AmsteraamscüB Mra.
Schetsen i de Rectaal.
Voor Dammers.
Zaterdag 22 October 1910.
DERDÉ BLAD.
Dan had ze vertelde vrouwtje, na drie en der- den uit het kastje...
tig jaren van lang niet altijd stormloos en makke-1 Binnen een maand had zwart-lakkige meneer
lijk huwelijksleven, dan had ze moeite om zich met de blinkende oogen en het vrooiijke grijnslachje,
taai te houdendat op den uitkijk had gestaan tot vrouwtje weg
Zij hield van hem, echt en waar. Maar ze wist: zou zijn, hem verzekerd... Binnen een maand zou-
Oplossing Vraagstuk No. 15.
Stand na den 17den zet van wit.
Zwart 17 schijven op: 2, 3, 5, 6, 8, 9, 10, 13
Itot 19, 23, 24 en 26.
Wit 17 schijven op: 25, 27, 28, 32, 33, 35 tot
38, 40, 42 tot 45, 47, 48, 49.
Oplossing:
Wit: Zwart: 1722.
28 17. 2328.
4 £-' 12. 1318.
12 23. 19 50.
Go'-ilc oplossingen ontvangen van:
B. en P. J. W. te Anna Paulowna, D. D. te Hel
der, H. J. G. en G. de W. te Schagen, D. O. Azn.
te Nieuwe Niedorp, Jb. D. te Warmenhuizen, P. N.
te Oudesluis, D. A. B. te Sint Maarten, Joh. v. d.
S. te Wieringerwaard, K. V. te Koegras.
Probleem No. 16.
van P. J. Waiboer te Anna Paulowna,
opgedragen aan R. Blankevoort te Anna Paulowna.
Zwart.
tegen die malle plannenmakerij moest ze krachtig
staan, anders was er geen houden aanIk dénk
er niet aan!" antwoordde Mieken, en haar kin
werd spitsig, de uitdrukking van haar oogen
koud en hard... zoodat ze zekeren angst in haar
hart voelde opkomen, zou Paul 't kwalijk nemen?...
Mij een kat, een kreng van 'n meid vinden?
Moeite kostte 't haar
Doch: ze overwon....
En een paar dagen later was hij haar dankbaar,
zag Paultje 't zelf in... dat ze scherper, beter kijk
had op de dingen, dat hij zich weer op sleeptouw
had laten nemen door een kwasi-vriend, die mis-
l bruik wou maken van z'n lichtgeloovigheid.
Toen had ze eens, van haar spaarduiten,
gekocht, voor Paul, een mooien, duren ring, met
een echt fijn briljantje er in...
den zij er op z'n allerminst! een lapje van
duizend voor in de plaats hebben. Tja, börg-staau
ervoor kon, wilde, mocht, zou hij niet... maar.
Zwart meneertje had Paul bundeis, stapels papieren
laten bekijken... Als hij dat pian niet aandurfde...
Fortuin voor het grijpen-..
„Gelóof-je 't niet?" had Paultje haar gevraagd...
En toen hij 't zoo zei, dacht Mieken aan wat de
dokter gezegd had na de ramp. Dokter had haar
aangezien, zonder den zin te voltooien
Dat herinnerde vrouwtje zich zoo goed...
„Nou, mannie," zei ze, „dan komt 't ook wel te
recht, hè? Jij zult wel weten wat je doet. Zeker,
dan zal die meneer ook wel gelijk hebben. Laten
we er maar 't beste van hopen!"
En angstig keek ze naar zijn gezicht... Of hij zich
niet opwond... Want missen wou ze hem niet, haar
Hij was er confuus van- Kostte, op z'n minst veer- Paultje..
tig guldenSamen heb ik de oudjes zien gaan uit het Paleis
,Maar... Mieken!?..." vroeg hij, niet kunnend be- yari Justitie, waar hij eerste getuige a charge had
strafzaak tegen den oplichter van
krulharen, dn blinkende sluwe oogen,
het oolijke grijnslachje, waarmee hij reeds tiental-
grijpen dergelijke verspilling van aartszuinig vrouw- moeten zijn in de
tje... Zij spiedde in z'n oogen of hij t snaptejje gitzwarte krul
dat ze voor hem, voor Paul, niet schriel was... ze
slechts voor zijn belang, z'n bestwil, tegen allerlei
fantastische plannetjes opsputterde
Dien middag herinnerde zij zich nog wel zeer
scherp en helder. En: de groote vreugde, die over
haar was gekomen toen ze merkte dat hij haar be
greep... toen zij voelde, wist, dat ze Paultje kon
leiden, tot waar ze hem wou hebben... kon beveili
gen tegen zijn dolle, gevaarlijke fantasieën-..
len in het net had gelokt... Tegen den man, die
hem onder wonderfijn-saamgesponnen weefsel van
bedriegseis z'n arm geldje had afhandig gemaakt,
idien avond, toen Mieken even weg was...
Samen gingen ze uit het Paleis van Justitie.
Zij, die haar arm op den zijne liet rusten
voelde hoe hij beefde, van schaamte, van woede,
van verontwaardiging...
„Wees toch bedaard, mannie!" suste zij hem...
En hij durfde haar niet aankijken... Eerst op de
bad, jaren later, had hij eerst recht gezien wat stug pUpneke rechtzitting had vrouwtje pïecies gehoord,
vrouwtje voor hem was. hoeveel zij hem hadden afgezet...
Na dien klap van de Beurs... „Denk er niet meer an!" troostte zij, z'n arm
Toen Paultje niets had durven zeggen om haar gieviger vattend.
niet te laten schrikkenEn ze was ongerust over zijn stillekens-zwijgend
Toen hij 't ontzettende zes weken lang verzwegen voortsjokken
had.
Later, na het groote ongeluk, dat hen getroffen
Wit.
Stand zwart 6 schijven op: 3, 7, 8, 12, 19 en 28
en 2 dammen op 5 en 9.
Stand wit 8 schijven op: 15, 21, 25, 30, 31, 34,
37 en 41 en 1 dam op 20.
Oplossingen van dit probleem worden ingewacht
uiterlijk Maandag 31 October 1910.
Slagzetten in de partij.
Vraagstuk No. 15 was iets nieuws voor onze lezers.
Het opsporen van zulk een slagzet uit een aantal
zetten is ons zeer leerzaam gebleken. Wij zullen zoo
nu en dan meer dergelijke vraagstukken, ter afwis
seling in den probleem-wedstrijd, geven. De lezers
kunnen zich voor deze vraagstukken zelf zeer goed
oefenen door eerst te beproeven de slagzetten, die
wij in onze rubriek plaatsen zelf te vinden en daar
na eerst de oplossing te raadplegen-
Hieronder volgt een stand uit een partij gespeeld
door den heer G. Beets uit Wormerveer met wit. De
islagzetten daarin voorkomende zijn van hetzelfde type
als die uit vraagstuk No. 15.
Zwart
16
26
36
46
5
15
Wit
In dezen stand speelde wit 31
(gedwongen). De heer Beets die
vervolgde nu:
•27, zwart 2126
met wit speelde.
Wit: 2721. Zwart: 26 17.
2520. 14 25.
35—30. 25 34.
40 29. 23 34.
28—22. 17 39.
38—33. 39 28.
32 l en wint.
Indien wit, na 2126 van zwart 3530 gespeeld
had, om daarna met 3024 te winnen, zou zwart
op de volgende aardige manier remise gemaakt heb
ben.
Wit: 3530. Zwart: 1822.
27 29. 1923.
28 10. 914.
10 19. 13 44.
Wij ontvingen van genoemden heer nog eenige slag
zetten, die wij binnenkort hopen te plaatsen.
De heer Beets is bekend als een zeer sterk speler
en voor velen onzer lezers geen onbekende. Voor
Maar zij had luistervink gespeeld, achter de
porte-brisée gestaan.
Dagen tevoren had ze 't in de gaten gehad... z n
onrustige slapen, z'n gemis aan eetlust, z'n gejaagd
heid, z'n onrustig doen, z'n schrikachtig zijn, z n ver
strooidheid... 't Had vrouwtjes aandacht natuurlijk
getrokken... maar ze zei niets.
Wachtte af... kon slechts denken, alleen, aan 't
vreemde... Toen had ze, alsof onzichtbaar wezen t
haar influisterde, wist zij dat er nu iets tot uitbar
sting moest komen, staan luisteren...
Het gesprek was (blijkbaar had hij, Paul, ge
wenkt om zachtjes te praten) fluisterend gevoerd...
Maar toch ving ze klanken op...
„Tja!" zei huisbaas „dat's lastig! dat's héél las
tig! Daar was 'k allerminst op voorbereid!... U, me
neer Kanters... u, uitstel vragen—-- Dat's nog nóóit
gebeurd!... Ik had er een accept... 'n accept!
op gesteld..."
Weer had Paultje zeker gewenkt van: sst, zach
ter toch!... want men ging wederom fluisteren--.
Mieken was zoo bang geweest over het vreemde,
had staan schreien achter de gesloten deur.
Was nadat de huisbaas de straatdeur goed-
en-wel achter zich had dichtgetrokken bij Paul
gaan staan-..
Ze zag, hoe hij schrok, wit werd van angst...
Zóo bang, dat ze zou gaan grommen, verwijten?... f
Maar ziet-ge tóen had zij Paultje dan eens
getoond hoeveel zij van hem hield... Echt en diep.
Ze had haar armpjes, de stokkige, schrompe- 1
lige, om z'n hals geslagen. En haar beenig hoofdje
tegen hem aangedrukt...
Hem toe-gefluisterd dat-ie 't zich toch niet moest
aantrekken, hoor!... Ze had nog haar spaarduitje...
Over de zeshonderd gulden, waar Paultje nooit,
nooit iets van geweten had... En haar gouden zaak-
jes... die ze toch nooit droeg, waar ze njks-aan-hecht-
te, niks-om-gaf... Die kon Paultje óok krijgen...
Hij drukte haar tegen zich aan. Ze voelde dat 't
hem goed deed, dat zacht-vriendelijke maar óok:
dat 't erger, veel erger was dan zij nog dacht...
De „klap" was haast-vernietigend niet met spaar-
potje en opoffering van gouden zaakjes te redden-.
I Zij zaten, dien avond, in het schemerdonker
bij elkaar, hand in hand. m
Hij was nu niet meer bang voor Mieken, Vertel
de alles, tot in de kleinste, fijnste bijzonderheden.
Te schamen had Paultje zich ook nietHij was
slachtoffer, geworden, dupe, gelijk zóóvele anderen.
Ze troostte hem, maar beiden begrepen ze dat,
als er geen wonder gebeurde... Eén van de „papier
tjes" niet binnen eene week een eind opliep, zich
herstelde, dat dan
„Ja," zei Paul, „ja, Mieken, wat moeten we dan
doen?... Dan... Dan hebben we niks meer!"
En hij had toen gezien het fiksch-energieke in
haar eerlijke, oude oogen...
Schreiend had hij Mieken, vrouwtje van dik
in de vijftig, toen naar zich toe getrokken, en
hij had, in het schemer-kamertje, gezegd:
„Dan heb ik jou nog!"
„Je weet nog niet alles!" zei ze op-eens, haar
tranen van angst en medelijden met de kracht van
stevig, wilssterk vrouwtje, dat echt-liefheeft, terug
dringend...
„W... Wat bedoel je?"
Zij fluisterde iets vlak bij z'n oor.
Zag de matelooze verbazing in z'n oogen,...
De glanzende, stralende vreugde. Zij had gelogen
dat er nog een sommetje over was... nog een spaar
duitje, waar Paul niets van wist... niets...
„Mieken!
Zij knikte. In de koude, grijze, strenge oogen van
stevig vrouwtje parelden tranen...
Steviger, inniger drukte zij z'n arm. Inplaats van
hem af te snauwen over zijne dwaze goedgeloovig-
heid, had ze hem getroost met leugentje om best
wil
Want vrouwtje was zoo bang dat hij zich zou
opwinden, dwaas Paultje...
En net als toen, net als voor drie en dertig ja
ren, toen ze nog met elkaar „liepen", gingen zij
van het Paleis van Justitie huiswaarts
MAITRE CORBEAU.
CCLXIX.
„WOODVILLE".
Leamington, 17 October 1910.
„Laat ons het lied herhalen:
„Wat is de wereld schoon!""
Zoo zitten we dan nu in 't zuiverste middelpunt
van Engeland. Toen we gisteren ha den eten uitre-
|den, we zijn op 't oogenblik in Leamington, 'n
uur van Warwick gelogeerd om 'n bezoek te gaan
brengen aan Wolston, moest de chauffeur aan het
eind van de Lillington-avenue stoppen, om ons de
„centre-tnee", 'n eikeboom die heet geplant tel
zijn in .bet zuiverste midden van Engeland te
laten zien. Ik moet bekennen: 't is 'n mooie boom,
hij staat nog knap in zijn blaren, en zij hebben er
waar zetten de Engelschen geen hekje om?
'n hekje om* gezet; maar om er nu zoo'n drukte
van te maken, ais de Engelschen doen, dat je niet
eens met fatsoen je servet op kan rollen, en als
'n gejaagde van tafel wordt geroepen, omdat de auto
voor is, je den boom moet gaan zien en 't anders
te laat wordt voor Wolston, daar zie ik de noodza
kelijkheid niet van in. Die boom staat er op 't
oogenblik nog en gisteravond 10 uur was Wolston n°g bidden voor zijn behouden overtocht.
genoeg wie we zijn en hoe wij staan tegenover het
rumoerige, strevende leven, dat in vroeger dagen we-
lelden ontdekte en omzeilde en nu in luchtschepen
en vliegmachines den hemel bestormt. Dat leven weet
van klippen en draaikolken, van ongereede machines
en te pletter vallen, maar 't geeft den moed niet
op en betaalt gewillig zijn tribuut van rijkdommen
en jonge levens voor het bezit van wat het aan
komende geslachten als veroverd, gewonnen, bevoch
ten erfdeel op Natuur, moeilijkheden en onwetend
heid zal nalaten. Zooeven brengt „the Daily Mail"
mij het bericht van Wijnmalens vlucht van Parijs
paar Brussel, terwijl Mr. Clement, met zijn eigen-
gebouwd luchtschip den afstand van Parijs naar
Londen in vijf uren en drie en vijftig minuten af
legde. De bijna twintigjarige zoon van de familie,
waar ik reeds sedert jaren logeerde, en die ons
ook nu, op onzen doortocht gastvrijheid bood, is
ingenieur, en de couranten-berichten maken hem op
getogen. Hij ziet laatdunkend neer op de tochten,
die wij gisteren en eergisteren in zijn auto, onder
zijn bestuur maakten, en toen ik hem, thuis geko
men, mijn compliment maakte over zijn meesterlijk
beheer, legde hij hij is zooveel langer dan ik
zijn hand op mijn schouder en zei, alsof hij bad,
zoo ernstig: „Oh, Mister De Hoog, I will not be
happy before I am flying": „Ik zal niet gelukkig
zijn, voordat ik vlieg." Zijn moeder en ik keken
elkander aan, en wij gevoelden beiden hoe gevaar
lijk het is geestdriftig en jong te zijn, en daarbij
vrij te kunnen beschikken over veel geld. De sym
pathieke jonge man, die eens als kind op mijn schou
ders klom, kocht verleden jaar 'n auto, en schreef
mij lang te voren, dat wij daarin zouden uitrijden.
Nu droomt hij van 'n vliegmachine en dat hij mij
„after a year" daarmede zal komen afhalen te Am
sterdam. Ik dacht aan Maasdijk, aan Chavez, en
aan zoovele anderen, is 't wonder, dat ik dacht.
Arme jongen,! Arme Moeder!
Maar ik was met mijn reisvertelling nog te Lon
den, en dien nu, voor de goede volgorde, wel weer
daarheen terug te keeren. Wij bezochten the Natio
nal Galery, met zijn wonderwerken van Rembrandten
"Valasquez, van Frans Hals en Botticelli; en daarna
dat wil zeggen: den anderen dag de T a t e
galery. In deze laatste zagen wij de Turner
c o 11 e p t i e. Hebt ge die ooit gezien? Dat is iets
heel wonderlijks. Zoo'n rijkdom van kleuren en phan-
tasie hebt ge nog nooit gezien- Dat is iets dieper
dan de hel, iets lager dan de hemel; en de Engel-
sche regeering heel wat wijzer dan de Holland-
scihe slaagde er in de gansche collecte voor zich
te behouden. Het Engelsche volk mag in doorsnee
niet op zulk 'n hoog standpunt van kunst staan als
het Hollandsche wat, tusschen twee haakjes, ook
zoo bar hoog niet staat wanneer 't op keuze
en waardeering aankomt, weet Engeland het betere
te kiezen en te waardeeren boven 't goede, 't beste
boven het betere.
Een groot inconvenient was het slechte weer, dat
wij hadden in Londen, en 't is wel gebeurd, dat wij
ons voor den regen opborgen onder den grond in
a tube. De „tube" is 'n ondergrondsche electrische
tram, die onder geheel Londen doorgaat, links en
rechts, en daar zij steeds in éene richting gaat en
langs éen paar rails, er geen wisselrails zijn op
dat er niet door verzuim of anderszins 'n ongeluk
zou gebeuren gaat de een soms boven de ander
heen, zoodat ge, plaats nemend op 'n diepte van 30
voet onder den grond, uitstapt op 'n diepte van
120 voet. De diepste diepte is 123 Engelsche voe
ten. Op die diepte gingen wij onder de Theems door,
terwijl groote handels- ein oorlogsschepen boven onze
hoofden heen en weer voeren. Dit is alleen moge
lijk in zulk 'n rotsachtigen grond, waaruit Engeland
bestaat; als we in Amsterdam vijf voet diep gra
ven, staan we tot onze knieën in 't water.
Eindelijk moesten wij Londen verlaten en van
onze vrienden afscheid nemen. De vrouw van onzen
vriend Mauritz bood ons nog 'n laatste „tea" aan
en toen die was afgeloopen togen wij met 'n ouder-
wetschen „cab", hoog opgeladen van koffers, naar
het Euston-station, vanwaar wij vertrekken zouden
naar Leamington. Mauritz ging naar zijn vrouw te
rug, en Willem naar de Fenchchurchstreetstation,
om vandaar uit naar Tilbury te sporen en de Bata
vier te bereiken, die hem weer zou terugbrengen in
de armen van zijn vrouw en zes kinderen. Jawel,
zoo is 't: „zijn vrouw en zes kinderen". Is 't won
der, dat hij al begint te grijzen, ofschoon hij pas
even dertig is? 't Is heel erg, dat sommige men-
schen eerst dan grijs en wijs worden, als 't voor
het eerste nog te vroeg en voor 't tweede al te
laat is. Maar gedane dingen nemen geen keer, en
omdat 't in den avond begon te stormen, zat er
voor ons, achterblijvenden, niets anders op, dan te
niet verplaatst. Toen hebben we die plaats bij een
prachtigen maneschijn verlaten, en in vliegende vaart
vlogen wij ons geheel aan God en onzen chauf
feur overgevend tusschen de boomen door, die,
evenals op het eiland Majorka, grillig van vorm,
nog grilliger schaduwen over den weg wierpen. Ik
dacht aan den, nachtelijken tocht van Clarke, waar
Dickens van vertelt in „Dombey and Son", als hij
in het suizen van den wind, achter zich, steeds den
vervolger hoort, die hem zijn vonnis als 'n strik
En Mieken vond dat eene vergoeding voor al wat om den hals kan werpen. Wij hadden niets van Clar-
ke's misdaad op ons geweten, maar de vliegende
Vaart, waarmede wij door dat onbekende land vlo
gen, door dorp na dorp, hoeken en bochten nemend
met 'n snelheid, heviger dan die van, 'n vervolgde,
deden mij somwijlen vreezen, dat er achter 'n boom,
"n muur, 'n oud kasteel wel eens 'n magere man kon
ze verloren hadden, aan de Beurs, de stumpers...
Voor alles... Wat geen kleinigheid mocht heeten...
Maar zei ik reeds ze had altijd, van dat
ze met elkaar „gingen", écht van' Paul gehouden-
Dkt was, zeiden allen, die hem kenden, zoo
en voegt er
Neen;
eigenaardig, nadat de misère in het huis van oudjes staall met zejs jn zjj^ handen, die ons met een
was gekomen, veranderde juffrouw Mieken als het
blad op een boom. Zij snauwde en gromde niet meer.
Ze was zacht en toegevend. Als vader -liet won
der" was gebeurd en ze hadden uit de „débacle nog
genoeg gered om den mond te kunnen openhouden,
Als vader weer plannetjes maakte... O, de oude,
dwaze Adam wis er in het begin nog niet uit
Bijvoorbeeld zei:
„Mieken... Luister nou 's even... Neen, trek nou
geen lacherig gezicht... Je weet wel, waar ik giste
ren van sprak... Die dingen staan prachtigOch,
eenige weken nog gaf hij eenige simultaan-seances jelui vrouwen weten daar niet van... Laat mij nou's
te Den Helder met zeer goede resultaten.
FANTAST.
EEN LEUGEN.
Ze dacht vrouwtje, dat 't er nü toch wel
voor goed uit zou zijn... Nadat ze acht jaren zoo
stilletjes, zoo kalmpjes, leefden op het bovenhuisje
in bovenwijk. Zij dacht dat de „nestharen" nü wel
zouden verdwenen zijn bij mal, oud mannetje
met wfea ze, jaren en jaren achtereen, last ge
noeg had doorleefd, moeite, inspanning, bewa
king om hem in het rechte spoor te houden...
O, als ze déarvan ging vertellen! 't Was be-
to°chUeal 'nvlr mTdrte en iw^er'~Toen!te"'t hem snel weer uit het hoofd... En zoo was
Paul al zoo'n rare, zoo vliegerig... Wanneer er^et wrakke karretje al die.jaren, -na den grooten
t°en van die machines waren geweest om de lucht nog
in- te vliegen... och lieve grutten, Paultje zou te
morgen kalm met Davids praten- Die is zoo pien
ter... Mijn kop-af of we halen 't er binnen een week
bovenop
Dan streek Mieken een lucifer aan en hield het
vlammetje boven Paul z'n pijp...
„Natuurlijk, vader," zei ze, „als jij 't zoo inziet,
dan zal 't ook wel goed zijn--- Maar... Laten wij
nog eens afwachten;... Je weet toch... Met die koer
sen, hè?... Je kunt er nooit op-aan
En dan leidde vrouwtje z'n gedachten af, zoo
handig, zoo slim, zoo pienter, dat de grootste diplo
maat 't haar njet zou verbeterd hebbenSoms
kwam 't wel voor, dat fantastisch plannetje weer in
hem opwelde... Maar dan maakte zij hem aan het
lachen... Sprak „er-overheen"...
„Toch zit er wat in...! Zit er véél in!" kon Paul-
enkelen slag voor goeden buit verklaren kon- Maar
't liep goed af; mijn magere naamgenoot zag voor-
loopig van zijn eens te doenen greep af, en veilig
kwamen wij op „Woodville" aan.
Moet ik vertellen van mijn reis? Dan diende ik
te beginnen te Rotterdam, waar zich een van de
vrinden bij ons voegde, om ons tot Londen uitge
leide te doen en in Engelands hoofdstad eenige
dagen met ons door te brengen. Wat dan ook ge
schied is: In Londen werden wij opgewacht door
nog 'n vrind, zoodat wij toen met ons vieren, waren.
En als ik dan zeg, dat de een 'n uitgever was en de
twee anderen hun leven gewijd hebben aan 't pen
seel want 't zijn schilders dan kunt ge wel
denken, dat ik voor mijn plezier uit was. Ik kon
■zóo niet praten, dat ik 'n verstandig of 'n eerlijk
antwoord kreeg, en weet dan ook na deze dagen
van ondervinding niet, wat erger is, 'n uitgever of
'n artist.
Maar goedgehumeurd als ik ben wat zal 'n ver
standig mensch anders doen? heb ik al hun mal
ligheden en gemeene streken verdragen. Uren aan
uren heb ik op eenmaal afgesproken plaatsen staan
wahten; nu aan 't British Museum, dan op Picca-
dilly Circus vlak bij de fontein, terwijl zij rijkdom
men van zaken afsloten met Rafaël Tuck of schet
sen maakten in the National Galery. Als 'n mensch
zoo staat te wachten ergens, en tegen wil en dank
tje, de aarts-plannensmeder zeggen... Maar zij praat- verplicht is zjei in lijdzaamheid te bezitten,
gaat hij vanzelf wat doen. Ik ging staan tellen. Ik
telde de auto's, die elkaar in onafgebroken lijn
P'etter zijn gevallen vóórdat hij 't wist... In den
kring van intieme vriendinnen vertelde zij er wel
ran... hoe t' gebeurd was dat hij haar wou over
halen het montant van d'r spaarboekje te wagen
aan een of ander fantastisch idee... Hij kon dan
Praten... praten!Een minder resoluut meisken
als Mieken was zou er reëel beduusd van zijn ge
worden.
Maar zjj hield voet bij stuk.
Als hij, met schitterende oogen, van opwin
ding bevende handen, 't zweet op zijn voorhoofd,
klaar was met de uiteenzetting van zijn plan,
dan haakte hij zijn arm in den hare, keek haar
aan met zijn warm enthousiaste oogen en. vroeg:
„Nou, Miekie, doe je 't!
Totdat
Wanneer vrouwtje niet langer dan een paar uren
van-huis bleef, was 't haar in al dien tijd
geweest, of iemand haar terugdreef; haar toeriep:
Ga nu! Je weet niet, wat er anders gebeurt!...
Malligheid, overdrijving, inbeelding, hadden ze ge
spot
En dien avond... Toen ze, vóór half-tien, thuis
kwam
En zij, met éen oogopslag, merkte dat er iets bij
iets ergs gebeurd was?...
volgden. Honderd veertig in drie minuten, dat is
twee honderd tachtig in zes minuten, dat is 2800
in 'n uur, zijn mij daar op den hoek van Piccadilly
voorbij gevlogen. Dat is ontzettend veel; de bussen
want ze worden nog altijd „bussen" genoemd,
al staan er geen paarden meer voor hebben dan
ook geen gelegenheid bij elke halte te blijven stil
staan; dit doen zij alleen aan zoogenaamde hoofd
halten. Waar ik stond, daar zag men de menschen
op- en afspringen, terwijl de bus verder reed. Hoe
het alles zonder ongelukken afloopt, weet ik ook
niet. Wij, stramme Hollanderijes, met onze reumati
sche beentjes en veel te langzame armpjes zien het
op in te gaan;
„Als 't ginder waait, in wind en weer
Voor hond en kat te boos,
Bidt jij dan Onze-lieve-Heer
Om hulp voor elk matroos,"
laat' Beets 'n ouden zeeman zeggen,
dan aan toe:
„Of 't hielp? De weienschap zegt
Maar 't menschelijk hart zegt: Ja
Hebben wij gebeden en heeft 't geholpen? Ik weet
't niet; ik leerde uit „Aurora Leigh", dat elke \vensch
'n gebed is. Ik dacht in dien nacht aan de „Berlin'
en aan de bange uren, die ik toen op zee doorbracht;
ik dacht aan Willem en aan zijn groote gezin, en... Er
gebeurt heel wat in ons, waar we niets aan doen kun
nen, en 'n mensch kan 't niet helpen, dat hij voor
zijn vrienden en geliefden bidt. We waren heel blij
den anderen morgen 'n telegram te ontvangen met
de woorden„Goed aangekomen".
Wij intusschen Dirk en ik - zaten in Leamington
tuften naar Wolston. en den anderen dag naar Strat-
ford-on-Avon. naar de geboorteplaats van Shakespeare
\\ij zagen het huis waar deze heilige het levenslicht
aanschouwde, de weide waar hij 'n ree stal, de school
de Edward-school waar hij les kreeg, de kerk
waarin men hem begroef.
En nu heeft de heel© bende van huisgenooten en
logeergasten elkander los gelaten, om vandaag elk zijn
eigen .weg te laten gaan. Er gaan er naar the Parks,
naar the city, naar the founlains. naar the wood, en
ik ziet hier in alle eenzaamheid, in dit groote huls
met zijn zeven en veertig kamers wat doet 'n man
en n vrouw, die slechts één kind hebben, in gewone
dagen met zoon huis? ik zit hier mijn briefje voor
de krant te schrijven. Af en toe komt Sarah eens kij
ken naar 't haardvuur, en ik bemerk iets van toebereid
selen voor 'n naderend huiselijk feest. Maar 't moet
ook voor mij 'n verrassing zijn; er wordt druk heen en
weer geloopen over de gangen en druk gefluisterd;
ik blijr dus maar stil schrijven en als ik dezen brief
meteen beëindig en sluit, zal ik hem zelf gaan posten
en maken, dat ik weg kom, dan zijn ze ook van
mij af.
Leamington is misschien een der rijksle en prachtigste
steden van Engeland, zeker van de county Warwick.
bcihijnt wel, dat hier niet anders dan rijke menschen
wonen; t zijn allemaal paleizen en kasteelen Toch
Psteren den langen weg van Warwick naar
stratford langs tuften in onze reisdekens van meer dan
honderd gulden 'l stpk, in 'n auto die 't eigendom van
n koning kon wezen, zagen wij onder 'n boom langs
den weg, n arm, afga loof d vrouwtje op 'n broodkorst
knabbelen. Onze gastheer zag haar ook en hij zei mee-
van Holland. Ook <fèir mag men wonen in 'n paleis
en ijden in 'n auto, evengoed als men er langs den
weg mag omkomen van ellende en gebrek; niemand
vaLt u om een van die dingen lastig
Ik weet met of ik nog gelegenheid zal hebben iels
zonders, iets ergs ge beu ra wasr... scue oeeiiLjes en veei ie langzame armpjes zien net meer te schrijven over Leaminglon. Laat dit handschrift
Hij beverig, schichtig, schuw, angstig, deedwonder aan, en aarzelen er op in te gaan; wij voor dezen keer voldoende zijn Als deze brief verschijnt
Haar bekendeWant verzwijgen had Paultje blijven maar 't liefst uit den tocht, uit de kou en hebben wij Liverpool reeds gezien en zitten wii on
nooit gekund... Het eenige „stukje", dat ze nog zelf uit 't gedrang; en de vraag: „Wat doe je in de kou?" de „Coroma", die ons naar New-York voert
in huis hadden gehouden... En de tweehonderd gul- die bij ons tot 'n spreekwijze geworden is, bewijst Saluut 1 Y. T. H d II