AmsteraamscüB Mra. Schetsen i de Rectaal. Voor Dammers. Zaterdag 22 October 1910. DERDÉ BLAD. Dan had ze vertelde vrouwtje, na drie en der- den uit het kastje... tig jaren van lang niet altijd stormloos en makke-1 Binnen een maand had zwart-lakkige meneer lijk huwelijksleven, dan had ze moeite om zich met de blinkende oogen en het vrooiijke grijnslachje, taai te houdendat op den uitkijk had gestaan tot vrouwtje weg Zij hield van hem, echt en waar. Maar ze wist: zou zijn, hem verzekerd... Binnen een maand zou- Oplossing Vraagstuk No. 15. Stand na den 17den zet van wit. Zwart 17 schijven op: 2, 3, 5, 6, 8, 9, 10, 13 Itot 19, 23, 24 en 26. Wit 17 schijven op: 25, 27, 28, 32, 33, 35 tot 38, 40, 42 tot 45, 47, 48, 49. Oplossing: Wit: Zwart: 1722. 28 17. 2328. 4 £-' 12. 1318. 12 23. 19 50. Go'-ilc oplossingen ontvangen van: B. en P. J. W. te Anna Paulowna, D. D. te Hel der, H. J. G. en G. de W. te Schagen, D. O. Azn. te Nieuwe Niedorp, Jb. D. te Warmenhuizen, P. N. te Oudesluis, D. A. B. te Sint Maarten, Joh. v. d. S. te Wieringerwaard, K. V. te Koegras. Probleem No. 16. van P. J. Waiboer te Anna Paulowna, opgedragen aan R. Blankevoort te Anna Paulowna. Zwart. tegen die malle plannenmakerij moest ze krachtig staan, anders was er geen houden aanIk dénk er niet aan!" antwoordde Mieken, en haar kin werd spitsig, de uitdrukking van haar oogen koud en hard... zoodat ze zekeren angst in haar hart voelde opkomen, zou Paul 't kwalijk nemen?... Mij een kat, een kreng van 'n meid vinden? Moeite kostte 't haar Doch: ze overwon.... En een paar dagen later was hij haar dankbaar, zag Paultje 't zelf in... dat ze scherper, beter kijk had op de dingen, dat hij zich weer op sleeptouw had laten nemen door een kwasi-vriend, die mis- l bruik wou maken van z'n lichtgeloovigheid. Toen had ze eens, van haar spaarduiten, gekocht, voor Paul, een mooien, duren ring, met een echt fijn briljantje er in... den zij er op z'n allerminst! een lapje van duizend voor in de plaats hebben. Tja, börg-staau ervoor kon, wilde, mocht, zou hij niet... maar. Zwart meneertje had Paul bundeis, stapels papieren laten bekijken... Als hij dat pian niet aandurfde... Fortuin voor het grijpen-.. „Gelóof-je 't niet?" had Paultje haar gevraagd... En toen hij 't zoo zei, dacht Mieken aan wat de dokter gezegd had na de ramp. Dokter had haar aangezien, zonder den zin te voltooien Dat herinnerde vrouwtje zich zoo goed... „Nou, mannie," zei ze, „dan komt 't ook wel te recht, hè? Jij zult wel weten wat je doet. Zeker, dan zal die meneer ook wel gelijk hebben. Laten we er maar 't beste van hopen!" En angstig keek ze naar zijn gezicht... Of hij zich niet opwond... Want missen wou ze hem niet, haar Hij was er confuus van- Kostte, op z'n minst veer- Paultje.. tig guldenSamen heb ik de oudjes zien gaan uit het Paleis ,Maar... Mieken!?..." vroeg hij, niet kunnend be- yari Justitie, waar hij eerste getuige a charge had strafzaak tegen den oplichter van krulharen, dn blinkende sluwe oogen, het oolijke grijnslachje, waarmee hij reeds tiental- grijpen dergelijke verspilling van aartszuinig vrouw- moeten zijn in de tje... Zij spiedde in z'n oogen of hij t snaptejje gitzwarte krul dat ze voor hem, voor Paul, niet schriel was... ze slechts voor zijn belang, z'n bestwil, tegen allerlei fantastische plannetjes opsputterde Dien middag herinnerde zij zich nog wel zeer scherp en helder. En: de groote vreugde, die over haar was gekomen toen ze merkte dat hij haar be greep... toen zij voelde, wist, dat ze Paultje kon leiden, tot waar ze hem wou hebben... kon beveili gen tegen zijn dolle, gevaarlijke fantasieën-.. len in het net had gelokt... Tegen den man, die hem onder wonderfijn-saamgesponnen weefsel van bedriegseis z'n arm geldje had afhandig gemaakt, idien avond, toen Mieken even weg was... Samen gingen ze uit het Paleis van Justitie. Zij, die haar arm op den zijne liet rusten voelde hoe hij beefde, van schaamte, van woede, van verontwaardiging... „Wees toch bedaard, mannie!" suste zij hem... En hij durfde haar niet aankijken... Eerst op de bad, jaren later, had hij eerst recht gezien wat stug pUpneke rechtzitting had vrouwtje pïecies gehoord, vrouwtje voor hem was. hoeveel zij hem hadden afgezet... Na dien klap van de Beurs... „Denk er niet meer an!" troostte zij, z'n arm Toen Paultje niets had durven zeggen om haar gieviger vattend. niet te laten schrikkenEn ze was ongerust over zijn stillekens-zwijgend Toen hij 't ontzettende zes weken lang verzwegen voortsjokken had. Later, na het groote ongeluk, dat hen getroffen Wit. Stand zwart 6 schijven op: 3, 7, 8, 12, 19 en 28 en 2 dammen op 5 en 9. Stand wit 8 schijven op: 15, 21, 25, 30, 31, 34, 37 en 41 en 1 dam op 20. Oplossingen van dit probleem worden ingewacht uiterlijk Maandag 31 October 1910. Slagzetten in de partij. Vraagstuk No. 15 was iets nieuws voor onze lezers. Het opsporen van zulk een slagzet uit een aantal zetten is ons zeer leerzaam gebleken. Wij zullen zoo nu en dan meer dergelijke vraagstukken, ter afwis seling in den probleem-wedstrijd, geven. De lezers kunnen zich voor deze vraagstukken zelf zeer goed oefenen door eerst te beproeven de slagzetten, die wij in onze rubriek plaatsen zelf te vinden en daar na eerst de oplossing te raadplegen- Hieronder volgt een stand uit een partij gespeeld door den heer G. Beets uit Wormerveer met wit. De islagzetten daarin voorkomende zijn van hetzelfde type als die uit vraagstuk No. 15. Zwart 16 26 36 46 5 15 Wit In dezen stand speelde wit 31 (gedwongen). De heer Beets die vervolgde nu: •27, zwart 2126 met wit speelde. Wit: 2721. Zwart: 26 17. 2520. 14 25. 35—30. 25 34. 40 29. 23 34. 28—22. 17 39. 38—33. 39 28. 32 l en wint. Indien wit, na 2126 van zwart 3530 gespeeld had, om daarna met 3024 te winnen, zou zwart op de volgende aardige manier remise gemaakt heb ben. Wit: 3530. Zwart: 1822. 27 29. 1923. 28 10. 914. 10 19. 13 44. Wij ontvingen van genoemden heer nog eenige slag zetten, die wij binnenkort hopen te plaatsen. De heer Beets is bekend als een zeer sterk speler en voor velen onzer lezers geen onbekende. Voor Maar zij had luistervink gespeeld, achter de porte-brisée gestaan. Dagen tevoren had ze 't in de gaten gehad... z n onrustige slapen, z'n gemis aan eetlust, z'n gejaagd heid, z'n onrustig doen, z'n schrikachtig zijn, z n ver strooidheid... 't Had vrouwtjes aandacht natuurlijk getrokken... maar ze zei niets. Wachtte af... kon slechts denken, alleen, aan 't vreemde... Toen had ze, alsof onzichtbaar wezen t haar influisterde, wist zij dat er nu iets tot uitbar sting moest komen, staan luisteren... Het gesprek was (blijkbaar had hij, Paul, ge wenkt om zachtjes te praten) fluisterend gevoerd... Maar toch ving ze klanken op... „Tja!" zei huisbaas „dat's lastig! dat's héél las tig! Daar was 'k allerminst op voorbereid!... U, me neer Kanters... u, uitstel vragen—-- Dat's nog nóóit gebeurd!... Ik had er een accept... 'n accept! op gesteld..." Weer had Paultje zeker gewenkt van: sst, zach ter toch!... want men ging wederom fluisteren--. Mieken was zoo bang geweest over het vreemde, had staan schreien achter de gesloten deur. Was nadat de huisbaas de straatdeur goed- en-wel achter zich had dichtgetrokken bij Paul gaan staan-.. Ze zag, hoe hij schrok, wit werd van angst... Zóo bang, dat ze zou gaan grommen, verwijten?... f Maar ziet-ge tóen had zij Paultje dan eens getoond hoeveel zij van hem hield... Echt en diep. Ze had haar armpjes, de stokkige, schrompe- 1 lige, om z'n hals geslagen. En haar beenig hoofdje tegen hem aangedrukt... Hem toe-gefluisterd dat-ie 't zich toch niet moest aantrekken, hoor!... Ze had nog haar spaarduitje... Over de zeshonderd gulden, waar Paultje nooit, nooit iets van geweten had... En haar gouden zaak- jes... die ze toch nooit droeg, waar ze njks-aan-hecht- te, niks-om-gaf... Die kon Paultje óok krijgen... Hij drukte haar tegen zich aan. Ze voelde dat 't hem goed deed, dat zacht-vriendelijke maar óok: dat 't erger, veel erger was dan zij nog dacht... De „klap" was haast-vernietigend niet met spaar- potje en opoffering van gouden zaakjes te redden-. I Zij zaten, dien avond, in het schemerdonker bij elkaar, hand in hand. m Hij was nu niet meer bang voor Mieken, Vertel de alles, tot in de kleinste, fijnste bijzonderheden. Te schamen had Paultje zich ook nietHij was slachtoffer, geworden, dupe, gelijk zóóvele anderen. Ze troostte hem, maar beiden begrepen ze dat, als er geen wonder gebeurde... Eén van de „papier tjes" niet binnen eene week een eind opliep, zich herstelde, dat dan „Ja," zei Paul, „ja, Mieken, wat moeten we dan doen?... Dan... Dan hebben we niks meer!" En hij had toen gezien het fiksch-energieke in haar eerlijke, oude oogen... Schreiend had hij Mieken, vrouwtje van dik in de vijftig, toen naar zich toe getrokken, en hij had, in het schemer-kamertje, gezegd: „Dan heb ik jou nog!" „Je weet nog niet alles!" zei ze op-eens, haar tranen van angst en medelijden met de kracht van stevig, wilssterk vrouwtje, dat echt-liefheeft, terug dringend... „W... Wat bedoel je?" Zij fluisterde iets vlak bij z'n oor. Zag de matelooze verbazing in z'n oogen,... De glanzende, stralende vreugde. Zij had gelogen dat er nog een sommetje over was... nog een spaar duitje, waar Paul niets van wist... niets... „Mieken! Zij knikte. In de koude, grijze, strenge oogen van stevig vrouwtje parelden tranen... Steviger, inniger drukte zij z'n arm. Inplaats van hem af te snauwen over zijne dwaze goedgeloovig- heid, had ze hem getroost met leugentje om best wil Want vrouwtje was zoo bang dat hij zich zou opwinden, dwaas Paultje... En net als toen, net als voor drie en dertig ja ren, toen ze nog met elkaar „liepen", gingen zij van het Paleis van Justitie huiswaarts MAITRE CORBEAU. CCLXIX. „WOODVILLE". Leamington, 17 October 1910. „Laat ons het lied herhalen: „Wat is de wereld schoon!"" Zoo zitten we dan nu in 't zuiverste middelpunt van Engeland. Toen we gisteren ha den eten uitre- |den, we zijn op 't oogenblik in Leamington, 'n uur van Warwick gelogeerd om 'n bezoek te gaan brengen aan Wolston, moest de chauffeur aan het eind van de Lillington-avenue stoppen, om ons de „centre-tnee", 'n eikeboom die heet geplant tel zijn in .bet zuiverste midden van Engeland te laten zien. Ik moet bekennen: 't is 'n mooie boom, hij staat nog knap in zijn blaren, en zij hebben er waar zetten de Engelschen geen hekje om? 'n hekje om* gezet; maar om er nu zoo'n drukte van te maken, ais de Engelschen doen, dat je niet eens met fatsoen je servet op kan rollen, en als 'n gejaagde van tafel wordt geroepen, omdat de auto voor is, je den boom moet gaan zien en 't anders te laat wordt voor Wolston, daar zie ik de noodza kelijkheid niet van in. Die boom staat er op 't oogenblik nog en gisteravond 10 uur was Wolston n°g bidden voor zijn behouden overtocht. genoeg wie we zijn en hoe wij staan tegenover het rumoerige, strevende leven, dat in vroeger dagen we- lelden ontdekte en omzeilde en nu in luchtschepen en vliegmachines den hemel bestormt. Dat leven weet van klippen en draaikolken, van ongereede machines en te pletter vallen, maar 't geeft den moed niet op en betaalt gewillig zijn tribuut van rijkdommen en jonge levens voor het bezit van wat het aan komende geslachten als veroverd, gewonnen, bevoch ten erfdeel op Natuur, moeilijkheden en onwetend heid zal nalaten. Zooeven brengt „the Daily Mail" mij het bericht van Wijnmalens vlucht van Parijs paar Brussel, terwijl Mr. Clement, met zijn eigen- gebouwd luchtschip den afstand van Parijs naar Londen in vijf uren en drie en vijftig minuten af legde. De bijna twintigjarige zoon van de familie, waar ik reeds sedert jaren logeerde, en die ons ook nu, op onzen doortocht gastvrijheid bood, is ingenieur, en de couranten-berichten maken hem op getogen. Hij ziet laatdunkend neer op de tochten, die wij gisteren en eergisteren in zijn auto, onder zijn bestuur maakten, en toen ik hem, thuis geko men, mijn compliment maakte over zijn meesterlijk beheer, legde hij hij is zooveel langer dan ik zijn hand op mijn schouder en zei, alsof hij bad, zoo ernstig: „Oh, Mister De Hoog, I will not be happy before I am flying": „Ik zal niet gelukkig zijn, voordat ik vlieg." Zijn moeder en ik keken elkander aan, en wij gevoelden beiden hoe gevaar lijk het is geestdriftig en jong te zijn, en daarbij vrij te kunnen beschikken over veel geld. De sym pathieke jonge man, die eens als kind op mijn schou ders klom, kocht verleden jaar 'n auto, en schreef mij lang te voren, dat wij daarin zouden uitrijden. Nu droomt hij van 'n vliegmachine en dat hij mij „after a year" daarmede zal komen afhalen te Am sterdam. Ik dacht aan Maasdijk, aan Chavez, en aan zoovele anderen, is 't wonder, dat ik dacht. Arme jongen,! Arme Moeder! Maar ik was met mijn reisvertelling nog te Lon den, en dien nu, voor de goede volgorde, wel weer daarheen terug te keeren. Wij bezochten the Natio nal Galery, met zijn wonderwerken van Rembrandten "Valasquez, van Frans Hals en Botticelli; en daarna dat wil zeggen: den anderen dag de T a t e galery. In deze laatste zagen wij de Turner c o 11 e p t i e. Hebt ge die ooit gezien? Dat is iets heel wonderlijks. Zoo'n rijkdom van kleuren en phan- tasie hebt ge nog nooit gezien- Dat is iets dieper dan de hel, iets lager dan de hemel; en de Engel- sche regeering heel wat wijzer dan de Holland- scihe slaagde er in de gansche collecte voor zich te behouden. Het Engelsche volk mag in doorsnee niet op zulk 'n hoog standpunt van kunst staan als het Hollandsche wat, tusschen twee haakjes, ook zoo bar hoog niet staat wanneer 't op keuze en waardeering aankomt, weet Engeland het betere te kiezen en te waardeeren boven 't goede, 't beste boven het betere. Een groot inconvenient was het slechte weer, dat wij hadden in Londen, en 't is wel gebeurd, dat wij ons voor den regen opborgen onder den grond in a tube. De „tube" is 'n ondergrondsche electrische tram, die onder geheel Londen doorgaat, links en rechts, en daar zij steeds in éene richting gaat en langs éen paar rails, er geen wisselrails zijn op dat er niet door verzuim of anderszins 'n ongeluk zou gebeuren gaat de een soms boven de ander heen, zoodat ge, plaats nemend op 'n diepte van 30 voet onder den grond, uitstapt op 'n diepte van 120 voet. De diepste diepte is 123 Engelsche voe ten. Op die diepte gingen wij onder de Theems door, terwijl groote handels- ein oorlogsschepen boven onze hoofden heen en weer voeren. Dit is alleen moge lijk in zulk 'n rotsachtigen grond, waaruit Engeland bestaat; als we in Amsterdam vijf voet diep gra ven, staan we tot onze knieën in 't water. Eindelijk moesten wij Londen verlaten en van onze vrienden afscheid nemen. De vrouw van onzen vriend Mauritz bood ons nog 'n laatste „tea" aan en toen die was afgeloopen togen wij met 'n ouder- wetschen „cab", hoog opgeladen van koffers, naar het Euston-station, vanwaar wij vertrekken zouden naar Leamington. Mauritz ging naar zijn vrouw te rug, en Willem naar de Fenchchurchstreetstation, om vandaar uit naar Tilbury te sporen en de Bata vier te bereiken, die hem weer zou terugbrengen in de armen van zijn vrouw en zes kinderen. Jawel, zoo is 't: „zijn vrouw en zes kinderen". Is 't won der, dat hij al begint te grijzen, ofschoon hij pas even dertig is? 't Is heel erg, dat sommige men- schen eerst dan grijs en wijs worden, als 't voor het eerste nog te vroeg en voor 't tweede al te laat is. Maar gedane dingen nemen geen keer, en omdat 't in den avond begon te stormen, zat er voor ons, achterblijvenden, niets anders op, dan te niet verplaatst. Toen hebben we die plaats bij een prachtigen maneschijn verlaten, en in vliegende vaart vlogen wij ons geheel aan God en onzen chauf feur overgevend tusschen de boomen door, die, evenals op het eiland Majorka, grillig van vorm, nog grilliger schaduwen over den weg wierpen. Ik dacht aan den, nachtelijken tocht van Clarke, waar Dickens van vertelt in „Dombey and Son", als hij in het suizen van den wind, achter zich, steeds den vervolger hoort, die hem zijn vonnis als 'n strik En Mieken vond dat eene vergoeding voor al wat om den hals kan werpen. Wij hadden niets van Clar- ke's misdaad op ons geweten, maar de vliegende Vaart, waarmede wij door dat onbekende land vlo gen, door dorp na dorp, hoeken en bochten nemend met 'n snelheid, heviger dan die van, 'n vervolgde, deden mij somwijlen vreezen, dat er achter 'n boom, "n muur, 'n oud kasteel wel eens 'n magere man kon ze verloren hadden, aan de Beurs, de stumpers... Voor alles... Wat geen kleinigheid mocht heeten... Maar zei ik reeds ze had altijd, van dat ze met elkaar „gingen", écht van' Paul gehouden- Dkt was, zeiden allen, die hem kenden, zoo en voegt er Neen; eigenaardig, nadat de misère in het huis van oudjes staall met zejs jn zjj^ handen, die ons met een was gekomen, veranderde juffrouw Mieken als het blad op een boom. Zij snauwde en gromde niet meer. Ze was zacht en toegevend. Als vader -liet won der" was gebeurd en ze hadden uit de „débacle nog genoeg gered om den mond te kunnen openhouden, Als vader weer plannetjes maakte... O, de oude, dwaze Adam wis er in het begin nog niet uit Bijvoorbeeld zei: „Mieken... Luister nou 's even... Neen, trek nou geen lacherig gezicht... Je weet wel, waar ik giste ren van sprak... Die dingen staan prachtigOch, eenige weken nog gaf hij eenige simultaan-seances jelui vrouwen weten daar niet van... Laat mij nou's te Den Helder met zeer goede resultaten. FANTAST. EEN LEUGEN. Ze dacht vrouwtje, dat 't er nü toch wel voor goed uit zou zijn... Nadat ze acht jaren zoo stilletjes, zoo kalmpjes, leefden op het bovenhuisje in bovenwijk. Zij dacht dat de „nestharen" nü wel zouden verdwenen zijn bij mal, oud mannetje met wfea ze, jaren en jaren achtereen, last ge noeg had doorleefd, moeite, inspanning, bewa king om hem in het rechte spoor te houden... O, als ze déarvan ging vertellen! 't Was be- to°chUeal 'nvlr mTdrte en iw^er'~Toen!te"'t hem snel weer uit het hoofd... En zoo was Paul al zoo'n rare, zoo vliegerig... Wanneer er^et wrakke karretje al die.jaren, -na den grooten t°en van die machines waren geweest om de lucht nog in- te vliegen... och lieve grutten, Paultje zou te morgen kalm met Davids praten- Die is zoo pien ter... Mijn kop-af of we halen 't er binnen een week bovenop Dan streek Mieken een lucifer aan en hield het vlammetje boven Paul z'n pijp... „Natuurlijk, vader," zei ze, „als jij 't zoo inziet, dan zal 't ook wel goed zijn--- Maar... Laten wij nog eens afwachten;... Je weet toch... Met die koer sen, hè?... Je kunt er nooit op-aan En dan leidde vrouwtje z'n gedachten af, zoo handig, zoo slim, zoo pienter, dat de grootste diplo maat 't haar njet zou verbeterd hebbenSoms kwam 't wel voor, dat fantastisch plannetje weer in hem opwelde... Maar dan maakte zij hem aan het lachen... Sprak „er-overheen"... „Toch zit er wat in...! Zit er véél in!" kon Paul- enkelen slag voor goeden buit verklaren kon- Maar 't liep goed af; mijn magere naamgenoot zag voor- loopig van zijn eens te doenen greep af, en veilig kwamen wij op „Woodville" aan. Moet ik vertellen van mijn reis? Dan diende ik te beginnen te Rotterdam, waar zich een van de vrinden bij ons voegde, om ons tot Londen uitge leide te doen en in Engelands hoofdstad eenige dagen met ons door te brengen. Wat dan ook ge schied is: In Londen werden wij opgewacht door nog 'n vrind, zoodat wij toen met ons vieren, waren. En als ik dan zeg, dat de een 'n uitgever was en de twee anderen hun leven gewijd hebben aan 't pen seel want 't zijn schilders dan kunt ge wel denken, dat ik voor mijn plezier uit was. Ik kon ■zóo niet praten, dat ik 'n verstandig of 'n eerlijk antwoord kreeg, en weet dan ook na deze dagen van ondervinding niet, wat erger is, 'n uitgever of 'n artist. Maar goedgehumeurd als ik ben wat zal 'n ver standig mensch anders doen? heb ik al hun mal ligheden en gemeene streken verdragen. Uren aan uren heb ik op eenmaal afgesproken plaatsen staan wahten; nu aan 't British Museum, dan op Picca- dilly Circus vlak bij de fontein, terwijl zij rijkdom men van zaken afsloten met Rafaël Tuck of schet sen maakten in the National Galery. Als 'n mensch zoo staat te wachten ergens, en tegen wil en dank tje, de aarts-plannensmeder zeggen... Maar zij praat- verplicht is zjei in lijdzaamheid te bezitten, gaat hij vanzelf wat doen. Ik ging staan tellen. Ik telde de auto's, die elkaar in onafgebroken lijn P'etter zijn gevallen vóórdat hij 't wist... In den kring van intieme vriendinnen vertelde zij er wel ran... hoe t' gebeurd was dat hij haar wou over halen het montant van d'r spaarboekje te wagen aan een of ander fantastisch idee... Hij kon dan Praten... praten!Een minder resoluut meisken als Mieken was zou er reëel beduusd van zijn ge worden. Maar zjj hield voet bij stuk. Als hij, met schitterende oogen, van opwin ding bevende handen, 't zweet op zijn voorhoofd, klaar was met de uiteenzetting van zijn plan, dan haakte hij zijn arm in den hare, keek haar aan met zijn warm enthousiaste oogen en. vroeg: „Nou, Miekie, doe je 't! Totdat Wanneer vrouwtje niet langer dan een paar uren van-huis bleef, was 't haar in al dien tijd geweest, of iemand haar terugdreef; haar toeriep: Ga nu! Je weet niet, wat er anders gebeurt!... Malligheid, overdrijving, inbeelding, hadden ze ge spot En dien avond... Toen ze, vóór half-tien, thuis kwam En zij, met éen oogopslag, merkte dat er iets bij iets ergs gebeurd was?... volgden. Honderd veertig in drie minuten, dat is twee honderd tachtig in zes minuten, dat is 2800 in 'n uur, zijn mij daar op den hoek van Piccadilly voorbij gevlogen. Dat is ontzettend veel; de bussen want ze worden nog altijd „bussen" genoemd, al staan er geen paarden meer voor hebben dan ook geen gelegenheid bij elke halte te blijven stil staan; dit doen zij alleen aan zoogenaamde hoofd halten. Waar ik stond, daar zag men de menschen op- en afspringen, terwijl de bus verder reed. Hoe het alles zonder ongelukken afloopt, weet ik ook niet. Wij, stramme Hollanderijes, met onze reumati sche beentjes en veel te langzame armpjes zien het op in te gaan; „Als 't ginder waait, in wind en weer Voor hond en kat te boos, Bidt jij dan Onze-lieve-Heer Om hulp voor elk matroos," laat' Beets 'n ouden zeeman zeggen, dan aan toe: „Of 't hielp? De weienschap zegt Maar 't menschelijk hart zegt: Ja Hebben wij gebeden en heeft 't geholpen? Ik weet 't niet; ik leerde uit „Aurora Leigh", dat elke \vensch 'n gebed is. Ik dacht in dien nacht aan de „Berlin' en aan de bange uren, die ik toen op zee doorbracht; ik dacht aan Willem en aan zijn groote gezin, en... Er gebeurt heel wat in ons, waar we niets aan doen kun nen, en 'n mensch kan 't niet helpen, dat hij voor zijn vrienden en geliefden bidt. We waren heel blij den anderen morgen 'n telegram te ontvangen met de woorden„Goed aangekomen". Wij intusschen Dirk en ik - zaten in Leamington tuften naar Wolston. en den anderen dag naar Strat- ford-on-Avon. naar de geboorteplaats van Shakespeare \\ij zagen het huis waar deze heilige het levenslicht aanschouwde, de weide waar hij 'n ree stal, de school de Edward-school waar hij les kreeg, de kerk waarin men hem begroef. En nu heeft de heel© bende van huisgenooten en logeergasten elkander los gelaten, om vandaag elk zijn eigen .weg te laten gaan. Er gaan er naar the Parks, naar the city, naar the founlains. naar the wood, en ik ziet hier in alle eenzaamheid, in dit groote huls met zijn zeven en veertig kamers wat doet 'n man en n vrouw, die slechts één kind hebben, in gewone dagen met zoon huis? ik zit hier mijn briefje voor de krant te schrijven. Af en toe komt Sarah eens kij ken naar 't haardvuur, en ik bemerk iets van toebereid selen voor 'n naderend huiselijk feest. Maar 't moet ook voor mij 'n verrassing zijn; er wordt druk heen en weer geloopen over de gangen en druk gefluisterd; ik blijr dus maar stil schrijven en als ik dezen brief meteen beëindig en sluit, zal ik hem zelf gaan posten en maken, dat ik weg kom, dan zijn ze ook van mij af. Leamington is misschien een der rijksle en prachtigste steden van Engeland, zeker van de county Warwick. bcihijnt wel, dat hier niet anders dan rijke menschen wonen; t zijn allemaal paleizen en kasteelen Toch Psteren den langen weg van Warwick naar stratford langs tuften in onze reisdekens van meer dan honderd gulden 'l stpk, in 'n auto die 't eigendom van n koning kon wezen, zagen wij onder 'n boom langs den weg, n arm, afga loof d vrouwtje op 'n broodkorst knabbelen. Onze gastheer zag haar ook en hij zei mee- van Holland. Ook <fèir mag men wonen in 'n paleis en ijden in 'n auto, evengoed als men er langs den weg mag omkomen van ellende en gebrek; niemand vaLt u om een van die dingen lastig Ik weet met of ik nog gelegenheid zal hebben iels zonders, iets ergs ge beu ra wasr... scue oeeiiLjes en veei ie langzame armpjes zien net meer te schrijven over Leaminglon. Laat dit handschrift Hij beverig, schichtig, schuw, angstig, deedwonder aan, en aarzelen er op in te gaan; wij voor dezen keer voldoende zijn Als deze brief verschijnt Haar bekendeWant verzwijgen had Paultje blijven maar 't liefst uit den tocht, uit de kou en hebben wij Liverpool reeds gezien en zitten wii on nooit gekund... Het eenige „stukje", dat ze nog zelf uit 't gedrang; en de vraag: „Wat doe je in de kou?" de „Coroma", die ons naar New-York voert in huis hadden gehouden... En de tweehonderd gul- die bij ons tot 'n spreekwijze geworden is, bewijst Saluut 1 Y. T. H d II

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1910 | | pagina 9