a
l lilt
Greps tf Land- en Mm.
Bil
De zusters Liesegang.
Zaterdag 18 November 1911.
55c J;iargang. No. 50*22.
TWEEDE BLAD.
rei1
Vlalj
0( HC. I)E VOEDERING VAN MELKKOEIEN.
tWaar veel grasland is, zooals in Holland en Fries-
I land, vormt hooi de hoofdschotel voor het melkvee in
den wintertijd. De hoeveelheid hooi, welke per dag
en per koe meestal vervoederd wordt, is omstreeks
14 KG. Rekent men, zooals meestal gebeurt voor 1
g koe-hooi" 4 wagens a 1200 pond, dan komt men
Ï0 op 1800 pond per dier in een staltijd van ongeveer
6 maanden, wat met bovenstaand dagrantsoen vrij
goed klopt.
Tn de voederingsleer worden de benoodigde hoe
veelheden nog al eens opgegeven per 1000 KG. levend
gewicht dei* dieren. Volwassen, Hollandsche koeien
hebben veelal een levend gewicht van 10001200
pond. Er zijn natuurlijk lichtere en zwaardere dieren
f onder en wie wat veekennis heeft, zal zoo ongeveer
het 'evend gewicht van zijn melkvee kunnen begroo-
ten in verband met het hier genoemde gewicht.
ln het begin van den staltijd krijgen de koeien,
I die dan niet veel melk meer geven, bij het hooi meest-
al een lijnkoek of een ander overeenkomstig kracht-
voeder. Gedurende den „droogstal" blijft dit zoo,
of wordt maar een hal ven koek gegeven; ook krijgen
de dieren dan nog al eens het minder goede hooi.
Bieten en pulp achten velen dan, niet goed.
Na het afkalven geven de koeien, veel melk en. heb
ben daarom meer voedsel noodig. Koeien van 1100
A pond b.v. 17 a 18 KG. hooi en 2 lijnkoeken, of nog
'11J meer van dit of een ander kra<chtvoeder. Als ze er
genoeg van kunnen krijgen, eten «de koeien na het
kalven, dus vanaf half Februari dagelijks meer hooi
I dan vóór dien tijd en daarom dient men, half Februari I
t'*l nog de helft van het hooi in den schuur te hebben.
Op grond van eenige analyses van hooi uit ver-
schillende deelen van Noordholland, in 1903 aan het
I Rijkslandbouwproefstation te Hoorn verricht, mag
men het gehalte van hooi gemiddeld stellen, op 9 Y>
pet. eiwit, 38 Yz pet. zetmeelachtige stoffen, 2 pet.
vet, 31 pet. ruwvezel en S pet. aschbestanddeelen.
I Bij berekeningen kunnen, deze getallen goede dien-1
ste bewijzen.
Lijnkoek, vooral de „murwe", is een uitstekend
krachtvoer, maar ook liet duurste van alle handels-
krachtvoeders. De melkkoeien krijgen op vele plaatsen
na het kalven, 23 lijnkoeken daags boven, het hooi.
Meer en meer gaat men dit dure voeder, althans ten J
0 deele, vervangen door sojakoeken, grond-noten,koeken
(ook wel verkocht als „Delftsehe veekoek"), sesam- j
koeken, maïsmeel, gerstemeel, tarwezemelen,, haver, j
I pelmeel, gedroogde spoeling, glutenmeel enz.
Bij het toedienen van, het krachtvoer heeft men j
j een geschikte gelegenheid om de melkrijke koeien
B* wat meer te geven. Ziet men, dat een dier vleesch
verliest, dan dient mep het krachtiger te voeden.
Naast koek, kan het een emmer wei met een paar
KG. maïsmeel, gerstemeel of roggebrood toegediend
worden.
Meer en meer gaat men in de koe boerderijen „sui-
xerpenen" of voer bleten naast hooi en koek voederen.
Men geeft per dag' en per koe 1020 KG. ervan. Laat
0 ons dadelijk hierbij voegen,, dat men hiermee veel
hooger gaan kan, wat men op de bouwboerderijen
zien kan, waar men tot 40 50 KG. gaat met bij-
I voedering van erwten,- en ander stroo en bovendien
krachtvoeder.
l" Door bijvoedering van, bieten spaart men hooi uit.
f In Denemarken rekent men 1 KG. hooi voor 6 KG.
T vervoerde bieten.
j Stroo voedering heeft in koeboerderijen weinig plaats
Men, bezigt het stroo alleen voor de ligging der die-
ren. Bij de tegenwoordig hooge strooprijzen dient
men er zoo zuinig mogelijk mee om te gaan, want in
den mest heeft stroo slechts een, waarde van f 4 tot
I f 6 per 1000 KG. Meer strooisel gebruiken dan strikt
1 noodig is, is dus geld weggooien.
In bouwboerderijen houdt men mestvee of melkvee,
-j als het mogelijk is, vooral om stalmest te producee-
j ren. Men geeft in de eerste plaats „penen,", 3050
KG. per dier en per dag, gewoonlijk aan „vinger
stukken" gesneden daarnaast erwtenstroo, boo-
nenstroo, of haverstroo b.v. 610 KG. per dier.
I Een rantsoen, voor melkvee op een bouw boerderij,
genomen uit de praktijk is: 8 KG. hooi. 15 KG. pulp,
pap van 1*4 KG. maiskiemen, 2 1/5 KG. gerstemeel,
1 KG. zemelen, 1 KG. Amerikaansch lijnmeel, waar-
1 bij de beste melkgeefsters nog Yi- 1- lijnkoek pe-
komen.
n de hooiarme bouwbedrijven geeft men, aan het
j mestvee 67 KG. krachtvoeder per dag b.v. 3 KG.
jij maïsmeel, 2 KG. lijnmeel en, 1 KG. zemelen, of 4
r KG. maïsmeel en 3 KG. lijnmeel; of'3 KG. malskie-
Qjj men, 2 KG. lijnmeel en, 1 KG. lijnkoek.
Op een stal, waar de koeien „melkende voort vet"
worden gemaakt, was het dagelijksch rantsoen,: 42
KG. bieten, 6 KG. grashooi, stroo naar believen, 2
*n'an-dsche lijnkoek en 2 KG. Amerikaansche lijn
koek. Andere voorbeelden van bouwbedrijven, zijn:
10 KG. stroo ongeveer, 50 KG. bieten met 3 KG.
Amerikaansche lijnkoek; stroo naar verkiezing; 45
KG. bieten ,2 KG. kaf en 4 KG. lijnkoek; 3 KG.
erwtenstroo. 3 KG. haveistroo, 1 KG. kaf, 50 KG.
bieten, 2 KG. paardeboonen (gemalen) en 2 lijnkoe
ken.
Behalve de murwe lijnkoeken geeft men het kracht
voer in den vorm van meel, over de gesneden bieten,
waar kaf of doppen vooraf doorheen gemengd^zijn.
In Friesland voedert men veel „ingekuild gras" om
meer melk to bekomen en velen geven daar hoog
van dit voeder op. In Holland doet men dit veel min
der. De zaak is dunkt ons van genoeg belang om
eens goed onderzocht te worden, waarvoor de zoo
nuttige Proefzuivelboerderij te Hoorn de aangewezen
plaats is.
De wijze van voederen is veelal als volgt: Op de
koeboerderijen voedert men tweemaal daags en legt
het hooi in, 2 of 3 „duigen" of porties aan de dieren
voor. De koek wordt veelal na den len „duig"' ge
geven, doch soms vooraf of na het hooi. Soms voe
dert men koeien, die pas gekalfd hebben of drach
tige vaarzen ook des middags, wat zeker niet ver
keerd is, doch ook geen bepaalde voordeelen heeft.
Meer dan driemaal daags voeren, is niet goed, want
de dieren hebben dan te weinig rust "voor het her
kauwen en het bedrijf wordt er ook on.uoodig druk
ker door gemaakt.
Op bouwboerderijen ,waar het vetmeeten hoofdzaak
is, voedert men. meestal driemaal b.v. 's morgens bie
ten, koek, water en daarna erwtenstroo; 's middags
bieten, lijnkoek en haverstroo; om 4 uur bieten, koek,
water, erwtenstroo en om S uur haverstroo. Soms
geeft men 's middags alleen wat stroo en ai het
overige voeder 's morgens en 's' avonds.
Op bouwboerderijen mengt men het kaf veelal on
der de gesneden bieten en strooit het meel er door.
Bij sterke meelvoedering maakt men hiervan pap, die
over de bieten wordt uitgespreid. Ook mengt, men
bieten, pap en kaf wel vooraf onder elkaar .terwijl
men bet erwten- of haverstroo droog voorlegt.
Melkkoeien van 10001200 pond levend gewicht,
welke per dag 20 KG. melk geven, hebben per dier
uoodig lYz2 KG. verteerbaar eiwit, 0.4 KG. ver
teerbaar vet, terwijl van het rantsoen de „zetmeel-
waarde" ongeveer 810 KG. moet bedragen. Dit is
aanwezig o.a. in 10 KG. hooi, 40 KG. bieten en 3
KG. koek, b.v. 2 KG. grondnotenkoek en 1 lijnkoek,
of 2 KG. sojakoek en 1 lijnkoek.
Aan getallen, mag men bij de veevoedering niet te
veel waarde hechten. Het komt er in. de eerste plaats
op aan, dat de dieren genoeg verteerbare
voedingsstoffen in hun rantsoen ontvangen.
Hierin moet ruim voldoende verteerbaar eiwit
zijn. Een kleine overmaat van, eiwit werkt zelfs gun
stig op de melkgift, maakt de dieren sterker, terwijl
de mest door meer eiwit ook rijker wordt.
Het is verkeerd het melkvee zoo krachtig te voe
deren. dat de koeien ongeveer vet worden, daarom
moet het rantsoen lager zijn dan voor mestvee. Wel
moet men de dieren zóo voederen, dat ze gezond én
krachtig zijn, en in goeden toestand in de weide ko
men,. In den herfst en in tijden, dat er te weinig
gras is, is het „bijvoederen" in het land aanbevelens
waardig en vaak zelfs noodig.
Uit het bovenstaande zaj wel blijken, dat het over
leg vereischt om met de minst mogelijke kosten,, flin
ke melkopbrengsten, te verkrijgen. Let men heelemaal
niet op de voeder kosten, dan is het geen kunst melk
rijke koeien flink te doen, geven; maarde boer
derij moet in de eerste plaats verdiensten opleveren!
Wie de veevoedering goed bestudeert, kan met de
verkregen kennis zeker belangrijke voordeelen be
halen.
D. E. LANDMAN.
iki
Van het Haagsclie Binnenhof.
Tweede Kamer.
Den Haag, 16 November.
Over den uitslag Cer sioamirg dewelke het voor-
stcl-Troelsira en de n.et;e-Borgesius, de in-tweeëu
gesplitste, ten doode doemde, zal ik niet lang na-
pleiten. Het voomel-Troelstra werd slechts door de
partijgenooten van den voorsteller gesteund. De mo
tie-Goeman Borgesius werd natuurlijk evenzeer ver
worpen,, de aandrang tot Algemeen Kiesrecht en Even
redige Vertegenwoordiging met 4237 (vóór: de so
cialisten, de vrijz.-democratén, de Unie-liberalen en
de chr.-historische heer De Geer; tegen: Rechts plus
drie vry-liberalen).
Het tweede deel (beperkte Grondwetsherziening)
ging naar den grond met 5022. Vóór: dezelfden,
behalve de club-Troelstra en de chr.-historische De
Geer, het enfant terrible van de club-Lohman.
Dat is de uitslag.
Het „spel van kiesrechterij" is geëindigd.
Dat de positie van den heer Troelstra door de
jongste dagen versterkt is, ik zou 't niet durven
zeggen.
Wèl*had de Unie-liberaal Borgesius gelijk met hem.
Troelstra, toe te voegen: Is dat dezelfde Troelstra,
die, tien jaren geleden, slechts eene beginselverkla
ring ten gunste van Algemeen Kiesrecht vroeg? Ik
neem gaarne koude èn warme voorstanders van A. K.
bijeen... Om de zaak is 't mij te doen. Wat wilt-ge
dan
Dat is en blijft n,u de groette vraag.
De heer Troelstra heeft dit, voor hen, die nuch
ter en kalm-objectief tegenover de kwestie staan,
niet tot bevredigende oplossing kunnen brengen. Hij
mocht verwijzen naar het vage, ongedetermineerde
van de motie-Borgesius. Hij mocht wijzen op de uit-
eenloopende opvattingen ten aanzien .van A. K„ ook
bij Links, gaande van Tydeman rot Limburg,
aan te treffen... Ontzenuwen kon hij niet het ver
wijt, door den heer Borgesius lot hem gericht, dat
hij terwille van de glorie, van bet „monopolie" dor
A. K.-verovering, al het andere wegcijferde.
Minister Heemskerk heeft ook nog gesproken. Wat
hij zou verklaren, 't was ook makkelijk vooraf te
stipuleeren. Z.Exs. weet niet, wanneer de Staatscom
missie gereed zal zijn. Beperkte herziening, dus:
de motie van mr. Borgesius, - is gansch ouaann,eüi; -
lijk. Aanneming van het voorstel-Troelstra, zou den
toestand absoluut, in geen enkel opzicht veranderen.
inhoever men nu, door deze drie dagen debat»,
„wijzer" is geworden, wie kan het in goeder trouw
zeggen? De heer Troelstra schijnt het te gelooven, -
zinspeelt op de komende Linksche concentratie!
ot coalitie, maar meent er, wed ik. zelf weinig van.
Er zijn eenige venijnigheden gewisseld. De heer Troel
stra heeft gezegd, dat hij c.q. bereid ia naar Het Loo
te gaan, als verdediging van 's lands belangen („geen
franje, geen oranje") 't vordert- Hij zal er zich „fat
soenlijk gedragen", gelijk hij aanneemt dat de Konin
gin „zich tegenover hèm fatsoenlijk zal gedragen"
De Kamer lachte, de voorzitter tikte even... De
heer T. verduidelijkte: hij bedoelde, dat H. M. zich
zou herinneren, dat Zij constitutioneel-regeerend Ko
ningin is
Nogmaals: het resultaat? Het practische, tastbare,
begrijpelijke van dit kiesrecht^debat?
Weinigen zullen het snappen.
Dat er „licht" is verspreid in de politieke constel
latie, thans, wie neemt 't in ernst aan?
Dat <le eeri>icd voor de bedoelingen, waarmee dc
leider der soc.-democraten afwees, goed- en eerlijk-
Bedoelde voorstellen als die der hoeren Borgesius en.
Limburg, verhoogd is?
Wie zal :t Ln ernst toegeven?...
De fracliën-Borgesius en Limburg zijn tot elkander
genaderd. Dil kan allicht met voldoening voor de Link
sche belangen aangeleekend.
.Misschien is dit wel het éénig resultaat van de kics-
recht-discussiën.
Dat de uilslag, dit inbegrepen, -aan mr. Troel
stra's bedoelingen beantwoordt, t valt te betwijfelen, j
Dat hij, achteraf beschouwd, misschien spijt
hoeft over gansch deze vertooning van sociaal
democratische desideialie, hij zal 't niet licht toege
ven, besef ik... Maar wie eens kon lezen in 't diepst
des harten van dezen pienteren, zeer-eloquenlen de
magoog?...
Verdiepen wc er ons niet verder in.
Morgen, Vrijdag zonder uur van vacantie alzoo,
gaan we met Exo. Malefijt in zee...
Mr. ANTONIO.
IN ZOMERTUIN.
...Toen ze mij voorbij wandelde in den al leeg
en win Iers cih wordenden tuin van landelijk hotel-pen
sion kwam zc mij bekend voor. Iets in de scherpe
lijdenstrekken van hel smalle, bleeke gezicht dier vrouw
wekte vaag beeld van herinnering... Ik koek naar het
zwarte japon nol je, mei triestig-verlepte strook; naar 't
oude manteltje, dat om haar hoekige Joden hing. Naar
hel simpel-goedkoops hoedje wan drie seizoenen hér,
waar met oen paar strikken, of zoo, nog eenige „fleur"
aan was gegeven. Ze trok met rich mee een knaapje
van om en bij do t we© jaareen dikke jongen was
't. .mei stekerige, brutale oogen. Z'n beenen waren
bedenkelijk krom. Om dp ltalve minuut bleef-i© slaan.
Grijpend naar een bloem, waar-ie niet aan mocht ko
men. Of willende grabbelen in kiezelsteenen, zoodat-
ie z'n handen vuil zou maken. Of dreinend, dwingend,
om te gaan zitten in het natte gras, wat natuurlijk
óók niet „mocht".,.. Met haar zachte, 'zwakke stem;
waarineen droevige klank als verstorven scheen, sprak
ze lieve woordjes tegen [den bengel. „Toe-nou, lieve
vont... Loop nou 's als een flinke, groote jongen. 'Kijk
's naai' die paaixijes.... Hé, wat 'n mooie, mooie beest
jes!.... En dat hondje daar... Neen-maar, dat 's nou
toch een schattig diertje, hé?...."
Tusschon haar gesü-eal van zachte woordekens in
gromde jhij' telkens met (nijdig-wrevelig gedoe. Hij
lukte aan haar hand:, dat er een pijnlijke trok kwam
op haar gezicht, en de smart in haai* oogen heviger
schrijnde.... Maar zo hield Vol; küiderjuffer, mot
heroïeke kordaatheid. Ze duldde, verduurde de grillen
van rijkemans-popje.- Soms leek de knaap sterker dan
hel smalle vrouwtje in de vale, verlepte kleeren. Dan
trok-ie haar weer, en ze had moeite om hem baas-
te-blijven... Nu en dan iluurde ze mot iets angstigs
naar een prieëel, waar „de familie" was necrgcslre
ken... Pa, ma en oudere zus, Dina....
Pa zag er echl-zomersch uil. Die had z'n piek-fijne
Panama losjesweg' achter op T hoofd geschoven en leun
de niet welbehagen, op z'n dooie-gemak, in rieten arm
stoel. 't Loopen Jiad z'n bolle wangen likje-glimmorig
gemaakt. En het glaasje sherry was er oorzaak van,
dat tin oogen wal'dommelig staarden, nu en dan
even neiging vertoonden om (dicht lo knippen. Dan j
Irok-ie zwaar rookwolkje 'uil z'n sigaar en guig een
w ijsje trommelen, mei z'n zwaai-beringde en zeer-vet- i
tige vingers, op lnet blad van de tuintafel...
Ma, m zwellende welgedaanheid van over rijpe veer-1
ligïler, wipte ook wel eens aan haar „advocaatje 1
Keurig-netjes, mot een pink in dc hoogte.Eerst lepe
lend in de Versnapering, dan zoer-klcin teugje verschal
kend, met overgroole behoedzaamheid, dat geen spatje
haar robe zou bezoedelen... Dadelijk met verschrikten
blik kijkend of er „niels gekomen was op dc fijne
slof van haar zomerkleed. .-Vis ze zich bewoog, dan rin
kelde een van de gouden kettinkjes, waarmee ze be
hangen was... of itets van een bracelet... Er ruischte,
twinkelde, blikkerde altijd iets bij de minste beweging
van het groote, grove, zxvaardoorvocde lijf... En ma
scheen daar met welbehagen naar te luisteren. Voelde
zich dan recht fijne-dauie. die, be'er dan pa. zich eigen
had gemaakt manieren van deftige» rijk< lui's-kring...
Kon mei zoo'n snoez.g-mondgelrek en op siatig-
lijmerig loontje, iets tegen j>a zeggen over l joggio,
dat daar wandelde, mei de juffer-in t grauw. Wat 'u
enjKltje, wal 'n dot, »i l Inch was... Eentje, die
zich niet de kaas van 'i brood z'-u laten e'en... Dat
kon-je toch wel zien, hoor! En van: Kijk n<.» toch
's. pa hij is housen juf de baas... Noen, maar, Dina.
kijk <ian toch eens effëtjes!"
Pa liet, in antwoord, een vellig.norkend gebrom hoo—
ren... Er moest een klank in liggen, vertolkend do
vaderlijke ontroering over kranig-vco.spoedig jongskend.
Maar 'I werd een brommende neusklank, en meneer z'n
slajierige oogen bleven even-droomerig, zich vervelend,
verlangend naar een middagtukje, al beu van dat bui
ten-zijn denkend, in slappe vermoeidheid, aan een.
koersnoleering, die nou-ai aan de beurs bekend zou
zijn....
En Dina deed heelemaal niets. Die hield er van na
ture al een brutaal-sluursch gezicht op na, maar bo
yendien was ze dien middag nijdig als een spin.
Zij had gedacht, dat er nog „mensehen zouden zijn
in 't hotel-pension, en dal viel tegen. Ze had den spit
sen, scherpen wipneus en de drieste, harde trekken
van kijf-ziek, nijdassig meisje uit volkskring. Als
juf van de grauwe kleeren, met broertje langs hqt
prieel drentelend, haar glimlachend aankeek, lon
kend naar den knaap: „Nou, waf zegt u van 'm?...
Kranig kereltje, die broei* van u, hé''...' Dan was 't
of Dina d'r wipneusje nog spitser werd; dan klemdo
zij de lippen zóó stijf saam, of zij gezworen had zo
nooit meer van elkaar te doen. En dan zeicn <le uit
dagende oogpn waarin 't stekerige van broer, ge
ërfd van ma, bij wie de jaren en leventje-zonder zorg
t iniusschen verfiettscht hadden... Dan zeien die tegen
juf: „Wat verbeeldl-je je wel?... Je hebt niet te lachen
tegen mij, de dochter des huizes, versta-je!" "t Was
of men 't bakvisch hoorde zeggen...
Juf begreep 't wel. Die haastte zich een anderen
kant uit te kijken, en boog 't hóófd, voorttrekkend, met
moeizaam gedoe, den dreinerigen, lasligen verwenden
bengel, die rukte aan haar hand, dat het broodmagere
polsje van juf er van beefde... Zoo'n inspanning kostte:
t haai*... En zoo bang was ze, dat „de familie" 't
merken zou...
Toen zag ik ma en Dina uil het prieel komen.
Ma wilde toch eens eventjes 'n kijkje riemen in de
allernaaste omgeving. Waarheid was, dat ze wou loo-
pen langs de twee tafeltjes, waar nog „mensehen" za
len, om haar nieuwe robe fe laten bekijken... Dina
trippelde naast haar voort jnet nuffig-nijdige, sluur-
sehe bewegingen. Pa sjokte achter haar aan..! Eigen
lijk te lui om zich te bewegen, maar bang voor ma d'r
kribbig-humeur als-ie d'r zin niet deed. De piekfijne
Panama hing nog een beetje meer achter op z'n hoofd...
Hij liep wijdbeens. Als-ie stap'.e, dan rinkeltiklen cha
rivari-dingetjes aan z'n gouden horloge-ketting. Met do
punt van z'n parasol .sloeg hij tegen steentjes van
straat of stoep... De man smachtte naar 't ©ogenblik,
waarop 't rijtuig weer voor zou komen. Langzaam,
statig; schreed het drietal dj oor den grooten tuin van
het hotel-pension, "terwijl ma d'r robe ruischte over
het padL.
In het prieel zal zij, juf nu alleen.
Met den bengel, wïen ze uit een glaasje grenadine
met lepeltje 1e drinken gaf; telkens worstelend met
de stevige knuistjes van den jongen, die- ach van 't
heele glas wou puees ter-maken... Die, op zeker oogen-
blik, onverhoeds een driflgreep gaf, waardoor stroompje-
grenadine over de pude vale, doodsohe jurk vloog...
i Zij schrok er van. Maar bleef even vriendelijk en
bedaard. Zij zat met haar zakdoek 1e wrijven over
de plek, die bemorst was. Zacht-lieve woordjes fluiste
rend legen "den knaap...
Eindelijk keek zij: op.
De jongen scheen voor een klein poosje uitgeraasd
en hing tegen haar aan.
Met d'r magere vingers streek zij liefkoozend over
z'n vlashaar. Ik piekerde nog altijd... Waar had ik die
vrouw meer gezien, in vroeger dagen?
Ze keek in de richting, nu, waar 'k zat. En plotseling
werd weggetrokken het gordijn, dat hel beeld mijner
herinnering verborg. Ik had gezien de uitdrukking van.
die kwijnende, droefgeestige pogen. Nu wist ik... Le
vens-tragedie stond vóór mij, in scherpe trekken. Van
jonge vrouw die gelukkig was geweest met man en
heerlijk kindeken... Van dood, die gekomen was en
't jonge levenIjo vernielde. Van verwoest ih!u/iselijk geluk...
Man baloorig geworden. Zaken verloopen... Dat af
schuwelijke einde van alles. Knal van revolver... Kin-
dertooze, geruïneerde weduwe. Nu wist Ik, ineens, al
les weer....
Straatarme, door ieder verlaten, vrouw, voor een
prikje aan loon en 't genadebrood, als kinderjuffc
opgenomen door vroegpre kennissen, rijkgeworden p-
komelingen, die haar, minuut na minuut, hun barmha -
ligheid en haar afhankelijkheid-zijn lieten gevoelen...
....Den dag er op waren pa, ma en de kindmui
uit rijden gegaan. Met een lamilie, w*aar ze kennis
mee gemaakt hadden.
Juf was niet noodig. Mocht thuis blijven...
Zóo jeondi ik haar in het prieel:je, 't hoofd gebogen over
een boek.
Toen ik voorbij kwam, scheen zs mij te herkennen...
En ik ontstelde zelf van de spontane groet beweging....
Ik wist, wal 'n .pijn 't haar zou doen te beseffen,
dat ik haar herkende.... uit die dagen... Toen ik haar
als geinige had gezien in de rechtzaal...
't Was de compagnon, die toen terechtstond. De
ander, haar man; was toen al... 't Pistoolschot had al
gepangd... Nooit hadden we een woord gewisseld sa
men... Maar ze had moeten getuigenis afleggen, uren-
ïj
:l4
u
F e u i I I e I. o n.
12.
VAN KOHLENEGG.
„Hopla!" riep Dela en, sprong over een barst.
Hoe de wind hen in het gelaat sloeg, neus en.
mond in een frissche stroom Kalm aan mijn
zoon! Zweef je reeds weder boven een afgrond? Ge
niet, geef je nu eens geheel over, dat ontbreekt er
nu precies aan, je leven, ongestoord te kunnen ge
nieten. Jij leeft eeuwig onder criciek van jezelf. Dit
alles had Hedwig zichzelf toornig toegeroepen, hij
had zichzelf wel kunnen slaan. Daar vloog het bloei
ende leven dicht aan zijn zijde, eng met hem ver
bonden. Houd het vast, neem het men is wat men
zijn wil.
Op dit oogenblik gebeurde het,, dat Erich door het
plotselinge dringen zijn schoonzuster Dela moest los
laten en daar aan den oever stonden moeder en
tante Lindemann nog. Zij spraken met Grell, waarbij
zij met kleine pasjes als eenden langs den kant
dribbelden.
„U zult daar ook wel heen willen, juffrouw Lie
segang," zeide de referendaris dadelijk met een zeke
ren drang.
„Waarheen,? O neen, dank je. Dat heeft den tijd.
Of u moet zelf moe zijn?"
„Neen .ik ken geen moeheid," zeideJ Hedwig ijverig.
Hij boegseerde haar beslist met groote geschiktheid
verder en Dela volgde hem. niet zonder eenige span
ning. Wat zou dat wonderlijke mensch nu wel met
haar beginnen?
,Zoo, hier is het beter. Ik weet niet, maar
zoo'n menigte menseben om je heen, heeft iets on
aangenaams, vervelends. Hier is evenwel weer dat
gevaarlijke gat. Als een mensch hier in hangen
blijft, breekt hij hals en beenen."
„Wij moeten uitkijken en niet bang zijn."
„Ja. als ik het zeggen mag. u heeft wel iets dap
pers in uw gezicht. Maar stop nu, het wordt hier te
dun. Hoor eens, hoe hol het klinkt *t is of je
het water hoort."
„Zc£ eens mijnheer <le referendaris, waarom is u
niet (bij mijn tante Lindemann gekomen, een poosje
voor Kerstmis? U weet Wel Ik heb u dat al eens
eerder willen vragen."'
Hij dacht scherp na, als wist hij niet direct, wat
hierop te moeien antwoorden. Ah zoo, ja
ik kon jammer genoeg onmogelijk komen."
„U schreef, dal het was om den jaardag van uw
oom iRühlemann."
„Ja, dat kan wel. Er was zoo van allerlei."
„En die heeft u dus zoo samen gevierd?"
„De iaardag? Ja men kan dat tenminste zoo
noemenHij keek haar scherp aan. „Ik had even
wel dien avond heel yeel werk te 'doen voor den
JusLitieraad. Er .was hier sprake van een proces in
laatste gedingp een zaak, die mij wat vreemd was,
en die ik dus gaarne wenschte te bestudeeren.
„U hadt heel kalm een paar uren kunnen komen.
Het was er zeer gezellig en als afwisseling had het
u goed gedaan. Nu hebt u mijn tante Lindemann maar
gekrenkt. Want dal Inet dien jaardag van uw oom
Külilemann leek ons allen toch wel wat al te sterk
„Sterk? Ja hel is wel mogelijk! Ik heb een-
MOiKÜg de waarheid geschreven, ik kon niet of
liever, ik wilde niet", zeide hij kort en brak af. „Hel
doet mij leed. Ik h eb bovendien ook nog niet eeais een.
beleefdhèidsvisile gemaakt. Onvergeeflijk."
„Waarom is u zoo? Wij mecnen het allen goed
met u."
„Denkt ii? Tja. .Yanders geen aangenaam klin
kend woord."
„Waarom? U is nog zoo jong.''
„Zij hebben mijn vader "hier dood gesard en mijn
moeder en mij Maar wal weel gij van het
leven? En 'van mij, juffrouw Liesegang!?"
„O zooveel. Misschien alles," zeide Dela zacht
en zij boog het hoofd.
„Wat wat alles?"
Dela sloot weer als gewoonlijk haar lippen vast
op elkaar en dat gaf haar gezicht een energieke uit
drukking. Zou zij het hem oververtellen? Het was
wellicht goed en heilzaam voor hem.
Doch er overviel haar een vrees, en plotseling keek
zij hem aan en. voelde als bij ingeving, dat hun bei
der zielen elkaar aanraakten.
„Van oom Zoecke," fluisterde zij.
„Den justitieraad? Wat dan?"
„Alles!"
„Wat alles?" Het klonk kort en tamelijk heersch-
zuchtig.
„U moet wat te heftig geweest zijn geestelijk
en en dan in Berlijn
Zij hoorde hem slechts ademhalen.
„Heeft hij dat ook verteld? Het was bepaald wel
zeer spannend voor u, juffrouw Liesegang?"
„Neen, treurig."
Hij lachte. „Dat is te nobel. Daarvoor kleeft er te
veel vuil en. erbarmelijke zwakte aan dien tijd. Dat
moet ge weten."
„U verkleint uzelf. U is een zelfkweller. U houdt
er van uzelf en anderen het leven lastig te maken,
en dat is verkeerd. Wij moeten goed zijn en vrien
delijk, ook goed en vriendelijk voor onszelf.'"
„Goed? Een groot, een zeer groot woord, juffrouw
Liesegang. De meeste menschen zijn alleen gemakke
lijk. dat noemt men goedmoedig. Tot goedheid kan
een mensch zichzelf niet opvoeden."
„Da's onwaar. Wie spreekt als u. moet" die deugd
bezitten en die kan haar ook ontwikkelen, mijnheer
de referendaris."
„Jij, kind!"
„Ja, ja, dat kennen we, dat zijn maar woorden. Om
zulk een groote wijsheid gaat het hier niet. die kan
een mensch in, zijn binnenste nog wel met zichzelf uit
maken. U moet niet zoo terzijde blijven staan, verbit
terd en verbitterend, zooals het mij toeschijnt. Ik
weet dat er veel en droevigs achter u ligt mis
schien hebt u al reeds veel van die droeve dingen
als erfdeel in het bloed meegekregen. Maar geen
mensch is zoo sterk, zoo groot, dat li ij alleen op zich
zelf kan staan en mag staan. Wij hebben andere
menschen noodig, allemaal, al is het slechts als echo
en spiegel, waarin men eigen stem hoort en eigen
beeltenis ziet om tot de goede zelfschatting te ko
men en andere menschen te leeren. waardeeren. Dat
meen' ik."
„Waardeering voor anderen?" Het klonk hoonend.
„Ja. Trots alle tegenspraak, trots alle vooringeno
menheid draagt elk mensch de kiem bij zich om ziju
medemensehen te willen waardeeren en liefhebben. U
maakt het uzelf te moeilijk, te zwaar. U is zelf de
schuld, wanneer u overal prikkels en strikken meent
te bespeuren."
„Ik dank u. jufrouw Liesegang, u meent het be
paald goed."
„Nu, dat verheugt mij. mijnheer Hedwig. dat u
het als zoodanig opneemt, ofschoon ik niet geloof,
dat hetgeen ik gezegd heb, een verheven, indruk op
u zal gemaakt hebben." Zij legde op haar besliste
manier het hoofd wat opzijde en keek hem vierkant
in de oogen.
Hij zweeg.
En zij reden verder.
De pek fakkels wierpen hun schijnsel rusteloos hcei*
en weer. De moeders trokken in troepjes naar huis.
Dc muziek dreunde en schetterde nog maar steeds.
,,U wilt naar huis," zeide Dela.
„Ja."
Ook hij was merkwaardig verbitterd. Nog veel meer
dan Dela. In hem woelde het. In zijn gansche erbar-
melijkheid. in zijn nederige, door het leven bezoedelde
j ellende had men hem aan dit meisje getoond. BaJi
j Hij kon wel op zichzelf spuwen, als hij zijn leven
daarginds met haar oogen moest aanschouwen. Zijn
hart brandde.
„Ik weet overigens niels in 'i geheel niels
van dien Berjijnsehen tijd", zeide Dela zacht maar
beslist. Slechts een enkel woord, een rage aandui
ding."
Waarom zeide zij dat? Hij knikle slechts. „Het is
mij alles hetzelfde."
In Dela's oogen (schitterde en bliksemde het eens
klaps. Er lag haar op de tong: „Hel is niet allemaal
hetzelfde!" Zij had 'dit scherp willen antwoorden, maar