aan het
Bureau Schager Courant en voorzien van het opschrift
„Damrubriek".
Gelijkvormige Opening.
Vervolg.
Zwart: 1823.
12—18.
9. Wit: 1410. Zwart: 2933. juist niet van 'm. Hij schijnt me 'n zeer ingetogen deed haar best om niet te glimlachen. Ik vertel-
Op 2934, 3440. wint wit door 104, 422. man, die 'n beetje druk is, maar voor 't overige nog de haar, dat Hein mij gevraagd had, om 'n brief
10. Wit: 10 4. al solide leeft. T00r hem naar Schagen te schrijven, en dat ik dit
Dreigende 3731, 2721 wint Zwart moet dus O ja, meneer, solide? Dat wel! beloofd had, maar dat ie 't eigenlijk niet aan me
wel offeren, maar ontkomt aan zijn noodlot niet. Maar wat zei u dan van 't dienstmeisje? had verdiend. En bovendien: 't is toch niet goed;
10, Zwart: 1621. O meneer! Neen, nu begrijp ik u pas. Neen, je had daar 'n uitroepteeken moeten zetten! Je had
26—31, dan wit 37:26, zwart 33—38 of 39, wit d&t niet! Maar ik bedoel, dat ie ze zoo steeds doen- over Portugal moeten schrijven! Je had de Matin
26—21 en 2722 wint. Geeft zwart beide schijven de houdt. Tingelingeling: Ali is de krant er nog moeten koopen. Ken jij Keshub Chunder Sen niet?!
it it jij .x L i, o
op, dan volgt daarop hetzij
4-
10, 1032 wint, hetzij
33—
CO
00
co
00
—43
4-
22, 2231 wint.
33—
-39, 39-
—43.
1. Wit: 33—28.
2.
3.
4.
6.
6.
3933.
44—39.
3430.
31—27.
3731.
712.
17—21.
2024.
1420.*
hoogste attentie wederom te trekken valt.
Bladprobleem
van Dk. Olie Az. te Nieuwe Niedorp.
Zwart
Deze slagzet komt dikwijls voor en is juist zoo
eigenaardig wijl nu wit niet kan spelen 2126, zwart
niet 2025, wat voor beide gevallen verlies van
een schijf tengevolge zou hebben.
Veronderstellen we eerst dat wit 3126 speelt,
dan volgt van zwart 2429. Het beste slaat wit
nu nog met schijf 26, want 33 24 verliest hij meer
dan een schijf. Hij slaat dus 26 17, zwart 11 31,
wit 36 27, zwart 2934 en 23 25.
Men ziet wel dat in plaats van 36 27 eerst
33 24, dit aan het verdere verloop geen verande
ring brengt
Volgt op den zet van zwart 2429 eerst van
wit 33 24 dan krijgt men zwart 20 29, wit 26:17,
zwart 11 44, wit 50 39, zwart 2934 en 23 25,
alzoo een verlies van drie schijven.
Maar wit speelt nu niet 3126 doch 5044 en
als zwart probeert achter schijf 30 te loopen, doet
wit hetzelfde met 2722 als zwart hiervoor.
De lezer werke dezen slag zelf uit
Wordt yervolgd.
Het tweesnijdend zwaard.
Onder dit opschrift komt in het laatste nummer
van „Het Damspel", orgaan van den Nationalen
Dambond, een studie-eindspel voor van den heer C.
G. Vervloet, naar analyse van den heer J. de Haas.
Deze eindstand kwam voor in een partij tusschen
de heeren J. de Jong (wit) en J. de Haas (zwart)
te Amsterdam. Wij laten deze belangwekkende en
leerzame studie hieronder in haar geheel volgen.
jtBt
niet? Ali, ga 's even 'n telegram wegbrengen. Ali, Weet jij niet, hoe 't paard van Baldr heet? Neen,
als de kleermaker komt, laat 'm dan dadelijk boven; die ken ik niet, en dat weet ik nou eenmaal niet!
en als meneer die en die komt, waarschuw me dan Denk je, dat ik net als jij nooit anders doe dan
eerst even, want dat is 'n uitgever... Die schijnt ie vl'egen vangen? Verleden week heeft ie 'n vol uur
niet gewiegd te hebben. loopen praten over „Deucalion", omdat er toeval-
Wie niet? Dg 'n locomotief voorbij ging, waar die naam op
\oortreffelijk vooral is deze eerste winstvariant. Uitgevers niet! stond. En bij slot van rekening bleek 't, dat ie
11. Wit: 27 16. Zwart: 3339. 0ch mensch, die zijn er wel meer. Ik ook de helft verzonnen had; want 't waren geen schel-
12- 4—22. 3943. Eiet p9n> maar steenen, die hij over zijn hoofd gooide.
Op 26—31 wint wit 37 26 en 2231. ja dat se},jjnt niet veel goeds te wezen. :Je Maar ik heb hem er niets van gezegd; hij zou er
13. Wit: 2231. Zwart: opgegeven. hoort meneer nooit van iemand 'n woord kwaad zich toch wel weer met 'n smoesje uit gepraat heb-
Voorwaar een fraai eindspel, waaruit de les van zeggerlj maar als tie over uitgevers begint, dan is ben. Nu juffrouw, ik ga maar, ofschoon ik niet weet,
er geen end aan. Uitgevers en kosters kan die niet of ik dien brief wel schrijf; en als ik 't doe, dan
uitstaan. kan hij er nog plezier van beleven, want ik zal
Nou ja, das wederkeerig. Uitgevers en kos- 'm niet sparen. En als ik er dan ook 'n citaat bo-
ters hebben aan hem ook de duvel gezien. ven zet hij is immers zoo sterk in citaten?
Aan meneer?! Dat begrijp ik niet, want die dan zal ik er boven zetten: „Een man over boord,
doet nou geen kat kwaad. 'n eter te minder", of: „Is hij dan niet zalig, hij
Neen, 'n kat niet, maar 'n uitgever en 'n kos- is toch van den vloer". Maar mijn naam eronder zet
ter wel. Als ie kans ziet, om ze 'n poets te bak- ten, doe ik niet. Dan moet hij maar raden wie de
ken, dan laat ie 't niet. Geloof maar, dat Trapman schrijver is. Dag Juffrouw!
al wat met 'm overbracht heeft, net zoo goed als Dag meneer!
die uitgever in den Haag; die lange, u kent En zoo zit ik nu weer op mijn kamer, terwijl
'm wel. Hein op reis naar Londen is. Maar 'n brief schrij-
Bedoelt u dien meneer, die „Willem" genoemd ven voor 'm, doe ik niet. Zoo'n huichelaar kan en
wordt? wil ik niet wezen, 'k Zal 't aan Willem vragen;
i Dezelfde! eens zien wat die ervan terecht brengt. Maar die
-En ze zijn zulke dikke vrinden! Van de week zegt, dat Hein ze overschrijft van 'n ander, of uit
heeft die hier nog koffie gedronken! 'n oud boek. En om je de waarheid te zeggen, heb
Allemaal schijnheiligheid! U hadt maar eens jk dat ook wel eens gedacht; want hoor eens, om
moeten hooren, hoe diezelfde Willem eergisteren goed te kunnen schrijven, moet je toch minstens
over hem sprak. Is dat 'n vent!? zei die. Hij goed denken kunnen; en daarvan zullen we nu
maakt je gek! Honderd duizend woorden voor nie- bij Hein maar zwijgen; vraag dat maar eens aan
mendal. Zijn de adressen klaar? Is 't boekje in or- „Ons Blad" uit de Breestraat, dat kan je der meer
de? Hoe staat 't nou met de clichés? Heb je alles van vertellen. Ik ga nu naar Willem, dan moet die
opgeschreven? Nee, ga niet zitten; ik moet aan 't dat zaakje maar opknappen; ik bemoei er me niet
werk. Zeg Willem, gk nou! En als je dan 'n kwar- mee.
tier later bij ongeluk nog even terug komt, dan ligt VERITAS.
ie op de sofa, dan is ie moe, dan heeft ie pijn, dan
moet ie rusten. Is dat 'n kerel?! Hij maakt 'n
Wit
Stand zwart 8 schijven op: 2, 7, 8, 14, 15, 16, mensch gek. En dan zijn zuinigheid! Daar wordt 'n
cPn j dam °P gewoon mensch ook suf van. 'n Mensch moet zui-
n wit 9 schijven op: 17, 24, 28, 29, 33, 35, nig wezen! 'n Mensch moet toekomen! 'n Mensch
45 en 50. moet rekenen! Komt hij toe? Is hij zuinig? Re-
44, 45 en 50.
Oplossing:
Wit: 2822.
3328.
17—11.
50—44.
45 1.
Zwart: 27
46
20
49
16
18.
49.
29.
40.
7.
1 25 en wint.
Wit
1. Wit: 2520.
Met dit offer gaat het zwaard uit de schede.
1. Zwart: 24 15.
2. Wit: 3530.
Merkwaardige stelling nu. Het zwaard dreigt met
vlijmenden doorslag naar twee zijden.
2. Zwart: 1520?
2329 gevolgd door 914 had aan zwart nog
vrij goede kans gelaten. Of anders 26—31, wit 27:36,
zwart 1924, wit 30 19, zwart 23 14.
Zwart meende echter, dat de remise hem niet
kon ontgaan ook zonder vrijwillige teruggaaf van
het hem al te grootmoedig toebedeelde stuk.
3. Wit: 3024. Zwart: 20 29.
Op 19 30 wint wit 28 19, 37—31, 33 4, den
zwaardslag naar eene zijde.
4. Wit: 33 24. Zwart: 19
13
30
39
VAN REDDERS
Tent hfj? Ja, met zijn mond! Maar hij smijt met EENE PLAINTE.
geld. Ik heb nog nooit iemand ontmoet, wiens Moeder wks niet spraakzaam van aard. 't Gebeur-
daden zoo in tegenspraak zijn met zijn woorden, als dc wel dat ze zoo'n heelen dag geen twee woor-
ac zijne, 'n Mensch moet niet driftig wezen! Heb oen sprak. Daar was-ie aan gewoon; vond er niets
je, ooit 'n opgewondener standje gezien dan hèm? bijzonders in. Maar dien middag had vader een paar
En liegen als ie doet, das bar! Hij ontbijt nooit, heerlijke bokkingen meegebracht, waar zij zoo
hè? Nou, daar hadt u dan dien meneer Willem maar dol op was. Hij had zich er al in verheugd, dat ze
eens over moeten hooren. Als ie daar eens 'n en- delicatesse zou bekijken met zacht bewonderende
hele maal logeert, dan ontbijt ie wèl, eieren, witte- knikjes, dan tegen hem zeggen: „Nou, Dirk, dat
brood, roggebrood, kaas; en onlangs heeft ie het is eene verrassing, hoor! Dank-ie wel!" En tegen
gebracht tot vijf kopjes thee. Neen, hij ontbijt niet, Trui: „Neen, voel-eens effetjes! Prachtbeestjes, hoor.
en dat vertelt ie iederen dag. Weet je wat Willem Daar zullen we vanavond eens effectief van smul-
y.jjn vrouw onlangs tegen me zei? Dat ie altijd zijn len. Met een fijn glaasje gersten... Nou!" Waarna
smoesje klaar heeft. Als je 'm pas 'n ontbijt hebt ze smakte met de tong en heelemaal opgemonterd
z!en verslihden, waar 'n olifant genoeg aan zou heb- werd. Op de boterhammen dikker laagje boter
ben, dan krijgt ie tegen twaalven zoo'n vreemden schrapte, en zelfs in 't tweede kopje koffie nipper-
trek. En 't is zoo gek, hè? juist als ik goed ont- tje-suiker zou doen... Moeder was aan den zuinigen
beten heb, krijg ik honger. Maar als hij niet ont- kant. De buren beweerden zelfs dat juffrouw Degens
beten heeft, krijgt ie óok honger, zoodat ie altijd sterken aanleg had om inhalig te worden,
zit te eten of klaar is er mee te beginnen. Ga maar Vader wist beter, had al die jaren bewonderd
e-:. s in „Suisse" of in „American" vragen, of ie wat vrouwtje voor wonderen wist te bereiken met
nier eet; de kellners kennen 'm wel. Maar och, die haar schamel huishoudgeld. Als ze de lucht had ge-
T, TT zo:: den misschien niks zeggen, want hij is nog al kregen van wat er drie jaar geleden gebeurd was...
h01^ n Set€Jke°d d. H. waar- rcyaal 't Werd hem benauwd om 't hart bij de gedaehte
",aag ged^n werd\.of lk 11 ..Amsterdam- dat trok de Juffr0uw haar lippen alleenVan de historie met zijn ouden vriend
schen Brief' zou willen schrijven voor de Schager waar ik ,t mijne bij dacht. Maar het Winter, die z'n vingers had gestoken in de kas der
Courant, die Zaterdag 15 October verschijnt.^ De j<*a^- g0Hie mensch zei niets. Ik vroeg; Hoe is 't nou maatschappij, waar hij agent van was... Hoe hij op
CCLXVIII.
UIT VRIENDSCHAP.
De vriendschap is 'n ware schat,
Zij maakt ons 't leven zoet;
Zij strooit ons door het levenspad
Slechts bloemen voor den voet-
Uit 'n schoolversje.
i.
7.
28 19.
3934.
3833.
32 14.
30.
24.
39.
28.
ste regel van het ten deele onduidelijke, ten deele
veel te omslachtige epistel luidde: ?up; den Noordewind, hier? Kan meneer al slapen?
„Verzekerd van je vriendschap en goeden wil, en 3 t waarachtigwaar, dathierde heele maand Sep-
dat je doen zult wat ik hierbij van je vraag, ben tember de kachel gebrand heeft?
ik als steeds, enz." En daaronder zijn naam. Ja' m«Qeer'
en iederen dag gestookt Meneer had zoo n pijn, en
Van de buitenwacht hoorde ik, dat hij weg was, ,zei' dat 'l van/en Noordewind was; en toen
en toen ik op zijn kamer kwam, om mij daar per! wfi3.ten we geea anderen raad dan maar te gaau
fr0o0uwkbe^üvd°VertUlgen' W6rd 'l mÜ d°°r Zün JUf" -bullen ze dan nu 'n kachel voor 'm op 't
Hoelang blijft meneer weg?, vroeg ik. dek «etten? Kunsten! Niks anders! Hij had maar bij
'k Weet niet, meneer. Maar meneer zelf wist ?ya vader in de zaak moeten bbjven, die zou ze
't ook niet. In de laatste dagen was er geen kans hem afgeleerd hebben,
meer 'n verstandig woord met 'm te spraten. Dat maar meneer zijn handen zwollen toch van
was jagen en vliegen, koffers af en op, uitpakken en de -'"heumatiek.
inpakken, waar geen eind aan kwam. De kleermaker, Zija eigen 3chuld' Dat 18 ^een' rheumatiek,
de schoenmaker, de lijstenmaker, de drukker alles dat 18 zenuwPyn- Heeft ie nood dat gekke woord
liep hier uit en in, of 't 'n jagerspoort was. En tegen u sezegi, hoe die pijn in 't latijn heet? Das
niet voor meneer, want och, die is zoo kwaad 'n «onder! Daar is ie anders nog al sterk in. Maar
niet maar voor de rompslomp, voor al die men- milin, ik houd u op, en ik heb ook nog wel wat
schen, die hij aan de hand heeft ben ik blij, dat andeps te doen", Morgen of zoo zal er wel eenig
ie weg is benclit van 'm komen, en ik ben, benieuwd wie 'm
Zoo'?! Ja, hij zelf is nog al gemakkelijk en au dle boot weer in den weg geloopen zal heb-
ben. Want er is er altijd éen, wien hij schelden en
rustig; is 't niet?
Nou ja, meneer, gemakkelijk wel, want com
plimenten heeft ie niet; maar rustig, ho maar! Ja,
Hierdoor werd de zwaardslag toegepast naar de als zit 10 werken, dan hoor je 'm niet; alleen
andere zijde. maar zoo nu en dan heen en weer de kast; maar
Belangwekkend en leerrijk is het nu volgend eind als zijn brief af is hij schrijft voor 'n krant,
6 U OIUU ,5^ weet y ^kg,. We]? of gjg JS
spel.
8. Zwart: 24—29.
Hetzij zwart nu een dan wel beide schijven offert
de winstgang voor wit blijft onveranderd.
want hij leest ook dan kan hij 't dienstmeisje
best alleen bezig houden.
Bedoelt u meneer H. d. H.? Dat dacht ik nu
kapittelen moet. U zult ook wel blij wezeu, dat ie
'n poosje weg is? Van de week kom ik in de Kal-
verstraat Jau en Willem tegen. Ik vraag: Wanneer
gaat Hein weg? en Jan, die 't geduld van 'n engel
bezit, zegt: Maandag, goddank! En Willem zei niets;
dat spreekt, die is bang, dat ik 't 'm over zou
zeggen; maar hij kneep zijn oogen even dicht, wat
voor mij duidelijk genoeg was.
De juffrouw kuchte eens toen ik dit zei, en
hij op
zekeren middag, als naar gewoonte van kantoor naar
huis gaande, op den schouder werd geklopt.En
hoe Winter daar stond, bevend, wit als krijt,
met verwilderde oogen. Die hem bij den arm greep.
Verwarde woorden stamelde... Hem vaarwel zei,
voor-goed, voor-altijd... Snjkkend als een kind... Hoe
hij met hem was opgeloopen, tot een eind buiten
de stad. En daar hoorde wat er gebeurd was
Over de tweehonderd gulden zoekAls 't niet
binnen, vier-en-twintig uren in orde kwam, dan werd
de justitie erin, gemengd.
Hoe Winter hem eene groote enveloppe wou
geven, met zijn „uitersten wil", na z'n dood voor
de weduwe en den eenigen zoon bestemdHoe
Winter met zijn klamme, sidderende handen zijne
hand gegrepen had... Snikte: „Och, Dirk, ik ben
zóo ongelukkig...! Ik ben zóo rampzalig! Wie had
dat kunnen denken, toen wij samen op de schoolban
ken zaten!... En later... Wéet-je 't nog wel, vriend?
Dat ik Je in je jonge huishouding vijftig gulden ge
leend heb? Al zou-je me het tiendubbele gevraagd
hebben, al had ik 't uit de steenen moeten halen,
hè?... Maar dat is voorbij... Ik wéét 't wel... Als
je kón... Als je mócht... Maar neen. laat mij maar
liever sterven, dat's beter... Veel beter!Een
halfuur later zaten zij samen op het kantoor van
den geldschieter, allervrindelijkst, glimlachend
meneertje. Die bleek al precies te weten, hoe zwaar
en hoe licht Dirk Degens woog... Was bereid om,
op zijne handteekening als borg, het geld voor te
schieten. Meneer Winter zou gered zijn--. Hij haalde
een keurig zilveren potlood voor den dag, de geld-
Feuilleton.
waarin zij thuis behoorde!
Een lachend kind was zij geweest, met blonde krul
len en kuiltjes In de wangen.
Doch haar overmoed, haar lachen had zij verlo
ren in dit koude huis zonder zon, waar elk vertrek
en elke hoek haar het droevige „voorbij!" scheen
toe te fluisteren.
Als bruid had zij zich een idylle gevormd van de
eenzaamheid in dit oude huls, dat altijd aan de
U heette Lord en was een prachtige UImerdog! Ellmeyers had toebehoord, een eeuw lang. Bijna
c t en raszuiver, onberispelijk gebouwd en met eerbiedig was zij toen de groote "zaal binnengetre-
DOOR
Baronesse VON SCHILLING.
van haar toovertuln, waarnaar zij zoo gaarne keek
uit het raam van haar zitkamer.
Zij wist zelf niet, wanneer zij dien het mooist
vond. In den winter, wanneer de sneeuw als een
witfluweelen dek paden en wegen verborg, en de
zwartgroene takken van de naaldboomen zich bogen
onder de glinsterende vracht, of in den zomer, als
sperden, en zij als een gejaagd dier naar huis liep,
had zij een besluit genomen.
Zij wilde een hond hebben, om haar op de een
zame wegen te beschermen, een kameraad, die de
eenzaamheid met haar deelde.
Zij schreef aan haar vader, die haar, zijn eenig
kind, nooit iets geweigerd had. Veertien dagen later
de rozen geurden in den stillen tuin en de nach-> werd haar de mooie dog bezorgd, die luisterde
tegaal sloeg.
Zij was altijd alleen,! Haar man zag zij enkel aan
tafel. Hij had nooit tijd. Al zijn denken en streven
was gewijd aan de zaak, en hij had slechts éen
voor oogen: Geld verdienen!
VA 1XXVU ------ -
een huid, glad en zacht als zijde. Zijn eten was den, waar de portretten van de familie Lllmeyer 111 i
precies volgens voorschrift en eiken morgen werd hij lange rijen aan den wand hingen, en zij was er, een k(Mjrts wag het bem op het lij( gevallenj
geborsteld. trotsch op geweest, dat ook laar P sinds hij met Isa's vermogen kon werken, en de
Dat was het werk van Pritz, den ouden bedien- plaats zou krijgen in een kostba ij eene stoute speculatie na de andere hem gelukte!...
de, die langzamerhand grijs wa* geworden üx den andere. Nu begreep zy met meer, hoe zij aan al die het rekenen Zelfs in droo_
dienst van Ellmeyer en Co., den eigenaar van de dwaze illusies was gekomen, hoe zy dit ouae huis drongen de eindelooze rijen getallen door en
groote papierfabriek. met zijn verwilderden tuin een betoover as ee dansten door elkander als een leger van boosaardige
Niemand anders durfde hem aanraken, want ieder- ikunnen noemen. Nu wist zy, dat het een nuis w kobolden,
een wist, dat hij op den man was afgericht. als andere huizen, kil en vochtig door den moeras- gelukkige hand, dat was zeker. Ook
Allen gingen hem uit den weg op het groote bin- bodem, waarop het stond. ia de keus van vrouw was dit gebleken. Zij stoor-
oenplein, dat van alle kanten omgeven, was door de Dat land en menschen hier anders waren de bem n0oit, noch door haar bijzijn, noch door
fabrieksgebouwen, of in het magazijn, waar de balea ^aar geboorteplaats, waar de bergen oprijzen wenschen of verlangens, zoo als jonge, verwende
papier gereed lagen ter verzending. Maar daar was tiet bloeiende land, en het leven voor y g ij a vrouwen gewoonlijk doen. Zij sprak zelfs niet meer
hij ook maar zelden te vinden. vroolijke rivier. van de reis, die hij haar reeds zoo lang beloofd
Zijn plaats was bij de vrouw des huizes; haar be- "de zu^ er wennen, Isa, kad 'l bad
hoorde hij toe. troostend gezegd, toen het h®'™*00rhaar kw0lde b£ Zij had zich leeren schikken.
Op haar minste wenken lettend lag hij in haar tiet doodt, eenzame leven, dat ha g Altijd zat zij met denzelfden vriendelijken glim-
houdoir op het berenvel voor den haard, waar bijna diep, stilstaand water. lach tegenover hem in de groote eetzaal, die er zoo
altijd vuur brandde Én telkens had hij erbij gevoeg a iripn ernstig en plechtig uitzag met haar Gothische ramen
Het vertrek lag op het noorden, en het was er 6aan <>P reis, tot vergoeding voor e en de donkere, zware meubelen,
hoel, zelfs op de heetste zomerdagen. winter. Maar het was al y W tg, Sinds Isa er was, stonden er altijd bloemen ln
Maar Isa Ellmeyer had het nu eenmaal tot haar Tett' Vajn de Toorgaaomen re T „_Hij de ouderwetsche vazen op den schoorsteen. Gele
kamer gekozen, enkel en alleen om het uitzicht Zij wist ook al laag, waaru ,(lh..nn brem of witte narcissen, en ln het najaar kleurig*
de niet zitten kijken op den straatweg, die grijs oude heer zoo plotseling gt t dahlia's. Aan de bloemen zag Isa, dat de tijd voor-
®a eentonig door de kale vlakte liep, of op de fa- EUmeyer zyn erfenis in «tond hetnlet
rieksgebouwen, waar zij voortdurend het gonzen en S°ed met d« ^rma. aan de stalen Zij bloeiden en stierven om plaats te maken voor
•norren van de machines hoorde. Uit deze kamer crisis was slechts te g bekwaamheid andere. Het was altijd hetzelfde! Gedachten, die
•ag zty jjj tuin, groot als een park, met sombere de voorziebtighe g
vroeger niet gekend had, kwamen bij haar op
PUnhoomen en hreedgetakte olmen, en een zwart- van "aaf. man- t ük meisje de De eenzaamheid was voor haar de ernstige vrien-
groen meertje, op welks gladden spiegel in den zomer was rewees't daarvan vermoedde din, die den glimlach van overmoed en zorgeloosheid
waterlelies bloeiden. eigenlyke redding was geweest, daarvan verm eu eugdJge llppen neejm ep het boek vaQ het pa_
Zij hie]d yan den tuJn waar de hoornen zulke zü niets. hifndelines zoo zelf- denken ln ledige handen legt.
*are schaduwen wierpen; die hoornen waren nog Julst bü al den overvloed dien zij Zij zag plotseling met andere oogen om zich heen!r
"der dan het huis zelf," waar zij vijf jaar geleden 0poffer0°dJ'ooit bii haJr de gedachte opgekomen, Zij kreeg een afkeer van de doodelijke stilte in
gelukkige, Jonge vrouw haar intrek had ge- hem schonk, n y iJefde op deQ kQop het groote huis> van de wandelingen op den straat-
t °?.en" Wat scheen die tijd haar lang toe wel hoe ^kaUn^en b weg, het eenige, waarmede zij zich lucht en bewe-
verstandsmensch! Met ging kon verschaffen. Toen eens op een avond twee
Weemaal"'*'' WU0en ale tijd ua».
Uren zo° 'anSt 'n haar eenzaam, eentonig leven! toe aannam
8aaa ^er den omtrek niemand om mee om te Johann Enmeyer woo ncu
klank, geen echo meer uit de wereld, spottend lachje luisterde hij, wanneer Isa sprak dronken knapen op de wandeling haar den weg ver-
naar den naam van „Lord", en met zijn verstandige
oogen tot haar opkeek. Liefkozend had haar smalle
hand zijn huid gestreeld, die zacht was als zijde,
en zij had tot hem gezegd:
„Mij behoor je toe! Mij alleen, Lord!"
Van dat oogenblik af waren zij vrienden.
Voor Lord was zijn meesteres het hoogste op de
wereld. Op haar wenken wachtend, lag hij op het
berenvel voor den haard lang uitgestrekt, met den
kop op de sterke pooten- Isa kon weer lachen!
Als een uitgelaten kind speelde zij met Lord in
den grooten tuin. Nooit vergat zij hem een stukje
van haar bord mee te geven. Lord wist precies wat
zijn meesteres van hem verlangde!
Als zij haar handwerkje neerlegde en het hoofd
op de hand liet rusten, stond hij op en kwam naar
haar toe. Voorzichtig en langzaam legde hij zijn
mooien, slanken kop op de armleuning van haar
Sioel. Dan keerde Isa zich naar hem om, streelde
liefkozend zijn glanzige huid en zeide:
„Mijn vriend ben je! Mijn eenige vriend!"
Isa zocht haar echtgenoot! Zij was op het kantoor
geweest, en op zijn particulier bureau waar de ra
men wijd openstonden, en de geur naar binnen stroom
de van de rozen aan den struik die tegen den muur
opklom.
En Isa zelf droeg rozen in haar ceintuur, en zij
legde een donkerrooden knop op de breede schrijfta
fel, die er zoo zakelijk-nuchter uitzag met al die brie
ven en papieren.
Zou hij de roos vinden? Zij glimlachte en nam
den sleep van haar witte japon op. Voor de deur
wachtte Lord. Zij slapte met hem door de holle gan
gen der fabriek.
Het was Zaterdag en het werk was afgeloopen. De
tnachines stonden stil, de arbeiders en arbeidsters wa
ren reeds lang weg. Zij werd ongeduldig.
Het was zoo'n mooie avond en haar man zou haar
vergezellen naar de rivier, waar zooveel vergeetm ij niet
jes bloeiden. Opeens bleef zij staan. Zij had iels ge
hoord in het magazijn, waarvan de glazen deur half