De Dierentemster. Voor Dammers. Zaterdag 2f> November J910. 54e Jaargang, No. 4819. TWEEDE BLAD. De Wetsontwerpen betreffende de ZiekteVerzekering. Van het Haagsche Binnenhof. Tweede Kamer. 395ste Staatsloterij. Uit en voor de Pers* Bij Koninklijke boodschap van 18 Juli j.1. zijn bij de Tweede Kamer twee ontwerpen van wet ingediend, waarmede een wettelijke regeling wordt beoogd, „van de verzekering van den arbeider tegen geldelijke ge volgen van ziekte". Deze regeling, indien zij tot wet mocht worden ver heven, zal zich in 't algemeen tot alle „werklieden" uitstrekken en dus ook tot de landarbeiders. Voorts zal de inrichting van bijna alle bestaande ziekenfond sen groote verandering moeten ondergaan, terwijl voor deze ziekteverzekering een geheel nieuwe organisaüé wordt geschapen, die in zekeren zin een ommekeer brengt in de laak van do tot nog toe gekende open bare bestuurslichamen, inzonderheid de gemeentebestu ren. Het komt ons daarom dienstig voor van deze ontwdrpen regeling in ons blad een, zij het ook be knopt, overzicht te geven. Wij moeten ons daarbij in verband met de plaatsruimte tot de hoofdzaken beper ken en kunnen derhalve niet in beschouwingen tre den van de wenschelijkheid in 't algemeen van een wettelijke regeling van het hierbedoelde onderwerp en moeten ook vroegere pogingen om tot een zóódanige regeling te komen onbesproken laten. Een korte aan duiding van het begrip arbeidersverzekering moge ech ter yoorafgaah Welke wijd uiteenloopende meeningen ook mogen bestaan omtrent de vraag of de hedendaagsche arbei der, zoolang hij werken kan. al dan niet met behulp van de wetgevende macht tot betere levensomstandig heden moet warden gebracht, daarcver bestaat, zoo hier als in het buitenland, weinig strijd meer. ,'tat het in billijkheid niet aangiat, dat een arbeider die werkte zoo lang hij kon, aan de genade van anderen is over geleverd, zoodra hij door omstandigheden buiten zijn wil niet meer in staat is door zijn arbeid in het on derhoud van zich en zijn gezin te voorzien. Niet alleen dat dit met de huidige rechtvaardigheids begrippen in strijd is, maar het heeft ook voor de maatschappelijke samenleving zulke ongewenschte ge volgen (pauperisme enz.) dat voorziening hiertegen noo- dig mag heeten. Men heeft daarom hier en daar stel sels van verzekering uitgedacht en toegepast, die er op berekend zijn aan den arbeider te waarborgen, dat hij niet van het nocdige inkomen verstoken zal zijn, als hij door omstandigheden die hij niet kan voorzien of verhelpen, lijdelijk of duurzaam geen loon verdient. 1 Die omstandigheden doen zich o.a. voor bij ziekte, bij ongevallen, bij blijvende ongeschiktheid om te wer ken (invaliditeit) bij ouderdom en werkloosheid. In 't algemeen kan men zeggen, dat de verzekering het meest noodig is voor die gevallen, welke het minst kunnen worden voorzien. Het zal dan ook niet aan het toeval kunnen worden toegeschreven, dat in ons land het eerst is tot stand gekomen een wettelijk verplichte on gevallenverzekering, zij het ook. dat lang niet alle ar beiders daarin opgenomen werden (b.v. landarbeiders en zeevisschers met) en dat thans het eerst de ziekte verzekering aan de orde wordt gesteld. Een arbeider nu, voorzoover hij werkzaam is in één der door de Ongevallenwet genoemde bedrijven, krijgt wanneer hem in zijn werk een ongeval overkomt, behalve vrije geneeskundige behandeling zoolang hij ongesteld is een uitkeering in geld naar mate hij geheel of gedeel telijk ongeschikt is om zijn werk te doen, van een zeker percentage van zijn normale dagloon. Is hij b.v. bij verlies van handen, beenen of oogen voor altijd ongeschikt, dan krijgt hij1 levenslang een ongevallen- rente en sterft hij door het ongeval dan hebben zijn vrouw en kinderen daarop, wat de kinderen betreft tot zekeren leeftijd, aanspraak. De ziekteverzekering be oogt nu op dezelfde wijze een uitkeering te waarborgen aan den werkman die door ziekte niet in s'taat is zijn arbeid te verrichten. Die uitkeering is echter maar tijdelijk. Wordt de arbeider tengevolge van ziekte blij vend ongeschikt om te werken, dan moet hem de (nog in te dienen) invaliditeitsverzekering helpen. Komt die verzekering tot stand, dan zullen echter ook zij, die d oor een ongeval voor altijd ongeschikt zijn zijn voor hun werk, wel naar de invaliditeitsverzeke ring worden overgebracht. De ouderdornsverzekering ten slotte moet den arbeider aanspraak geven op een uit keering, in de plaats tredende van zijn loon, als hij geacht wordt te zijn gekomen op een leeftijd waarop het werken aan de jongeren moet worden overgelaten. Met de ongevallenverzekering, de invaliditeits- en de ouderdornsverzekering moet de ziekteverzekering de vier hoeksteenen vormen van het grootsche gebouw der ar beidersverzekering, naar welks voltooiing vele duizen den in den lande met klimmend verlangen tegemoet zien. Zoolang niet uit dit gebouw de schoorsteenen rooken, zal elke nieuwe regeering zich met grooter aan drang voor de taak gesteld zien cm het daartoe te brengen. Van dien aandrang is de indiening van de boven genoemde wetsontwerpen tot regeling der arbeiders ziekteverzekering een gevolg. De ontwerpen schijnen in den Minister Talma, van wiens departement de arbeidswetgeving uitgaat, een meer overtuigd dan overtuigend verdediger te heb ben gevonden. De behoefte aan voorziening schrijft da Minister toe aan de wijziging die de voortbren- Feuilleton. ROMAN VAN ROSENTHAL. HOOFDSTUK 4. De inbeslagname der erfenis scheen den ouden Itössum niet eens zulk een slechte zaak. Hij had gevreesd, dat, als de jonge erfgenaam de erfenis uitbetaald had gekregen, hij spoedig de bezittingen te gelde zou hebben gemaakt en Embden zou heb ben verlaten. De ontdekkingen, die zijn zoon had ge daan, die vreesde hij in 't geheel niet, daar het zeer gemakkelijk was zich op het laatste oogenblik te •'odden. Daarvoor had hij alleen het testament maar te vernietigen. Het bewijs te leveren, dat hij het bad gestolen, dat achtte hij onmogelijk. Maar daar hoorde hij onverwachts dat de erfge naam was vertrokken en in het feit, dat deze zich n'et eens de moeite had getroost een onderhoud bij btrn aan te vragen, ja, niet eens zijn adres achter te laten, zag hij hoe moedig en vermetel zijn tegen stander was. --De knaap is er zelf," mompelde de oude. „Hij durft veel te doen, maar hij zal bemerken dat hij n'et zonder tegenstander is. Daartoe weet ik te veel yan hem. Hjj laat zijn menagerie nakomen. Ik heb gelezen, dat hij ze in New-York heeft ingescheept en •zal goed rondzien dus. Waar de menagerie aankomt, zal ook hij wel zijn te vinden en dan ontgaat hij niet. ik heb nog wel een middeltje om hem gedwee te maken." ln de volgende dagen bestudeerde de oude Hinerk k'e bavenberichten eu telegrafeerde aan zijn be- aerentöTi trvt T.rmrip»r« om hem van ging ondergaan heeft, welke voor den arbeider ge- paard gegaan is met een vermindering van bestaans zekerheid, ook daar, waar het loon gestegen is. Door den stijgenden invloed van de internationale mede dinging is alle bedrijf meer dan vroeger aan schom melingen onderhevig en de arbeider ondervindt deze ge\olgen te zwaarder, doordat een verder doorge voerde verdeeling van arbeid, inzonderheid den vak arbeider steeds meer beperkt in het terrein waarop bij een vol loon kan bedingen. Voorts is in de hedendaagsche samenleving de verhouding tusschen werkgever en arbeider een geheel andere, de per soonlijke band losser geworden. „De vele inrichtingen", zegt de Memorie van Toe lichting, „die vooral bij groote ondernemingen ten behoeve van het aan de onderneming verbonden per soneel worden in het leven geroepen, vergoeden den arbeider niet de meerdere kans, die hij bij de vroe gere verhouding tot zijn werkgever had, om in dezen den man te vinden, die ook in verband met de hem verleende diensten bereid en in staat was om ingeval van nood bij te springen." Het argument is vaak gehoord, maar veel minder juist, dan men oppervlakkig zou meenen. Vooral zij, die met leede oogen de moderne verhoudingen tot ontwikkeling zien komen, roemen zoo gaarne den vroegeren tijd als zooveel beter, ook voor den werkman. Maar men vergist zich daarin schromelijk. Veel wat ook vroe ger verkeerd was bleef bestaan, omdat men, indien men er al over dacht, meende dat „het zoo hoorde", dat het een natuurlijk gevolg was van de maatschap pelijke inrichting of van „Gods wil". In den nieu- weren tijd is meer algemeen het besef doorgedrongen, dat het mogelijke moet worden gedaan om verkeerde toestanden, waar men die aantreft, te verbeteren. Daar waar gebreken geconstateerd worden is meteen de zorg geboren om in die gebreken te voorzien. Dit besef, inzicht, „rechtsbewustzijn" of hoe men het noemen wil, kan er toe leiden, dat vrij algemeen een wettelijk geregelde ziekte-verzekering wordt noodig geacht. Maar de reden daarvoor kan niet zijn, dat in het algemeen de toestanden voor den arbeider hij vroeger vergeleken zooveel ongunstiger werden. In overeenstemming hiermede zegt de Minister dan ook ten slotte: „De behoefte aan voorziening wordt ein delijk aangetoond, zoowel door de pogingen van de betrokkenen, liefdadigheidsvereenigingen, en., om in dezen hulp te verleenen, als door de onvoldoendheid dier pogingen. Talrijke ondersteunings- en ziekenfond sen bewijzen, dat de tot arbeiden ongeschikt geworden arbeider behoefte heeft aan steun, doch slagen er slechts in Beperkte mate in, dien steun te verleenen." Wordt vervol gd. Den Haag, 24 November. Wij hebben gehad, dan, het tweede gedeelte van de „groote rede", die de tribunes deed volstroomen die bewerkte, dat geschiedde wat nooit voorvalt bui ten en behalve wanneer de Koningin zelve de zitting der Staten-Generaal gaat openen, namelijk: dat er betaald wordt (tot een gulden toe!voor een plaatsje op de publieke tribune. Drucker, Lohman, Bos... Wie van t^et belangstellend publiek zou voor hen een kwartje, een dubbeltje-extra over-hebben?... j Geen vierduitstuk, meneer. Maar voor Kuyper, om hèm te hooren, verdringen zich de dames en hee- ren, de vrouwen en de mannen. Vormt zich file voor het deurtje van de openbare tribune, een uur vóórdat het spel van politiekerij aanvangt... En na dat hij gesproken heeft, komt er ontspanning. Ver laten de menschen, in dichte drommen, het gebouw der Kamer. Mysterie!... Erkend moet worden, dat de rede-Kuyper, tweede moot, een knap stuk werk is. Er zit eenheid in. Een gouden draad loopt erdoor-heen, en met magistrale stevigheid heeft de oude het „Leitmotiv" volgehouden Zeker, de heer Kuyper vertoont uiterlijk vele kenteekenen van seniele aftakeling, maar wie hem aanhoort, moet erkennen, dat hij intellectueel nog ongerept is. Hij heeft zijne thesis, dat Rechts en Links nooit,, door een soort van allegaartjes-tak- tiek („Doeleinden-politiek" noemde hij 't) kun nen saamgebracht, werkelijk naar virtuosen-trant ver dedigd. Dat is nu de „antithese", waarop Links im mers „kluift". Men luistere met aandacht, 't Is, ziet ge, geen theologische, maar eene anthro- pologische quaestie. Autonomie van den mensch tegenover heteronomie. Dr. Kuyper ontsluiert thans voor wie 't nog niet weten, den ondergrond van de antithese. Wij zullen de zaak verduidelijken. De autonome mensch meent dat hij zelf wetten kan maken; de andere, -t— die van Rechts gevoelt zich onderwor pen aan wetten, van God's bestier afkomstig en waaraan hij zich heeft te onderwerpen. Een slagboom geworpen, een afgrond gevonden, tusschen Nederlanders en Nederlanders. Zij zullen el kander nooit kunnen vinden, wie door de theo rieën, op het eind der achttiende eeuw ons land bin nengedrongen, zijn gewonnen, en de anderen, die van de heteronomie. Wat Links nü tegen het Kabi net uitbrengt is maar kleinwerk. De onderwijs-quaestie zou zijn opgelost?Ge- loove wie 't wil. We staan nog slechts aan het begin. De antithese van den heteronomen (Rechtschen) tGgfinover den autonomen (Linkschen) mensch waa de „gouden draad" door dr. Kuyper's rede. Van Christelijke zijde is gekomen de idee van de bedrijfs organisatie. En de anderen, die van Links... Ze roepen zelfs het veemgericht op. Men denke aan Moabit en Wales!... Aldus raakt alles op losse schroeven. De Overheid heeft het organisch verband te handhaven. Dat is de Bedrijfsorganisatie, naar Kuyperiaansch model en ideaal. De Bedrijfsraden hebben te regelen leerling wezen, minimum-loon, maximum-arbeidsduur, coö peratie, werkloosheid. En voorts. - eigenlijk numero-éen: de persoonlijke vrijheid!Ten slotte wijdde dr. Kuyper een hartig en hartelijk woord ten gunste van de internationale universiteit voor het Volkenrecht. Ik zei 't reeds, 't was eene knappe, kunstige rede, waarmee de heer Kuyper poogde aan te too- nen, dat de „coalitie der doeleinden-politiek", de welke telkens nieuwe Kabinetten zou noodig maken, ministeriën van éen dag, eene onbereikbare illusie dient genoemd. Hier en daar, zooals waar dr. Kuyper schetste de zielesmart des vaders, wiens zoon de richting van den boozen, Linkschen vijand volgt, voelde men sceptische vroolijkheid in de Linksche gelederen, eerbiedige aandacht Rechts. Premier Heemskerk, lorgnet in rechterhand omhoog geheven, zat deferent-aandachtig te luisteren... Tot verbroedering en eendracht onder ons arme, Neder- landsche volk zal deze zeer-kunstige theologen-speech stellig niet hebben bijgedragen!... Toen hij had geëindigd, stroomden de tribunes voor haast de helft leeg. Nogmaals, mysterie!... Krachtig, knap, indrukwekkend was ook de rede van prof. Drucker. Hij schetste de buitengewone macht en kracht, waarover dit Kabinet beschikt en vroeg naar het specifiek-Christelijke, totdusver tot stand gekomen. Dr. Kuyper had zoo wonderschoon gespro ken over de Bedrijfsorganisatie, waarvan nog het begin van uitvoering in ver verschiet ligt... Dr. Kuy per had vier jaar tijd, de heer Talma 2% jaar... De Bakkersraden van laatstgenoemden worden door dr. Kuyper veroordeeld. En verder?... Wat betreft de Christelijke beginselen. Dat het Rijksmuseum een half uur later wordt opengesteld?... Erkenne men, dat de heer Drucker „grooter" argumenten had kunnen tebaat nemen. Fel is de aanval geweest van mr. Drucker op het beleid van het Kabinet,, doch bezwaarlijk kan men betwisten, dat de uitkomsten tot nu toe, zoowel op sociaal als op militair gebied, uiterst mager zijn. En sterk stond hij zeker waar de professor, de militaire quaesties met al den aankleve van dien, naderend, wees op den overgrooten ijver, den be keerling: kenschetsend, van admiraal Wentholt in de Heldersche zaak. En ook, zeker, waar de heer Drucker, de doode weermiddelen, dus de kustverdediging, be sprekend, zei, dat wanneer men inderdaad (vol gens de geruchten, die gaan) de kustverdediging wil halveeren, dit bewijzen zou, hoe men deze zaak zonder den noodigen ernst heeft aangevat. Verder hebben wij nog gehad de koel-welwillende adhaesie-betuigingen van dr. De Visser, die wel ver trouwen stelt in de negen broeders-geestverwanten aan de groene tafel, maar toch zijne sympathie verzwakt gevoelt door de lauwheid des Kabinets in zake Zondagsrust en óok wijl men is begonnen met ziekte-verzekering, niet met de Ouderdoms- en In validiteitsverzekering. Alles wat tegen het particulier initiatief ingaat, moet alsnog uit het eerste verwij derd. 't Was een lauw speechje, verheerlijkend de aethi- sche beginselen. Iets van met zuurzoet gezicht, bon gré mal gré het Kabinet steunen... Over de rede-Borgesius wanneer de voortrekker der Unie-liberalen zijne geestig en vaardig begonnen rede morgen, Vrijdag-ochtend, voltooid zal hebben. Mr. ANTONIO. Wit speelt nu: 2722, 32 21, (zwart 23 34), 41—37. (zwart 16:27), 37—31, 42:2. Voor zwart komt deze slag voor in de volgende opening: Wit: 3430. Zwart: 1923. 3328. 1419. 3025. 1014. 39—33. 1721. 44—39. 2126. 4944. 2024. A 034? Zwart 2429, 19 30, 5 14, 1420, 9 49. Slagzetten uit de simultaan-séance van Zondag 13 November jl. Dat onze kampioen bij 't simultaneeren op een aar dig slagzetje kan spelen, blijkt uit onderstaande com binaties. C. Schermer, Kolhorn. Zwart Wit J. de Haas. De Haas zet een damslag open, wit neemt dezen en. loopt in de val. Wit: Zwart: 18—23. 29 18. 1721. 26 28. 13 42. 31 22. 4247. 2217. 11 22. 3024. 20 29. 4338. 47 33. 39 17. De volgende stand is uit een partij tegen den heer A. van der Welle te Kolhorn. A. van der Welle. Zwart lste KLASSE, HOOGE f 1500: 17723. f 400: 12804, 20334. f 100: 13943. Prijzen 37 3186 5131 7635 4de TREKKING. PRIJZEN. 383 514 663 1069 217 446 421 496 377 4057 490 107 544 502 730 6124 660 760 881 964 725 856 937 2373 593 301 575 639 830 998 704 8021 7313 92 338 413 558 600 626 292 424 464 502 504 van f 20. 8509 11550 680 12353 703 903 9608 998 648 13660 10071 898 477 14977 551 15056 620 867 11005 391 79 88 160 369 15376 396 16986 17028 659 965 18197 284 294 368 622 715 19218 291 656 999 20044 86 191 326 429 470 645 727 Wit. J. de Haas. De heer De Haas (wit) vervolgde hier: Wit: 3430. Zwart: 25 23. 28 19. 13 24. 37 31. 26 28. 33 4. Alles betreffende deze rubriek te richten aan het Bvireau Schager Courant en voorzien van het opschrift „Damrubriek". Slagzetten, in de opening. Wit: 3228. Zwart: 1721. 3732. 2126. 4137. 1823. 3430. 1218. 3025. 712. 31—27. 27. 4034. 2024. 4440. 1520. 5044. 1117? Wit wint met 3530, 3429, 39 30, 27—22, 32 21, 3731, 42 2. Een aardige variant in het midden eener partij. Zwart schijven op: 1, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 23, 26. Wit schijven op: 27, 28, 32, 33, 35, 36, 38, 39, 41, 42, 44, 45, 46, 48, 49, 50. nae agenten van Hamburg tot Londen om NCJ„lchten, waar en wanneer een menagerie ew Y°rk zou aankomen. Hij ontving spoedig het bericht, dat sinds acht dagen een dergelijke menagerie, Atrani geheeten, te Londen was ontscheept, maar dadelijk weer verkocht was aan Hagenbeek en nu reeds weer op weg was naar Hamburg. Of de verkooper nog in Londen was, of men soms ook wist, waarheen Dij was gegaan,, en waar hij hem dus kon treffen, dit .alles vroeg Hinerk nu aan de agenten. Hij kreeg alleen ten antwoord dat mijnheer Atrani naar het vasteland was gereisd, meer wist men ook niet. I „De knaap manoeuvreert goed," riep Hinerk spij- t tig'lachend uit, „opdat ik de menagerie niet in be slag kan nemen, heeft hij ze maar dadelijk verkocht. Duivels, dat zijn mijn negentig duizend mark, die hu in zijn zak heeft gestoken en waarmee hij nu op den loop gaat, en ik moet hier maar kalmpjes blijven zitten en op hem wachten. Maar ge zult er vooi boeten, kereltje," riep de oude woedend uit. „Terug kom je in elk geval en wanneer die gekkestreek, om die erfenis in beslag te nemen is afgeloopen, dan zal je met interest voor deze grappen betalen." Het was inderdaad zoo, als de Londensche agent aan Rössum had meegedeeld. Op denzelfden dag, waarop het schip met de menagerie te Londen was aangekomen, was Wolfgang Mö'lenhoff met Hagen beek aangekomen en deze kocht alle dieren voor honderd en vijftig duizend mark. Wolfgang verliet toon met de eerste de beste stoomboot Londen en kwam te Ostende aan land. In de zalen van het hotel waar hij zijn intrek had genomen, was het alles behalve frisch en daarom wandelde Wolfgang al spoedig langs het strand. De lichten waren reeds aangestoken en een groote menigte bewoog zich langs de boulevards en luisterde naar de opgewekte muziek van een buitenlandsche k&pol» i Wolfgang liep door tot de zee donker en kalm voor hem lag. Hij stond aan den kant van 't water en keek voor zich uit. „Het is hier dof en zoel gelijk het leven, even eentonig en vervelend. Hoe de men schen zich hier nu kunnen amuseeren. Dat praat en lacht en loopt opgepoetst en aangekleed heen en weer en acht zich schoon en voornaam en gelukkig en maakt zich wijs, dat het dol veel genoegen heeft. Ik zou wel eens een half dozijn hongerige leeuwen op dien troep willen loslaten wat zou dat ge peupel dan doen? Wat zou dat een alleraardigst ge zicht geven of 'de muziek dan ook nog zoo statig zou doorspelen en al dat volkje nog lief zou blij ven kijken? Ik geloof het wel niet," lachte hij hoonend en slenterde verder. Zijn blik werd nu getrokken door een bont aan plakbiljet, dat door een lantaarn helder werd ver licht. „Menagerie Bryland," las hij. „Ziedaar," riep hij uit, „collega's. Therese Horsten, Horsten," herhaalde hij al lezende. „Zoo heet immers dat katje, dat mij mijn erfenis wil ontfutselen. Die is dus weer spoedig tot haar oude beroep teruggekeerd," lachte hij spottend, „daarvan ben ik, slecht mensch, de schuld dat is al een heel toevallige ontmoeting. Ik zal mijn lieve nichtje dus als bewonderend toe schouwer geheel incognito kunnen leeren kennen. In deze afwachtende werkeloosheid zal mij de tijd ontzettend lang vallen en dat heb ik aan haar te danken. Wanneer zal de schoone juffer zich lateu zien?" vroeg hij aan een der omstanders. „Ach, eerst om 5 uur, en slechts ééne voorstelling per dag, dat is heel voornaam", ging hij voort, zon der hel antwoord van den ander af te wachten. Toen wandelde hij verder, ontevreden op zichzelf en over liet lot. Hij dwaalde ongedurig rond en Ihij was een der laatsten die zijn kwartier opzocht. Den volgenden morgen viel den badgasten zijn ele gant en interessant uiterlijk op. Men deed onderzoek wie of dat toch wel was en hoorde dat hij in het grootste hotel was afgestapt, en daar als W. Atrani stond ingeschreven. Wolfgang zat nu ook reeds in een badstoel, baadde en slenterde langs het strand, kortom, deed als alle badgasten en verveelde zich gruwelijk. Om vijf uur in den middag wandelde hij naar "de menagerie Bryland en nam ónder de toeschouwers PARTIJDIGE BENOEMINGEN. In het Hand.blad lezen wij M ij schreven kort geleden dat de „politiek-kerke- lijke" overtuiging een contante waarde bezat. Ter illu stratie daarvan knippen wij het volgende uit Land en Volk „Een belangstellend lezer doet ons mededoeling van eenige notarisbenoemingen van Jjistitie, die de aan dacht trokken in de kringen tan het notariaat. Het zijn de volgende „Barneveld. Benoemd D. C. van Nimwegen, notaris te Middelburg, anti-revolutionnair. Sollicitanten candi- daten van 1889 en van 1891. „Middelburg. Benoemd A. de Neeling', candidaat van 1897, anti-revolutionnair. Sollicitant oitdei meer een can didaat van 1895. „Kampen. Benoemd naar men zegt, buiten de voor dracht om, T. Plantenga notaris te IJselmonde, anli- revolutionnair. Sollicitanten candidaten van, 1894 en 1895. „Andijk. Benoemd: J. Wagemaker, candidaat van 1901 antirevolutionnair, sollicitant en candidaat van 1898! I „KLundert. Benoemd M. Meppelink, candidaat van 1962, anli-revolutionnairSollicitanten candidaten van 1897 en 1898. „De gepasseerde sollicitanten waren in vakkringen bekend als good. I „Wanneer dr. Kuyper en zijn vrienden blijven kla- plaals. De inrichting van de tent was als gewoonlijk. De achterzijde was ingenomen door de hokken. Vóór deze was een groote ruimte voor het publiek van den eersten rang. dat heen en weer kon loop'en. terwijl de minder- betalenden daar weer achter hun plaatsen vonden. Men had evenwel den maatregel genomen, dat ook de eerste rangs-bezoekers moesten blijven zitten, zoo lang de voorstelling nog niet was aangevangen en daar voor waren ook rijkelijk stoelen geplaatst. De kooi, waarin de dieren kwamen om hun kunsten te Yertoonen, was zeer groot en stond in het mid den; zij was aan twee kanten verbonden met een paar kleinere zijkooien. Er waren drie groote leeuwen, die rustig schenen te slapen, zij bewogen zich tenminste niet, alleen als de oppasser langs kwam, hieven zij even hun koppen op. De dieren waren bijna even groot, jong en mooi en zij trokken in hooge mate de aandacht en be wondering der bezoekers, Van de menigte die rondom hun hok stond, namen zij niet de minste notitie. Toen Wolfgang evenwel de kooi passeerde en een zacht vreemd keelgeluid deed hooren, sprongen de drie dieren eensklaps op, liepen eenige seconden snel in huu kooi heen en weer, sloegen met hun slaartetn sperden de muilen open, en staarden met hun I vurige oogen naar Wolfgang. Niemand had evenwel ge merkt, ,dat deze de aanleiding was tot de plotselinge op gewondenheid der dieren. Wolfgang zelf liep lachend verder. Een der bewakers, was evenwel plotseling toege sprongen en trachtte te ontdekken wat of de reden van dit tumult was. Toen de leeuwen evenwel na een kort oogenblik hun slaapje weer schenen te hervatten, trok de bewaker zich terug en verzocht het publiek zijn plaats in ite nemen. Het gas werd aangestoken, de muziek begon te spe len. Reeds bij de eerste klanken werd liet in alle kooien levendig. Er werden allerlei geluiden gemaakt en de dolste sprongen werden gedaan. Menige toe-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1910 | | pagina 5