Utr M,
Artistenleed.
Zaterdag 16 September 1911.
55e Jaargang. No. 4986.
TWEEDE BLAD.
Binnenlandsch Nieuws.
ZI-JPE.
Door het Dagelijksch Bestuur van den Polder Zijpe
is bij de geliouden Zijper verroting, op Woensdag 13
September 1911 een derde prijs 'een paard) gewonnen.
PETTEN.
In verband met de schietoefeningen der vloot in
de Noordzee, is op den dijk te Pelten een toestel op-
ffïrieht, waarmee seinen worden gegeven van den vasten
wal naar de schepen en omgekeerd.
BURGERBRUG.
Naar wij vernemen, zal bij genoegzame deelname
bij gelegenheid der kermis een ringrij'dcrij met paard en
kar geli ouden worden.
RAAD VAN WARMENHÜESEN.
Vergadering! van den Raad der gemeente Warmen-
huizen, gehouden op Donderdag 1-4 September 1911,
des voormiddags 10 uur. Allen present.
Voorzitter Burgemeester Blom, die de vergadering
opent, waarna de notulen, worden gelezen en goedge
keurd.
Van den kapitein-leider der voorbereidende mili
taire oefeningen is bericht ingekomen, dat de gemeente
geen schietschijf behoeft aan te schaffen.
De erven wed. Wosnum alhier, berichten .dat zij
tot de conclusie zijn gekomen, Jat er geen bewijs
van erfpacht aanwezig is. De vorige secretaris had ge
meend, dat dit niet noodig was. Zij verklaren zich
bereid dc overeenkoipst waar het hier om gaat, tot
een lager bedrag goed te vinden en willen ook tegen
een hülijke door de gemeente le betalen hoofdsom
afstand doen.
Men vindt in den Raad algemeen goed, op dit laat
ste idéé in le gaan. Als koopsom wordt f 25 genoemd.
Allen voor.
De heer Nieuwland geeft kennis dat hij met Kerstmis
a.s. de gemeente denkt te verlaten. Zijn landhuur zal
dan dus eindigen.
Goedgevonden kenbaar te maken, dat het land der
gemeente, hij den heer Nieuwland in huur, me'tKerstmis
te huur zal zijn. Den 3don October zal verhuring bij
/ien kastelein II. Mosch plaats vinden.
Komt vervolgens ter sprake dat do metselaar Thijs
Denijs meer oppervlakte straatwerk heeft afgeleverd,
dan hem door het gemeentebestuur is opgedragen en
zulks terwijl de secretaris, de heer Tromp hem nog
eens extra er op gewezen heeft, dat hij zóó ver moest
gaan, maar... niet verder. Tóch is de metselaar verder
gegaan, en wel1 in verband met hetgeen mevrouw Wcg-
gelaar, de echlgenoote van den Krabbendammer pre
dikant, tot hem zeide, daar is hij op ingegaan.
Do secretaris, de heer Tromp, meldt dat hij al spoe
dig mevrouw Weggslaar hij zich heeft gehad, die juist
niet erg le spreken was.
De wethouder Kraakman fluistert zijn tafelbuurman
en ambtgenoot, den heer Barsingerhorn toe: „Zij was
lang inict peuter en nogal spikkerig hoor", wat de
heer Barsingerhorn zoo voor kennisgeving aanneemt.
Maar de Raad komt tot de meening dat het zoo
toch niet goed is gegaan en Thijs zeer onvoorzichtig
heeft gedaan. Algemeen wordt goedgevonden te bepalen,
dat hel te veel gemaakte straatwerk niet door de ge
meente zal worden betaald. Dat moeten anderen, aie
er last toe gaven, dan maar betalen. En anders moet
Denijs dat gedeelte er maar weer uitbreken.
De vergadering gaat in comité-generaal' ter bespre
king van het advies des schoolopzieners inzake de te
benoemen onderwijzeres aan de O. L. school1 te War-
menhuizen. Na heropening der zitting volgt stemming
over do volgende op het drietal staande sollicitanten',
die in alphabelischo volgorde zijn als volgt:' mej. Do
Bruin le Deemster, mej. 5. R. A. Hakkens, Den Helder,
mej. J. B. Raven le Alkmaar. Mej. Hakkens verkrijgt
4 stemmen, mej. Raven 3. Mejuffrouw Hakkens is dus
benoemd. Indiensttreding is op 1 October a.s. bepaald.
De rondvraag niets opleverende, volgt sluiting.
OOK EEN CONCLUSIE.
Het anti-revolutionnair Friesch Dagblad wijdt een.
hoofdartikel aan de langdurige droogte en 't mond
en klauwzeer van dézen zomer. Het ziet in deze ver
schijnselen „de hand des Heeren" en meent dat „deze
bezoeking ons als volk wel degelijk iets te zeg
gen" heeft
Zij is ongetwijfeld een aansporing, om weder te
keeren tot den Heere.
Zoodat wij nu weten, dat liberale, socialistische en
andere ongodisten voor droogte en mond- en klauw
zeer verantwoordelijk zijn te stellen.
Gelukkig regent het thans weer. Als dankbetui-
Feuilleton.
ROMAN
van
PAUL HöOKER.
>28.
Zooals hij was, stormde Thomas als razend naar
'de deur, rukte haar open en liep weg.
Hella probeerde het nog, hem op de trap vast te
(houden. Zij joeg hem over het boerenerf na, bad
!hem, bezwoer hem. verstandig te zijn, zichzelf geen
leed te doenHij rukte zich los, wierp het hek
achter zich dicht en liep den weg op.
„Thomas! Thomas!"
Hella keek vertwijfeld om zich heen. Het meisje
liad Hans naar boven gebracht. Nog een enkele se
conde keek Hella haar man na, hij had de richting
ingeslagen naar het slotwoud, dan snelde zij het huis
in, beklom met knikkende knieën de trap en nam
Hans uit de armen van het meisje, die het kind juist
op zijn middagslaapje wilde leggen.
De kleine was slaperig, opende echter de oogen
en keek verwonderd om zich heen. Hella stormde de
trap weer af en snelde den vluchteling na.
Op de kneppelbrug, die over het water bij het ge
bergte) lag, haalde zij hem in.
„Waar wil je heen, Thomas?"
„Dat weet je. Waarom vraag je nog?"
„Een misdaad is er aan je begaan, Thomas. En
nu wil je er zelf een begaan? Een moord?"
„Die hebben anderen op hun geweten. En zij dra
gon het rustig."
„Ook rechters zijn slechts menschen. Zij zullen
nu hun dwaling inzien. De heele wereld zal jou zoen
offers aanbieden, Thomas, de lijdenstjjd Is nu voorbij
voor ons allen en nu wil jij ons weer in de
ellende storten?"
Het kind begon jammerlijk te huilen, instinctmatig,
omdat het zijn moeder zoo luid en opgewonden zag
eu hoorde.
„Blijf stil, mijn lieveling. Vrees niets, het zal alles
'wel weer goed worden."
„Het kind is beter bij jou geborgen dan bij mij.
Kwel ons toch niet zoo ontzettend, Hella. Het kan
Liet anders zijn. Het kèn niet anders
Met een moe gebaar wendde hij zich af. Toen trad
•Hei la. den jongen tegen zich aan drukkend, hem
ih dan weg, keek hem strak en dreigend aan en
xeiite: „Ga, Thomas. Ik laat je gaan. Wij kwellen
ging aan minister Heemskerk voor het weigeren, der
audiëntie op Rooden Dinsdag?
Het Volk.
EERSTE KANEER.
Bij Kon. Besl'. is de heer P. 13. J. I'erf, Ikl van
Gedeputeerde Stalen van Noord-Holland, benoemd tot
commandeur in de orde van Oranje-Nassau.
Bij Kon. Besl'. is verlof verleend tot het aannemen
der ondcreoheidingpteekenen achter zijn naam ver
meld. mr. G. van Tienhovcn te Haarlem, oud.-Co.inr
missaris der Koningin in Noord-IIolland, grootofficier
der orde van het Legioen van Eer.
CONTROLE-RAMMEN.
Bij de te Schagsn gehouden keuring van haMjaar-
lijksche conlrolcrammcn, vanwege de vereeniging lot
verbetering der Schapenfokkerij georganiseerd, waren
10 stuks aanwezig. Daarvan zijn er twee aangehouden,
n.1'. die van de heeren K. Boekei te Winkel en H.
Spaans te Barsingerhorn.
MOORDAANSLAG EN BEROOVIXG.
Men seint uit Venlo:
Even na middernacht werden nabij het Caeino-
klooster alhier schoten gehoord door twee daar in
de buurt dienstdoende commiezen. Ze stelden on
middellijk een onderzoek in en vonden een man op
den grond liggen'met twee wonden aan 't hoofd en
een verbrijzelden arm. Bij hunne nadering gingen
twee personen op de vlucht in. de richting der water
leiding. Ofschoon een der commiezen hen nog schoten
nazond, had dit geen resultaat.
De verwonde, een koopman uit Remscheid, werd
in de Klosterbrau voorloopig verbonden en naar het
ziekenhuis overgebracht. Ilij gaf nog te kennen, dat
er ook twee vrouwen hij waren. Deze werden heden
morgen na het nemen van een plaatsbewijs voor
Gladbach en Düsseldorf, dank zij de activiteit van
don Duitschen loketambtenaar, door de politie, die
zich hier opgesteld had, gearresteerd en, naar de ge
vangenis overgebracht. De koopman, wiens geld ge
stolen is, ligt bewusteloos.
Nader vernemen we, da„ de verwonde W. S. uit
Remscheid afkomstig, gehuwd en vader van drie kin
deren is, die hoewel niet gescheiden, in slechte ver
standhouding met zijne vrouw leeft. Hij is met de
twee vrouwen, die beslist niets loslaten, gisteren
avond met een der laatste treinen gekomen, met het
doel om hier eene zaak op te richten, waarin een
der vrouwen als kellperin zou komen en de andere
de zaak zou leiden.
Wandelende op den Kaldenkirkerweg, is de man,
door twee personen aangevallen en aan het hoofd
en arm ernstig mishandeld. De wonden aan 't hoofd
zijn toegebracht door den loop der revolver of met
ëen puntigen stok. Er is ook geschoten, doch met los
kruit.
Het vermoeden bestaat, dat de daders hem wel
bekend zijn en op de hoogte gebracht van zijpe plan
nen, hem op de voet hebben gevolgd. De toestand
van den gewonde is bevredigend. De daders zijp nog
niet bekend.
WINKEL.
In een gisterenavopd tep huize van den heer J.
gijzelaar gehouden vergadering is besloten tot op
richting vap een onderling nut, waarvan de zetel zal
zijn gevestigd hij den heer Vijzelaar, in het café .,de
Zwaap".
Het voorloopige bestuur bestaat uit de heerep D.
Dekker, J. Boogaard<t en F. Jagersma.
WINKEL.
In het aanstaande winterseizoen zal vanwege het
departement Winkel der Maatsch. tot Nut van. 't
Algemeen een cursus worden gegeven in het koken,
waarvoor door genoemde Maatschappij een reizende
keuken is beschikbaar gesteld en als leerares is
aangewezen mejuffrouw M. Ketjep. De lessen zullen
begin November een aanvang nemen.
NOODLOTTIG GEVAL.
Te Zegge bij Rozendaal is bij de in aanbouw zijnde
kerk de zoon van den aannemer Mortens door een,
misstap van een 10 meter hoogen steiger gevallen.
Zwaai- aan het hoofd verwond, en met inwendige
kwetsuren werd de jongen opgenomen en, na voor
loopig verbonden te zijn naar het gasthuis te Ouden-*
bosch overebraeht. Men vreest voor zijn leven.
VERKIEZING PROVINCIALE STATEN.
Bij de Donderdag iii District Vil te Amsterdam
gehouden verkiezing van een lid der Prov. Staten
i.vacature-Van Eijlc) zijn uitgebracht 2852 geldige
stemmen; volstrekte meerderheid 1427 stemmep.
Hiervan verkregen de heeren Dr. G. Bellaar Spruyt
(Viijz.-Dem.) S12 stemmen, E. J. van Det (S. D.
A. I'.) 303 stemmen, Mr. H. J. van Ogtrop (R.-K.)
1375 stemmen en Mr. J. H. Worst (Lib.) 362 stem
men, zoodat herstemming moet plaats hebben tus-
schec de heeren Mr. Van Ogtrop ep Dr. Bellaar
Spruyt.
EEN „WAARZEGSTER".
Gis!» rmiddag passeerde nabij Beek een oude vrouw
de grenzen en werd door een Duitschen douane aan
gehouden, of zij iets te „versteueren" had. Het
oude vrouwtje zeide van neen, waarop zich een ge
sprek over het warme weer ontwikkelde. Alles
bleef z o dioog, zei men. Op eens zei 't vrouwtje:
„Ja, mijnheer! Dit jaar een, droog jaar, dan een
je maar. Goed, probeer buiten met jezelf in het reine
te komen, 't Kan niet schelen waar. Ik zal op je
wachten. Heel geduldig zal ik wachten. Maar maak
je er met geweld een eind aan, Thomas, dan volgen
wij je op dienzelfden weg. Wij beiden. Hans en ik,
zuilen je volgen ook in den dood. Dat zweer ik
je. Denk daaraan, Thomas voor je de hand aan
jezelf slaat. Je vermoordt niet alleen jezelf ook
mij en je zoon. Zoo! ga, pu en zoek vredei met, je
zelf te vinden,."
Thomas stond pog op de brug, toen Hella, reqds
weer op de boerderij was aangeland.
Wie op dien avond het operettentheater bezocht ep
het weenen en lachen der soubrette hoorde, was er
over verbaasd, dat die leuke geschiedenis van, Jager
roosje zoo diep aangrijpend was.
Het was geen theaterpop, het was een werkelijk
mensch, dat daar boven op 't tooneel om een beetje
geluk worstelde en streed.
In het tweede deel van het parket zat een jong
musicus, die zich over de triviale muziek ergerde.
Forschner was het, Thomas Brandts leerling uit Ber
lijn. Hij had het eerste seizoen als kapelmeester te
Heidelberg achter ach. Als uitverkorene van een
Wagnervereeniging reisde hij nu met een studiebeurs
begiftigd, naar Bayreutli. Steeds weer vroeg hij aan
zijn buurman het programma en bestudeerde de per
sonenlijst. „Mevrouw Hella Brandt' speelde de titel
rol. Er bleef geen twijfel over, dat was de vrouw
van zijn vroegeren meester. Een siddering liep hem
door de leden, toen zij begon te zingen. Dat was
de kristalheldere sopraan vud Hella von Sohytt? Een
gebroken stem, totaal geruïneerd. Maar pakken kon
zij nu nog de toeschouwers, doen meeleven met haar.
Het snikte en lachte in haar stem de overgang
van lachen naar weenen was een paar maal zoo on
merkbaar, zoo ontroerend daarbij, dat Forschner tot
zijn eigen beschaming in zijn zak greep cn zijn zak
doek voor den dag haalde. Hij had in zijin leven slechts
eenmaal geweend, en dat was geweest in de derde
akte van Tristan. En nu bij zoo'n onding
Maar de heele zaal gebruikte de zakdoeken, liet was
een gesnuit, gekuch eu gesnik en velen veegden ziel1,
de tranen van de wangen. En als dan hel zonlicht van
den gouden humor het smalle gszichtje van de jonge
tooneelspeelsler weer bescheen, als baar oogen, waarie
zooeven echte tranen hadtien gestaan, begonnen te schit
teren en te lichten, dan werd het publiek eerst recht
levendig. Na het slot van het bedrijf brak een bij-
valsstorm los. Weer en nog eens weer riep men om
Hella, _en steeds weer trad het jonge ding schuchter
voor het voetlicht, bleef aarzelend aan den kant slaan,
knikte eenvoudig met een zeldzaam aangrijpend
nat jaar en dan een bloedjaar."
De douane en een beer, dlo deze „profetie" hoor
den, beguj.uen smakelijk te lachen, hetgeen 't vrouw
tje niti aanstond en verontwaardigd liet zij er
op volgen:
„Mljv.eheeren, u lacht, maar hot is zoo waarach
tig, nis u 6 mark In uw zak hebt."
Andermaal lachte de kommies en greep zijn beurs
uit deu zak. Daar hij niet wist, hoeveel geld hij bij
zich droeg, telde hij 't geld na, om de woorden van
do vrouw te logenstraffen. Nu kwam hij tot de ont
dekking, dat al het in zijp bezit zijnde geld Juist 6
mark bedroeg. De man lachte niet meer en 't vrouw
tje vervolgde haar weg.
I)E LUTINE.
Van W.-Terschelling wordt gemeld:
Door de Lyons zijn Woensdag weder 10 Spaan-
sclie matten opgevischt. Men zoekt tot nog toe ver
geefs naar het achterschip van de Lutlne, waar de
gouden staven geborgen waren.
ONTPLOFFING. (Zie vorig nr.)
Omtrent de noodlottige ontploffing te Meppel meldt
mep nog:
De inoffelovep aan de vernikkelfabriek van de
gebr. Van Werven te Meppel, werd door steenkool-
gas verwarmd. Omstreeks halftwaalf (Woensdag)
hadden de drie personen, daar werkzaam, het ge
bouwtje even verlaten; vermoedelijk is toen de gas
vlam uitgewaaid, daar op do opengelaten deur nogal
een sterke wind stond. De werkman J. Strik, daarop
terugkeerend, vond het gas onder den oven uit; hij
was vergezeld van een anderen werkman en maakte
zich gereed om het gas weder aan te steken.
Laatstbedoelde persoon had onmiddellijk, vóór Strik
een lucifer had ter hand genomen, het gebouwtje
weer verlaten. Nauwelijks buiten zijnde, hoorde hij
den slag, door de ontploffing van het. ontstane knal
gas veroorzaakt, en kreeg hij een stuk hout, dat
weggeslingerd werd, tegen den rug, zonder hem even
wel te deren. Onder de puinhoopen van het gebouw
tje lag Strik. Toen de ruïne was opgeruimd, vond
men zijn lijk.
Strik was 27 jaar oud, en laat een weduwe met
twee kinderen na.
Van dit en van dat.
'N VERTELLING VAN DEN VREDE.
In alle kerken werd tot God gebeden„Schenk
ens den vrede, Heer! Schenk ons den vrede! En in
ieder palcis en in elke werkmanswoning, in iedere hut
en overal waar menschen waren, hieven ach de ge
vouwen handen omhoog en bad men: „Vrede, Heer,
vredei Geef ons den vrede!"
Gocl had erbarmen met de menschen om hun leed
en Hij riep Zijnen liefsten engel tot Zich, den Vrede,
en geboden dézen af te dalen naar de aarde^ om
den menschen te geven, waarom zij baden. En de
engel gehoorzaamde aan het bevel van den Heer en
zweefde naar omlaag, om dc aarde en de menschep
te bezoeken.
Maar na weinig dagen keerde hij weer terug. In
zijn trekken was diepe treurigheid en verslagenheidl
te lezen, en aan zijn voorhoofd was 'n bloedige wonde.
Vergeef mij, Heerl zoo sprak hiji biddend, de
menschen hebben mij niet noodig!
Hebben zij u niet noodig I? Zij: niet, die dage
lijks om u bidden?!
Neen Heer! Ik ben gegaan tot allen, maar nie
mand vermocht ik hulp te bicden, omdat ik bij nie
mand welkom was. Ik kwam bij geburen, die met
elkander in twist leefden, en elk hunner zei tot mij
„Geef mij mijn recht!" Ik ring naar echtelieden, naar
mannen en vrouwen, die elkander niet begrepen, naar
ouders en kinderen, en ieder verlangde, dat slechts
zijn wil zou zegevieren. Ik ging naar vrienden, die
door misverstand van elkaar verwijderd waren, om
hen weer te verzoenen, maar elk hunner zei: „Ik
heb gelijk!" en de onvrede en 't misverstand bleef,
ik ging naar de armen, en zij schreeuwden: „Maak
ens rijk Ik ging tot de rijken, om hen te geven,
wat Gij mij geboden had, dat ik hen geven zou, cji
zij antwoorden„Laat de armen het juk dragen
Ik ging lot de priesters, maar deze wenschlen slechts
geloof en geloovigen aan zichzelf, aan hun leerstellin
gen en hun kerken. Ik ging maar de leidslieden der
volken, die zeggen voor het behoud van den vrede
te waken, en zij toonden mij onmetelijk groote ma
gazijnen, vol moordenaarswerkluigen, en zij zeiden tol
mij: „Geef ons nog meer!" Kortom, Heer, niemand,
niemand heette mij welkom. Ik ging van den een
naar den ander, maar allen zeiden mij, dat zij dan
pas vrede zouden hebben, wanneer bun wensch ver
vuld zou worden. En zie, Heer, dat heb ik piet ver
mocht; «dien last had Gij mij niet gegeven; en daar
om... kwam ik terug.
Dien last zal Ik u nooit geven? daarvoor heb
Ik de mensdien te lief. Maar zeg Mij,.... die wonde
daar aan uw voorhoofd.... Hoe is die wonde daar
ontstaan?.
Een gloeiend rood vloog over 't gelaat van den
engel; hij boog het hoofd, omdat hij God niet durfde
aanzien, bij 't spreken van onwaarheid, en hij zei lang
zaam„Ik... stiet mij aan 'n boom.*... Vergeef mij
Toen trad God nader,.... keek hem lang en innig
lachje en in de bruine oogen, wegschemerend achter
een tranensluier, stond groote treurigheid.
In de eerste loge zat een voorname mijnheer,
met een bruin gelaat en blank voorhoofd. De scherpe
scheiding op zijn galaat tusschen blank en bruin deed
dadelijk den cavalerie-officier kennen. Hij; had na de
eerste scènes der soubrette demonstratief meegekliapt,
zich eenmaal, toen zij naar de loga keek, ver over de
hors (leuning heen gebogen. Maar nu leunde hij met
over elkaar geslagen armen on vast opeen geknepen
lippen achterover. Hij wist dat vele opera-glazen uil
de zaal' op hem gericht waren en wilde niet laten
ontdekken, hoe diep het spel1 der kleine vrouw hem
had ontroerd.
Joselli had een paar maal buigend zijn opwachting
gemaakt om met den baron te spreken. Eerst had
hij de een of andere mededeeling als voorwendsel.
De vrijheer Von Trentlcin luisterde verstrooid toe,
antwoordde ook wel een enkel woord met het koele,
trolsche gelaat dat hem eigen was. Maar later liét
hij den directeur slaan, zonder op hem te letten. En
neg voor de laatste akte verliet hij de loge en het
theater.
„Ilij is daar. Weet je het?"
Hella keek den directeur, die na even te hebben
aang ;klcpt, de garderob ewas binnengestapt, zeer ver
wonderd aan.
„Hij hoeft toch bepaald geschreven, niet?" vroeg
Josetti.
Nu schudde Hella stom met het hoofd.
„Wonderlijk. Hij is niet te herkennen. Er moet be
kaaid wat gebeurd zijn." Hij zag dat hij ook vap
zijn soubrette geen nadere verklaring had te ver
wachten, verliet de garderobe en ging naar het
'tooneel.
Daar was men spoedig gereed en de laatste akte
kon beginnen.
De kapelmeester en de regisseur stonden met en
kele andere dames en heeren in een kring. Men sprak
(over het Munehener courantenartikel, over de ver
klaring der doktoren. Mevrouw Brandt had elke vraag
daarover afgesneden. De zaak was toch van de
hoogste beteekenis voor haar. Josetti meende, dat
Brandt van het gerecht een zeer hooge schadever
goeding kon eischen. Het kwam er nu maar op aan,
een goed rechtsgeleerde te nemen. Maar met de
vrouw was niet te praten. En hij liet doorscheme
ren: „hij" de vrijheer Von Trentlein namelijk
was geheel veranderd.
„Is het al weer voorbij tusschen hen?" vroeg een
der heeren.
„Kan ik het weten? Het mensch is niet toereken-
haar."
De kapelmeester sloeg met zijn maatstok op de
aan,... verstond waarom hij do waarhrid niet zeide...
cn kuste hem op die wonde.
II. d. II.
EEN PARADIJS VOOR VROUWEN.
IX* naar vrijheid dorstende suffragettes k innen mot
gegronde afgunst zien op hare zusters bij dc Berijd-
stammen van dc Algiersche Sahara, die zich in allo
civiel-rechtcrlijkc, politieke en huiselijke zaken in do
volmaakste souvercinitcit verheugen, Dc als wild cn
teugelloos uitgemaakte Toearegs zijn, bekeken van Imt
standpunt onzer kiesnechtvrouwen, beslist de beste
menschen, dnar zij moeten gelden als apostelen van
het moest absolute feminisme. Zij geven hunne vrou
wen 'n vrijheid van beweging, die niet alleen in dc
Mühammcdaansche landen, maar ook bij ons zomier
voorbeeld is. De Tocaregvrouw heerseht in het kamp
met dezelfde opperheerschappij, waarmee zij over do
harten der mannen gebiedt. Zij bezit het recht van
vrije beschikking ove-r haar vermogen. Haar ka meeles*
dragen haar naamcijfer en de zorgen der huishouding
neemt zij naar eigen verkiezing op zich. IX Toearcg-
cchtgcnoole mag zich verder, niettegenstaande dc streng
doorgevoerde monogamie, het hof laten maken, zoo
veel zij wil cn naar hartelust flirten, vooropgesteld
echter, dal zij zich niet aan echtbreuk schuldig maakt.
Wanneer dit zou geschieden, dan heeft dc; heer gemaal
het recht zijn g^zag, en erger dan dit te doen gelden.
IX wet ontslaat liaar van <b verplichting haren mar*
1e_ volgen, fcbm tc gehoorzamen of te dienen. Kortom^
zij speelt overal de eerste riool, bovenal in zakt* do
opvoeding der kinderen betreffende, daar zij, volgen*»
de uitspraken do Toearegsche wijzen, alleen de ont
wikkeling bezit, om kinderen le onderwijzen. Wanneer
er 'n twist onder de mannen is uitgebroken, treedt
'n vrouw als scheidsrechter op.
Dc gegevens maken er geen melding van wat er ge
beurt, als er twist ontslaat tusschen twee of meer Toe.
aregschc vrouwen. Maar dat gebeurt waarschijnlijk nooit.
OUD-SAKSISCHE WONINGEN.
Men schrijft uit Twente aan het Hbl.:
Ze beginnen zoo langzamerhand een „merkwaardig
heid" te worden, de echt oud-Saksische woningen,
waarvan men er voor enkele tientallen jaren nog vele
in Twente aantrof. De hoogere eischen, welke men
gaandeweg aan de verblijfplaats van den mensch en
zijn vee is gaan stellen, hebben ook de oude, karak
teristieke Twentsche woningen doen verdwijnen of
zoodanig veranderen, dat al het eigenaardige uit
vroeger eeuwen er uit verdwenen is. Hoogst zelden
ziet men nog zoo'n woning: „van den. ouden stem
pel", waar het boerenvolk met zijn vee in éen groot
vertrek samenwoont, waar de kippen, eenden, gan
zen, rond het groote vuur, brandend ln een groot
gat in den leemen- of veldkelen vloer vóór in 't ver
trek, scharrelen, waar de koeien in een rij aan den
kant het vrije uitzicht genieten door heel de woning,
waar een slaapkamer een al te groote weelde zou
heetten, en men zich 's avonds van uit het groote
vertrek in een zoogenaamde bedstede ter ruste be
geeft, na vóór het uitkleeden, behoedzaam, het wal
mende ouderwetsohe olielampje aan den wand te
hebben uitgeblazen. Zulke woningen worden thans
een merkwaardigheid. Al is het verdwijnen er vari
voor den boer en zijn vee geenszins te betreuren,
toch gaat hiermee een stuk werkelijkheid in den
woningbouw tot de geschiedenis behooren, 't Zal
toch bezwaarlijk gaan, een dergelijke antiquiteit op
te nemen onder de merkwaardigheden eener oud
heidkamer. En toch zal een echte oud-Saksische wo
ning steeds de belangstelling en bewondering opwek
ken van allen, die hechten aan hetgeen uit vroeger
eeuwen dagteekent. Wie kan zich in onzen tijd zelfs
een woning denken, zoöals we er dezer dagen nog
in een afgelegen gehucht in de gemeente Weerselo
zagen, waar boven het knappend houtvuur de schoor
steen totaal ontbrak en de rook een goed heenkomen
door reten en spleten moest zoeken? Alle wanden
waren van met leem bestreken dikke, gevlochten tee-
nen; het dak geheel van stroo, de kleine ramen, voor
zien van door de zon roodachtig en groen gebrande
ruitjes en verder alles van door „deu tand des tijds"
afgeknaagd hout. Het fraaiste meubelstuk in de ge-
heele woning was de prachtige, antieke Frieseho
klok; een paar blauwe borden voor een liefhebber
om van te watertanden enkele tinnen drinkscha
len, ook al merkwaardig, vormden met een paar on-
noozele schilderijtjes de totale wandversiering hij een
ouderwetseh jachtgeweer met kruithoren. Mooi warei*
de eikenhouten kisten van fraai snijwerk voorzien
en meer dan een eeuw oud; weleer belioorende tot
den bruidschat van overgrootmoeder, werden ze met
bijzondere zorg in eere gehouden, om nog steeds
te) dienen tot garderobe van heel het gezin. We za
gen er reeds onder de merkwaardigheden der Twent
sche oudheidkamer, maar op verre na niet zoo sier
lijk bewerkt als deze. Een dikke, eikenhouten, balie
in den voorgevel kondigde ons: ..Het ist beter be-
nydet als beklaget, Wen 't Godt behaghet". Anno
1543. Met een zekeren trots vertelde de bewoner
ons, dat dit huis van ouder tot ouder steeds door
dezelfde familie was bewoond geweest en dat hij
hoopte, zijn oudsten zoon hier tot zijn opvolger te
zien, iets, wat we den eenvoudigen man, wiens wo
ning hem boven al 't nieuwe lief was, van, harte toe-
wenschen, al was 't ook maar om 't behoud van dit
interessante huisje alleen.
pijp van zijn pantalon. „Nu, ik weet wel, dat dit een
ware zegen zou zijn."
„Voor wien?" vroeg Josetti scherp. „Jij praat als
een blinde over kleuren. Wat heb je nu weer voor
een meening?"
„Wanneer die vervloekte opera niet wordt opge
voerd, dan roep ik een hartgrondig hoera!"
De regisseur viel den kapelmeester bij. „U laat
zich door dat ding bij den neus rondleiden, direc
teur. Het is ongehoord, hoe zij haar positie hier
'weet uit te bulten,"
„Misschien niet lang meer. Wij zullen zien. Scène
vrij? Laatste bedrijf. Wij moeten verder. Zij heeft
vanavond haar aandoenlijke bui, zoodat er ware tra-
nenstroomen vlieten."
„Ellendige aanstellerij, echte kunsten!"
„Scène vrij!" beval Josetti nog eenmaal. En het
spel ging verder.
Toen Hella na het laatste terugroepen, aan het
geheele lichaam bevend van opwinding, nat van
het zweet, in haar garderobe terugkeerde, lag er
daar voor haar een briefje.
De andere dames, die reeds ijverig aan het ver-
kleeden waren, keken naar haar. nieuwsgierig van
wien dat briefje wel kon wezen. Zij dachten bepaald,
dat „hij" het gezonden had.
„Ik heb mij losgescheurd. Slechts voor een paar
dagen ben ik hier. Ik moest vanavond om negen uur
naar de renvereeniging. Jammer genoeg. Ik verwacht
u morgen in den loop van den dag in hotel Stefanie.
Moet u bepaald spreken. Je hebt mij heel ellendig
gemaakt. Ik heb gehuild als een werfhond. Morgen
alles verder. Met een handkus. Trentlein."
Voor het theater wachtten twee heeren op Hella.
Zij hadden beiden gevraagd aan den portier welke
deur mevrouw Brandt gewoonlijk gebruikte. Spiedend
keken zij elkaar aan.
Toen Hella verscheen, trots het zwoele weer in 'n
dikken mantel met een sluier over het hoofd, storm
den beiden op haar toe.
„Heinz heb je bericht van Thomas?" vroeg zij.
Neen, hij had geen bericht, hij had de voorstel
ling bijgewoond en wilde haar bedanken. „Wat heb
X de menschen gepakt, Hella!"
Daarop keek zij onzeker vragend den vreemdeling
aan. „Maar is dat Forschner niet? Wel wel, is het
mogelijk? Ben jij het?"
Hella stelde de beide heeren aan elkaar voor,
een kort praatje volgde en dan bood zij heiden hee^
ren een arm en wandelde tusschen hen in adoor de
etille villastraten.
En Forschner had honderd vragen, overstelpte Hella
daarmee, was buiten zichzelf over wat hij hoorde,
wilde allerlei verklaringen over de groote verandering