Een Fransche Graaf
iei
Sc
ien
rë~
en
Bi
RECLASSES
vertelt een belangwekkends geschiedenis.
58
Ï-!
Irooi
!bc
re
ee
bovenaan ftaat, verder de S. S. 16.609.938. Het rnecren-
decl der reizigers inaakio gebruik van de 3e klasse,
want tegen 1 reiziger in de eerste .vraten er 10 in
dc 2e cn 32 jn de 3e klasse.
Ook het goederenvervoer geeft ilinke cijfers. In 1910
■werden vervoerd 16.051.371 tonnen, 'tegen 15.19-1.143
in 1909. Slaat wat liet reizigorsvervoer jietreft de H.
IJ. S. M., dank zij vooral de drukke lijn Amsterdam—
Rotterdam, aan liet hoofd, wat het goederenvervoer
betreft spant de Staafsspx>r de kroon, want vervoerde
de 11. IJ. S. M. 4.753.381 tot, de S. S. behandelde
10.126,587 ton.
Do opbrengst van het reizigers- on goederenvervoer
bracht te zaaien 1 60.212.322 in het laadie, waarvan
de S. S. ruim 32 millioen en de II. IJ. S. M. ruim
21 millioen opstak. De Nedert. Centraal Sp>or kreeg
ruim 2 millioen, terwijl dc Noond-Brabantsche Duil-
sche Spoor zich met ruim 1 millioen tevreden moest
stellen. Van de totale opbrengst Joverde het goederen
vervoer en hel reizigersvervoer zoo-wal ieder de helft.
hut ons Jnnd 'rijk is aalniwater, wordt weer geïllustreerd
door het feit, dat er hier 128 spoorwegbruggen, van
meer dan 30 meter lengte zijn.
i;.U er heel wat gereisd wordt, blijkt wel, als men
ziet, dat dc reizigers te zamen bijna 1-1 millioen K.M
afgelegd hebben. _l
Wat de tramwegen betreft waren er met minder
dan 78 verschillende maatschappijen, die zich met de
exploitatie dezer verkeersmiddelen bezighielden. Hier
van werd bij 25 ondernemingen paarden on bij 35
locomotieven als trekkracht gebezigd, terwijl de rest
gioolcndecls zich van clectriciteit bediende.
Deze maatij. vervoerden te zamen bijna 170 millioen
reizig-rs, die bijna 12 millioen betaalden, terwijl de
goederen nog ruim D/a millioen opbrachten.
Do Amsterdamsche gemeentetram gaat met een ont
vangst van bijna 3V_> millioen gulden hier aan 't hoofd.
Gemengd Nieuws.
leekenoordeel over predikant en kerk
Van ©en eigenaardig onderzoek lazen we dezer da
gen, hetwelk in het afgeloopen jaar ingesteld is door
den Zwitserschen predikant van Greyerz te Winter-
thur. Door een oproep in de Zwitsersche bladen had
hij ieder die maar wilde uitgenoodigd zijn wensehen
en bezwaren ln te zenden omtrent de. hedendaagsche
Evangelische Landskerk. Niet min,der dan 214 ant
woorden kwamen in uit alle deelen van, Zwitserland.
Soms in onbeholpen taal gesteld, gaven al deze ant
woorden den indruk, dat de schrijver of schrijfstei
in deze sobere of ook wel hartstochtelijke volzinnen
zijn liefde en zijn vooroordeel, zijn jarenlang peinzen,
zijn gansche standpunt tegenover de Kerk had sa
mengeperst. Kooplui, arbeiders, dienstmeisjes, studen
ten, beambten en soldaten hadden naar de pen gegre
pen, en hun belijdenis in,zake het kerkelijk vraagstuk
afgelegd. Er was o.a. een, oude dienstmeid van 59
jaar, die drie schoolschriften gevuld had met hare
wensehen ten opzichte van de hedendaagsche Lands-
terk. Wij willen uit de verschillende antwoorden een
en ander samenvatten. Merkwaardig is, dat de bezwa
ren cn wensehen niet zoo heel wijd uit elkaar loo-
pen, doch over 't algemeen vrijwel op hetzelfde, neer
komen, en, dan veel gelijkenis vertoonen met wat o.a.
ook ten onzent; vaak aangaande deze zaak wordt uit
gesproken. I I Pi. 11
liet spreekt vanzelf, dat de predikanten er niet,
heelhuids afkomen. Hun tekortkomingen worden veel
al toegeschreven aan hun gebrekkige opleiding. Ja,
de opleiding zooals die thans aan de academie ge
schiedt, wordt door sommige briefschrijvers ten
eenenmale overbodig geacht. „Het volk begrijpt niet,
waarom een predikant zoovele jaren studeeren moet.
om naderhand eene zaak te onderwijzen die zoo klaar
en eenvoudig is als het Evangelie." Ze moesten lie
ver een „practisch jaar" doormaken: als helper in
hospitalen en armhuizen, zooals de een wil nog
beter als fabrieksarbeider of boerenknecht, vindt een
ander Zoo zullen ze 't volk leeren kennen. „Weg met
de geleerdheid!" Op het voorbeeld van Jezus den
timmerman en Paulns den wever moeten zij de vijl
of den ploeg aangrijpen, vóórdat ze als zielszorgers
optreden. Dan zijn ze ook minder afhankelijk van
hun superieuren, en kunnen als ze door hun waar
heidsliefde broodeloos zijn geworden,, zich met een
'handwerk redden.
Vermeldenswaardig is het oordeel van een dor
briefschrijvers, die in den naijver de predikanten-on
deugd bij uitnemendheid ziet. „In zoo hevige mate
als bij predikanten heb ik den naijver in geen enkel
ander beroep ooit gevonden, zelfs niet onder koop
lieden."
Aangaande de godsdienstoefening wordt door de
briefschrijvers o.a. gewenscht: afschaffing van de be
taalde zitplaatsen, in de kerk; openstelling van het
kerkgebouw ook op de doordeweeksche dagen; her
vorming van. 't gezangboek met zijn vele waardelooze,
ja komisch-aandoenlijke liederen. Een inzender zegt,
dat. de preekstoel soms te veel lijkt op „een ver
koophuis van oud leer", en denkt hierbij zeker aan
Matth. 9 17. De prediking doet hem te veel denken
aan het» voorlezen van schoolopstellen. „Geef het vólk
een Bijbel, dien het ook begrijpen kan," oppert een
ander. „Een Bijbel in moderne taal". „Middelmatige
geesten moesten op den kapsel niet geduld worden",
schrijft een derde. „Zij zijn het die de menschen de
kerk uitpreeken". Voorts maakt een psychologisch op
merker terecht bezwaar tegen liet al te veel op den
voorgrond stellen van de zwakten en zonden der
mens:hen van den kansel. Hij acht het beter een
beroep te doen op hun goede zijden.
Vrij algemeen blijkt ook in Zwitserland de behoefte
aan verbetering der liturgie. „De geestelijke is bij
ons in tegenstelling met de Katholieke Kerk te uit
sluitend de eenigc, waarop de godsdienstoefening be
rust. Het moet zoo komen, dat als hij in gebreke
blijft, men toch in de overige dingen eenige vergoe
ding kan vinden". Sommige willen daarentegen af
schaffing van 't liturgisch-vastgesteld gebed. „Geen
lang gebed, maar een werkelijk gebod, al zij liet. dan
ook minder mooi." „Als de dominee niet onvoorbereid
bidden kan, laat hij dan tenminste thuis zelf een
gebed maken, en. dit voorlezen."
Bij 't Avondmaal wordt bezwaar gemaakt tegen den
gemeens oh ap pel ijk e n beker. Ook wil men afschaffing
van den meergewraakten term van, de onderdanigheid
der vrouw in 't huwelijksformulier.
Ten slotte noemen wij onder de wensehen nog: ver.-
hooging van den leeftijd bij de aanneming; afschaf
fing der geschenken door de nieuwe lidmaten den pre
dikant toegedacht; hechter gemeenteleven; meer in
vloed van de vrouwen in de kerkelijke aangelegen
heden; kiesrecht en verkiesbaarheid van de vrouw;
scheiding van kerk en staat.
N. Rt. Crt,
ROOVKRIJ.
BERLIJN, 18 Januari. In een dorp. 20 KM. van
Warschau, is het huis van een rentmeester door roo-
vers overvallen. Zij hebben de geheele familie, acht
personen groot, vermoord.
DE MOORD IN BERLIJN. (Zie blad van Donder-
dag.)
BERLIJN, 18 Januari. Nu is ook het tweede slacht
offer van, den aanslag in de Alte Jacobstrasse over
leden, zonder dat men haar heeft kunnen verlroo-
ren. Wel is zij bij bewustzijn geweest, maar daar het
Scheen, dat zij er het leven af zou brengen, werd
het verhoor tot heden uitgesteld.
De belooning van 3000 Mk., door de politie uitge-
loofd, is oorzaak, dat van mensohen mededelingen
komen doen over anderen, die hun gouden vóorwer-
pen wilden verkoopen, en dergelijke. Van beteekénis
evenwel is de verklaring van een omnibus-conducteur.
Om half twee, zoo verklaarde hij, hadden drie per
sonen aan de Sebastianstrasse zijn omnibus bestegen;
zij hadden geld in betaling gegeven, waaraan bloed
kleefde. De conducteur had hen toen scherp aan-1
gezien (va# dep moord wist hij nog niets) ep hen goed
opgenomen. Daarbij waven zij zeer verlegen geworden.
Dit drietal, waarvan de conducteur een vrij volledig
signalement gaf, was aan bet Steglitzerstation ver
dwenen.
Hoeveel goud er vermist wordt en hoevéel andere
kostbaarheden, staat nog niet vast.
TOON EELONGELUK.
BERLIJN, 18 Januari. In de Petersburgsche hof
opera stortte bij de repetitie van Tristan und Isol-
de de brug in, waarop Sibriakoff, de vertolker van
koning Marke met 18 koristen stond. Sibiriajtoff kreeg
een hersenschudding, een der koristen, is levensge
vaarlijk gewond.
I HONDERDJARIGE EIEREN.
I Zoo noemen de Chineezen eene delicatesse. Natuur
lijk zijn de eieren die de Chineezen verorberen, niet
werkelijk honderd jaar oud, maar toch zijn, de een-
dep- en ganzeneieren, waaraan zij boven die' van kip
pen de voorkeur geven, niet bepaald melkverscli. Dr.
Malegnon, die zich heel lang in China heeft opgehou
den, vertelt, hoe de zonen van het Hemelsche Rijk
eieren bereiden. Zij leggen ze namelijk met allerlei ara
matische kruiden in opgeloste kalk en laten ze daarin
minstens vijf of zes weken liggen. Gedurende dien tijd
verandert het ei inwendig geheel. Het eiwit gaat
in vasten toestand over en wordt groen. Ook het
dooier neemt een donkergroene kleur aan. De zoo
behandelde eieren zijn alles behalve welriekend en
overtreffen lp, dat opzicht de meest geurende kaas,
zoodat een vreemdeling ze beslist voor ongenietbaar
verklaart. De Chinees evenwel, wiens reukzenuwen
in dat. opzicht niet zoo spoedig aangedaan schijnen,
beweert, dat de smaak der „lionderd-jar.ige eieren'"
even kostelijk is, als het fijnste gebak. Smakelijk,
eten!
EEN BRIEFWISSELING TUSSCHEX EEN OOM
EN ZIJN NEEF.
De neef schrijft: Beste oom, ik hel» dringend 100
p p noociig. Ik laat u dezen noodkreet overbrengendóór
een man van de <lïonstverriühtin®} die op antwoord zal
vrachten. Als u zien kon, hoe het rood der schaamte
me naar de wangen stijgt, terwijl ik u dit schrijf, zoudt
u medelijden met me hebben.
P.S. Omdat de schaamte de overhand kreeg, ben ik
den 1 pan van 'de dienslverrichfing achterna geloopen,
om licm den brief terug Ie vragen, maar ik kon hem,
niet meer inhalen. Ach, dal. toch deze brief niet in
uw handen mocht komen
Dc oom kreeg den brief wel, grinnikte even- cn schreef
liet volgende antwoord'":
Beste jongen, wees gerus'. Je hoeft je niet langer te
schamen. De hemel heeft je wensclv verhoord, \vanl de
boodschapper heeft je brief verloren..
....Toen heeft de zoon van Minerva..gebromd, eh
in de eenzaamheid gebloosd over zijn 'eigen domheid.
zware sneeuwval.
Wederom komen er uit, Engeland, "bicrlchtèp van
zwaren sneeuwval, die het verkeer belemmert en het
bedrijf desorganiseert. Gistermorgen woedde bóven
de Noordzee een hevige storm, soms tot een orkaan
aangroeiend. Tal van seheepsongelukken haddên dan
ook weder plaats. Zoo leed bij de Nortli Goodwill
Sands de Duitsche stoomboot Marïe Leonkardt sc'hi))-
breuk. Met groote moeite kon "de bemanning van dat
schip, twintig koppen sterk, worden gered eh veilig
aan wal gebracht.
Bij Methil in de Firth of Forth werd de stoomboot
„Ashgrove" tegen den wal geslagen. Vijftien opva
renden konden worden gered, drie verdronken, en
van haar hart op, vufig en wild, dat haar soms den
adem dreigde te benemen. Angst? Het was meer, het
kwam dieper uit haai- hart op, uit haar gansche we
zen en uiv de herinnering.
„Het zal wel tevergeefs» zijn. wie weet waar hij
op dit oogenblik is?"
„Hij is 's middags en 's avonds altijd hier. be
weert Erich."
„Maar wij kunnen toch niet hier op straat met
hem spreken?"
„Neen, Agatha."
- Zij kwamen bij het winkeltje met de zwak verlichte
Vensters, waarachter wat bestoven boeken en tijd
schriften lagen.
De grond scheen zich zwaar aan Dela's voeten te
hechten. Zij kon zich nauwelijks losmaken van de
plaats waar zij stond. Dan liet zij plotseling Agatha s
arm los en stapte vlug de twee stoepen op naar den
winkel.
„Dela!"
„Dadelijk."
De bel weerklonk heesck en zwak. Het rook naar
papier, potlooden en oude boeken. Er was ook een
reuk van een spirituslamp, en die reuk kwam vanuit
de achterkamer. wa,ar ook- mannenstemmen hoorbaar
waren. De winkel werd slechts door een belachelijk
kleine petroleumlamp verlicht, die op de toonbank
stond. Dela's hart was stil, als klopte het niet meer.
Mijnheer Spinner met zijn grijzen kroeskop en de
kleine, spottende oogen in het verweerde gelaat, kwam
te voorschijn en maakte een vebblufte beweging.
Dela kocht postpapier voor de reis. Zij keek niet
op. Mijnheer Spinner was wat erg druk, als dwong
hem iets, om% zijn klant weer zoo spoedig mogelijk
de deur uit tè krijgen. Dela keek naar zijn roode.
met dikke aderen belegde handen, die voortdurend
beefden en doellooze bewegingen maakten, met groo
te opmerkzaamheid, als ware han.r dat nog nooit zoo
opgevallen. De kleine lamp wierp zijn, spaarzaam licht
op beider gelaat.
„Dank u zeer, dank u zeer!" zeide mijnheer Spin
ner en boog, bij waagde 't evenwel niet op zijn bonte
pantoffels van achter de toonbank te voorschijn te
komen en de deur voor de juouw te openen. Hij
keek ook niet in de richting van de achterkamer.
twee werden nog vermist- Bij Peterhead is een stoom
boot gezonken en men vreest dat de geheele beman
ning omgekomen is. Ook de visschersvloot had ern
stige verliezen te betreuren en de lijst van ongeluk
ken kan met nog tal van andere worden aangevuld.
Van bet land worden geen persoonlijke ongelukken
vermeld, maar wel uit allerlei streken zware sneeuw
stormen, die dikwijls ernstige schade aanrichten en
vele streken op het platteland van, de buitenwereld
afsloten. Op vele plaatsen is het verkeer volkomen
gestremd, elders moest alle arbeid buitenshuis wor
den gestaakt.
KONING ALBERT VAN BKLGIë EN EEN ÓüD-
STRIJDER.
De „Nieuwe Gazel"' verhaalt:
Dinsdagnamiddag heeft de koning, te Feluy-Erquen-
nes, in de provincie Henegouwen, oen bezoek gebracht
aan den laats 1-overgehleven strijder van 1830, den heer
Dumoulin.
Hoe Zijne Majesteit op dit idee kwam," is wel der
moeiLe waard om verteld te wonden.
Eenigcii tijd geleden, toen men zijn 102en verjaardag
vierde, zeide de heer Dumoulin, dat het hem zou
spijten, indien hij, zonder den koning te kennen, zou
moeten sterven.
Eens heb ik Z. M. wel gezien, vertelde do oud-
strijder, maar dan was hij nog zeer jong'. Ik wilde,
dat ik een portret van hem bezat.
Dit feit kwam den koning toevallig ter oore en
Z. M. zeide:
Ik wil niet alleen, dat de heer Dumoulin mijn
portret ontvangt, maar ik verlang hem- 'dat zelf lei
band te stellen.
liet besluit van den koning stond vast. Men vroeg
inlichtingen over den gezondheidstoestand van den oud-
strijder en kreeg voor antwoord, dat de man springle
vend was. Het kwam- er toen op aan, den oud-gediende
op het koninklijk bezoek voor te bereiden, want een al
to hevige ontroering zou -don man noodlottig hebben
kunnen zijn. Daarom gelastte Z. M. den heer Godefroid
Maandag, om naar reluy-Arquennes te reizen, ten
einde den heer Dumoulin cn. dezes familie te waar
schuwen.
Filip Dumoulin woont te Feluy-Arqucsmes hij zijn
kinderen, die een kleine, nette herberg openhouden.
Toen de lieer Godefroid daar 's morgens binnentrad,
zat de oud-strijder in gezelschap van zijin twee dochters
in.' fcl-e achterkamer aan de koffietafel. De gezant maakte
zich bekend, herinnerde aan don Wensch, dien do oude
man voor korten tijd nog had uitgedrukt, en maakte
dc familie dan hekend met liet heugelijk niéuws.
De lieer Dumoulin, die nog zeer helder van geest
is. stak zijn pijp aan, bezag den heer Godefroid aandach
tig. en riep toen uit; „Een grap, ik geloof hel niet!
•De koning zal zich niet derangecren om zelf zijn por-
.trct bij mij te komen brengen. Neen, men steekt den
Idraók met 'mij."
1 De" lieer Godefroid drong op de zaak aan, on ge
lukte er ten slotte in, don man te overtuigen. Dan
vloeiden er tranen uit de oogen van den oud-strij
der. die ten prooi was' aan een hevige ontroering.
Dinsdagmiddag vertrok dc koning, in kleine tenue
van luitenant-generaal, per automobiel, in gezelschap
van den lieer Godefroid en zijn ordonnance-officier,
commandant Posch, uit «het paleis van Brussel naar
Fcluy-Arquennes, gelegen op een uur afslands van
Nijvel, op iden weg naar Mans.
Te Arquennes was hel /nieuws -spoedig verspreid
geworden. Overal stond er volk langs de haan, en
herhaalde malen werd Z. M. geestdriftig begroet.
Om 2 uur 15 kwam de automobiel Ie midden van
een grooie menigte voor de woning van den heer Du
moulin, die reeds op de. drempel de komst van deni
koning afwachtte. De man had zijn blauwen borstrok
aangetrokken en "zich ghooid met de nationale, kleuren.
Ook droeg hij de bekende muts der strijders van 1830.
Hij was omringd van zijn kinderen en kleinkinderen,
en van den burgemeester, den pastoor cn don veld
wachter.
Zoodia de koning don heer Dumolin zag, trad hij
niet uitgestrekte handen op hem toe. terwijl het volk
luide zijn geestdrift te kennen gif.
In de kamer achter de herberg, waar Z". M. werd
binnengeleid, stonden een champagnefles ah en verschil
lende glazen.
Sire, zei de heer Dumoulin, mag ik u een glas
wijn aanbieden?
Neen, neen, antwoordde de koning, ik bedank
u voor üw goed inzicht.
Maai- dc oude man was niet tevreden en hernam».
„Ja, ja. de koning zit mij dal genoegen niet weigeren.'
Het zei dan_ zoo, antwoordde Z. M. ik zal
tnel Klinken en op uw g.-zondheid drinken.
Men schonk de glazen vol, en de koning die op
den olid-strijder loestapte, welke in zijn zetel zat, zei:
„Mijn dappjre Dumbulin, ik stel uw gezondheid voor
en lpop u nog: weer te.zien,"
-r- Leve de koning t "riep Dainoulin. En met een
eenvoudigheid die kenschetsend was, klonk Z. M. niet
do" leden der familie en met de gemeente-overhédón.
Daarna overhandigde de vorst den "gelukkigen man een
zijner jongste en schoonste portretten, dat in een fraaie
lijst gestoken wa's. Zeer bewogen vroeg de heer Du
moulin dan'onï den koning nog eens cle beide hon
den -te mogen drukken. Iedereen weende!
Wanneer Z. M. vertrok, riep de oud-strijder: Leve
do'konipg! Leve de koningin! Leve do prinsen!' De
menigte builen 'juichte den koning luidruchtig toe.
Om; 4 uur was Z. M. in het jialeis te Brusïel.
SCHIP VERGAAN.
LONDEN, 18 Januari. Een telegram uit Aberdcen
meldt, dat hel stoomschip „Wis'.ow Hall" hedenmorgen
vergaan is op de blinde klippen van Buchan. Dc be
manning, 37 koppen, meerendeels Lascaren, is verdron
ken.
Volgens een Lloydsbcricht zijn 53 personen ver
dronken. Vier mail zijn gered.
Wij ontvangen hel volgende schrijven van Graaf
Felix du Rietz de Serny, wonende Place du Riolz
te Sauveur, Arras (Frankrijk), iflet verzoek dit op Ie
nemen.
Ik stam af in rechte lijn van een der oudste grafelijke
geslachten, die onze landgoederen hadden rond de
1'Ta ns ch-Belgis ché grens, lusschén Condé cn Peru wel z.
In 1893 h'of mij een vrecselijke slag. ik verloor al mijn
goederen cn fortuin, waardoor ik thans als vertegen
woordiger in wijnen in mijn onderhoud voorzie. Ik ben
daarenboven oudheidkundige, schrijver en archivaris.
tie
NA
9
mn
»efs
et
A
e S
olli
f 2
ij 5
)ud<
en
iek
Graaf Felix du Rietz de Serny.
Maar daar verhief Dela den blik en keek klaar en
kalm naar. de gestalte, die in het halfdonker in, de
deuropening van de kamer leunde, als zocht hij daar
een steun, voor het oproer in zijn binnenste, dat hem
uit de wijd geopende oogen lichtte.
Dela boog bet hoofd tot groet. Zij"Wist niet veel
van deze beweging. Mijnheer Spinjier stond zoo groot
en tastbaar naast hen. Maar dat was het niet -alleen,
dat was juist het minste.
De planken, met boeken leken te bewegen, alles ge
raakte aap 't golven, de beide mannen schenen op
haar toe te komen,.
Maar dat was niet het geval. Zij .voelde door haar
handschoen heen, dat haar hand weer op den kouden
deurklink lag. De dingen hadden zich niet bewogen,
zij alleen was op de deur toegestapt.
Uit het achterste gedeelte van den winkel klonk
een half gedempte schreeuw. Toen bleef zij staan.
Mijnheer Spinner was op eenmaal verdwenen, en de
kamerdeur was toe.
„...Men heeft weer de honden op mij losgelaten!"
„De houden? Neen!... En al was dat ook' zoo
„Dela!"
Hij scheen er heel dicht aan 'toe te zijn, op haar
los te stormen. Hij klemde zich met beide handen
aan de toonbank vast, zoodat het oude hout kraak
te. Neen met deze handen, die riekten naar de
woest doorgebrachte nachten neen, dat mocht niet.
Hij mocht haar niet aanraken. Hier niet. Zij stond
daar in vol vertrouwen op hem. Hij moest haar, om
de anderen en ook oih haarzelfs wille voor zijn eigen
dwaze, schreeuwende wensehen beschermen. Maar 't
was schier onverdrage!ijk. Hoe groot zij dacht, hoe
eerlijk, hoe rein, hoe dapper was zij. En hij en
hij
„Dela, waarom kwam je hierheen?"
Haar blik was groot en ernstig op hem gericht.
„Wil Wil, waarom heb je dat gedaan?"
„Ik was zoo bang voor mijzelf. Deze slapelooze
nachten, deze vreeseljjke, leege uren. Je weet niet, ho<
dat is, wanneer men zoo iets al reeds zoo dikwijls
heeft beleefd, maar nooit, maar nooit z o, zóo..."
Dela's oogen begonnen nog meer te schitteren, al
haar wil, al haar liefde legde zij in den glans harer
oogen. Ilaar hand lag nog op den klink ran de deur,
Toen mij in 1893 dat hevige ongeluk trof, werd ik
tengevolge der ontsteltenis voor langen lijd aan het
ziekbed gekluisterd, uit welke ziekte ik overhield een
bronchitis, gepaard gaande mot laryngilus (keelziekte),
waarbij zich later griep (influenza) yoogde. Behalvo
dat ik voortdurend hoestte en pijn had op de borst cn jn
de lendenen, had ik steeds hartkloppingen, keelpijn
cn pijn tussoliën de schouderbladen, die vergezeld rin
gen van ondragelijke hoofdpijnen en maagkrampen. Zoo
heb ik geleden gedurende 16 jaar. Jaarlijks moest ik
weken lang hel bed houden cn daar vele middelen,
die ik ter genezing aanwendde, niet baatten, wanhoopte
ik aan mijne genezing. Opmerkzaam'gemaakt op do
vele genezingen door dc Abdijsiroop, Klooster Saneta
Paulo, liet ik een fles oh je komen, welks inhoud mij
onmiddellijk ,na het gebruik veel verlichtte. Ik heb
na dien tijd nog eenige fleschjes Abdijsiroop gekocht
en thans kan ik verklaren, dat ik, dank zij het gebruik
van dc voortreffelijke Abdijsiroop, totaal van mijne
ziekte genezen ben.
Sekecidmakingeni
RIJKSKEURING DEKHENGSTEN.
Burgemeester en Wethouders van Schagen;
Brengen ter algemeene kennis:
lo. dat de gewone Rijks-voorjaarskeuringen van tot
dekking "bestemde hengsten in 1912, voor zooveel
deze provincie betreft, .zullen gehouden worden te
Haarlem, op DINSDAG 20 FEBRUARI 1912.
2o. dat de eigenaar of houder, die een hengst ter
keuring wenscht aan te bieden, verplicht is daarvan
tenminste drie weken vóór de keuring vrachtvrij een
schriftelijke en onderteelcende aangifte te. zenden aan
den Secretaris der provinciale vegelingscommissie
(den heer P. OLIJ te Amsterdam, Joh. Verhulsbitr.
No. 179), met opgave van:
a. naam en, woonplaats van den eigenaar en hou
der;
b. naam, ouderdom, ras, kleur en bijzondere ken-
teekenen van, den hengst, benevens, indien deze in.
een stamboek is ingeschreven, stamboek en stam
boeknummer;
c. zoo mogelijk afstamming van 'den hengst, zoowel
van. vaders- als moederszijde, en naam en woonplaats
van den fokker;
3o. dat een, hengst na bovenvermelden termijn aan
gegeven, van de keuring is uitgesloten, tenzij de
Commissie geen bezwaar tegen toelating heeft en
de. eigenaar of houder vóór den dag der keuring een
som van tien gulden bij voornoemden Secretaris stort;
4o. dat insohrijvingsbiljetten voor de keuringen op
vrachtvrije, schriftelijke en, onderteekende aanvraag
van eigenaars of houders van hengsten door den Se
cretaris der regelingscommissie voornoemd, zullen wor
den verstrekt.
Schagen, den 17 Januari 1912.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Burgemeester,
J. P. W. VAN DOORN.
De Secretaris,
ROGGEVEEN.
in haar schouders, in haar trotsch opgerichte» hals
was een beweging van sidderen en wankelen. Zij kon
het niet mede aanzien, dat een mensch verzonk
dat deze man verloren ging. 't Leek anders waan
zinnig, al haar medeleven met dezen, man.
„Wil!' Ik wachtte ik heb deze weken, op je ge
wacht."
Toen zonk hij naar voren over de toonbank heen
en hield zich me,t zijn handen, als met ijzeren tangen
j vast.
„Ja, Dela, ja,! Ik wil alles doen, a,lles! Ik heb
je zo© lief
Een lichte rilling voer Dela door de leden.
„Ik ga nu. Wil. Agatha is buiten, en is .oos
op mij. Ik ga op reis. Maar ik kom teru - i_»oe het
niet weer, hoor je! Doe het niet weer!" Zij sloot de
oogen, in schaamte voor het wonder, dat voor een
seconde helder en zalig weer in haar was. boven
alle smart en twijfel en medelijden. „Ik zelf sta als
een schuldige voor je. Ik zelf ben de schuld van
alles. Daarom kwam ik. Om mijnentwille mag je het
niet meer doen, daarom!" zeide zij zacht en toch
met den klank een-er nieuwe hoop.
„Dela, ga, nu weg ga heen ik smeek je er
om......"
„Vaarwel."
Toen opende Dela blind gehoorzamend deur. De
wind vloog den winkel binnen en bewoog hier en
daar een blad, dat heftig fladderde. Dela zag een
donkere schaduw buiten. Het was als ontwaakte zij
weer tot de werkelijkheid. Hoe lang was zij hier ge
weest? Er is geen tijd. Dat wat liaar vervulde, was
alles. Achter haar lag de man als in ©en, radelooze
leegte en in ellende.
I Zij had het kunnen uitschreeuwen en er was een
moeilijke aarzeling in h'aar voet en tred. De steeg
stond blank van den regen, de wind sloeg haai* in
liet gezicht. De steeg scheen wel veranderd, als ver
vuld met een heldere, puchtere atmosfeer wat
was het er donker.
„Dela.f" fluisterde Agatha's stem sclierp.
Achter haar lag de man.
„Ik heb duizend angsten uitgestaan, Dela. Zoo iets
maak ik niet, meer mee."
„Dat behoef je ook niet, Agatha. Nooit meer. Duur
de het lang?"
„Lang genoeg."
J „Ik heb daar geen idee van géhad. Maar het kan
niet zoo heel lang geduurd, hebben, wanneer ik. aan
alles terugdenk."
Agatha zweég. Zij wilde niets vragen, niets weten.
De regendroppels vielen als vuurvonken op Dela's
oogen. Zij boog het hoofd en sprak tot huls toe geen
woord meer en wanneer zij de oogen sloot, zag zij
van verre het beeld/ onvergetelijk en, vol va" ©ene
droevige tragiek.
HOOFDSTUK 16.
Op een goeden dag waren heel onverwachts moe
der Liesegang met den Justitieraad in het Kurhaus
verschenen. Dela was niet thuis geweest, toen zij wa
ren aangekomen; zij had met een paai' dames een
wandeling naar het slot Allenstein gemaakt.
Toen zij thuis gekomen was ha,d zij tante Lindo
mann in bed gevonden met de gordijnen stijf dicht.
Het rook in de kamer heel sterk naar Hoffmaun-
druppels.
I Moeder liep op haar behoedzame manier af en aan,
verschikte wat aan het kussen, legde frissche com-
pressen en vroeg met schuwe deelname: „Wil je ook
iets hebben, Adèle?" Tante Lindeman.n schudde slechts
het hoofd, bewoog de lippen als een zware zieke en
zuchtte herhaaldelijk en diep.
Beneden op het terras zat oom Zoeclce met zijn
blinkende brilleglazen en ernstig gezicht en dronk
koffie.
Deja had eerst gedacht, dat er iets met tante Linde-
demann was voorgevallen en was dus ontsteld de
kamer binnengestapt. Maar moeder had met de oogen
gewenkt en met het hoofd geschud: „Zij heeft zich
opgewonden,, ga nu-"
De Justitieraad, echter, dien Dela daarna bezocht,
nog met den hoed op en de parasol in, de hand, zeide
niet veel meer: „Zaken, kind, leelijke, lastige zaken,!"
Wordt vervolgd.
;oed
•ij
;evr
iorn
>f
oor
Toef
tij J
L06£
oor
lam
raar
twi
oor
'auL
iolla
er
u
I a
Aai
d.
Gei
ied
AAI
'g-
■vraa
tnne
emn