ai
GregoD it LaM- bj Tniioni.
Zaterdag 22 Juli 1911.
55e Jaargang. No. 4954.
DERDE BLAD.
CCCVII.
APOLOGIE.
Enkel die wij waardig zijn,
Zullen, tot ons neigen
Enkel die onp waardig zijn,
Kunnen tot ons stijgen.
Liefdes Avondlied. Houtens.
Kan een moorman zijn huid veranderen, of 'n lul-
naard zijn vlekken,? Jezaia.
Na foreign foe could quell
Tby soul, till frorn itself it feil."
Claour.
Byron.
Aan enkel q Lezers der Schager Courant
mitsgaders aan den Uitgever derzelve.
Op die manier zullen het evenmin „Amsterdamsche'
Brieven echte dan worden, als het „prce-
Icen" of ,,vertoogen" mogen zijn. Op die manier wordt
t 'n soort van huishoudelijk geleuter over soep. die
lo zout was of misschien wel 'n ietsje zouter kon
vlezen. Mag ik enkelfen „in ontwikkeling hooger staan
de" opmerken, dat „too many oooks spoiï the broth"?
welk Engelsch spreekwoord iti 't Hollandsch zeggen
wil: „Teveel koks bederven de soep". Is het vier
regelig motto, dat ik boven den 305den brief schreef,
uit de fabel van La Fontaine, niet duidelijk genoeg
geweest? Ik kan geen brief schrijven, die naar den zin
É3 van al1 de duizenden lezers der Schager-Courant, en
■-ik wil 't niet ook. Ik schrijf mijn brieven en niet
van Meneer Zus of Juffrouw: Zoo. En als ik 't
Een vriend is. Ia, ccn kosllijk ding,
Doch zoo ik kiezen mocht daarneven,
Ik koos. al klinkt het zonderling,
Dat God mij vijanden mocht geven,
De vinnigs te, die men kan zien,
En liever honderd nog. dan tien.
't Zijn scherpe prikkels voor 't verstand,
't Zijn trouwe wachters voor de zeden,
't Zijn drijvers voor de slappe hand
En sterkte voor de trage leden.
Wat dank ik hen al menig jaar
Het beste dat er in mij waarl
Wie vrienden vindt, is mooglijk goed,
Maar wie met vijanden moet kampen
Wordt sterk van 'geest, rein! van, gemoed
Blijft staal en goud in 's levens rampen,
Mits hij, recht wars van toom of haat,
Met dank vergelde 't goeddoend kwaad.
Geef, Goede God, wij bidden 't U,
Een trouwen vriend; maar wil daarneven,
Zoolang dc wereld is als nu.
Ook scherpe vijanden ons geven
Wil... schiet ooit vriendenhand te kort.
Dat ons een vijand wakker port I
Over V ij a n ds ch a p. TERWEN.
Wil iemand maar eens even zeggen, waar de logica
in dit gedichtje mank gaal'? Het eenige wat ik er
op te antwoorden heb, is, dat 't voor mij geen waar
de heeft. Ik heb helaas geen vijanden, nooit gehad
ook. en dit zal dan ook wel de reden zijn, dat ik....
Och. laat mij zwijgenWat helpt mijn biechten aan
u. als ik 't niet doen zou aan mijn eigen hart'? Als
ik mij toch bleef verharden? Wanneer ooit n mensc-Ji
mij „kwaad" toevviferp, dan was 't in „g'ocd'- ver
anderd. eer ik 't opving. Zou ik den zonneschijn wét
liefhebben en den regen niet? Zou ik den voorspoed
wél vriendelijk begroeten en den tegenspoed niet'? Ja,
zoo zouden kinderen doen, die nog niets geleerd heb
ben in de school van het leven; maar zoo doen vol
wassenen niet. Zoo doet geen „man" 1 „Toen ik 'n
kind was. sprak ik alis een kind, was ik gezind als
een kind, overlégde ik als een kind; maar nu ik een
man geworden ben, nu heb ik te niet gedaan datgene
wat eens kinds was. 'n Kind ziet door oen spiegel
in 'n duistere rede, maar 'n man ziet en erkent van
aangezicht tot aangezicht". Ziet en erkent zelfs van
verre; en zoo hij noog genoeg stijgen mocht, om in
alle klaarheid zich zijn tranen en zijn lachen bewust
te zijn, zal hij zijn geluk steeds grooter zien worden.
„Mais retournon8 aux brebis 1" Nu moet ik weer naar
my'n schapen terugkeeren. Het eenige wat aan vrien
delijke lezers en lezereseen uit bovenstaande bewezen
„Vergeefs do flosch gespoeld
en 't kleedje glad gewreven,
De reuk van 't vocht is tcch bewaard
En do ingesloten vouwen bleven 1
Do moriaan wordt nimmer wit
Met al uw poetsen en polieren;
GU houdt uw zedon en manieren;
Wat u in 't merg geboren zit
Is met geen slagen te overwinnon
Halastarrig volgt u de oude aleur,
En wijst gij baar vergramd de deur,
ZU komt weer door hot venster binnen."
Vertaling van Ten Kate.
En als ik nu na dezen brief ook 'n moraal moest
schrijven, 'n moraal, die ik in 'n eindelyke omhelzing
van mjjzelven met tranen heb aangenomen, 'n moraal,
die mijn vijanden mij tot vriendenniet te maken, en altijd
verzoenend werkt en nooit verwijten toelaat, dan zou
ik geen andere schrijven.
Nu echter in het geval van heden, waarin de strijd
alleen maar ging over mijn schrijverij mag die moraal
eenigszins gevarieerd worden, en ik zeg U allen
Vergeefs uw brlevental geschreven,
Om mij to maken naar uw wensch,
Al wat gij aan mij kunt beleven,
Is, wat ik door mp eigen streven
Nog eens bereiken zal als mensch.
Ik hoor uw woord, ik lees uw klachten,
Ik doe my'n best zooveel ik ken,
Maar als mijn dagen en mijn nachten
Van waakzaamheid en zelfbetrachten
Mijn ziele zelf geen wijsheid brachten,
Dan zal ik blijven, die ik ben.
H. d. H.
dan soms bij 't verkeerde eind heb of onlogisch bi kan worden, is dit: dat er ook met boter gemorst kan
wijn redeneeiing ben, dan heb ik nog nooit gewei- worden, zonder deze nu juist nog aan de galg te smeren,
gerei naar goeden raad te luisteren, of mij te laten
onderwijzen. Ik kan heel gemakkelijk mijn ongelijk
bekennen, daar ben ik gelukkig verstandig genoeg voor,
«n ik wil ei' nog wei bijvoegen, dat ik van do groot-
sta ezelskoppen net meest geleerd heb, even goéd als
ik van den enkelen schurk, dien ik het voorrecht
had in mijn leven te ontmoeten, het best te weten
gekomen ben wat het zeggen wil 'n edel mensch te
rijn.
Zonder ooit, wat men noemt 'n „Multatuliaan" te
zijn geweest, heb ik toch den tijd gekend, dat ik
mij al zijn werken aanschafte en las. Er kwam ook
'n tijd. dat ik do ruimte in mijn. kast beter kon be
nutten door er wijzer beeken in te zetten, en ik heel1
Multaluli op 'n enkel deel na, van de hand deed.
Maar nu spijt 't mij, want nu kan ik niet aanwijzen,
waar ik bij hein dien gouden raad las
li
„LEER LEZEN".
Üw aller ernstig gemeende brieven, mitsgaders die des
heeren Trapman, zjjn allen even ernstig door my gelezen.
Maar evenmin als ik kans zie, brieven to schreven van
'n „hooger ethisch peil", evenmin zie ik kans
„geestige" of „aardige" of „z a k e 1 y ke" brieven
te schrijven. Ik ben geen man van metbode of stijl,
wat heelemaal niet zeggen wil, dat ik 'n man zou
zijn zonder principes. En myn school is geen
kleinere dan de heelo wereld, voor zoover ik die kan
zien en met de handen van mijn ziel betastenwelke
bekentenis in zich sluit, dat ook uw brieven hun invloed
op mij niet misten. Ik mag in deze het woord der oude
Hebreön herhalen„Van ieder, die mij leeren
wilde, heb ik leering aangenomen."
MaarJa, nu komt de groote „maar". En om U
nu die „m a a r" duidelijk te doen begrijpen, zal ik maar 1
eenvoudig zeggen, dat 't mijne schuld niet is, dat ik
eens geboren werd en het naar alle verwachting ook
mijn© schuld niet zal wezen, dat ik eenmaal sterven
zalevenmin als 't mijne schuld is, dat ik als jongetje
geboren werd en toch geen jenever lust. Toen de tijd
voor mij was aangebroken waarin 't 'n mensch over
komt met zichzelf kennis te maken, viel die kennis
making ik zeg 't u eerlijk! mij heelemaal niet
mee. Ik zag andere menschen groot, en ik gevoelde mij
Maar ik weet nog! goed, dat ik bij het lezen van.
die woorden heb nagetiacht. en de overtuiging bekwam,
dat uit het feit van niet te kunnen lezen heel wat
misverstand geboren wordt.
Zoo tobt ieder, die 'n min of meer publiek leven
lijdt, mot 'n telkens weer andere tobberij. Dominé-
Minister Tal'ma is er in dit opzicht geen zier beter
aan toe dan 'n man van dén Anisterdamschen reini
gingsdienst, die hier 'n strootje en daar 'n plasje ver
gat weg te vegen, of 't vuilnis veegde van dien een zijn
stoep voor de deur vbn den ander. De melkrondbren-
van „De Sicrkan" in den Haag kunnen hun 25 ij— en kreeg er voor op myn gezicht. Al mijn vrienden
r melk zóó niet uitmeten, dat do klanten en de op twee uitzonderingen na waren ooiijker dan ik,
'n kleintje. Ik zag anderen dik doen en 't daarbij soms
'n heel eind brengen in de wereld, en 't wekte
my'n tegenzin. Ik vermoedde en dat vermoeden werd
soms bevestigd dat men langs dievenwegen, 6omsde
kans loopt, rijk te worden, en ik begeerde dien rijkdom
,nlet. Ik zei de waarheid wat moest ik anders zoggen^?
fjter melk zóó niet uitmeten, dat dc klanten
directie beiden tevreden zijn. Of do klanten moppe
ren óf de directie, in welk laatste geval, bij den der
den keer, 't ontslag volgt, zoodat de mininuim-beZol-
digden er toe komen den lïiatsten Liter aan hun vrouw
of zuster te verkoopen, die dan blij mag wezen als
zij voor haar dubbeltje 'n hal ven Liter krijgt.
Ik was onlangs bij 'n dominé gelogeerd, die in 'n
gemeente stond, waar nog al gedronken werd, wat
ieder wist. Na de mooie, eenvoudige preek, die ik
gehooixl had, kwam het gesprek we zaten aan
de koffietafel op dat drinken, en ik merkte op,
dat het zijn nul kon hebben, daar van tijd lot tijd
eens over te preeken. De beste, verstandige jonge pré-
dttkant keek mij aan en vroeg ernstig: Zoudt u dat
«tenken?
„Ongetwijfeld 1" was het antwoord, dat ik loog.
want ik wist bij ervaring wel beter. Maar ik lieg wel
eens moei", als ik aan n ziekbed! sta of over zieke
menschen spreek, omdat ik nog nooit heil heb zien
groeien uit de erkenning van 'n ziekte; !t allerminst
'n zielsziekte. Een dief heeft nog nooit 't stelen nage-
laten, door hem voor „dief te schelden, en "n laste
raar, wien ge zijn laster bewijst, vervalt indien 1
hij niet zeer sterk is van kwaad tot erger. Mij
is het altijd voorgekomen het beste to zijn, eiken zieke
toe te spreken, alsof hij volmaakt gezond was. En
waar ik dit ooit 'n oogenblik vergat, daar heb ik er
titer altijd spijt van gehad. Wij! moeten doodeenvoudig
de zonden van anderen niet zien, en als wij ze
zien, ze niet erkennen en er in geen geval ooit over
spreken, allerminst in verwijtenden zin. 'n Verwijt kan
ongetwijfeld zeer gegrond zijn, maar 't is hoogst zel
den verstandig en nooit waarachtig menschlieveud. Als
we over zonden spreken. Iaat het ons dan over onze
eigene doen, dan kunnen we gewoonLijk den avond wel
vol redeneeren. want over onze deugden cn bravigheden
zijn we gauw uitgepraat.
Maar onu op t gesprek met dieu predikant terug
te keeren: Hij hoorde alleen 't woord en niet mijn
leugen, en antwoordde, bijna berustend: „Och, dat I
heb ik al zoo vaak gedaan, maar >'t gaf enkel d&n-
stoot en 't drinken werd er niet beter op."
Zoo is 'n kok in 'n restaurant in zijn keuken doen
de om spijzen te bereiden voor bezoekers, wier smaak
hij niet kent; zoo zit 'n schrijver van brieven-in-_
kranten, ver weg te schrijven voor menschen, die hij
geen van allen Kent en wier letterkundige smaak en
ontwikkeling varieert tusschen een en duizend. Is 't
dan wonder, dat de soep van zco'n kok, of zijn
mayonnaise of zijn paprica dezen of genen dineur niet
smaakt? Is "t dan wonder, dat 'n opstel', 'n brief, 'n
verslag, 'n verhaal, 'n causerietje niet ten allen tijde
en niet aan allen bevalt? Hebt ge 't wel eens zien re
genen. dat ieder ei- blij mee was? Ik niet. Maar het
noest zoo zijn. Als do zon dag aan dag schijnt en
't een verrukking is buiten te loopen, de duinen af
te hollen, in zee te liggen, dan zeggen de menschen,
dat 't „goddelijk" weer is. Mag ik vragen of regen en
donder en hagelslag minder „goddelijk" is? Wat is
dat voor 'n soort van levenswijsheid? Moeten we altijd
maar gezoend cn geaaid en gepluimstrijkt worden, om
te weten, dat de menschen het goed met ons meenen?
En al meenden de menschen het niet goed met ons,
zou daarom het leven het niet goed met ons meenen?
Zouden wij daarom voor onszelf niet het beste bedoe
len? Wie heeft er den leugen zóó lief, dal hij de waar
heid niet zou willen hooien? ook al beschaamt hem
die waarheid? 'n Vijand kan 'n vcrschriklijk wezen
op twee uitzonderingen
wat zoo moeilijk niet was, want zelfs myn'liefste leer
meester, Jeronimo de Vries te Haarlem, beoordeelde
mij als „min of meer onnoozel". Dit is weliswaar jaron
geleden, maar ik geloof niet, dat hij dit oordeel geheel
te boven is.
In één woord: ik voelde my met myzelven opge
scheept, iets wat ik bij anderen maar hoogst zelden
ontmoette. De meeste menschen kunnen het wonderwel
met zichzelven vinden, en bij 't ontbranden van 'n strijd
of 't ontstaan van 'n verschil hebben zij eer er nog
'n woord over gedisputeerd is gelijk. De anderen
hadden altijd ongelijk, waren oneerlijk, gevaarlijk, on
logisch, gek. En als ik dan aan 't weerleggen ging en
de mogelijkheid opperde, dat die anderen het misschien
niet zoo kwaad bedoelden of misschien wel oods gelijk
konden heiben, dan werden dezelfde kwalificaties op mij
toegepast. En dan wat zal 'n klein mensch anders
doen dan zweeg ik maar of ik ging weg. Zoo heb
ik menigmaal 'n stommen uitgever den indruk kunnen
geven, dat hy gelijk had en hem door mijn zwygen
verder voortgejaagd op den weg der zelfverdwazing. Zoo
heb ik menig vriend, die altijd „gelijk" had, zich te
pletter laten loopen tegen den muur van zyn eigen
onverstand.
Ge zult zeggen, dat dit „gemeen" van me was. Maar
als ik 't met gewone woorden en met gewone logica
niot klaar kan krijgen, dan geef ik 't op. Er over ky ven
of om vechten doe ik niet; waarschijnlijk omdat ik
daarvoor te.... Ik weet waarachtig niet, welk woord
zo daarby gebruikt hebbenmaar ik geloof 't zooiels
was als „lammenadig" óf „beroerd".
Welnu, óók al goedl Waarom zou 't niet goedzyri?!
Is 't dan al bewezen, dat zy ongelijk hadden? „Gelijk"
heb ik maar zeldendat bewyzen de twee brieven van
die uitgevers en dat bewyst het oordeel dier „meer
ontwikkelden", die myn 301sten brief lazen als
„in ernst geschreven". Maar 'n „eenvoudig
onderwijzer" las hem zoo niet en zond my 'n brief,
waarin hy spreekt van to hebben „geproest van
lachen over die kostelijke satire". En 'n
ontvanger las hem zoo n i e t. En 'n sigarenkoopman
las hem zoo niet. En twee dames lazen hem zoo
niet.
By wie of wien van die allen schuilt dan het mis
verstand
In elk geval ten deele bij my, want ik bad die satire
of wat praat ik toch over dien éénen brief 1? ik
ben verplicht al mijn brieven zóó te schrijven, dat ieder
hoog of laag ontwikkeld ze lez n en begrijpen
kan. Waar offert Trapman zich anders voor op I
Maar ik kan 't blykbaar niet, evenmin als ik er kans
toe zie mijzelf 'n centimeter langer te maken. Ik schijn
te wezen, die ik ben, wat weer niet verkeerd gelezen
moet worden, en niet alsof er stondIk scbyn, die ik
ben. Ik.bedoel er alleen mee: „Ik ben, die ik ben,
en geen ander.'' En evenmin als ik 'n ander myn
eigenschappen en persoonlijke eigenaardigheden kan
eigen maken, evenmin zullen anderen er in slagen my
te veranderen, 'n Mensch of 'n menschenziel is niet van
stopverf gemaakt, ge kunt 't maar niet eiken gewilden of
gewenschten vorm geven. Ge kunt 'n knolwortel of 'n
boom of bloem misschien wel veredelen, maar ge kunt
van een ceder geen cypres maken, Herinnert ge u de
fabel van La Fontaine nog, die ik u eens vertelde Van
dien man, die 'n lieve kat had, welke kat op zyn gebed
door de goden veranderd werd in 'n liöve vrouw? Nu,
by beleefde weinig pleizier van die metamorphose, want
~n lekker lagen te slapen en er kwam 'n muls in
die als boerenknecht In Hollands Noorderkwartier ls
gaan dienen, aan zijn broer Klaas, die ln
de Zaanstreek gebleven ls.
LXXXIX.
De stemming voor Gemeenteraden,
Heeft overal nu plaats gehad.
Daar is in onze Noorderstreken
Geen strijd gevoerd: weer zit, wat zat.
Te Nieuwe Niedorp stond wel Visser
Bijna perplex, doch, niet geheel,
K. Breebaart Dz. won van Klare,
En blijft dus ook op 't Raadstooneel.
In Schagen werd een drietal nieuwe
Met vla& en wimpel ingehaald.
Het waren: Schoorl met Hopman, Boekei,
Waarop de keuze is bepaald;
Snel werd verzocht om thuis te blijven.
Want Schagens Raad, dit weet je wel,
(Ik schreef het j' indertijd* al, meen ik),
Houdt niet zoo bijster van heel snel.
Als 't nu maar niet te langzaam vordert.
Want Boekei is voorlange wei.
Dat goedje is zoowat oneindig,
En dan: het is zoo goor daarbij.
Heerhugowaard koos nieuwelingen,
Maar nam de lui van Rome niet,
Zij komen later, dat snapt ieder,
Die al hun kind'renklompen ziet.
Te Noordscharwoude houden allen
Van bij de hand zijn, 's morgens vroeg;
De lijst voor Opperdoes en Keeman
Kwam echter nu wel laat genoeg.
Toch bracht de stemming voor de Raden
Den geest in werking van: „Ons Blad".
Geen mensch wist, dat dit Roomsche krantje
Zoo'n Snaak bij de Redactie had.
Verbeeldt je: Trapman, die de Schager
Benut had voor 't verkiezingswerk
En voor de drie gekozen boeren
Een stuk schreef, nogal taam'lijk sterk;
Kreeg, volgens 't aangehaalde krantje.
Toen van die boeren: karnemelk,
Nog wel besmet door mond- en klauwzeer.
Maar: karnemelk is goed voor elk.
Daarom liet 't krantje Trapman venten
Ermee, en noemde hem „zeloot",
Toen lachten alle Roomsche kiezers
Om den „komiekeling" zich dood.
Datzelfde krantje, waar het Snaakje
In de Redactie zich zoo weert,
Wil Nieuwe Nledorps Katholieken,
(In 't kiezerswerk nog onbeHEERd),
Opwekken, tot wat meerder actie:
„Licht, dat een kiesvereeniglng
„Kan maken, dat de Roomsche heng'laar
„Voor z ij n, kat ook een vischje ving."
Wij helpen 't wenschen, veel toch zijn er
In, Nieuwe Niedorp, vol respect:
Voor 't Katholieke doel en streven
En, 't Katholieke intellect.
,,'t Is trouwens noodig dat er eind'lijk
„In Nieuwe Niedorp kenfring komt,
„De lui zijn daar t e nieuwelichterig,
„Je staat soms letterlijk verstomd
„Van 't nieuwe doen, en 't krasse durven,
„Door enkelen, in het, openbaar,
„Bekijkt alleen, voor die materie,
„Het laatste vrije huwelijk maar.
„Een paartje, dat een week of zeven,
„Elkaar gekend had en, gevrijd,
„Ging naar de kerk, op negen Juli,
„Waar 't vrije huw'lijk werd gewijd,
„Niet als voorheen met formulieren,
„Maar door een preek, vol liefde en trouw,
„Die ook, en 't meeste, zouden heerschen,
„In, 't huis va,n vrijen man en, vrouw.
„Toen deze preek was af ge loopen,
„Gaf men de jongelui de hand,
„Met beden van geluk en zegen,
„En 't paar vermeldde in de krant:
„Dat zij hun vrijen, trouwdag vierden
„Op negen Juli van dit jaar,
En, in een nette, kleine woning
„Daar koekeloert nu 't vrije paar."
Dus% ongeveer, vertelde een, kennis
Van,'mijneu baas, daar uit de streek.
Die gaarne voor de waarheid instond,
En dacht: dat weldra elke week
Zulk vrij „geheirat" plaats zou vinden,
Wijl, „wat men nu doet met de fiets:
„V e r r u i 1 e n", ook wel kon, met vrouwen
„H et vrije hu w'1 ijkkosttoch nie t.s!'
Ik praatte over een en ander
Eens even. met mijn lieve Neel,
En vroeg: „wou jij mij ook zoo trouwen?"
Doch, Klaas! het meisje zei niet veel.
Alleen, gaf zij mij kras te kennen:
„Dat zij wou trouwen voor de wet,
„En dat ik, als ik vrij wou trouwen,
--->T.OO,. hort
JAAP.
een plekje uit de zon, b.v*. achter oen muur of schut
ting, waar de grond niet spoedig uitdroogt, want als
zulks gebeurt, komt er van het zaaisel niet voei te
recht. Indien de grond ten tijde, dat men wil zaaien
droog 1b, dan giet men hem terdege nat en al« het
water genoegzaam in de aarde gedrongen In, strooit
men de zaden uit. Dit gaat het regelmatigs!als men
het zaad goed vermengt met vochtig zand. Na het
zaaien drukt men den grond een weinig vast en strooit
er een dun laagje fijne. Tochtige aarde ter bedekking
over, Hierna legt men een vochtige moBkovIsche mat,
een ouden zak of een kleedje over het bezaaide bedje,
waardoor men niet alleen verzekerd is van een goede
ontkieming der zaden, maar meteen ook de vogels be
let het zaad om te scharrelen en weg te pikken.
Wordt het dek droog, dan kan men het met den broes
gieter opnieuw bevochtigen. Zoodra de zaadjes ont
kiemd zijn en de kleine plantjes hare kopjes boven
den grond uitsteken, moet men het dek wegnemen,
wat het beste geschiedt tegen den avond of bij be
trokken lucht. Vreest men, vogelschade, dan kan men
zwarte draden over het zaalbed spannen. BIJ aanhou
dende droogte verdient het aanbeveling '8 avonds en
kele malen terdege te gieten.
De plantjes ln Juli of Augustus gezaaid, worden in
September op een andere plaats wat ruimer uitge.
plant. In de vaktaal noemt men dit werkje „verspe
nen".
Zoowel het zaalbed als het verspeenbed legt men
bij voorkeur aan in den moestuin of op een afge
legen deel van den siertuin. In Octobcr plant men
de Jonge vlooltjeeplanten eindelijk op do bodden ln
den bloementuin, waar ze het volgende voorjaar haro
groote, rijk gekleurde bloementuilen ontplooien.
Violen hebben veel voedsel noodig. ZIJ moeten daar
om worden uitgeplant op een uitstekend bemest en
goed diep omgespit bed, dat uit humusrijken grond
moet bestaan.
Men plant de riolen op 25 centimeters afstand eai
drukt ze behoorlijk aan, waarna ze worden gegoten.
De beste planttijd is omstreeks half October, want
dan kunnen ze nog krachtige wortels vormen eer de
vorst invalt. Om het opvriezen van den grond tegen
te gaan, verdient het alle aanbeveling ouden mest,
blad of turfstrooiscl tusschen de planten aan te bren
gen. De planten zelf moet men hiermede niet be
dekken. Kan men wat dennetakkem bekomen, dan is
het aan te bevelen, die gedurende den winter- over do
violfen te leggen.
Zoodra in het voorjaar de natuur ontwaakt, maakt
men den grond tusschen de rioolties los en giet er
wat vloei mest tusschen of een zwakke oplossing van
kunstmest (510 gram per Liter). Dit kan men la
ter nog een paar keer doen. De rijke bemesting geeft
forsehe bloei en groote bloemen, echte reuzen-violen
De grootste bloemen geven de Reuzenbloemige viool
tjes. Men kan het zaad gemengd koopen of in afzonder
lijke kleuren. Gold' Eise is zuiver geel, Schnocwittchen
is hagelwit, Lord Beaconsfield purper met lichtblauw
bovenblad, Kaiser Wilhelm is donkerblauw, Morren-
koning is koolzwart.
Kweekt men deze kleuren afzonderlijk, dan kan men
er fraaie klfeurenvakken mede vormen. Vooral geel met
purper maakt een schoon effekt.
Als in Juni de viooltjes kleiner worden, neemt men zo
'weg om ze door fraaie zomerbloemen, b.v. knolbe-
gonia's of zona les te vervangen.
Zekerder dan op den vollen grond slaagt het zaaien
van violen in pannen of bakjes, bedekt met een glas.
Men houdt deze uit de zon en regelmatig vochtig.
Zoodra de plantjes goed opgekomen zijn, gaat men
zo verspenen.
Niet zoo algemeen bekend maar niet minder mooi
dan de gewone violen rijn de overblijvende viooltjes.
Viola cornula of ,,Tuftcd Pansies'. .Men behandelt zo
geheel als hierboven is medegedeeld over het kweé-
ken van gewone viooltjes. Zij bloeien den geheclen
zomer en zijn behalve voor afzonderlijke perken of
randen, bijzonder fraai ter beklecding van den grond
onder vakken met stamrozen. Men heeft de Tufted
Pansies in wit. geel, blauw, purper cn wijnrood. Wio
ze eenmaal leert kennen, zal deze den ganschen zomer
rijk bloeiende viooltjes, steeds waardeeren. Wie zich
'jarenlang moe gegeken heeft op geraniums (=r zona les
fuchsia's of begonia's, zal zich niet beklagen, indien
hij ter afwisseling eens een perkje viola-cormuta neemt.
Geheel op dezelfde wijze als men viooltjes kweekt,
doet men dit ook met dc VERGEETMIJ NIETJES.
Ook deze zaait men in Augustus, verspoent zc 111 Sep
tember cn zet zo half October op de voor haar be
stemde perken. 25 c.M. van elkaar. Men dient ze niet
zoo sterk te bemesten als dc viooltjes, anders worden
de planten te geil en blijven de bloempjes tc Veel
tusschen dc bladeren verscholen.
Geheel dezelfde behandeling vragen dc SILENES.
Hiervan is Silene pendula compacta de fraaiste. Men
heeft zc rosc en wit. Men kan er aardige kleurenpci-
ken mee samenstellen. Ook oen rand Vergeet mijniet
jes om een perk Sirenes voldoet uitstekend en wordt
daarom herhaaldelijk toegepast.
In strenge winters komt het meermalen voor. dat
eenige der riolen, vcrgoetmijnieljes of silenes uitwin-
teren. Het is daarom voorzichtig een aantal planten op
de verspeenbedden in reserve te houden cn hiermee,
zoo noodig. 's voorjaars in te boeten. Men zet ze dan
met een goeden aardkluit over.
Op bijna gelijke wijze kan inen zelf verschillende
tweejarige gewassen en vaste planten telen, b.v.Cam-
panulas. Stokrozen, Duizendschooncn, Judaspenningen,
Papaver nudicaulfe. Papapa* oriëntale. Chrysanthemum
maximum. Corcopsis grundiflora. Riddersporen, enz.
De zaaitijd van dc meeslen is Mei-Juni. Vóór alles
moet men deze planten in de schaduw zaaien en nooit
in do volle zon
De zaden van vele tweejarige en overblijvende gewas
sen liggen gewoonlijk lang in de aarde eer zc ontkie
men. Men houdt dc zaailicdics geregeld vochtig en
phikt het onkruid voortdurend weg. Na het opkomen
van het zaad, worden de kleine plantjes eens of (wee
maal verspeend cn ten slollc vóór den winter op dc
voor haar bestemde plaatsen uitgeplant. waar men ze
met wal bladriet, bladeren, stroo of takken tegen dc
felste vorst beschut.
Vele zaadhandelaars hebben dc goede gewoonten in
hunne prijscouranten de l>este kweek wij ze bij iedere
plantensoort te vermelden. Als men daar naar te werk
gaat, bekomt men dikwiils de verlangde resultaten.
In de volgende maand behandelen we dc mooiste
bob cn knolgewassen, welke s voorjaars bloeien. Wie
zelf wil kweeken, dient lang vooruit te zorgen.
D. E. LANDMAN.
Burgerlijke Stand.
„Maar met een, ander moest naar bed."
rijn. maar 'n jabroer is nog voel versehriklijker. *'a v^mor vlooide vrouw'op om die muis te vangen,
'n Vijand?II Dal is 'n mensen, om lief te hebben, ?.e rd-,..-. *nn nr>\r dn v«rifdlini' mat de
GEMEENTE ZIJPE.
Ingeschreven van 13- 19 Juli 1911.
GeborenCornelis, zoon van Cornelis Hoogeboom en
Willemyntje Schermer.
OverledenBregtje, 7 jaar, dochter van Dirk Wilde-
boer en ADtje Neefkes.
CLXXXII. HET ZAAIEN EN KWEEKEN VAN
VOOKJ AAltSBLOEMEN LN VASTE PLANTEN. I
Er zijn verscheidene mooie planten, welke 's voor
jaars prachtig bloeien, doch die reeds den vorigen
zomer, van Juli tut September, gezaaid moeten wor
den. Als voorbeelden kiezen we viooltjes, vergeet-mij-
nietjes en silenen.
DE VIOOLTJES houden niet van de brandende
zon en komen met koel. vochtig weer het best tot
ontwikkeling. Viooltjes zaait men in Juli of Augustus.
j veel werk
KANTONGERECHT TE SCHAGEN.
Uitspraak 20 Juli 1911.
D. S.. Barsingcrhorn, Pol'. Overlr., f 1 of 2 d. J.
B.. Barsingcrhorn, Motorregl. f 2 of 2 d. K. v. G.,
Anna Paulowna. idem, zonder straf aan zijne ouders
teruggegeven. L. O., z. b. woon- of verblijfplaats, idem,
12 of 2 d. P. V.. jd., idem, klem. G. B., Zijpe,
idem. f 5 of 3 d. J. <1. W.. Zijpe, Prov. Regf. 3af 2
of 2 d. voor elke boelc. M. K.. Visscherij 2 a f 3
of 2 d. voor elke boete. P. d. V., Anna Paulowna,
Motorregl., f4 of fid.. P. B., Oudkarspel, idem,
f 1 of 1 d. A. S., id„ id.. f 2 of 2 d. L. W., Scha
gen. Prov. RegJ 2 a f 1.50 of ld. voor elke boete.
D. T.. id., id., 2 a f 2 of 2 d. voor elke boete. J. H.
F., z. b. w.- of verblijfplaats, Art. 4553 Str 10 dagen
hechtenis. A. S., Prov. Rcgl., f 5 of 2 d. P. B.. Oud
karspel. id., 2 of 2 d. P. v. E., N. Niedorp, Motor
regl.. f2 of 2d.; J. K., Winkel, id., id. J. K.. N.
Niedorp. id., id. C. J. J.. Zijpe, jd., id. S. Gz.. id..
hoog te vereeren, wiens waarde somwijlen verre uit
reikt boven die van den besten vriend. Want
En La Fontaine eindigt dan ook de vertelling met de I Als men 2ui^'d^ude> f 2oC2 d.
verzuchting
van het zaaien