Schagnr Ciarait,
Voor Dammers.
Zaterdag 3 Februari 1912.
56e Jaargang. No. 5065.
DERDE BLAD.
VOOR DE JEUGD.
Bijblad van het maandblad „Het Damspel".
Het eerste nummer van „Voor de Jeugd" is ver
schenen, onder redactie van de heeren Chr. van der
Spek en, C. Blankenaar.
De inhoud is, zooals wij dit konden, verwachten,
bijzonder geschikt om de jeugd voor het damspel te
winnen. Onderhoudend geschreven, kinderlijk, doch
niet kinderachtig, pal het zeker zijn weg vinden en
door de jeugd gaarne gelezen worden. Zoo echt weet
de heer Van der Spek de kinderen erin aap te spre
ken, en zoo vertellende leidt hij hen, met hun nog
nie„ geheel ontwikkeld denkvermogen, langs de moei-
lijke wegen van ons fraaie damspel.
De redactie heeft gemeend, het oplossen van de
vraagstukjes, voorkomende in dit blaadje;- te moeten
aanmoedigen, door het beschikbaar stellen van prij
zen. Alle jeugdige lezers van deze rubriek kunnen
naar een dezer prijzen mededingen door een goede op
lossing van onderstaand eindspel in te zenden aan
Chr. van der Spek, Oudedijk No. 220a, Rotterdam.
De oplossing vermelden wij tegelijk met de Redac
tie van „Voor de Jeugd", de eerste week in Maart.
EINDSPEL VAN Mr. ZWARTENHALM.
Zwart.
1. Aapvang 10 uur precies in café „Het Heeren
huis" van C. de Wit, te Midden-Beemster.
2. Bestuurders der clubs wordt dringend verzocht
te zorgen voor plaatsvervangers, voor degenen, die
verhinderd zijn. Ontbreken er spelers die ingeschreven
hebben, dan is ook een Bpeler der tegenpartij werk
loos. Men zorge er dus voor.
3. Alle besturen ontvangen nader bericht (van, in
deeling, enz.).
Men volge de rubriek, van 10 en 17 Februari a,s.
▼oor nadere mededeelingen.
De Commissie:
J. DE IIEER Azn., Beemster.
P. ZEEMAN Jr„ Beemster.
J. NOOME Mzn., PurmerentL
J. DE HAAS. Graaf Florisstraat 15,
Amsterdam.
Stand': zwart, 2 schijven op 10 en 12.
Stand wit: 2 schijven op 20 en 30 en een dam
Wilt speelt en wint.
Oplossingen in te zenden uiterlijk 15 Februari a.s.
SLAGZET IN 1»E OPENING.
1.
Wit: 3328.
Zwart: 1823.
2.
3933.
1218.
3.
4439.
712.
4.
50—44.
17.
5.
34—30.
1721.
6.
3127.
20—24.
7.
3025.
1217?
ara
Wit speelt 3530, 3329, 39 30, 2822, 33:1.
Voor zwart in dezelfde opening, indien wit als
7en zet speelt:
8.
Wit:
37—31. Zwart: 21—26.
3934. 26 37.
9.
42 31. 16—21.
10.
27 16. 1822.
11.
28 17. 12 21.
12.
16 27. 2329.
13.
34 23. 19 50.
au, niet
19
26, waarbij zwart- niieits zou winnen.
hoe beter 't schijnt te zijn.. De ernst van het vader
schap en de heiligheid van, 't moederschap wordt in
zulke kringen tot 'n grapje, en waar, bij grapjes
van zóo verdachten aard de wederzijdschc eerbied
terecht komt, is niet te zeggen. Zijn er nog beschei
den kindoren? Zijn er nog kinderen, die vader en
moeder, als dezen met ouderen in gesprek zijn, niet
in de reden durven vallen? O. zeker, die zijn er. en
ik ben heel blij zulke kinderen en zulke gezinnen
te kennen. Maar ze zijn iets zeldzaams geworden. Ge
woonlijk hebben de kinderen 't hoogste woord, cn de
ouders niet veel wijzer dan hun kroost - vinden
dit heel aardig, waarvan het gevolg is, dat de be
zoektijd verloopt In, lafferij aan den eenen en
ergernis aan den anderen kant. Gewoonlijk
Maar laat mij woord houden, en niet gaan uitwei
den over opvoeding en opvoedingssystemen. Deze lang
ademige tusschenzin had alleen maar tot doel, te zeg
gen,, dat de jeugdige Fredorik, die thuis ',,k lelne
F r lp s" genoemd werd, en die door zijn vader op
gevoed werd tot 'n „v r o o m m e n s c h", 'n „f link
soldaat" en 'n goed „o econoom", streng, zeer
streng, mijns inziens t e streng is opgevoed. Dat de
jongen geen zelfmoord gepleegd heeft, is misschien
'n wonder, en de verzoening, die er later gekomen
ij tusschen hem en zijn vader, is misschien meer
aan de goedhartige wijsheid van den zoon te danken
geweest 'n wijsheid, die hij van zijn ernstige moe
der, Koningin Sophie Theodora kan geërfd hebben
dan aan de ..opvoedkundige wijsheid" van den vader,
want dio wijsheid schijnt mij al even averechts, ais
die van sommige mallootige of voor-' n-oor tj e-th u is-l i g-
gtnde vaders en moeders van den tegenwoordigen
tijd, van wie men haast denken zou, dat zij bang
zijn, dat hun kind 'n verstandig of ernstig woord
ran hun lippen zal hooren.
Even,welFrederik de Groote. Toen zijn vader
den 31sten Mei 1740 stierf, liet deze hem 'n wel
gevulde schatkist na en de zoon volgde zijn vader
op in de volle bewustheid van zijn onbeperkte macht
en van zijn duren plicht, om Pruisen groot te maker
en zijn onderdanen op te heffen tot grootere stoffe
lijke en hoogere zedelijke waarde. Hij verklaarde zich
tegen de pijnbank en, tegen de folterwerktuigen,. Hij
wilde vrijheid van godsdienst: „Zelfs Turken en hei
denen,, als ze in mijn, land komen, wonen, zal ik mos
keeën, en tempels bouwen," zeide hij, en de Room-
FREDERIK DE GROOTE.
24 Januari 171217 Aug. '80.
Daar is voor God en menschen geen, verhevener
schouwspel «laai 'n goed mensch.
Scnec».
't, Leven onzer groote mannen
Leeit ons. hoe men 't leven wijdt,
Hoe men eens een voetspoor nalaat
In, den zan«lzoom ran den tijd.
Longfcllow.
Ruim 'n week geleden hebben de meeste oouranten
lange artikelen geleverd over den persoon van Frede
rik den Groote, die zes en veertig jaren lang van
1740 tot 1786 Op den Pruisischen Koningstroon
zat, en zijn land gedurende al die jaren op voorbeel
dige wijze geregeerd heeft. Dit was, omdat het in
die dagen einde Januari 1912 tweehonderd jaar
geleden was, dat deze kleine groote man geboren
werd.
Menigeen, die zijn geschiedenis voor 'n, groot deel
vergeten was, heeft zijn herinnering aan die arti-
kelen kunnen opfrisschen en paedagogen van profes- achen kregen van hem, den Lutheraan, hun, Hed-
sie hebUm, aan het einde ervan kunnen zeggen: „Zie wigskirche. Hij eischte meer vrijheid van drukpers,
je wel, flinkheid en vastberadenheid kunnen van 'n en, voor kunsten en, wetenschappen had hij alles over.
onwilligen, kwajongen, nog wel 'n groot man maken!" Professor Wolff, die op doodstraf met den strop
En menigmaal zal de geschiedenis zooals hier bij onder de regeering zijns vaders om zijn, vrijzinnigheid
Koning Frederik hun oordeel bevestigen. „Wie zijn verbannen was, werd door Frederik II terug geroepen,
zoon liefheeft, spaart hem de roede niet" en „De Met Voltaire stond de Koning in waardeerende brief-
liefde kent geen vreeze", zegt het Spreukenboek der wisseling, en wie te Potsdam het paleis „Sans-souci"
Vaderen. Toch zou ik omdat alle jongens geen bezoekt, zal zich door den geleider de kamer zien,
Frederik heeten en alle aarde niet dezelfde is aanwijzen, die de Koning steeds voor dezen, zijn hem
ajlen opvoeders willen aanraden, niet te veel van die 1 steeds bestrijdenden vriend, in gereedheid hield. Soms
h te, i«örp.n om viel Voltaire in ongenade bij den Koning en dan
gezaghebbende lessen uit het hoofd te leeren, om
ze, als dit zoo voorkomt, maar blindelings toe te
passen. Beter en wijzer lijkt 't mij, zulke lessen wèl
t«i kennen, maar steeds te handelen naar eigen per
soonlijke inzichten, overwegingen en omstandigheden.
Wapt evenals dezelfde zon,de den eenen mensch tot
'n heilige kan maken en den ander verwijst naar de
hel, zoo kan dezelfde bestraffing den een brengen
tot inkeer en den ander doen rijpen tot 'n tucht
huisboef. Zonde en, kastijding bedde zijn als een
vagevuur; er loop en twee wegen. uit.
't Is mijn plan niet in, dit korte opstel uit te gaan
weiden over opvoeding of opvoedings-systernen. Wilde
ik dit doen, dan zou ik daarvoor minstens 'n tien-
of twintigtal brieven moeten reserveeren. En naar
allen schijn zou ik er dan toch nog niet mee klaar
wezen, want de taak der opvoeding gaat langs dui
zend wegen en zijwegen en geeft altijd weer nieuwe
banen te bewandelen, beter gezegd: nieuwe velden
te bearbeiden, nieuwe middelen te beproeven. De taak
der opvoeding is eindeloos, en, wie denkt ermee klaar
te wezen en 't volkoinenê te hebben bereikt, zal zich
al ware hij de besto op teleurstelling mogen
voorbereiden.
keken, ze in geen weken naar elkander om. Maar
dan was 't altijd weer de Koning, die 't bijlegde.
„Wan,t," zoo zei ons de bewaker, „Voltaire kon den
Koning wel missen, maar de Koning Voltaire niet."
Voor wiien van beiden, deze uitspraak het meest pleit,
moge ieder voor zichzelf uitmaken.
Des konings levensregel luidde: „Ik doe mijn best,
om naar mijn, beste weten, mijn plichten te vervullen,
er bekommer mij weinig om het oordeel der men
schen, dat wisselvallig is," Ma,ar hij gevoelde zich.
voor alles, wat er in zijn land gebeurde, verantwoor
delijk, en wist altijd den rechten weg te vinden, om
de nalatigen tot hun plicht te brengen. De boereu
noemde hij de pleegouders der maatschappij, want de
wezenlijke rijkdom des lands berust bij hen. Zonder
akker- en landbouw zijn handel en nijverheid doode
dingen, waar niets mee aan te vangen is. Daarom be
gunstigde hij den boerenstand. In nog hoogere mate
beijverde zich Zijne Majesteit om het onderwijs te
verbeteren. „Het verstand en het oordeel moeten ge
oefend worden; dit is meer waard dan te: vroege op-
eenhooping van leerstof."
To.t het einde toe 17 Augustus 1786 heeft
EEN KLEINE EINDSTELLING.
Zwart
Maar hier sprekende over Frederik den Groote deze goede en groote Vorst met blijmoedigheid zijn
i - plicht gedaan. Met recht mocht hij van zichzelf ge
tuigen
„Ik heb altijd de Waarheid en, hef) Licht liefgehad."
Twinjtig minuten voor zijn dood zeide hij: „La
montagne est passée; nous 'irons mieux": De berg ligt
achter ons; nu zal 't wel beter gaan.
Toen zijn dood in het Zwabenland bekend werd,
vroeg 'n boertje: „Wie zal nu de wereld re-
Igeeren?" 'n, Vraag, die zeker zeer naïef is, maar
die in weinig woorden zegt, hoe groot het gemis was,
da,t 't heengaan van Frederik veroorzaakte.
en doelende op de strenge, veel te strenge opvoeding,
die zijn vader hem gaf mag gezegd worden, dat
het opvdedings-systeem van dien vader den een-
voudigen, strengen Frederik Wilhelm I tamelijk
wel heeft uitgediend. Er is, misschien wel naar het
voorbeeld van, zulke koninklijke vaders en epveeders,
door gewone burgermenschjes niet zelden groot mis
bruik gemaakt van het wezenlijk te eerbiedigen „va
derlijk gezag". Er was 'n tijd, dat in, menig gezin
,„de kinderen beefden", als vader thuis zou komen,
als vader hen ter verantwoording zou roepen, als
zij iets gedaan hadden, dat niet in den haak was. 'n
Verzuim, 'n tekortkoming, 'n overtreding werd dan
niet besproken, maar gestraft; en 't was
'n. zeldzaam geval ais den schuldige of schuldig-ge
waande de gelegenheid werd gegeven zich te verant
woorden of, indien mogelijk, zich vrij te pleiten. De
vaderlijke taak en waardigheid scheen ook met zich
te brengen, voor boeman en, als 't moest, voor beul
te spelen. Kroonprins Frederik heeft dit vaak aan
den lijve ondervonden en zijn vriend, de 22-jariige
I luitenant Von Katte, boette zijn, medeplichtigheid aan
.Maar d amict wal ol dien bewoog.'
i huiJ was een dooien in zijn oog.
En gaarne iiad Hij 'i wegdrukt,
Ol in zijn armen tioöJgédi ukI.
boen 'l knaapje ontkwam aan cl.ten nood
En \vc;d van I.cvcrlode groot.
Ook hit li hij er cn.d.t bleek dra
Een nicuwa tncone. op na.
Hij weid een n.cuwenvelsche boer,
Die niet meer bij 'l ve. 1 oden zwoer,
bie niet jnocr zei, bij rook en smook.
„Zoo deed mijn vaar, zoo doe ik ook.'
Él» die, toen 't op een dcel.-n ging,
Wou, dat een c!k zijn deel ontving.
Niet: d eene i al, of 't grootste deel,
Maai* elk naar rechtenevenveel.
Was 't wonder, dat de grijze boer
Bij 't broertje als bij oen godneid zwoer!
En dal hij hem tot in den dood
Zijn trouw Ik loofde en bijstand bood?
Zoo trokken zij dus samen pp,
En gaven stouten broer een schop.
Ontnamen hem zijn veel te veel,
En namen elk hun erf lijk deel.
Geweldig, wat verschrikkelijk kwaad
De man toen werd't was disperaal
Hij stompte en stampte op den grond
Terwijl hem 't schuim stond op den mond.
En in zijn blinde razernij,
Zwoer hij de felste wraak er hij.
Doch daar hij tegen twee. in bond
Vereend, al vrij wol macht'loos stond.
Was 't eerste, wat de baas verzon
Dien bond verbreken, als het kon.
Nu ging hij stoken om het best,
En wat hij hoopte, lukte op 't lest.
De vriendschap van voor dezen weck,
En... broCT liet broertjen in de steek.
En met z'n vijand van weleer,
Trok hij nu tegen 't kind van leer.
Dat, naar beweerd werd, van hun schat,
Te veel voor zich behouden had.
En hoe z' elkaar ook haatten, toch
Hun haat op broertjen won het nog.
Van nijd en afgunst schor en scheel,
Zoo sprongen zij hem naar 'de keel.
Een zeer verwoede strijd ontstond,
En dra lag broerlief op den grond.
Nu kleedden zij het ventje uit,
En deelden de geroofde buit.
Een neefje zelfs van nummer twee,
Bcod hun zijn hulp en deelde mee.
Intusschen leed de boerderij
Er niets dan schade en nadeel bij.
Waar schat van koren groeien kon
Was 't nu slechts onkruid, wat men won.
Hoe lang dit nog zoo duren zal?...
Geduld, daar broeit een onweer al!
Eén bliksemschicht en het verbond
Van Rome en Dordt ligt aan den grond.
En op de pjinen van hun strijd.
Herrijst weer... de Vrijzinnigheid.
Van dit en van dat.
Menschen, die Potsdam bezoeken en daar het pa
leis „Sans-souci" gaan zien, mitsgaders den „histori-
schen, molen", die in de onmiddellijke nabijheid ervan
staat, raden wij aan, ook even 'n bezoek te brengen
aan, de „Garnisopskirche". In den kelder dezer kerk
staan twee looden doodkisten, de een tweemaal zoo
groot als de ander. De grootste bevat bet overschot
van Frederik Wilhelm I, den strengen vader en oio-
voeder, die, wat lichaamsafmetingen, betreft, 'n ware
reus moet geweest zijn; de kleinste het overschot
de daden van den opstandigen koningszoon met zijn van den, zoon, die maar weinig grooter was dan 'n
1)1
Stand zwart, 1 schijf op: 45 en dam op 28.
Stand wit, 4 schijven op38, 43, 48 en 49, dam op 47
Oplossing:
Wil38—33 47—29 43—39
Zwart: 28 50(1) 5028 of? (2) 28 50(3)
29— 1 49—44 1—6 wint.
50—28 28 50
11 Op zwart 28—39 fvofet wit 43 34 bÜjft over
iet 4 stukken en wint.
Op zwart 28 44 volgt wit .49 40 en 43 39 en
wint.
2) Op 5044 volgt wit 49 40, zwart 45 23, wit
4339 en '4842 enz., wint.
3Op 28 44 volgt wilt 4940, zwart 4523, wit
43 en-4339 en wint.
AMSTERDAMHET NOORDEN.
Voor dezen wedstrijd, die 25 Februari in de Beesm-
ster zal plaats vinden, blijkt zeer veel animo te
sijn. Noord-Holland komt met meer dan 100 spelers
uit; van de Amsterdamsche clubs schreven ruim 90
leden in. Van Amsterdam worden nog eenige inschrij
vingen ingewacht, zoodat de partijen wel met gelijk
aantal zullen uitkomen.
Reeds werden 2 medailles beschikbaar gesteld; 1
door de damclub „Aris de Heer" te Beemster en, 1
door den Nederlandschen Dambond. Zeer waarschijn
lijk zal de Amsterdamsche Dambond ook een me
daille eeven.
Onder da Inschrijvers voor dezen wedstrijd" zijn 3
Amsterdammers die alleen in, de 2e ronde (des mid
dags) kunnen spelen. Indien er in de Noordbollmd-
sche clubs ook 3 spelers zijn, die niet anders dan
's middags kunnen spelen, wordt verzocht hiervan on
middellijk bericht te zenden aan J. de Haas, Graaf
Florisstraat 15, Amsterdam. Van deze deelnemers zijn
2 goede 2e klasse-spelers, de andere, een zwakke 3e
klasse-speler.
Den, 25en Februari zullen dus ruim 200 dammers
in de Beemster elkander de eer betwisten.
De geheele beweging belooft een groot succes voor
het damspel te worden en kan de commissie, die
baar op touw zette, met genoegen op haar welslagen
boezien.
Voorloopigo orde-maatregelen
hoofd.
i Maar zooajs gezegd dit systeem schijnt te
j hébben, uitgediend, wat gelukkig is. Men heeft
I ingezien, dat angst en vrees geen eerbied is, dat een
i kind net zoo goed met 'n zoen ajs met 'n stomp wak-
ker gemaakt kan worden,, dat ook 'n kind nadenkt
j t-ii gevoel van recht en billijkheid heeft; en toen
deze bewustheid doordrong in de hoofden van vele
i vaders, heeft men de Opvoeding tot „Vraagstuk" ver-
j heven en er bizondere aandacht aan gewijd. Men
zag in,: gedwaald te hebben; en om wat aan hen-
zelf bedorven was zooveel mogelijk goed j
te maken en hun kinderen zooveel mogelijk voor 'n
dergelijke onrechtvaardigheid te vrijwaren, hebben
velen de wegen der liefde en der zachtzinnigheid in-
•geslagen. En dit was goed; want de verklaring van i
ouderen, die dikwijls volgt op de mededeelïng van i
„toen ik z o o'n jongen was", is maar zelden
'n hulde aan 't vroegere opvoedings-systeem.
Maar nu?Ik zal 't in éen woord zeggen:
Waag 't noodt 'n meuscli te waarschuwen, dat bij te i
iveet links van den weg loopt, want als hij uw waar
schuwing ter harte neemt., bestaat er voel kans, dat
go hem 'n oogenblik later aan den rechterkant in
de sloot ziet spartelen. Overdrijving in alle dingen
is den mensch zóo eigen, dat ge, als nadenkend
mensch, soms voor uzelf gaat vreezen; en 't is goed,
zoo nu en dan onszelf eens af te vragen, of we wel
op 't midden van den weg zijn.
De lijfstraffelijke rechtspleging is van de baan.
Goddank! De plak is van de school verdwenen. Vader
en moeder zijn vriend en vriendin geworden van de
kinderen. Er wordt niet meer gevonnisd, maar ge
hoord en overlegd. „De Eeuw van het Kind" is daar.
Ouderen en jongeren, allemaal menschen, deelen in
gelijke rechten. Op een afstand staande, kan men
zich verbeelden 'n paradijsstaat te aanschouwen!
Maar dit is niet zoo! Kom maar eens binnen in
de meeste dier gezinnen, waar de kinderen evenveel
te zeggen en te beschikken hebben als de ouders,
dan zult ge eens wat anders zien. De overdrijving on
zer eeuw heeft, behalve de gelijke rechten der
ouderen, aan de kinderen ook 'n gelyk verstand
toegekend; wat onverstandig en onwijs was. Vele
oudere schijnen niet te begrijpen, dat twintig, der
tig, veertig jaren langer levens toch wel eenige be
zonkenheid en wijsheid mag doen veronderstellen. En
dat zij evenmin bezonken als wijs zijn, kunt g© ver
staan uit ieder woord, dat zij tot hun kind zeggen
en uit elke daad, die zij zelf doen. In tegenwoordig
heid der kinderen wordt in zulke kringen vrij-uit
gesproken over onderwerpen, die oudere en wijzere
menschen slechts aarzelend en met veel bedachtzaam
heid durven aanraken. „Maar 'n jongen", zoo
heet 't dan, „moet alles weten", en hoe plat
ter en onbeschofter hij dan „alles" te weten komt.
gewone jongen van" twaalf of veertien jaren. Maar
in dat kleine, kistje ligt de man, die zich bij tijdge
noot en nageslacht den bijnaam verwierf van, „de
Groote" en dien, bijnaam ook verdiend heeft.
H. d. H.
VAN DRIE BOERTJES.
Politieke allegorie.
Daar woonde in zeker plaats een boer.
Die kreeg -- bejaard reeds nog een broer".
Nu zou men meenen, dat dit feit
Den man ten hoogste had verblijd.
Maar niets nochtans was minder waar,
Hij vond het zelfs afschuwelijk naar.
Te lang had hij 't rijk alleen.
Om 't nu te deelen met z'n tweeën.
Dus deed hij onzen kleine»! man
Van zijn gehoor!' al in don ban.
En ais 'l gestaan had in zijn macht,
Dan iiad hij 't ventje om hals gebracht.
Aan pogingen ontbrak het (niet,
Geen. d.o liij niet beproeven l.cl.
Maar 't knaapje groeide niettemin,
Ztl.s legen de verdrukking in.
Een Jantje eerst, werd hij een Jan,
Een sterke, kloek gespierde man.
Die dra zijn broer verwonnen had
Als weleer David Goliath.
Nu ging het, zoo als 'I spreekwoord zegt:
De knecht werd heer, de heer werd knecht.
Van alvermogend, als weleer,
Bleef schijn nooh. schaduw bij hem meer.
Van weerwraak tegen hem vervuld,
Werd hij zel.'s nauwelijks meer geduld.
Terwijl men al wat liij bezat
Hem tot 't hemd ontnomen had.
Zoo lridd' Jiij dus van dien Lijd aan
Een recht erbarmelijk bes'aan.
Getrapt, geslagen en verdrukt,
En als een gans zoo lcaal geplukt.
Dit' duurde zoo van jaar tot dag.
En.... nergens, dat hij uilkomst zag.
Tot eind'1 ik voor hem, oud en strams
Na zooveel leed, toch uitkomst kwam.
In '1 huisgezin van 't broedotpaar
Kwam toch nog eens de ooievaar.
Die daar in stllen lentenacht
Een welgeschapen Benjamin bracht.
Een kindje, fris oh al; melk en bloot!
Met rozen op de wang en hoed.
Een kindje, zoo verrukk'lijk blond,
Dat ieder liet beminnelijk vond.
Ook 't hart van d' ouden, grijzen boer
Trok zich tot kleinen, lieven broer.
HOE HELDEN STERVEN.
De bibliotheek van het Congres te Washington
heeft van den Mikado van Japan een merkwaardig ge-r
schenk gekregen.: de photographie van een brief.-
En de Amerikaansche wetgevers hebben dien brief
openlijk tentoongesteld in een glazen kast in de
genoemde bibliotheek om hun landslieden te laten
lezen, hoe helden sterven.
Eenigen tijd geleden zonk in de bocht van Hiros-
hima de Japansche onderzeeboot No. 8. Commandant
was luitenant Tsuma Sakuma. Het duurde lang, voor
dat de juiste plaats gevonden werd, waar de boot
gezonken was. Toen dat eindelijk gelukte en de boot
weer aan, de oppervlakte gebracht was, vond men het
lichaam van den commandant in den kleinen toren.
In een der zakken, van Sakuma bevond zich 'n brief,
de brief, waarvan een, fotografie nu in Washington
tentoongesteld is.. Hij luidt:
„Ik vind er geen woord van, verontschuldiging voor,
dat ik Z. M.'s onderzeeboot No. 8 tot zinken gebracht
heb. Mijn ondergeschikten zijn door mijn eigen schuld
gedood. Maar ik mag met trots zeggen, dat de ge-
Leeie bemanning, van den eersten tot den laatsten
j matroos, haar plicht gedaan heeft, zooals het den
soldaat betaamt; koelbloedig tot de laatste secon
de van hun leven,
i Wij offeren ons leven op voor het vaderland. Ik
ben alleen bang. dat dit ongeluk op de toekomstige
j ontwikkeling van de onderzeebooten een ongunstigen
j invloed zal hebben. Daarom zou ik gaarne de hoop
willen uitspreken, dat U zich door niets om den tuin
moet laten leiden, maar dat U het vraagstuk der
onderzeeërs blijft bestudeeren. totdat deze volmaakte
en alleszins betrouwbare machines geworden zijn. Dan
kunnen wij gerust sterven.
Bij het duiken zonk de boot dieper dan wij be
doeld hadden. En, toen wij trachtten de klep to
sluiten, brak de ketting. Wij probeerden het stroo- t
mende water met onze handen tegen te houden
maar te laat. Het water drong met kracht binnen en'
wij zonken onder een hoek van 25 graden.
Toen wij den bodem bereikten, bedroeg de hoek
13 graden, De dynamo werd langzamerhand onder
water gezet. Het electrisdhe licht werkte niet. meer,
de geleiddraden verbrandden. In weinige oogenblik-
ken ontwikkelden zich vergiftige gassen, "t Ademen
ging bezwaarlijk.
Het was 10' uur toen de boot zonk. Door vergif
tige gassen omgeven, trachtten de manschappen dade-
{tijk het water uit het voornaamste reservoir te
pompen. Daar wij geen licht hadden, konden wij niet
vaststellen welk resultaat onze pogingen hadden. Toth
heb ik den indruk, dat al het water weg is.
De electrische stroom is nu onbruikbaar, de hand
pompen zijn opze eenige hoop. De boot ligt in volle
duisternis. Ik schrijf deze regels bij het licht dat nu,
om 11 u. 45 in. den voormiddag .door don toren bin
nendringt.
De bemanning is tot op de huid toe nat, het ia
zeer koud. Naar mijn meening moet de bemanning
van onderzeebooten bestaan, uit koelbloedige en ver-
trouwbare maiinen met stalen zenuwen, zij moeten
ook dapper zijn.
j Wij hebben ir.et alle kracht aan de pompen ge-
l werkt., de boot bevindt zich echter nog steeds iu
j denzelfden toestand. Het is nu 12 uur. De diepte van
het water bedraagt 10 vadem.
De bemanning van 'n onderzeeër moet uit de dap
perste, koelbloedigste menschen samengesteld zijn,
j anders zou zij op kritieke oogenblikken zooals die op
i het oogenblik, den moed kunnen opgeven. Mijn dap-
peren doen al het mogelijke.
Ik heb steeds gedurende mijn afwezigheid van
j huis den dood. verwacht. Daarom bevindt zich mijn
testament in mijn schrijflessenaar. Maar dat zijn pri-
vé-aangelegeriheden. Ik hoop, dat Taguchi dat docu-
ment aan mijn vader zal sturen.
Een woord aaan Z, M. den keizer. Het is mijn
grootste hoop, dat Uwe Majesteit zorgen, zal voor
ide arme families van mijn manschappen. Dit is mijn
eenige wensch, en ik vlei mij daaarom, dat hij ver-
vuld zal worden..
i Mijn beste groeten zend ik aan de volgenden: Ad
miraal Salto, minister van Marine, vice-admiraals Shi-
raamura en Fiyü, den schout-bij-nachts Narva, Ya-
rnashita en Narrta de luchtdruk is zoo sterk, dat
mijn trommelvlies spoedig, springen zal. Kapiteins
Oguri en Ide, commandant Matsumura, kapitein Mat-
suraura, kapitein-luitenant Matsumura. kapitein Fu-
nakoshi, Narita en Ihuta 1 het is thans 12 uur des
middags. Mijn ademhaling is heel moeilijk en pijnlijk.
Ik geloof, dat ik benzine uit mijn mond zou kunnen
blazen, maar ik ben er dronken vankapitein
Hakano. Het is op het oogenblik 12 uur namiddag..."
Zoo sterven helden.