Voor Dammers. jj ju jü m ili WLJÊ^\ I' Zaterdag 3 Februari 1912. 5(>e Jaargang. No. 5065. DERDE BLAD. BH If IP^ H m A BB® H wÈ. B B B lil 'mm érn fÜ n M M_j 10. V Van dit en van dat. VOOR DE JEUGD. Bijblad vaji het maandblad „Het Damspel". Het eerste nummer van „Voor de Jeugd" is ver schenen, onder redactie van de heeren Chr. van der Spek en C. Blankenaar. De inhoud is, zooals wij dit konden verwachten, bijzonder geschikt om de jeugd voor het damspel te winnen. Onderhoudend geschreven, kinderlijk, doch niet kinderachtig, zal het zeker zijn weg vinden en door de jeugd gaarne gelezen worden. Zoo echt weet de heer Van der Spek de kinderen, erin aan te spre ken, en zoo vertellende leidt hij hen, met hun nog niet geheel ontwikkeld denkvermogen, langs de moei lijke wegen van ons fraaie damspel. De redactie heeft gemeend, het oplossen van de vraagstukjes, voorkomende in dit blaadjer te moeten aanmoedigen, door het beschikbaar stellen van prij zen. Alle jeugdige lezers van deze rubriek kunnen naar een dezer prijzen niededingen door een goede op lossing van onderstaand eindspel in te zenden aan Chr. van der Spek, Oudedijk No. 220a, Rotterdam. De oplossing vermelden wij tegelijk met de Redac tie van „Voor de Jeugd", de eerste week in Maart. L"Precies 'n café „Het Heeren- hoe beter 't schijnt te zijn.. De ernst van het vader- a scjiap en de heiligheid van 't moederschap wordt in EINDSPEL VAN Mr. ZWARTENHALM. Zwart Huis van C. de Wit, te Midden-Beemster. 2. Bestuurders der clubs wordt dringend verzocht e zorgen voor plaatsvervangers, voor degenen, die verhinderd zijn. Ontbreken er spelers die ingeschreven ebben, dan is ook een speler der tegenpartij werk loos. Men zorge er dus voor. 3. Alle besturen ontvangen nader bericht (van in- deeling, enz.). Men volge de rubriek van 10 en 17 Februari a,s. voor nadere mededeelingen. De Commissie: J. DE HEER Azn., Beemster. P. ZEEMAN Jr., Beemster. J- NOOME Mzn-, Purmerend. J. DE HAAS, Graaf Florisstraat 15, Amsterdam. 16 26 36 46 15 25 35 45 Wit Stand: zwart, 2 schijven op 10 en 12. Stand wit: 2 schijven op 20 en 30 en een dam op 36. Wit speelt en wint Oplossingen in te zenden uiterlijk 15 Februari a.s. SLAGZET IN DE OPENING. i. Wit: 3328. Zwart: 1823. 2. 3933. 1218. 3. 4439. 712. 4. 5044. 17. S. 3430. 1721. 6. 3127. 20—24. 7. 3025. 12—17? Wit speelt 3530, 3329, 39 30, 2822, 33:1. Voor zwart in dezelfde opening, indien wit als 7en zet speelt: Zwart 7. Wit: 8. 11. 12. 13. •n niet 19 3731. Zwart: 2126. 3934. 26 37. 42 31. 1621. 27 16. 1822. 28 17. 12 21. 16 27. 2329. 34 23. 19 50. 26, waarbij zwart- niets zou winnen. zulke kringen tot 'n grapje, en waar, bij grapjes van zóo verdachten aard de wederzijdsche eerbied terecht komt, is niet te zoggen. Zijn er nog beschei den kinderen? Zijn er nog kinderen, die vader en moeder, als dezen met ouderen in gesprek zijn, niet in de reden durven vallen? O, zeker, die zijn er, en ik ben heel blij zulke kinderen en zulke gezinnen te kennen. Maar ze zijn iets zeldzaams geworden. Ge woonlijk hebben de kinderen 't hoogste woord, en de .ouders niet veel wijzer dan hun kroost vinden dit heel aardig, waarvan het gevolg is, dat de be zoektijd verloopt in lafferij aan den eenen en ergernis aan den anderen kant. Gewoonlijk Maar laat mij woord houden, en niet gaan uitwei den over opvoeding en opvoedingssystemen. Deze lang ademige tusschenzin had alleen maar tot doel, te zeg gen. dat de jeugdige Frederik, die thuis *„k 1 e i n e Frtis"; genoemd werd, en die door zijn vader op gevoed werd tot 'n „v r o o m m e n s c h", 'n „flink soldaat" en 'n goed „oeconoom", streng, zeer streng, mijns inziens t e streng is opgevoed. Dat de jongen geen zelfmoord gepleegd heeft, is misschien 'n wonder, en de verzoening, die er later gekomen i; tusschen hem en zijn vader, is misschien meer aan de goedhartige wijsheid van den zoon te danken geweest 'n wijsheid, die hij van, zijn ernstige moe der, Koningin Sophie Theodora kan geërfd hebben dan aan de „opvoedkundige wijsheid" van, den vader, want die wijsheid schijnt mij al even averechts, als die van sommige mallootige of voor-'n-oortje-thuis-lig- gtnde vaders en moeders van den tegenwoordigen tijd, van wie men haast denken zou, dat zij bang zijn, dat hun kind 'n verstandig of ernstig woord van hun lippen zal hooren. EvepwelFrederik de Groote. Toen zijn vader den 31 sten Mei 1740 stierf, liet deze hem 'n wel gevulde schatkist na en de zoon volgde zijn vader op in de volle bewustheid van zijn onbeperkte macht en van zijn duren plicht, om Pruisen groot te maker en zijn onderdanen op te heffen tot grootere stoffe lijke en hoogere zedelijke waarde. Hij verklaarde zich tegen de pijnbank en tegen de folterwerktuigen. Hij wilde vrijheid van godsdienst: „Zelfs Turken en hei denen, als ze in mijn land komen wonen, zal ik mos keeën en tempels bouwen," zeide bij, en de Room- CCCXXXV. FREDERIK DE GROOTE. 24 Januari 171217 Aug. '86. Daar is voor God en menschen geen, verhevener schouwspel dan 'n goed mensch. Scneea. 't. Leven onzer groote mannen Leert ons, hoe men 't leven wijdt, Hoe men eens een voetspoor nalaat In den zandzoom van den tijd. Longfellow. Ruim 'n week geleden hebben de meeste couranten lange artikelen geleverd over den persoon van Frede rik den Groote, die zes «n veertig jaren lang van 1740 tot 1786 Op den Pruisischen Koningstroon zat, en zijn land gedurende al die jaren op voorbeel dige wijze geregeerd heeft. Dit was, omdat het. in die dagen einde Januari 1912 tweehonderd jaar geleden was, dat deze kleine groote man geboren werd. Menigieen, die zijn geschiedenis voor 'n groot deel vergeten was, heeft zijn herinnering aan die arti- kelen kunnen opfrisschen en paedagogen van profes- achen kregen van hem, den Lutheraan, hun Hed- sie hebben aan het einde ervan kunnen zeggen: „Zie wlgskirche. Hij eischte meer vrijheid van drukpers, je wel, flinkheid en vastberadenheid kunnen van 'n en voor kunsten en wetenschappen had hij alles over. onwilligen kwajongen nog wel 'n groot man maken!" Professor Wolff, die op doodstraf met den strop En menigmaal zal de geschiedenis zooals hier bij onder de regeering zijns vaders om zijn vrijzinnigheid Koning Frederik hun oordeel bevestigen. „Wie zijn verbannen was, werd door Frederik II terug geroepen, zoon liefheeft, spaart hem de roede niet" en ,.De Met Voltaire stond de Koning ia waardeerende brief- liefde kent geen vreeze", zegt het Spreukenboek der wisseling, en wie te Potsdam het paleis „Sans-souci" Vaderen. Tooh zou ik omdat alle jongens geen Frederik heeten en alle aarde niet dezelfde is ajlen opvoeders willen aanraden, niet te veel van die gezaghebbende lessen uit het hoofd te loeren, om ze, als dit zoo voorkomt, maar blindelings toe te passen. Beter en wijzer lijkt 't mij, zulke lessen wèl té kennen, maar steeds te handelen naar eigen per soonlijke inzichten, overwegingen en omstandigheden. Want evenals dezelfde zonde den eenen mensch tot 'n heilige kan maken en den ander verwijst naar de hel, zoo kan dezelfde bestraffing den een brengen tot inkeer en den ander doen rijpen tot 'n tucht huisboef. Zonde en kastijding bedde zijn als een vagevuur; er loopen twee wegen uit. 't Is mijn plan niet in dit korte opstel uit te gaan weiden over opvoeding of opvoedings-systemen. Wilde ik dit doen, dan zou ik daarvoor minstens 'n tien- of twintigtal brieven moeten reserveeren. En naar allen schijn zou ik er dan toch nog niet mee klaar wezen, want de taak der opvoeding gaat langs dui zend wegen en zijwegen en geeft altijd weer nieuwe banen te bewandelen, beter gezegd: nieuwe velden te bearbeiden, nieuwe middelen te beproeven. De taak der opvoeding is eindeloos, en wie denkt ermee klaar te wezen en 't volkomene te hebben bereikt, zal zich al ware hij de beste bezoekt, zal zich door den geleider de kamer zien aanwijzen, die de Koning steeds voor dezen, zijn hem steeds bestrijdenden vriend, in gereedheid hield. Soms viel Voltaire in ongenade hij den Koning en dan keken ze in geen weken naar elkander om. Maar dan was 't altijd weer de Koning, die 't bijlegde. „Want," zoo zei ons de bewaker, „Voltaire kon den Koning wel missen, maar de Koning Voltaire niet." Voor wien van beiden deze uitspraak het meest pleit, moge ieder voor zichzelf uitmaken. Des konings levensregel luidde: „Ik doe mijn best, om naar mijn beste weten mijn plichten te vervullen, ei bekommer mij weinig om het oordeel der men schen, dat wisselvallig is," Maar bij gevoelde zich. voor alles, wat er in zijn land gebeurde, verantwoor delijk, en wist altijd den rechten weg te vinden, om de nalatigen tot hun plicht te brengen. De boeren noemde hij de pleegouders der maatschappij, want de wezenlijke rijkdom des lande berust bij hen. Zonder akker- en landbouw zijn hana .1 en nijverheid doode dingen, waar niets mee aan te vangen is. Daarom be gunstigde bij den boerenstand. In nog hoogere mate beijverde zich Zijne Majesteit om het onderwijs te verbeteren. „Het verstand en het oordeel moeten ge oefend worden; dit is meer waard dan te vroege op- op teleurstelling mogen eenhooping van leerstof, voorbereiden. j To<t het einde toe 17 Augustus 1786 heeft Maar hier sprekende over Frederik den Groote deze goede en groote Vorst met blijmoedigheid zijn en doelende op de strenge, veel te strenge opvoeding, plicht gedaan. Met recht mocht hij van zichzelf ge- die zijn vader hem gaf mag gezegd worden, dat het opvöedings-systeem van dien vader den een- voudigen, strengen Frederik Wilhelm I tamelijk wel heeft uitgediend. Er is, misschien wel naar het voorbeeld van zulke koninklijke vaders en opvoeders, door gewone burgermenschjes niet zelden groot mis- tuigen: „lk heb altijd de Waarheid en, het Licht liefgehad." Twintig minuten voor zijn dood zeide hij: „La montagne est passée; nous irons mieux": De berg ligt achter ons; nu zal 't wel beter gaan,. Toen zijn dood in het Zwabenland bekend werd, Maar d ander wat of dien bewoog r l huid was een doo.en 111 zijn oog. En gaa.ue had hij 't wegjfjiukt, Of in zijn armen dooJged. ukt. Loon 't knaapje ontkwam aan dien nood En we.d van l.everlede groot. Ook hidi hij ei" en d.t bleek dra Een nieuwe tneoria op na. Hij weid een nicuwerwetsche boer, Die niet meer bij 't vediden zwoer. Die niet pioer zei, bij -rook en smook, „Zoo deed. mijn vaar, zoo doe ik ook.' En die, toen 't op een decL-n ging, Wou, dat een elk zijn deel ontving. Nietd eene 't al, of 't grootste deel, Maar elk naar rechtenevenveel. Was 't wonder, dat de grijze boer Bij 't broertje ril; bij een godheid zwoer L En dat hij hem lot in den dood Zijn trouw Ik loofde en hijstand bood Zoo trokken zij dus samen op. En gaven stouten broer een schop. Ontnamen hem zijn vod te veel, En namen elk hun erflijk deel. Geweldig, wat verschrikkelijk kwaad De man toen word't was disperaat Hij stompte en stampte op den grond Terwijl hem 't schuim stond op den mond. En in zijn blinde razernij, Zwoer hij de felste wraak er bij. Doch daar hij tegen twee, in bond Vereend, al vrij wel macht'loos stond. Was 't eerste, wat de baas verzon Dien bond verbreken, als het kon. Nu ging hij stoken om het best, En wat hij hoopte, lukte op 't lest. De vriendschap van voor dezen week, En... broer liet broertjen in de steek. En met z'n vijand van weleer, Trok hij nu tegen 't kind van leer. Dat, naar beweerd werd, van hun schat, Te veel voor zich behouden had. En hos z' elkaar ook haatten, toch Hun haat op broertjen won het nog. Van nijd en afgunst schor en scheel, Zoo sprongen zij hem naar de keel. Een zeer verwoede strijd ontstond, En dra lag broerlief op den grond. Nu kleedden zij het ventje uit, En deelden de geroofde buit. Een neefje zelfs van nummer twee, Bood hun zijn hulp en deelde mee. Intusschen leed de boerderij Er niets dan schade en nadeel bij. Waar schat van koren groeien kon Was 't nu slechts onkruid, wat men won. Hoe lang dit nog zoo duren zal?... Geduld, daar broeit een onweer al Eén bliksemschicht en het verbond Van Rome en Dordt ligt aan den grond. En op de puinen van hun strijd, Herrijst weer... de Vrijzinnigheid. p. bruik gemaakt van het wezenlijk te eerbiedigen „va- vroeg 'n boertje: „Wie zal nu de wereld re- EEN KLEINE EINDSTELLING. Zwart derlijk gezag". Er was 'n tijd, dat in menig gezin „,de kinderen beefden", als vader thuis zou komen, als vader hen ter verantwoording zou roepen, als zij iets gedaan, hadden, dat niet in den haak was. 'n Verzuim, 'n tekortkoming, 'n overtreding werd dan niet besproken, maar gestraft; en 't was •ge eren?" 'n Vraag, die zeker zeer naïef is, maar die in weinig woorden zegt, hoe groot het gemis was, dat 't heengaan van Frederik veroorzaakte. Menschen, die Potsdam bezoeken en daar het pa leis „Sans-souci1" gaan zien, mitsgaders den „histori- 'n zeldzaam geval als den schuldige of schuldig-ge- schen molen", die in de onmiddellijke nabijheid ervan j waande de gelegenheid werd gegeven zich te verant- staat, raden wij aan, ook even 'n bezoek te brengen woorden of, indien mogelijk, zich vrij te pleiten. De aan, de „Garnisoaskifche". In den kelder dezer kerk vaderlijke taak en waardigheid scheen ook met zich staan twee looden doodkisten, de een tweemaal zoo te brengen, voor boeman en, ais 't moest, voor beul groot als de ander. De grootste bevat het overschot j te spelen. Kroonprins Frederik heeft dit vaak aan van Frederik Wilhelm I, den strengen vader en op- den lijve ondervonden en zijn vriend, de 22-jarige voeder, die, wat llchaamsafmetingen betreft, 'n ware I luitenant Von Katte, boette zijn medeplichtigheid aan reus moet geweest zijn; de kleinste heft overschot i de daden van den opstandigen koningszoon met zijn van den zoon, die maar weinig grooter was dan 'n j hoofd. gewone jongen van' twaalf of veertien jaren. Maar j Maar zooals gezegd dit systeem schijnt te in dat kleine kistje ligt de man, die zich bij tijdge- hebben, uitgediend, wat gelukkig is. Men heeft noot en nageslacht den bijnaam verwierf van „de 40 en 43 39 en Wit. Stand zwart, 1 suhijf op: 45 en dam op 28. Stand wit, 4 schijven op38, 43, 48 en 49, »l».m op 47. Oplossing: Wit38—33 47—29 43—39 Zwart: 28 50(1) 50—28 of?(2) 28 50(3) 291 4944 16 wint. 50—28 28 50 1) Op zwart 2839 rvojgt wit 43 34 blijft over Met 4 stukken en wint. Op zwart 28 44 volgt wit 49 wint. 2) Op 50-44 volgt wit 49 40, zwart 45 23, wit 4339 ein 4842 enz., wint. 3Op 2844 volgt wit 4940, zwart 4523, wit 4843 en .4339 en wint. AMSTERDAMHET NOORDEN. Voor dezen wedstrijd, die 25 Februari in de Beem ster zal plaats vinden, blijkt zeer veel animo te _ija. Noord-Holland komit met meer dan 100 spelers nit- van de Amsterdamsche clubs schreven ruim 90 leden in. Van Amsterdam worden nog eenige inschrij vingen ingewacht, zoodat de partijen wel met gelijk aantal zullen uitkomen. Reeds werden 2 medailles beschikbaar gesteld; 1 door de damclub „Aris de Heer" te Beemster en, 1 door den Nederlandscben Dambond. Zeer waarschijn lijk zal de Ainsterdamsche Dambond ook een me- do inschriivera voor dezen wedstrijd zijn 3 Onder de lnsc^v~" iu de 2e ronde (des mid- Amsceihammc indien er in de Noordholland- dags) kunnen die niet anders dan ingezien, dat angst en vrees geen eerbied is, dat een kind net zoo goed met 'n zoen als met 'n stomp wak ker gemaakt kan worden, dat ook 'n kind nadenkt til gevoel van recht en billijkheid heeft; en toen deze bewustheid doordrong in de hoofden van vele vaders, heeft men de Opvoeding tot „Vraagstuk" ver- j heven en er biaondere aandacht aan gewijd. Men 1 zag in: gedwaald te hebben; en om wat aan hen- zelf bedorven was zooveel mogelijk goed I te maken en hun kinderen zooveel mogelijk voor '11 dergelijke onrechtvaardigheid te vrijwaren, hebben, velen de wegen der liefde en der zachtzinnigheid in- geslagen. En dit was goed; want de verklaring van j ouderen, die dikwijls volgt op de mededeeling van „toen ik z o o'n jongen was", is maar zelden 'n hulde aan 't vroegere opvoedings-systeein. Maar nu?Ik zal 't in éen woord zeggen: i Waag 't nooit 'n mensch te waarschuwen, dat hij te i vee(l links van, den weg loopt, want als hij uw waar schuwing ter harte neemt, bestaat er voel kans, dat ge hem 'n «ogenblik later aan den rechterkant in 1 de sloot ziet spartelen. Overdrijving in alle dingen is den mensch zóo eigen, dat ge, als nadenkend mensch, soms voor uzelf gaat vreezen; en 't is goed, zoo nu en dan onszelf eens af te vragen, of we wel op 't midden van den weg zijn. De lijfstraffelijke rechtspleging is van de baan. Goddank! De plak is van de school verdwenen. Vader en moeder zijn vriend en vriendin geworden van de kinderen. Er wordt niet meer gevonnisd, maar ge hoord en overlegd. „De Eeuw van het Kind is daar. Ouderen en jongeren, allemaal menschen, deelen in gelijke rechten. Op een afstand staande, kan men zich verbeelden 'n paradijsstaat te aanschouwen,! Maar dit i s niet zoo! Kom maar eens binnen in de meeste dier gezinnen, waar de kinderen evenveel te zeggen en te beschikken hebben als de ouders, dan zult ge eens wat anders zien. De overdrijving on zer eeuw heeft, behalve de gelijke rechten dar ouderen, aan de kinderen ook 'n gelijk verstand toegekend; wat onverstandig en onwijs was. Vele ouders schijnen niet te begrijpen, dat twintig, der tig veertig jaren langer levens toch wel eenige be- 1 - 1 - ..«ATI 4 A l'fli A 1 1 A M Ijl Tl Groots" en dien bijnaam ook verdien,d heeft. H. d. H. 's middags kuuuca ajaa-de Haas> Graaf tig, veertig jaren laiigei ieveua ««j, middellijk bericht te zenden aain deelnemerg Z0IlkO[lhelcl en wijsheid mag doen veronderstellen. En Florisstraat un(iere een zwakke 3e .dat zij evenmin bezonken alswijs zijn* kunt ge ver- 2 goede 2e klasse-speler. im 200 dammers Den 25en Februari sullen dus ruirn^ in de Beemster elkander de s staan uit ieder woord, dat zij tot bun kind zeggen en uit eüce daad, die zij zelf doen. In tegenwoordig heid der kinderen wordt in zulke kringen vrij-uit ge- gesproken over onderwerpen, die oudere en wijzere <le Beemster eiKauuc» --- voer gesp romen «vei r De getaeelo beweging belooft die menschen slechts aarzelend en met veel bedachtzaam- heL damspel te worden en kan da ®°™ui lsl Ueitl durven aanraken. „Maar n jongen, zoo kaar or. touw zette, mot genoegen op Haar w >t dan> (>moet alles weten", en hoe plat- 1 ter en onbeschofter hij dan „allea" te weten komt. op toez i on Voorloopige orde-maatregelen. VAN DRIE BOERTJES. Politieke allegorie. Daar woonde in zeker plaats een boer, Die kreeg bejaard reeds nog een broer. Nu zou men meenen, dat dit feit Den man ten hoogste had verblijd. Maar niets nochtans was minder waar, Hij vond het zelfs afschuwelijk naar. Te lang had hij 't rijk alleen. Om 't nu te deelen met z'n tweeën. DuS detxl hij onzen kleinen man Van zijn geboort' af in den ban. En ais 't gestaan had in zijn macht, Dan had hij 't ventje om hals gebracht. Aan pogingen ontbrak het niet, Geen. d„« hij niet beproeven Let. Maar 't knaapje groeide niettemin, Zcl.s tegen de verdrukking in. Een Jantje eerst, werd hij een Jan, Een sterke, kloek gespierde man. Die dra zijn broer verwonnen had Als weleer David Goliath. Nu ging het, zoo als 't spreekwoord zegt De knecht werd heer, de heer werd kiioeht. Van alvermogend, als weleer, Bleef schijn noch schaduw bij hem meer. Van weerwraak tegen hem vervuld, Werd hij zel.'s nauwelijks meer geduld. Terwijl men al wat hij bezat Hem tot 't hemd ontnomen had. Zoo L-idd' iiij dus van dien tijd aan Een recht erbarmelijk bts'aan. Getrapt, geslagen en verdrukt, En als een gans zoo kaal geplukt. Dit duuide zoo van jaar tot dag, En.... nergens, dat hij uilkomst zag. Tot eind'1 ik voor hem, oud en strant Na zooveel leed, toch uitkomst kwam. In 't huisgezin van 't broederpaar Kwam toch nog eens de ooievaar. Die daar in st llen lentenacht Een welgeschapen Benjamin bracht. Een kindje, frisdi al; melk en bloed Met rozen op do wang on hoed. Een kindje, zoo vcrrukk'Iijk blond, Dat ieder het beminnelijk vond. Ook 't hart van d' ouden, grijzen boer Trok zich tot kleinen, lieven broer. HOE HELDEN STERVEN. De bibliotheek van het Congres te Washington heeft van den Mikado van Japan een merkwaardig ge- schenk gekregen: de photographie van een brief. En de Amerikaansche wetgevers hebben dien brief openlijk tentoongesteld in een glazen kast in de genoemde bibliotheek om hun landslieden te laten lezen, hoe helden sterven. Eenigen tijd geleden zonk in de bocht van Hiros- hima de Japansehe onderzeeboot No. 8. Commandant was luitenant Tsuma, Sakuma. Het duurde lang, voor dat de juiste plaats gevonden werd, waar de boot gezonken was. Toen dat eindelijk gelukte en de boot weer aan de oppervlakte gebracht was, vond men het lichaam van den commandant in den kleinen toren. In een der zakken van Sakuma bevond zich 'n brief, de brief, waarvan een fotografie nu in Washington tentoongesteld is.. Hij luidt: „Ik vind er geen woord van verontschuldiging voor, dat ik Z. M.'s onderzeeboot No. 8 tot zinken gebracht heb. Mijn ondergeschikten zijn door mijn eigen schuld gedood. Maar ik mag met trots zeggen, dat de ge bette bemanning, van den eersten tot den laatsten matroos, haar plicht gedaan heeft, zooals het den soldaat betaamt; koelbloedig tot de laatste secon de van hun leven. Wij offeren ons leven op voor het vaderland. Ik ben alleen bang, dat dit ongeluk op de toekomstige ontwikkeling van de onderzeebooten een ongunstigen invloed zal hebben. Daarom zou ik gagrne de hoop villen uitspreken, dat U zich door niets om den tuin moet laten leiden, maar dat U het vraagstuk der onderzeeërs blijft bestudeeren, totdat deze volmaakte en alleszins betrouwbare machines geworden zijn. Dan kunnen wij gerist sterven. Bij het duiken zonk de boot dieper dan wij be doeld hadden. En toen wij trachtten de klep te sluiten, brak de ketting. Wij probeerden het stro >- mende water met onze handen tegen te houden maar te laat. Het water drong met kracht binnen en' wij zonken onder een hoek van 25 graden. Toen wij den bodem bereikten, bedroeg de hoek 13 graden- De dynamo werd langzamerhand onder water gezet. Het electrisehe licht werkte niet meer, de geleiddraden verbrandden. In weinige «ogenblik ken ontwikkelden zich vergiftige gassen, 't Ademen ging bezwaarlijk. Het was 10' uur toen de boot zonk. Door vergif tige gassen omgeven, trachtten de manschappen dade- '1 ijk het water uit het voornaamste reservoir te pompen. Daar wij geen licht hadden, konden wij niet vaststellen welk resultaat onze pogingen hadden. Toch heb ik den indruk, dat al het water weg is. De electrisehe stroom is nu onbruikbaar, de hand pompen zijn onze eenige hoop. De boot ligt in volle duisternis. Ik schrijf deze regels bij het licht dat nu, om 11 u. 4 5 in, den voormiddag ,door den toren bin nendringt. De bemanning is tot op de huid toe nat, het ia zeer koud. Naar mijn, meening moet de bemanning van onderzeebooten bestaan uit koelbloedige en ver trouwbare mannen met stalen zenuwen, zij moeten ook dapper zijn. Wij hebben met alle kracht aan de pompen g&- werkt, de boot bevindt zich echter nog steed" in denzelfden toestand. Het is nu 12 uur. De diepte van het water bedraagt 10 vadem. De bemanning van 'n onderzeeër moet uit de dap perste, koelbloedigste menschen samengesteld zijn, anders zou zij op kritieke oogenblikkeu zooals die op het oogenblik, den moed kunnen opgeven. Mijn dap peren doen al het mogelijke. Ik beb steeds gedurende mijn afwezigheid van huis den dood verwacht. Daarom bevindt zich mijn testament in mijn schrijflessenaar. Maar dat zijn pri- vé-aangelegenheden. Ik hoop, dat Taguchi dat docu ment aan mijn vader zal sturen. Een woord aaaji Z. M. den keizer. Het is mijn grootste hoop, dat Uwe Majesteit zorgen, zaj voor -de arme families van mijn manschappen. Dit is mijn eenige wensch, en ik vlei mij daaarom, dat hij ver vuld zal worden.. Mijn beste groeten zend ik aan de volgenden; Ad miraal Salto, minister van Marine, vice-admiraals Shi- mamura en Fiyii, den schout-bij-nachts Narva, Ya- mashita en Narita de luchtdruk is zoo sterk, dat mijn trommelvlies spoedig, springen zal. Kapiteins Oguri en Ide, commandant Matsumura, kapitein Mat sumura, kapitein-luitenant Matsumura, kapitein Fu- nakoshi, Narita en Ihuta het is thans 12 uur des middags. Mijn ademhaling is heel moeilijk en pijnlijk. Ik geloof, dat ik benzine uit mijn mond zou kunnen blazen, maar ik ben er dronken vankapitein llakano. Het is op bet oogen,blik 12 uur namiddag..." Zoo sterven heJdep.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1912 | | pagina 9