ff. 1. Voor Dammers. De Planeten. en Zaterdag 19 Augustus 1911. 55e Jaargang. No. 4970. DERDE BLAD. Alles wat deze rubriek betreft te zenden aan de ^Redactie der Schager Courant, onder het opschrift: „Damrubriek". Oplossing Probleem No. 51, van, A. Pernet te Vienne. Stand zwart 9 schijven op: 3, 8, 9, 10, 14, 16, 20, 25, 36 en een dam op 6. Stand wit 9 schijven op: 17, 21, 22, 28, 33, 35, 42, 47 en 48. Oplossing: Wit: 4741. Zwart: 36 29. I 4843. 16 18. I 1712. 6 48. 12 34. 48 30. 35 2 en, wint. Oplossing Probleem No. 52, van mej. De M. te Haarlem. Stand zwart 10 schijven op: 3, 6, 8, 9, 10, 12, 14, 18, 19 en 20. Stand wit 11 schijven op: 11, 25, 26, 28, 29, 32, 34, 36, 37, 40 en 47. Oplossing: Wit: 117. Zwart: 12 1. 2823. 19 28. 32 12. 8 17. 2621. 17 26. 37—31. 26 37. 4742. 37 48. 40—35. 48 30. 35 13 en, wint. Goede oplossingen ontvangen van,: J. B. te Utrecht; D. A. B. te Sint Maarten; C. S. ta Keinsmerbrug; D. O. Azn. te Nieuwe Niedorp; J. K. te Winkel en H. J. G. te Schagen Van enkele inzenders ontvingen we van probleem No. 52 een bij-oplossing. Onderstaande van J. B. to Utrecht. Wit: 32—27. Zwart: 6 17. 2621. 17 26. 3731. 26 37. 4742. 37 48. A 2822. 48 30. 22 2. 3035 of 216. 35 21. 16 10 en wint. A. 4035. Zwart: 48 30. 35 2 en wint. Probleem No. 53, van J. Vardon, Caën. Zwart Wit Stand zwart 6 schijven, op: 24, 25, 30, 35, 40, 45 en een dam op 36. 0» Stand wit 8 schijven op: 7, 27, 33, 39, 43, 44, 48, en 49. Probleem No. 54, van René Ortige, Tonaij Charente. Zwart k Wit. Stand zwart 10 schijven op: 4, 6, 8, 9, 10, 13, 15, 18, 19, 26, en een dam op 45. 5/ Stand wit 11 schijven op: 17, 21, 22, 25, 27, 29, 34, 40. 41, 42 en 46. Oplossingen van bovenstaande probleems in te zen- den uiterlijk Maandag 28 Augustus aanstaande. VAN BEN BOEK. „De misdaad is 'n soort van vagevuur, ze loutert hei verdoolde hart voor den hemel tof geeft het voor ecuwig aan de hel der schuld over. Dezelfde zede lijke misdaad heeft mannen tot booswichten en an deren tot asceten gemaakt" Vorstengunst Wallis, „Niemand begaat ooit 'n misdaad, zonder er iets dioms bij te doen." O. W. ^Dieu de terreur et Dieu de sainteté, Hólas! ce noir ab.me de mon crime, Dieu de terreur et Dieu de sainteté. LI ]-] rrr Vous connaissez tout cela, tont cela, Et que je suis pAis panvre qne personae, Vous connaissez tout cela, tout cela. Mais ce que j'ai, mon Dieu, je Vous le donne." Sagesse. Verlaine. Ik heb van de week 'n afschuwetijk-mooi boek ge lezen, waarvan ik aarzei den titel te noemen; omdat ik vrees, dat '1 aLs geestelijke spijs menigeen slecht zou kunnen bekomen. 't Is ii JEngelschc roman, die voor zoover ik weet in 1893 vcor '1 eerst in 't Hollandsch wend vertaald, en waarvan nu de tweede druk verscheen. Het boek bevat de geschiedenis van 'n portret cn do geschiedenis vain hem, die er voor poseerde; twee af zonderlijke geschiedenissen, waarvan het merkwaardige is en dit reeds zou den schrijver ervan kunnen ver raden ;n dichter te zijn dal het portret in den loop der komende jaren al de kenmerken zal dragen van 'n mensch, die ouder wordt, terwijl de jonge man, naar wien het werd geschilderd, zaL blijven althans in zijn, uiterlijk voorkomen zooals hij er uitzog op dien ongeveer twintigjarigen. leeftijd, toen dit por tret van hem gemaakt werd'. Zoo ge ziet. 'n echt romantisch en curieus geval', wel in staat de aandacht te trekken van \n mensch, die telkens hier- en daar 'n grijs haartje uittrekt en met weemoed om dan maar „weemoed'' to zeggen zijn vroegere portretten, zijn vroegere glorie be kijkt. en... er nog veel meer bij nadenkh O, wat is jeugd toch onzegbaar mooi en gelukkig 1 „Als het hart zich niets verwijf, Schrapen kent noch tassen, Schoolvrij voor den valen Nijd; Doof voor 't ravenkrassen. Kinders, och, do tijd gaat om! Sluipende en verstolen Naakt dc bevende Ouderdom Op katoenen zolen, 't Hoofd gebukt, de lenden krom, ln zijn pels verscholen. Lach niet mol zijn tragen tred! Waar hij eens den voet neer zei, Och. dien heeft hij ras in 't net; Nooit zal' hij verdolen. Maak het teven u ten nutt', Eer zijn grijns uw vreugde schut In don eens verdroogden put Baat geen watergieteo. i Maar bedenk het, lieve Jeugd, In den bloei der dagen, .Wie u van 't genot dier vreugd Rekenschap zal vragen. O, geniet, in God' verheugd! 't Is Zijn welbehagen. Maar verkleef den boezem niet Aan hetgeen de lust u biedt, Die een eindeloos verdriet Eeuwig doet beklagen." Uit „Des Levens Lust". BILDERDIJK. kJ I I iLI J i' J li IJ .1 i l 11 I Welïiu, de held van den bedoelden roman, was door zijn duurzame schoonheid hij zou immers niet verouderen in zijn uiterlijk? en hij w&s 'n prach tig mensch, die den schilder telkens weer door zijn schoonheid ontroerde de held van den bedoelden roman, zeg ik, was voorbestemd, om het leven in al zijn... lusten te „genieten", wel niet „in God ver heugd". en nog minder naar Diens „welbehagen'en ook niet zonder zich „den boezem te verkleven", maar toch... „genieten". Hij was rijk en zou, ofschoon de jaren elkander zouden opvolgen, voortdurend jong blij- ven. Ouder worden zou alleen zijn portret, dat hij van den schilder cadeau kreeg en dat, volgens de drie menschen, die het te zien kregen, namelijk de schilder-zelf, do jonge man dien het voorstelde, en nog 'n vriend van beiden het beste stuk werk was, dat de schilder nog ooit tot stand bracht. Waar dus bij gewone menschen in uren van zorg en droefheid bet voorhoofd 'n plöoi', of de mond 'n kommervollen trek zou krijgen, daar zou, in het geval hier bedoeld, deze taak door 't portret worden over- genomen; maar het gelaat van hem, dien het voor stelde, zou onveranderd blijven. Men 'zou zoo zeggen: 'n buitenkansje! En dit had 't misschien ook wel kunnen wezen, indien de bevoor- a-echte maar 'n beetje of misschien wel 'n iieelebool anders geweest ware, dan hij nu was. De schrijver van hot boek schijnt met uiterlijk schoon niet heel veel op te hebben; hij laat haar althans dadelijk de vlag strijken voor de invloeden van het versland en van het nadenken. Dit doet ltij op soms zeer geestige wijze, en menschen, die zich i wat veel op hun mooie gezicht laten voorstaan, mogen 1 er hun winst moe doen. Zoo laat hij een der figuren bijvoorbeeld zeggen„Schoonheid, heusche schoonheid, i eindigt waar een intelligente expressie begint". Of- schoon, met intelligentie staat hij ook op geen al to besten voet, want hij vervolgt dadelijk„Intellect is in zichzelve een soort van overdrijving, en verstoort de harmonie van elk gezicht; zoodia een mensch gaat zitten om te denken, wordt hij een en al neus of een en al voorhoofd of iets ander leelijks. Kijk maar maar alle mannen, die beroemd zijn in geleerdheid; hoe ver schrikkelijk leolijk zijn ze! Natuurlijk niet als ze in de kerk zitten; maar als ze denken. Een bisschop zegt. wanneer hij tachtig is, nog precies wat hij moest zeggen, toen hij achttien was, en als een natuurlijk gevolg ziet hij er dan ook altijd even stralend uit." Doch niet alleen schoonheid en intellect staan bij hem in 'n zwart blaadje; elke onderscheiding heeft 1 bij hem verkorven. „Ik zeg je de waarheid, lir rust hi noodlot op alle physieke en intellectueele distinctie, hetzelfde noodlot, dat op vorsten schijnt fe rusten." Laat ons erkennen, dat we deze waarheid reeds eerder gevoeld hebben, maar het geeft 'in zekere bé- rusting in ons noodlot? haar door anderen te hooren uitspreken. De gelukkig?te mensch is hij. die zich door hoegenaamd niets van de groote massa onder scheidt. Elke uitzondering, elke distinctie, al was 't maar die van 'ai mooien neus of prachtige handen, of 'n bom duiten of iets anders onbeduidends, slaat bloot aan noodlottigheden. Die noodlottigheden zijn of bunnen althans zijn verschrikkelijk, wanneer de distincties, de onderscheidingen, de oorzaken ervan, aan den buitenkant zijn waar te nemen, en door iederen Jan-KIaasen beetgenomen en beduimeld kunnen wei den maar erger wordt 't al zou men dit niet zoo dadelijk denken wanneer zij aan den binnen kant van 'n mensch schuilen dan regent 't noodlot rampen op hem, zonder tal." BYRON. Wil ik 't u bewijzen? Ik denk niet aan de Traup- manns. de Macchiavclli's, de Cagliostro's en al (tic andere moordenaars en dieven; 't is nu eenmaal aangenomen en als waar erkend, dat elk kwaad zijn meester straft, ofschoon dlit liedje ook nog wel op 'n andere wijs kan gezongen'worden, met 'n heel ander refrein. Maar ik donk aan die onderscheidingen, waar over wij van kindsbeen af met eerbied hebben leeren spreken. Christus werd voor zijn wijsheid cn 't bezit van zijn eenig-mooie ziel, Golgotha opgejaagd en ge kruisigd. Soerates moest den giftbeker ledigen. Antigoné boette haar trouw door levend in haar graf te treden, zooals haar geestverwant Beijlinck om dezelfde reden later hel zijne binnen ging. Bijna elk tijdvak om dan niet te zeggenelke dag en elke familie, elke verhouding van liefde of vriendschap en koopman schap kan slachtoffers aanwijzen van wat wij „deug den" noemen. De gewone bezoldiging van vertrouwen, is misbruik ervan, die betaalt wordt in allerlei munt, welke wel is waar alleen door dieven en valsche mun ters Ln omloop wordt gebracht, maar door „eerlijke menscheen toch ook wordt aangenomen en weer uit gegeven. Dit zijn echter de bedachtzaam-eerlijke men schen. die de eerlijkheid niet als 'n kroon op hun hoofd of als 'n wetgever in de palmen van hun han den dragen. En van zulke eerlijke menschen is de wereld vol. Onbedaohtzaam-eerlijke menschen, wier woord waarheid is, of 't vriend of vijand geldt, of zij schade of voordeel' erdoor ervaren, zijn zeldzaam. Maar die zeldzamen hangt men dan ook op. Wat had den zij ook zoo zeldzaam te zijn?! Daarin schuilt 'I geheim van hun beschaming (I); ze waren anders dan de rest, en dit wordt niemand vergeven. Hol komt niet te pas om idioot of wijsgeer te wezen, millionnair of bedelaar; buitenmate slecm of buitenmate goed, 't doet er niet toe in welke branche, men zal 't u niet vergeven. Maar als ge in vrede leven wilt, wees dan. „gewoon/-, 'n DurchschnittPhilister vocht voor dengene, die hem 'l meest betaalt, en. amice Jan Hagel zegt. dat 't zoo ook behoort. Als ge uw vriend, die u 't leven en uw goeden naam redde, voor 'n tamelijk prijsje verkoopen kunt, dan zoudt ge wel gek wezen als ge 't niet dcedt. Ik hoop, dat ik dit Laatste duidelijk genoeg gezegd heb, om ook door „meer ontwikkelden'' te worden begrepen, want ik acht 't altijd zonde van den tijd, wanneer iets wegens zijn duisterheid van uitdrukking twee- of meermalen moet gelezen worden. Maar Iaat mij terugkoeren tot 't ongenoemde, af- schuwclijk-mooie boek, waarvan ik nu tamelijk af dwaalde, wat ook aL niet is, zooals 't behoort en mis.- schien wel mijn noodlottige distinctie is. Ik schreef er 'n paar bladzijden scraps uit over. waar- i van er enkele hier volgen: „Iedere iinpulsie, die wij trachten te smoren, kan- „kert voort in onzen geest en vergiftigt ons. Het vleesch „zondigt ééns en dan is 't gedaan; want actie is n soort van reiniging". Voorzichtig, vrienden en vriendinnen t Ik schrijf dit nu wel over, maar niet, dat ge 't als 'n Evangelie zoudt aannemen. Elke koorts kan niet met kinine verdreven worden. Het woord van Wallis de vroegere Juf frouw Opzoomer dat ik boven dezen briet schreef, lijkt mij waarachtiger. Ziet ge wel, dat 't boek 'n spijs bevat, die met nadenken en voorzichtigheid moet wor den genuttigd? Verder: „Men weet meer dan men zich bewust is, „en men weet minder dan men wil bekennen. „Er zijn filantropische menschen, die alle idee van „menschtijkhcid verliezen." „Er zijn vele dingen, die we zouden weggooien, „als we maar niet bang waren, dat anderen ze zou- „den oprapen." „Ondervinding heeft in zichzelf geen ethische waar- „de. Het is slechis een naam, dien de menschen geven „aan hun mis tas tingen". „Er is weelde in zelfverwijt. Door onszelven te be schuldigen, ontnemen wij anderen het recht dit te „doen 1 Het is door de biecht zelve, niet door den priester, „dat wij absolutie krijgen". Dit laatste woord mag door Roomschen en on-Room- schen ter harte worden genomen en overdacht. Er is nog 'n andere biecht dan de oorbiecht, namelijk dio van den tollenaar, die 't altaar niet durfde naderen en, zich op de borst slaande, de verzuchting slaakte: „O God. wees mij zondaar genadig! Ja, 't is 'n afschuwelijk boek en ik begeer vol strekt niet het voor den tweeden keer te lezen, maar hier en daar dfwingt het toch tot even nadenken en.... kan 't ons wel iels wijzer, dat wil zeggenbeter makenals we ten1 minste lezen, om wat wijzer en 1 beter te worden. Maar 't bevat ook huiselijke wijsheden van meer practischen aard, die men zoo op de wandeling uit den mond van 'n vriend zou kunnen hooren, bijvoor beeld „Och, 't is zoo gemakkelijk om lief te zijn togen „menschen, die je niet schelen kunnen." Of: „De tragedie van den ouderdom is niet, dat je „oud wordt; maar dat je je jong blijft voelen". Onverwacht schiet 't sems weer boven die wandeling- wijsheid uit en leest ge: „Het leven is te kort, om nog de schuld van an- „deren op zich te nemen. Ieder mensch leeft zijn „eigen leven, en betaalt er den prijs voor". Of: „De ziel is 'n realiteit, die verschrikkelijk is. „Jc kunt haar koopen, verkoopen en verdobbelen. Je „kunt haar vergiftigen of je kunt er iels heel moois van „maken. En in ieder van ons is 'n ziel; dat voel ik/'- Zulke gedachten stempelen het boek tot heel iels anders en tot veel meer dan tot 'n roman. Het kleine aotricelje, dat er in voorkomt, en vergif innam, toen die mooie jongen van 't portret haar in den steek had gelalen, is maar 'n voorbijgaand figuurtje, maar men vergeet *t miot. En toen die altijd-mooi-blijvende jongen den anderen dag het portret zag, bemerkte hij er zóó iels gemeens en schuws in, dat hij er bang van werd en 't op zolder bracht en wegsloot, bang, dat anderen zien zouden, hoe leelijk zijn ziel geworden was. Want dat portret was zijn ziel, die bij elke laagheid door hem begaan, afschuwelijker werd; ten slotte zóó af schuwelijk. dat hij zelf ervan gruwde en liet met 'n mes doorstak, bij welke daad hijzelf door 'n mes steek in 't hart getroffen, dood neerviel1. Toen waren ook' de rollen weer tot het normaio terug gekeerd. „De knechten, dio op den bons van zijn ral toeschoten, vonden het portret van hun mees ter. ia al zijn schoonheidi en jeugd, zooals zij hemi het laatst gezien hadden. Op den grond lag 'n doode man in rok, met 'n mes door het liart. Zijn gelaat was verwrongen, gerimpeld en leolijk. Zij herkenden hem alleen aan zijn ringen". De schrijver zelf is ontroerd! over het lot en den levensloop van zijn held, die door de natuur en door de omstandigheden.' met zoovele anderscheidingen was begiftigd en bezwaard. „Oh zoo roept hij uit, „in welk monsterachtig oogenblik van ijdelheid en passie had hij dan gebeden, dat het portret den last zijner dagen zou torsen, opdat hij de vlekkelooze glorie dór eeuwige jeugd zou dragenDat was de schuld van alles. Het ware hem beter geweest, zoo iedere zonde in zijn leven de straf onverbiddelijk met zich had meegesleept. Wamt daar is reiniging in straf. Wij moeten niet bidden: „Vergeef ons onze zonden, maar kastijd ons voor onze ongerechtigdheden!" O. wat 'n vreemd', wat 'ra verschrikkelijk-vreemd- mooi boek is dat i Woorden van onredelijke Boa- nerges, uitgezegd met do liefde en de ontroering van Christus I Plet slaat den geest van den: lezer met be schaming en vernedering, en eenmaal op dö knieën, bidden wij voort:... Want als Gij ons niei kastijdt, o God. voor onze overtredingen, voor onzë leugens, voor ons verraad, voor de bezoedeling van onze éigen zie! in de aanklacht van anderen, als {tij1 ónze dwa lende voeten niet doet struikelen, onze zondige over leggingen niet doet falen, onze boosheden met te schande maakt, wie zal dén onze Stelen'bewaren voor zelfbedrog en haar redden van 't voixlerf? Wij bidden U om schande, waar wij daden van schande bedreven. Wij bidden U om openbaring van onze leugens en van ons bedrog, waar wij anderen kwaad ralden doen. Wij bid den U om kastijding voor elke overtreding, om bewaard te blijven voor onszelven en voor U. Martel ons met gedachten van angst voor schande, opdat onze eer be waard blijve! Kwel ons met de gevolgen onzer eigen leugens, opdat wij weten hoe goed en machtig dó waarheid is. Beter, duizendmaal beter, te vallen in Uwe kastijdende handen, dan dat Gij ons los zoudt laten en onze zielen zouden worden overgegeven aan den dood. Zal' ik aan dit epistel nog veel toevoegen? Ik zou niet welen wat! De les, gepredikt in het ongenoemde boek. waarvan ik 'n schets trachtte te geven, is de eenvoudige les, die lieve moeders en verstandige vaders met kalmer woorden aan hun kind, die vrienden aan vrienden gevenWees goed i Niet uit berekening, maar uit wijsheid. Wees eerlijk I Bedrieg uzelf en anderen niet! De volmaaktheid bereiken zal 'n mensch hier nooit; maar het zal zijn glorie zijn, daarnaar te streven. Doe dat struikelend en vallend, maar doe het altijd met eerlijke middelen, eu denk nooit, dat gij uzelf 'n paleis kunt bouwen op de puinhoopen van eens anders leven. Zulk 'n paleis, indien gij 't al bouwen zoudi, stort in. en het zal uzelf verpletteren. Heb voor niets zoo'n eerbied a Is voor uw eigen ziel. en bezoedel haar nooit, door met opzet anderen kwaad te doen. Als gij zoo haar spiegel tracht blank te houden, zult gij altijd, door zonden en dwalingen heen, daarin Gods beeld kunnen ontwaren, die Waarheid en Goedheid is. En moge genot „ook al de toetssteen zijn der natuur en haar teeken van goedkeuring' vergeet toch nooit „In den eens verdroogden pul naai geen watergieteo". Tc willen wal men moet, wat men kan, naar zijn eigen aanleg en ontwikkeling, daarop berust do geheele bekentenis van ons griuKsbegrip. Heeft men u kwaad gedaan, vergeeft Tracht t altham, het zal i gelukkiger maken. Want „dc wrok rijpt wel, maar niet ui het zonnelicht'en zonder zon kan oas lichaam bijna, .onze ziel in l geheel niet leven. Ont houd ditZo zeggen wel, dat otverleg en scherpzinnig heid het hart en liet leven beheerschcn, maar dat is niet waar wal daarbinnen in opstand komt. «tut brengt hel verstand niet tot bedaren. Er komt in ieder mens dien leven 'n oogenblik, waarin zich elk verzuim, van liefde en zorg, en veel meer nog 'n opzet van boosheid, aan anderen gepleegd, op eigen geluk wreekt; ik bid u, cm uw eigen ziels wil, voorkom dit oogenblik, door altijd liefdevoL en goed cn eerlijk te wezen. O, 't is zoo hand. als de ziel in haar nood 'n aalmoes vraagt, en dan de handen leeg vindt, die haar hadden kunnen voeden, cn voelen moet, dat zij alleen staat. Wat wij ons in onzen waan verbeelden „genoeg" to zijn. is in do ure der vverklijkheid cn dér eenzaam heid honger en hongerdood. Ik weet wel, dal er vra gen zijn. waarop n mensch het antwoord niet aan menschen geven, kan. maar 't eigen hart heeft recht rekenschap te vragen en tc ontvangen van al onze handelingen. Laat ons er altijd tegen waken, dat wij voor onszelven dalen zouden, want dan zouden wij ook den maatstaf verliezen, om andere en betere na turen te waardeeren. Hoe God ons ook schiep en wat Hij ons ook meegaf, diep in onzen boezem, Zijn gave was goed, en het ligt alleen aan den mensch zelf. of 't hem lot 'n ral of tot 'n opstanding, tot 'n verdoemenis of tot blijdschap wezen zat. Heeft dc ervaring u niet geleerd, dat men, ter verzachting van 'n wond nog iets anders doen kan, dan hem die ze toebracht, aanklagen? Welnu, laat ons dan d:e - varing in practijk brengen ook tegenover onszelv en nooit in radeloosheid of angst wat altijd zeg^, wilonwijsheid 'n daad begaan, met onzen inoiui of met onze handen, waarom wij zelfs onzen vijand; beklagen zouden. Want ja. in mensch kan veel' overbrengen met anderen, zooveel zelfs, dat hij er vaak zijn geduld bij verliezen zou; maar wat hij soms met zichzelf over brengt. dat is niet te zeggen. Och och. wat zijn we toch. stumpers I En dan zijn er nog. die anderen kwaad gunnen en kwaad trachten te doen! h. d. h. CORRESPONDENTIE N. G. Dat woord is 'n wel wat vrije vertaling van 'n Laüjnsche spreuk, die in haar geheel luidt: „Mundus vult decipi, ergo decipialur." h. a. h. DE AARDE. (Slot) Het vergaan der wereld dus. Het denkbeeld of de voorspelling ervan, brengt soms het geheele mensch- dom in beroering en opwinding, waarom het zeker niet ondienstig is dit schrikbeeld eens wat nader on der de oogen te zien. Nu en dan zien we iemand, die wel eens een boekje over deze onderwerpen heeft gelezen, zichzelf tot profeet bevorderen, en de goêgemeente wijsmaken, dat op dien dag en dat uur precies het einde daar zal wezen. Daar heb je dan de poppen aan 't dansen: de een snijdt zijn pols of zijn hals af, omdat hij aan zoo'n operatie de voorkeur geeft boven het meemaken van de vreeselijke dingen, die te wachten staan. Een ander brengt alles erdoor wat bij heeft, want hij wil tenminste nog een, lollig uiteinde hebben. En zoo meer Wat al verschillende manieren van vergaan zijn ons van tijd tot tijd beloofd! Vergaan in vuur, in water (zondvloed), bet terugkeeren der ijstijden, botsing met een komeet of een ander hemellichaam; de ge vreesde entropie, dat is de algeheele afkoeli"" zon, welke in zich zou sluiten, de on alle leven In ons zonnestelsel, verder n storten der maan op do aarde, door we ging éen gloeiende massa zou ontstaan. E„~ Gewoonlijk wordt met het vergaan der werv doeld de ondergang van onze aarde of hoogsi van ons zonnestelsel. Laten we nu eens kijken in hoe verre het daareven zooal genoemde waarschijnlijk heid bevat. Bij het vergaan in vuur hebben we in de eerste plaats te denken aan vulkaanuitbarstingen en bege leidende versdhijnselen. Ook in geval echter van een botsing tusschen ons zonnestelsel en een vreemd he mellichaam zouden we allemaal zonder genade levend verbrand worden. Daarover straks meer. Dat het bij vulkaanuitbarstingen tot vreeselijke katastrofen kan komen, is genoegzaam bekend. Het ligt ons nog versch in het geheugen, hoe op 8 Mei 1901 de voor dien als geheel ongevaarlijk beschouwde Mont Pelée op het eiland Martinique plotseling de geheele stad Saint-Pierre met haar 50.000 inwoners vernietigde. Wat daar in den loop der eeuwen door menschenhan- den was gebouwd, werd in éen minuut tot een woeste chaos dooreengesmeten. Dat de vulkaanuitbarstingen ons ook in water kun nen doen vergaan, blijke uit het volgende: In 1883 kwamen door de uitbarsting van den Krakatau in de Soenda-straat 40.000 menschen om het leven. Hier bij vooral moet men werkelijk den indruk van een vergaan der wereld gekregen hebben. De vulkaan zelf lag op een klein, onbewoond eiland, waar hij geen onheil kou stichten. Bij de uitbarsting spleet hij ge woonweg iu tweeën, waardoor het zeewater in ontzag lijke hoeveelheden in zijn gloeiende opening stroom de. Hiervan waren ontploffingen het gevolg, die men over een oppervlakte grooter dan geheel Europa ver nam. De veroorzaakte luchttrilling ging zesmaal rond om de aarde, en ook de vloedgolf, teweeggebracht door den terugstoot der watermassa's door de ont- I wikkelde gassen, ging meerdere malen om de aarde heen. Voor verscheidene der omringende Soenda- j eilanden was dit een zondvloed gelijk, dien men kon zien naderen en aangroeien; steden en dorpen werden geheel weggeslagen en niemand bleef gespaard. Een groot gedeelte van het oorspronkelïjké eiland Kraka tau werd, tot stof uiteengesprongen. in de hoogste lagen van den dampkring geslingerd. Verscheidene dagen aaneen waren Java en andere eilanden geheel in nacht gehuld, heete regen, modd r en asch kwamen naar beneden, van bliksem en donder vergezeld. Dit zijn werkelijk wereldondergangen in het klein, en zij staan in de annalen der geschiedenis maar al te menigvuldig opgeteekend. De vraag rijst, of er niet eenmaal éen zoo in hel groot kan plaats hebben, dat de geheele aarde tot stof, aseh on gissen uiteen zal springen. Zooals we al vaker de gelegenheid hadden op ie merken, zijn aardbevingen en vulkanische verschijn selen gevolgen van hel afkoctingsproces onzer pla neet. De druk der buitenste vaste korst veroorzaakt daarbinnen steeds grootere hitte en spanning. Juist ech ter het feit dat vulkaanuitbarstingen aanhoudend voor komen, sluit in zich dat het niet tot ergjr zal komen de vulkanen werken als veiligheidskleppen. Wel zijn die plaatselijke katastrofen erg genoeg, ze zijn echter noodig om „het vergaan der wereld' te voorkomen. Met de ijstijden ziet 't er bedenkelijker uit. Geheel opgehelderd zijn deze nog niet; men gelooft, dat zij vo'gen op tijden van algemeene vulkaanuitbar stingen, waardoor de dampkring dicht vervuld wordt van stof van vulkanischen oorsprong. Hierdoor wor den de zonnestra'en onderschept, een algemeene af koeling der aarde heeft plaats en het gevolg is dat de geheele aarde met gletsehers overdekt wordt. Dat het dan met het leven op onze planeet voorloopig uit is, behoeft zeker geen betoog.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1911 | | pagina 9