Schetsen uit de Mtzaal
Voor Dammers.
Saterdag 19 November 1910.
54e Jaargang, No. 4816.
DERD£ BLAD.
Bekendmakingen.
r
van haat, tegen den kerel, die daar vlak-naast de alkoof
zat te wachten, „Jan vroeg nog of u morgen weer
wat gestoofde-peertjes wilt hebben. Mien wou ze stu
ren, maar ze wisten niet of u er trek in hadt.... Mien
is weer heelemaal beter, zei-ie... De hoest is over....
Gelukkig, hè?....
Ze zag voorzoover in de alkoof licht was
schreide handen der dievegge in een der zijne geno- niet alleen slaan en het „vreezen en beven" meer men-
men en poogde haar te troosten. sehen is toebedee.d. In geestelijk opzicht staan wij
„Kom-kom", zei de advokaat in de spreekkamer der heel wat dichter bij elkanuer dan men soms aan onze
gevangenis, „niet zoo wanhopig. Uw zaak staat er niet
slecht bij... U is nog jong. Het leven ligt vóór u....
Moed gehouden, juffrouw!" Zij zag hem aan met oogen.
waarin het leven vermoord was. Ze woelde, met haar
scderP aan- - ertrouwde 't nog niet heelemaal. witte, vermagerde, zoekende vingers in de nu-haast-
Oudje was zóó pienter. Maar ze mocht 't niet weten, gansch-vergrijsde, vroeger mooi-bionde haren....
dat Kees weer gekomen was...
Dokter had eergisteren, toen ze hem op den man
af gevraagd had wat-ie nou van moeke dacht... Dok
ter had toen schrikkelijk lang geblazen op een van
z'n mouwen, waar-ie een stofje op meende te ontdek
ken.
Dokter wist alles van de Velder's. Ook wat oud, o
wegstervend moeke voor Lena, met d'r grijsblonde nielen, of ook herstellen, goedmaken...
i.TT J m MAïTRE CORBEAU.
Ze vond geen antwoord.
En de verdediger, de toegevoegde, zocht vruchte
loos naar verdere troostwoorden.
Begreep toen, dat zijn pleidooi, noch het vonnis
van den rechter, straks komend^ hier in deze le
venssmart, bij deze bijna-gesmoorde zucht naar levens
genot, ...Dat zij niets meer konden bederven, ver-
Allee betreffende deze rubriek te richten aan het hare,n- Had gezien, hoe oud-moeken, nu al acht jaar
ireau Schager Courant en voorzien van het opschrift 8eleden> .haar in huis ontvangen had. toen ze... Toen
Vi t 7P TTlnl /vnonrtomvnidr. ni^vinn mnt dnt
>amrubriek"
Oplossing Probleem No. 17
van G. de Waard te Schagen.
Stand zwart 11 schijven op: 1, 6, 7, 8, 11, 14, 15,
24, 30, 41 en een dam op 29.
Stand wit 11 schijven op: 16„ 18, 27, 31, 32, 35,
44, 45, 48, 50 en een dam op 4.
Oplossing:
Wit: 43—38. Zwart: 29 26.
2721. 26 27.
4 12. 7 18.
35 22 en wint.
Goede oplossingen ontvangen van:
H. J. G. te Schagen, D. A. B. te St Maarten, B.
P. J. W. te Anna Paulowna, S. E. te Zijpe, D.
•te Den Helder, Joh. v. d. S. te Wieringerwaard,
S. te Oudkarspel, D O. te Nieuwe Niedorp, C. S.
Keinsmerbrug, J. D. te Warmenhuizen, P. N. te
ïdesluis, K. V. te Koegras.
Probleem No. 18.
van J. Blankenaar te Rotterdam.
Zwart.
Wit
Stand zwart 8 schijven op: 4, 5, 8, 10, 12, 15,
2, 25 en een dam op 16.
Stand wit 9 schijven op: 14, 19, 21, 24, 29, 33, 35,
8 en 40.
Oplossingen van dit probleem worden ingewacht
iterlijk Maandag 28 November aanstaande.
Eindspelen.
In onderstaanden stand speelde de heer A. L. Zuid-
iherwoude van Schagerbrug met wit 23H», daar-
icde zwart verlokkend tot den foutzet 28 om
aar na met 813 te vervolgen.
Zwart
Wit
Zwart liep in de val en speelde 28.
Wit speelde nu: 1914, (zwart: 3:20), wit 514,
zwart: 20:31), wit 36:27 en wint doordat zwart,
hij ook speelt, altijd vastgezet wordt
Zeer zeker een verrassend einde van de partij.
heer
ze... met opengespreide armen; met dat heerlijke, lieve
moederlachje van: „Kom nou toch bij me, lieveling 1" I
op 't goedige gezicht. Was erbij geweest, toen moeke
Lena op de schoot nam en zoende, pakte... En haar
dochter, nó al wat gebeurd was. in het oor fluisterde
dingen, die haar zich krampachtig aan moeder deden
vastklampen... ,Van: „O, lief! O engel, die je toch
bent
De oude, vierkante, barsche dokter had toen, met
z'n tien vingers, tegen de ruiten staan trommelen.
En toen" oome-Sander, die er ook bij was. hem op
den schouder tikte en zei:
„Dokter, dokter, zie-u dat!?"
Toen had-ie, al-maar naar buiten turend, gebromd
van„Jawel, ga-je gang maar
En z'n neus gesnoten, wel een kwartier lang.
Dokter had toen geschreid. Hij kon 't niet uithou
den; toch niet maskeeren...
Een hand van moeder genomen en een hand van
Lena. Op allebei de handen een zoen gedrukt. Was
daarna weggegaan zonder een woord meer te zeggen.
Hij had ze namelijk bij elkaar gebracht, moeke en
Leen... Na él wat gebeurd was....
Dokter had haar eergisteren gezegd na al dat
blazen op z'n mouw...! Iets met zijn groote, mooie,
helder-blauwe, eerlijke, strenge oogen.
Zij had begrepen
Haar lippen hadden getrild. Haar handen had ze
saamgeklemd, en ze had hem aangezien met een blik.
waarin oneindige smart schrijnde. Maar hij keek voor
zich heen.
j En zij berustte toen...
Pijnigde den ouden, lieven vriend uit beter dagen
niet met vragen. Moeke's leven hing aan een zijden
draadje. Ze hadden er toch nog half-fluisterend
over nagesproken. Zij niet kunnende beheerschen het
verdriet, dat Lena de tranen over d'r wangen deed
stroomen.
't Kon nog een maand, misschien nog een week
of zes duren... Moeke stierf weg, zooals een kaarsje
uitgaat... Langzaam en zeker... Een hevig windstootje,
een tochtje, een briesje, een nietsje kon 't eind aan
brengen vóór men er iets van vermoedde, ngg een
seconde tevoren....
„Heusch". zei Lena met de nu-aschblonde haren,
„heusch, moe 't was Jan... Over die peertjes!" Op
het witte, weeke kussen maakte het geel-grauwe kopje
van de zieke beweging van dat-'t-dan-goed-was....
Maar Leen ging langzaam uit de alkoof. Schuw-
angstig kijkend naar de wegstervende... Voelend dat
ze haar toch niet geloofde....
Heel-zacht, geruischlooszonder piepen of knarsen
van de scharnieren, gingen de alkootdeuren dicht...
j Totdat 't onmogelijk was dat de oogen van oudje
iets konden bespeuren van...
Hij lag op de versleten canapé van groen-fluweel.
Tuurde naar plafond. Met lodderige oogen. Asch ge
strooid op z'n smoezelige, gore kleeren. Wendde 't
hoofd vadsig om naar Leen, toen die uit de alkoof
sloop.... Wijsvinger tegen de lippen... Angst, zeer he
vige, in de grijze oogen waarin brand was van toome-
looze haat... Brand, ook van worsteling met 't uiterste
van wilsspanning.
,Nou?" vroeg-ie, en er dreigde iets uit z'n gezicht.
„Nou 1
Zij sloop naar hem toe. Hij lag haar aan te kij
ken met spottende oogjes van verwachten... Van lage
vroolijkheid over d'r angst om oud, afgeleefd menschje.
waar toeh-niks-meer an te bederven was, nog te spa
ren...
Dan loerde hij rond, terwijl er kwam, op zijn trek
ken, ruw-bestiale uitdrukking van: „Waar zou t nou
eigenlijk schuilen, hier?"... Loerend naar alle hoeken,
gaten, gleuven... Gereed om toe te springen....
Hij voelde haar ijskoude, sidderende hand. Die hem
iets haTds toestopte... Een papiertje was 't, met twee
rijksdaalders.
Slap liet hij de hand, met 't zilverpakje, langs zn
been vallen.
„Nou!?" herhaalde hij, Kees, zuigend aan zijn
cigarette, en kijkend met vertoon van matelooze ver
achting naar de twee riksen...
Nou!?..."
Zij stond nu vlak bij d'r broer.
Fluisterde lang heftig wild-opgewonden... Van dat
moeder ieder oogenblik kon doodblijven als ze merk
te Dót dót *zou Kees toch niet willen, hè?... Ze
smeekte hem, Lag op d'r knieën. Greep den arm van
d'r broer Overwon den walgenden weerzin tegen den
ploert, kuste hem op 't voorhoofd. „Toe, broer,
toe Kees, denk er toch om," fluisterde zij je zult
i4/\ 1 n-iron hnhnPIl
CCLXXII.
TE NEW-YORK.
Als iemand verre reizen doet,
Dan kan hij wat verhalen.
En komt je iets min geloofelijk voor,
Omdat je 't nooit vond in boeken;
Dan moet je daar dient het reizen ook voor
Het maar zelve gaan onderzoeken.
Vertellingen van 'n Zeeman.
Zie ,31oemkrans" van J. P. de Keyzer.
kleertjes of portemonnaie, of wel aan onze blufferige
praatjes zeggen zou. Als er 'n adem van Wijsheid over
onze hoofden gaat, slaan we allen verslagen; als waar
achtige Goedheid aan 't woord is, schamen wij allen
ons innig en diep, en moffelen we stil het dubbeltje
of 't kwartje weg dat wij met 'n vertoon van goed of
royaal te zijn, in 't armzakje wilden werpen; als God
spreekt is er geen menseh, die zijn mond' durft opendoen.
En doet hij het, dan zal 't hem gaan als dien ko-
ning van Babyion, die op de tinnen van zijn paleis
staande, zeggen durfde: „Ziedaar het groote Babyion.
dat ik gebouwd heb' Toen het woord nog in zijn mond
was, viel Gods geest op hem neder en verduisterde
zijn verstand.
Zal God rechtvaardig met ons te werk gaan, als
wij rekenschap doen zullen van ons rentmeesterschap?
Als wij biechten moeten dien heiligen biecht, waarbij"
het geweten ontbloot zal zijn van aile excuses en uit-
vluciiten, waar wij nu onszelven maar al te vaak mee
paaien? Zal God dan rechtvaardig met ons te werk te
gaan? Ik hoop van niet, want nu reeds leerde ik van
Shakespeare en zeker ik niet alleen dat „when
every body must be used after his desert, nobody
would escape the scourge". Er zal genade en nóg
veel meer liefde bij te pas moeten komen, om voor
het aangezicht van den Heilige te bestaan. En die
beide toont God ons nu reeds duidelijk door ons te ver
dragen, meer nog dan door het feit, dat Hij ons schiep,
welk laatste alleen maar op 't eerste gezicht zijn groot
ste liefde schijnt.
geen gelukkige minuut meer in je leven hebben^. n0eg, dat we meer dan drie volle dagen als gejaagiden
Ik smeek 't je... Dokter heeft gezegd, eergisteren, toen doQr jjew-York zjjn gevlogen, tussohen neus en lip-
ik bij 'm was
En toen ze nog lang gefluisterd, gesmeek g
bat had, toen... keerde hij dat smalle, bleeke, treil
rige, gemeene gezicht die groene, koude spotoogen uaar
zijn zuster toe. Zei-ie:
Ja, jij hebt een aardig smoesje over je, meid,
dat snap ik allang. Maar je weet t... Ik mot minstens
twaalf riksen hebben... Op z'n minst! Niet latei
dan morgen..." -
„Pas toch op. Moe hoort, 't!" schroeide haar bran
dende, hijgende angstadem bij zn oor...
da' <jm beginnen" zei de bleeke schooier op de
inané en hii vormde spiraaltje van zijn cigaretterook
„Moe voelt
de
Het hier volgend eindspel, mede van den
uidscherwoude, is ook heel aardig.
Stand zwart 4 schijven op: 8, 16, 32 en 33.
Stand wit 31 en dam op 45.
Wit, aan zet zijnde, speelde 4550, zwart 33—38,
|it 5017, zwart 813, wit 1731 en wint.
Bovenstaande winsten zijn heel goed gezien- Zwart,
e door een schijf te offeren remise had verkregen,
|eef hier te lang op winst spelen.
AFDREIGEN.
...'T GEHEIM.
|„Lena, wat is er toch?" kwam de zwakke, flauwe
[m uit de alkoof...
|En zij met het glaasje wijn-en-water naar moe- canaóé en hij vormde spiraaltje
't Houdend bij de slap-kleurlooze lippen. Een paar Qf anders"... En drukte z'n kop bijna tegen zusters
itroode drupjes gingen er in... Ze hield haar arm boofd aan. Óf anders vertel ik van alles, liefie.... van
Ider het hoofdje, tegen den knokerigen rug aan. Dat :e avontuurtjes bij Abramsz... Toen Willem je in aen
steek had gelaten... En van 't kistje, dat op de Ooster-
beeraafplaats ligt... Dat kleine... Je weet wel.
zag, in het midden van de kamer, waar de avon
zwaar-schaduwde, al - de figuur van eene ™uw <he
daar stond in zonderlingstarre roerloosheid. Heel lang
|,.Zóó goed, moeken?" I zaam, héél kalm stond schooier op van de canapé Ba g
lÓudje knikte. Zuchtte van inspanning toen het slap- vvas-ie niet, maar toch werd t hem. scheen wet, w
getobde lijfje weer in de kussens terugzonk. Probeer- onprettig. Hij tipte de asch van zijn cigarette op nei
te kijken, tegen 't helle licht, van door de huis- roode tapijt.... Ging toen in zijn boosdoeners-lef, recht
ler stroomend naar de alkoof, waar ze lag naar toe op de vrouw met de vlammende oogen en ae in
*"—-■»1 dolle wanhoop, tot toespringen gereed-staande. saam-
eeHuillMdeh haar'1 nog toe... De vuisten gcreedfotbx:-
tasten in de broekzakkenHenn weet t vóór Vrij
dag... Dénk eraan!... En as-je nog wat om moe der
^ToeiT was hij weg, de schooier. En uit de alkoof
l klonk een benauwd, schorng kuchen., zoodat Lena.
Ik ben weer afgedwaald. Hoe 't komt, weet ik niet.
Kleine menschen hebben 't gauw druk en halen dan
in hun drukte-maken alles ten onderste boven en door
t Is verwonderlijk, hoe sommige hokvaste men- elkander, zooals lange menschen alles omgooien en
schen, die je anders als ze hun pijp opgestoken onhandig zijn. en nog niet eens in staat 'n scheutje melk
hebben en knusjes onder 'n kopje thee voor hun in hlln thee te doen, zonder 'n plas over de tafel of
schrijftafeltje of bij de warme kachel zitten met jc kleeren ajt te gieten. Zoo heeft ieder wat, en als men
geen brandhaken de deur uit kan krijgen, in 'n om- ons om beurt op de schaal zett w aüen zw>
mezien zóo veranderen kunnen, dat ze zichzelven niet wat even maar geen enkele onzer haalt het
meer kennen. Ik weet wel, dat vriend „Veritas"
ik heb zijn brief ontvangen en gelezen dit zoo
erg niet zal vinden, en alleen maar opmerken zal:
„dan heb je 'n leugenachtigen kennis minder"; maar
ik geloof toch, dat menig ander die dan minder
er op uit is, om iemands kwade eigenschappen zóo
uit te bazuinen zijn hart vast zou houden, als hij
zag wat er nu met mij gebeurd is en nog gebeurt. Ben
ik nn diezelfde man, die 's morgens in Amsterdam
kalm opstond, kalm ontbeet, kalm ging zitten wer
ken, kalm naar de „Beursbengel" ging om 'n kopje
koffie te drinken, kalm 'n paar visites maakte, kalm
even naar 'n museum of 'n leesinrichting ging en
't heel prettig vond uitgenoodigd te worden om kalm
en smakelijk te dineeren bij de Sons of anders zijn
eenvoudig maal gebruikte in „Suisse" en den avond
doorscharrelde tot de klok elf sloeg en dan kalm
ging slapen? Ben ik nu diezelfde man? Ik kan 't
bijna niet gelooven, en als vriend Leo bij me was,
zou hij zeggen, wat ik in Amsterdam zoo vaak te
gen hem zeg: „Loop asjeblieft zoo hard niet."
Ik moet terug. Natuurlijk moet ik terug; maar
eerlijk gezegd zie ik er tegen op, bijna evenzeer
als ik tegen deze reis heb opgezien, waarhij mij 'n
verantwoordelijkheid op de schouders was gelegd,
die ik meende niet te kunnen dragen, maar die ik
met Gods hulp ja, 't waarachtige leven is er
wel op uit 'n mensch vroom te maken en tot zich
zelven te doen inkeeren tracht te volbrengen en
hoop met goeden uitslag te zien bekroond.
Maar zaken zijn min of meer délicate dingen en
ze aan de groote klok te hangen heeft geen eigen
lijk nut; daarom zal ik maar liever praten over New-
York en vertellen welken indruk 't op mij maakt.
Ik moest 'n huis huren. Natuurlijk moest ik 'n
huis huren; ik kan toch niet onder den blooten he
mel slapen! I
Ik moest mijn koffers bergen, die gisteren met 'n
andere boot, dan waarmee ik gekomen ben, recht- i
streeks uit Holland kwamen, en hoe doet 'n man
van stand, wanneer hij vrienden heeft als Wells. Pier
pont Morgan, Vanderbilt? ik zocht 't in de deftig
ste buurten. Ik had 'n onderdak gezocht voor 'n paar
nachten in 'n hotel, maar wilde daar niet blijven, en
ging er op uit. 'n „Real estate broker" wij zouden
zeggen: 'n makelaar in huizen werd door mij op
gebeld en later bezocht, en hij bood mij 'n zeer ruim
bovenhuis aan in de 44ste straat op de vijfde Avenue,
voor 'n bagatel van 35.000 dollar per jaar ik her
zeg en ik herzeg de waarheid: voor 35.000
dollars per jaar, dat is 'n kleine negentig duizend gul
den van onze munt.
Dirk die altijd bij me is en ik keken elkan
der eens aan. Of we 't wel goed verstaan hadden?
De man zei 't nog eens, en 't was zoo. Ik dacht even
na, en toen de „broker" dit bemerkte, vroeg hij voor
hoe lang ik 't huren wilde. Ik zei hem, dat ik 't maar tot
Kerstmis of zoo noodig had, en toen ik dit gezegd
had, zette hij zijn hoed op met de mededeeling. dót
hij 't niets anders verhuren kon, dan voor den tijd
van vijf jaren. Bom I
We moesten echter toch onderdak, en onderdak over
eenkomstig onze zending, en togen er daarom op uit.
om andere woningen, dat wil zeggen: andere „floors".
dat zijn „verdiepingen" te gaan zien. Ik zal u riiet
vertellen in hoeveel rijtuigen we gereden, in hoeveel
sporen we gespoord, door hoeveel „subvays" dat
zijn ondergrondsche treinwegen we gevlogen zijn.
Dit alles is te vermoeiend en ge hebt er niets aan. Ge-
ar schrijnde in de lendenen, zóó lang duurde 't
ordat moe iets gedronken had.
Ij.Zoo goed?" vroeg het oude meisje met de naar
|js al zweemende blonde haren en de strakke oogen
veel in levensangst geweest zijn...
ped, moeken
knikte. Zuchtte van inspanning toen
lt het gezicht van Lena beduidde... Want oudje voel
f iets bijzonders... angstwekkends...
[De slap-kleurlooze lippen mummelden. Ze wou iets
Vbrengeu maar durfde niet...
I Het uitgeteerde handje, dat op 't dek zwierf, had
tastends zoekends, Lena stopte oudje nog wat in.
acht toen haar grijsblond hoofd vlak bij de preve
le lippen... Luisterde strék...
Ze had 'dóor"d!el lange ervaring geleerd te gissen, de aschblonde, haar laatste krachten gebruiktesomde
raden wat moeke, die; na den laatsten aan- -wegstervende nog een teugje wijn-en-water te gpan bren
niet meer gewoon spreken kon wou zeggen,
héél dicht bij 't eene stokdoove oor nep ze,
[t den voet dichtduwend een van de alkoofdeu-
Hij mocht 't eens verstaan... In den toestand,
arin hij nu verkeerde... „.Welnee, moe, t was Kees,
hij is ai weg kwam vragen wanneer u nou weer
r®r bent... Jan, andera niet... Ben Je nou gerust
Mlimlachte Iegelijk vlak bij de haast-doode oogen
p wegstervend oudje. Voelde in de omvatting der
|e, klamme, krachtelooze vingers dat er tóch. nog
st, onzekerheid, angst was gebleven.
|,Jan vroeg nog," zet Lena, nu harder sprekend,
ijl ze poogde uit te blusschen vonkje van woede,
gen..
In het Huis van Bewaring heeft de haar toegevoegde
verdediger uit haar mond opgeteekend het verhaal van
de vrouw, die haar patroon bestal om haar stervende
moeder te beveiligen tegen den broer, cbe al sinds
maanden geld kwam afpersen. Die dreigde te komen
heraicschoppen vlak bij de alkoof van wegstervend
oudje. Die, ook. dreigde, „alles te zullen vertellen aan
den man, dien zij liefhad; dien zij vertrouwde na haar
leven van verterende passie; van door gemis aan zelf
bedwang bezoedelde reinheid.
De toegevoegde verdediger had een van de natge-
pen door 'n maaltijd gebruikend, en eindelijk, eindelijk
terecht kwamen op de Vth Avenue, waar we 'n huis
vonden, dat we.... huurden. Voor hoeveel? Ik durf
't u waarachtig niet zeggen, ook niet vvat door ons
in cheque moest worden afgegeven voor te maken ver
anderingen, het witten van plafonds, het schilderen van
deuren en ramen, het aanleggen van licht, het behan
gen van wanden. Als ik 't u zei, zoudt ge 't waar
schijnlijk toch niet gelooven en ik zou voor goed mijn
reputatie van zuinigheid kwijt wezen.
't Bovenstaande h eh ik gisteren geschreven, en ik
bemerk wel aan alles, zoowel hier als in Holland
dat 'n mensch zijn lot niet ontloopen kan.
O neen, ik bedoel niet als Helène Swarth
„En toog ik over land en zee,
Mijn leed ging mee
In klacht van wee,
Een stille, booze makker."
Zoo bedoel ik 't niet; want Dirk is zoomin boos
als stil, en mijn geweten wel stil. maar niet boos; en
mijn leed. och. dat kan ik wel dragen, al had ik gisteren
geen drogen draad aan mijn lijf van den zondvloed,
die plotseling op ons neerstortte. Ik bedoel met „lot"
eigenlijk heelemaal geen leed, want als ik leed zou
hebben, dan is 't alleen, om die zeven, acht, zeg tien,
vriendelijke menschen, die ik in Holland achterliet, en
van wie ik voorgaf zoo half en half blij te zijn 'n poosje
af te wezen, maar die ik nu wel gevoel niet te kunnen
missen. Neen. met „lot" bedoel ik wat mijn persoon
althans betreft dat ik nooit eens iets achter elkaar
kan afmaken. Geen brief, geen lezing, niets. Als ik zit,
moet ik weer open als straks dat uur komt voor mij
net zoo goed als voor alle menschen de groote
Meester mij uit de banken roept, om Hem mijn werk te
laten zien, dan zal ik Hem niets anders toonen kunnen
dan stukken en brokken. Als er dan 'n verwijt komt
want dat vrees ik wel 'n beetje dan zal ik
blij zijn als Paulus mij in de gedachten komt die
eerlijk durfde bekennen, dat al ons doen „stukwerk"
is, en ik hoop. dat dit min of meer als excuus zal
gelden. Want 'n flink stuk werk, groot en degelijk,
zie ik toch geen kans af te leveren of klaar te krijgen
in dit korte leven, met zulke handen als de mijne, met
zulk 'n hart als het mijne, met zoo'n hoofd als het
mijne. Spreek ik hier, als ook anderen wel zouden spre
ken? Goed, dan mogen zij weten, dat zij in dit opzicht
geen
volle gewicht der volkomenheid. Niet een.
Ik ben nu in New-York en beloofde over die stad
te schrijven, en dat zal ik dan nu probeeren te doen.
't Is hier erg duur, bar duur. ten minste voor ons
Hollanders, die gewend zijn te rekenen met centen
en halve centen, met 'n dubbeltje fooi aan den kellner
en 'n stuiver voor den krantenman; die 't huis op
stelten zetten, als ze 'n gulden kwijt zijn of 'n rijks
daalder niet vinden kunnen, die ze toch secuur wis
ten, dat zij bij zich hadden gestoken. Bij den bar
bier betalen we 'n dubbeltje, goed, zeg drie stui
vers, 'n mensch wil wel eens 'n opgedraaiden kne
vel hebben; maar bier liep Dirk er vanochtend in
voor 40 centen, wat in Hollandsch geld 'n gulden
beteekent. Hij is er den heelen dag van overstuur
geweest en ik heb al mijn redeneerkunst moeten
aanwenden, om 't hem uit zijn hoofd te praten. Als
we in „Suisse" in de Kalverstraat koffie drinken
toch ook 'n knap restaurant! en je besteedt 'n
gulden, kan je 's middags vanwege de vrees voor
maagoverlading moeilijk 'n volledig diner gebrui
ken. Hier drinken we koffie d, w. z.: op zijn
Amerikaansch: 'n stukje viscb, 'n appel, 'n paar
gestoofde pruimen, 'n kop koffie en je bent 'n
dollar kwijt, dat wil zeggen 'n kleine Hollandsche
rijksdaalder en 'n uur later loop je te geeuwen van
't weeë gevoel in je maag. Het diner is zoowat het
zelfde. Hoeveel malen 'n mensch, die zaken beeft af
te doen, op 'n dag in den trein zit, is niet te tel
len. Want van loopen kan geen sprake zijn. Ze zeg
gen hier: „O, moet je op de vijfde Avenue wezen?
Dat is vlak bij," en dan bedoelen ze van Amsterdam
naar Leiden, of Den Haag. Van Schagen naar Alk
maar is 't opstaan niet waard, en ik geloof dan ook,
als wij weer in Amsterdam terug zijn, dat de tram
'n slechter klant aan ons zal hebben, dan voor ons
vertrek; want Amsterdam is zoowat 'n boerendorp,
waar je elkaar met naam en toenaam kent, en waar
de menschen aan 't Westerdok opkijken, - als er
in de Linnaeusstraat iemand niest Van de Roelof Hart
straat naar den Dam te loopen is geen doen, zoomin
voor Arie of Willem als voor mij, want dat is, als
je de Spiegelstraat doorgaat, 'n rond half uur; maar
hier is 'n half uur loopen net zooveel, als dat je
naar de achterkamer gaat om 'n scboonen zakdoek
te halen; daar zou geen mensch 'n tram voor noo
dig hebben, maar om in de vergelijking te blij
ven wel in Amsterdam. Om u eenjg idee te ge
ven van de afstanden hier, diene bet volgende: Dirk
en ik gingen vanmorgen half negen de deur uit. We
lieten ons scheren, dat 'n half uur duurde en namen
de tram, om spoedig te komen, waar we wezen wil
den. We namen echter 'n verkeerde tram en kwa
men terecht altijd maar tusschen huizen door
vliegend, dan weer boven en dan weer diep onder
den grond aan Fort Hamilton.
Say sir, waar zijn we hier?
Fort Hamilton, Sir.
-Zijn we hier in de nabijheid van de Kamer
van Koophandel?
Don't know, sir. What street?
Waterstreet 136.
Waterstreet?!
Yes, sir.
O, than you are mistaken. Take this tram
just now, rijdt zoover als hij gaat, stap over waar
hij stopt, en rijdt daarna naar 't hoofdpostkantoor.
Als je daar de tram neemt naar de 83ste straat
op de 3e Avenue, dan ben je vlak bij de Kamer
van Koophandel. Toen we aan de 83ste straat aan
kwamen, was 't kwart over eenen.
'U Verkeerden tram of trollie of subway te ne
men, als men 'n boodschap moet doen, wil hier zeg
gen: 'n dag kwijt zijn.
Gelukkig zijn geen van al de reisgelegenheden hier
duur; voor 'n nikkel, dat is, 'n Amerikaansehe stui
ver, kan men den heelen dag in den trein zitten, als
ge maar niet van station behoeft te verwisselen. Maar
er zijn dagen geweest, dat wij het tienmaal moesten
doen niet altijd vanwege 'n vergissing en dan
loopt 't op.
Wat de weelde aangaat in deze stad, daarvan is
moeilijk 'n beschrijving te geven, althans niet om in
dezen brief nog aan te beginnen, die toch naar Trap-
mans oordeel, al veel te lang zal wezen; evenmin als
nu nog iets te zeggen van de hoogte der huizen. Giste
ren waren wij in de Art-galiery van Wanamaker op
de achtste verdieping, waai wij tusschen Japansche en
Chineesche kust rondwandelden op ruimten, grooter
dan tienmaal den Dam. Vanmiddag bezochten wij de
Metropolitan Life Building en stapten uit de lift op
de vijf en veertigste verdieping. Twee verdiepingen hoo-
ger hadden wij 'n prachtig gezicht over New-York en
de East River.
Maar nu eindig ik. De mail voor Europa "wordt
morgen bijtijds gelicht, en eer ik dezen nu gepost heb
is 't twaalf uur, terwijl 't morgen weer vroeg dag is.'
Tweemaal per W-eek vertrekt van hier 'n mailboot
naar Europa, n.1. 's Woensdags en 's Zaterdags.
Allen saluut
H. d. H.
New-York, 5 Nov. 1910.
GEMEENTE 8C HAGEN'
NAJAARSPAARDENMARKT.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Scha
gen brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de
gewone Najaarspaardenmarkt (veulenmarkt) zal gehou
den worden op DONDERDAG, 24 NOVEMBER 1910.
Sohagen, den 12 November 1910.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Burgemeester,
J. P. W. VAN DOORN.
De Secretaris,
ROGGEVEEN.