r RONA Van Houten's Cacao De kleine Danseres. "tweede blad. in Smaak in Kracht in Geur in Kleur dan alle andere goedkoope merken. Hoe geheel AHDERS en hoeveel BETER 1> t e d i k i> e u r t e i>. Donderdag 29 Februari 1912. 56e Jaargang. No. 5080. Er was eens een kleine danseres. Eiken namiddag, na de repetitie, ging zij in bet park, dat achter het hertogelijk hoftheater lag, wandelen. Altoos denzelfden weg ging zij, langs een kanaal, door zware boom en beschaduwd. En altoos ontmoette zij op denzelfden tijd een jongen heer, die daar 6ok uit wandelen ging. De kleine danseres echter keek heejemaal niet op, wanneer zij den jongen heer te genkwam. Dit duurde zoo een heelen tijd. En telkens weer ontmoetten die twee elkander. De jonge heer bekeek 'haar en dacht in stilte: Wie dat toch wel wezen mag? En ook zij tuurde van verre al, wanneer zij hem zag aankomen, en zeide bij zichzelf: Wie mag dat toch wel zijn? Weken verliepen er, zonder dat zij elkander aan- spraken. Nn vonden zij beiden het toch erg dwaas, dat zij elkaar steeds in het eenzame park, waar niemand liep, tegenkwamen, en toch van elkaar niet wisten wie zij waren. En op zekeren dag geviel het, dat de kleine dan- seres en de jonge heer, terwijl zij elkaar voorbij- j liepen, als op kommando glimlachen moesten. Den volgenden dag vertraagde de jonge heer zijn tred en nam den hoed af. De kleine danseres neeg en liep door. j Sedert groetten zij elkaar, maar zonder elkaar aan te spreken.. Eindelijk, eens op den dag, bleef de jonge heer staan en zeide tot de kleine danseres, beleefd den hoed afnemend: 1 „Is het niet curieus, dat wij elkaar telkens hier ontmoeten?" Zij glimlachte en zweeg. Toen hernam hij, om het gesprek voort te zetten: „U gaat het kanaal op, ik ga het af en dan gaat u het af, en ik ga het op. Als wij nu voortaan eens samen op en dan weer af gingen?" Zij glimlachte weer, zoodat men haar tanden zag. net als wanneer zij in het ballet op het tooneel verscheen. Het schaduwde onder de boomen. De zon blik kerde in het water, en eendjes woelden met de sneb ben onder het kroos. „Aardige diertjes," zeide de jonge heer. Zij bleef staan en keek even naar de eenden. Toen gingen zij langzaam verder, naast elkaar, steeds een armlengte van, elkaar verwijderd. En de jonge heer begon te praten: over de lente, en over het park, en hoe gaarne hij daarin wandelde, omdat het er zoo stil en rustig was. Hij vond dat er in deze klein,e stad niets schooiers was, dan, dit ouderwetsche park, met zijne pajmhagen, en fonteinen en oude beelden groepen. Ja, dit park was in het doodsche stadje zijn, eenige lust en genoegen. De jonge heer wist niet wie de kleine danseres was. Hij meende dat zij met haar ledigen tijd geen raad wist en daarom zoo vaak, op hetzelfde uur als hij, in het park ging wandelen. Straks bleven zij staan, en hij voederde met brood kruimels-de zwanen. En voortdurend praatte hij daar bij, wees op dit en dat, wat hij mooi en eigenaar dig vond. Hij had voor alles oog en was werkelijk een gezellige prater. De kleine danseres knikte stil en keek naar alles wat hij haa.r wees. Zij sprak geen woord, maar hare groote oog,en dwaalden rond en schenen alles te be grijpen,, wat bij tot haar zeide. Toen zij a,ap het einde van de laan gekomen wa ren, sprak het vanzelf, dat hij zich naar den eenen kant wepdde en zij na,ar den anderen. Hij groette, en zij neeg als een prinsesje, hoewel zij toch maar een kleine danseres was. Beiden meenden dat het onnoodig was iets af te spreken. Zij vonden elkaar immers den volgenden na middag weer op de wandeling. De kleine danseres kwam inderdaad terug, en de jonge heer ontmoette haar weer. Hij groette zij groette terug. Toen wandelden zij weer naast elkan der, en opnieuw begon hij te praten over alles wat zij zagen de bloemen, de boomen, de vogels, de zwanen, en wat al niet meer. Hij dacht er niet aan, dat zij antwoorden moest. Haai" zwijgen stoorde hem niet- Hij droomde hardop. De wereld was zoo schoon, de kleine dame zoo net en fijn. Wat waren er woqrden noodig? De; stem ming was alles. Wederom namen zij afscheid van elkaar. De kleine danseres had nog geen woord gesproken. Maar van lieverlede, nadat zij elkaar vaker ont moet hadden, vroeg hij haar iets en toen bleef zij stom. Hij herhaalde zijne vraag, meenende dat zij hem niet verstaan had. Maar zij bleef stom en keek maar eens naar de eendjes, die in het water plasten. Nu meende hij, dat hij haar gekrenkt had en dat zij daarom niet wilde antwoorden. Dus zweeg ook hij. De kleine danseres keek hem met groote oogen aan en eensklaps kwamen er tranen in die oogen. „Waarom weent u?'" vroeg hij verwonderd. Nu maakte zij plotseling een gebaar, legde de han den op den mond, deed alsof zij spreken wilde, en met onbeschrijfelijke fijnheid en gratie wees zij met den vinger op de tong, zag hem aan met hare ziel volle oogen, waaruit eene wereld van droefheid en beschaming en machteloos verlangen sprak, en zacht- kens, treurig, schudde zij haar hoofd. Hij begreep het. Zij kon niet spreken. Maar hij zag haar zwarte haar, hare donkere oogen en de licht gebruinde tint, en hij dacht: Zij verstaat mijne taal niet. Zij is eene vreemde. Daar hij nu jaren alng in Italië doorgebracht had, om te leeren schilderen, zoo vroeg hij: „Paria itaiiano?" Zij schudde het hoofd en bleef stom. „Vous êtes Frangaise?" De kleine danseres schudde wederom het hoofd, en zweeg. Want zzij was stom. Zij wilde het hem duidelijk maken. Maar hij vroeg niet meer en liep naast haar voort En zij verheug de zich, dat hij met haar ging. Want hij beviel haar; en zij was bang. wanneer hij raadde wat haar ont brak de taal, die uitdrukt wat wij haten en lief hebben ach, liefhebben, liefhebben! dat hij dan niet terugkomen zou. Dus liet zij hem in den waan. Hij moest dan maar denken dat zij eene vreemdelinge was en hem ..iet verstond. Maai* af en toe sprak hij weer, en dan knikte zij, om hem tot spreken aan te moedigen. Dan wees hij weer naar allerlei, wat hij schoon vond, en vertelde van allerlei, wat hij belangwekkend vond. Zij n.ajnen afscheid. En de kleine danseres ging des avonds naar het theater, verkleedde zich met de an deren in de kleedkamer, en als er iemand kwam en eene haarspeld van haar leenen wilde, dan stotterde zij slechts: „Na na na na na na." En steeds dacht zij aan den. jongen heer. Die ver helderde haar leven, zoodat zij haar leed vergat, wanneer in de pauzen de andere meisjes om haar heen stonden en babbelde en vertelden, en zij kon niet meedoen. De eene sprake van geld, de andere van een nieu wen hoed, üc derde van Jiarcn vrijer. Allen hadden hare pretjes, of huro grieven, of hare geheimpjes. De kleine danseres echter kon het slechts aauhoorun. Want zij verstond wel alles, maar hare tong was verlamd, zoodat zij op alles slechts zeggen kon, terwijl hare oogen groot opengingen: „Na na na na na." Des mojgens hij de repetitie was de kL-ine danseres [altoos een der viugsten en besten. Maar als er een gelaoht opging, dan stond zij weder alléén, en dan had zij zoo gaame tot de anderen willen zeggen. „ik hoor en versta alles; maar ik kan hel niet uiten. En toch heb ik óók mijn geluk, net zoo goed als jullie. Als je in het slotpark waart, 's namiddags, wanneer geen mens oh er is, dan zou je eens hooren hoe mooi hij tegen mij praat. Zóó een hebben jullie er toah niet!' Neen, zóó een hadden zij er niet. Zij verheugde zich op den namiddag, wanneer zij den jongen heer ont moette in 'het park: met de lange jas uit parijs, en de driemaal omgewonden liooge stropdas, zooals men in 1830 droeg, en den cylinderhocd, en den stok met zilveren knop. En altoos was hij net en vriendelijk: hij was ver trouwelijk als een kameraadhij stak zijnen arm onder den haren; en zóó wandelden zij langs het jcanaal, zijde aan zijde. En eens zeide hij tot haai', meenende dal zij loeii den zin zijner woorden met verslond: „Klein diertje, dat ik iiie. dagelijks ontmoet je bent zoo aardig, zoo fijn, zoo snoezig. Weet je eigenlijk wel hoe aardig je bent?" Zij scheen hare oogen naar den grond te staan. En bij voei" voort. „Ik kan het je wel zeggen! Je verstaat toch mijne taai niet! Je hebt de diepste oogen, die ik ooit gezien heb, en ais een poppetje zie je er uit. Ik zou je wel eens in een rococo-Kleedje willen zien, als een porseleinen beeldje. Je zoudt dan zoo nel passen bij dit park, in zijn p. uikenstijl 1 Indien ik met je praten kon, dan geioof ik haast dat ik cp je zou kun- l men verlieven. Alaar de ziel ontbreekt je; en de ziel moet er toch wezen; anders is men als dood. Zie je blikken doen het niet alleen. Ziel om ziel moet men geven. Je gedachten zou ik willen weten, je liefde en je haat. .Maar, klein diertje, voor een grap ben je te goed dat zou ik niet over mijn ha l kunnen Krijgen. Ja, ja, ik kan ook edelmoedig zijn. En tot iels ernstigs ontbreekt je de ziel, die ik zou wil len hebben. Dus het leidt tot mets." Zij keek hem plotseling groot aan en opmde den mond, als om te spreken. Zij was rood geworden bij zijne woorden. En nu legde ihij opeeens, lieei vriendelijk, zijne han den op hare schouders, en hij keek haar vlak in het gezicht, en hij sprak tot haar, als tot een verstandigen hond. die uit den toon maar opmaken moest wat zijn heer bedoelde: i „Lief klein diertje, ik moet weg. Ik zeg het je nóg eens. voor een giap ben je te goed, en voor iets ernstigs heb je geen ziel. Ziel, dat is het éênige wat ik verlang in een mens oh. Maar ik .dank je voor onze aardige wandelingen. Mijn werk js hier afgedaan. De prinses, die Ijk schilderen moest, heb ik geschilderd. Het portret heelt den ailerhoogslen bijval gevonden en ihij glimlachte en bracht zijn gezicht nog dich- ter bij hel hare „als je nu eene ziel hadt, dan bleef ik hier. Maar nu moet ik yerder. Het werk roept-en wacht. Ik dank je yoor de uren, die je mij verkort hebt op de vervelende namiddagen in dit stille nest. En nu vaarwcL! .Wees niet boos op mij. Het beteekent niets. Je haalt er de spons over en jc bent I 't vergeten.' Daarbij boog hij zich langzaam tol haai" en kuste de kleine danseres op den mond. Zij bood hem zonder verzet hare lippen, en/ hij drukte haar zaGhtkens tegen ziclh aan. Hierop wendde hij ?.ioh af en groette, zooals liij: de eerste inaaL gegroet had glimlachend, vormelijk, en loclli lief en vriendelijk. Nu echter kromp hel hart der 'kleine danseres in een. Zij wilde spreken, éénmaal in haar leven. Zij span de al hare krachten in, zoodat hare halsaderen zwol len. Zij stak haar hoofd uit, opende de lippen en wilde hem naroepen: „Blijf hier! Ik heb je lief! Ik zou zoo graag met je willen spreken, als ik het maar kon! Maar heb geduld jnet mij Ik leer het nog wel. Blijf toch! Blijf!" J En daarbij namen hare oogen eene uitdrukking aan van bovenmenschelijken angst, van bove 11 mensche 1 ijke ontzetting, en riep, wanluidend en schel als 'n waan zinnige: „Na na na na, na!" De jonge heer keerde zich om. Hij meende geluiden gehoord te hebben, van schier dierlijken klank. En hij zag de krampachtig gekromde handen, den opge zwollen hals, de bovenmenschelijke uitdrukking in de oogen. En den zachten schooivheidsiman, die over al het leelijke uit den weg ging, klonk dit dierenge luid zóo ontzettend, dat hij meende tegenover eene waanzinnige te slaan. Hij verhaastte zijne schreden en snelde de laan uit. Zijne lainge jas fladderde achter hem aan zijtie slanke gestalte verdween om een hoek en alles was stil. En de kleine danseres keek hem ha, als verbijsterd. Haar mond bleef open, Iharc oogen staarden, hare vin- j gers had zij zijwaarts gekromd1, vertrokken ah tot klau- wen. Zij wilde hem naloopen, hem vasthouden, hem roepen, maar zij kon immers niet spreken!.... j O, waarom bi-adht dit ééne, ontzettende oogenblik haar niet de spraak, het leven, do liefde alles wat 'de anderen genoten! Zij had lot dusver genoeg gehad om te eten en zicili te kleeden. Méér had zij niet noodig. En als zij van de lichtzinnigheekl der andere j meisjes hoorde, had .zij zich schier met haar gebrek verzoend en gedacht: Dat behoedt mij voor veel! Maar nu toch wilde zij óók eens mensch zijn spreken, zooals elk kind reeds kan, zooals het don j laagste en ellendigste nog gegeven is, spreken, slechts éénmaal in haar leven cén volzin maar slechts twee woorden enkel maa ..Blijf hier!' Dan zou hij wel gebleven zijn. Dan zou ook bij hadr eens het geluk te gast zijn geweest al zou zij dan ook nooit weer 'een verstaanbaren toon over hare lippen hebben mogen brengen!.... De kleine danseres liet hare armen zinken, zette zich langzaam óp eene s'leenen bank onder het lom mer aan den waterkant, staarde voor zich Jiecn, en de tranen sprongen haar in de oogen, vloeiden onop houdelijk langs liare wangen neer. Toen de schemering nederdaalde over het park, zal zij nog altijd daar roerloos op die bank. Zij droogde hare tranen stijf richtte zij zich pp, en ging naar het theater. Zij moest "dien avond Jansen. Dat kon zij. Want dóartoe had zij de spraak niet noodig. En dien .avond legde zij in haar dansen al hare liefde, al hare smart, al haar leed. Maar de menschen begrepen dit niet. Zij jneenden niets anders te zien, dan eiken anderen avond eene kleine danseres. N. Rt. Crt in huys geheel verdraeyt. 't haentjen swijgfct, en t hentje kraeyt. Wie maer een boeckjen heeft gelesen, Die placht een neus-wijs mensch te wesen. 't Is Daer Leert verdragien, sonder klag®, Wie ghij' sijt; Die verdraegt, schoon gejaegt, Wint den strijt. Indien dat ghy genegen zijt In rust te leven uwen tijt; En segt, enl schrijft, en oordeelt niet Al watje weet, en watje siet; Want noyt soo moyeti sonne-schijn Daer 't al dient wyt-geseyt te zijn. Weynig doen, en veel vermogen, Heef ter veel om hoogh getogen. Veel te doen, met kleyne macht, Heef ter veel om laegh gebracht. Indien ghy weck en gierich zijt, Soo veest het dan van uwen tijt. Een kleyn geluck u af-geseyt, L dickwils tot een grooter leyt. Eer wy wat weten, Zyn wy versleten. Eer 't boomtjen is groot, Is 't plantertjc doot. Het geit dat stom is, Maeckt recht dat krom is. Van liet peck Blijft een vleck. d Onbesochte, d' Onbedochte. Hetgeen zeggen wil ,dat hij, die onervaren is, onbedacht zal zijn. Quam na lyden gteen verblyden, Soo waer lyden groot verdriet; Maer nae lyden komt verblyden, Acht dïierom het lyden niet. Wie voor mussdien sidx ontsiert, Die en saeyt syn koren niet. En weest geen' paen in uw gewaet, Geen papegay in uwen praet Geen oyevaer wanneer ghy eet, Geen gans als ghy daer henen treet. Veeltyts meenen jonge"dwasen Dat die oude lieden rasen; Maer die hebben meer vergeten, Dan die jonge dwasen weten. IVan dit en van dat. BIJEENGEZOCHTE SPREUKEN UIT JACOB CATS. En die een sot trout om zijn kot, Verliest hét kot en houdt den sot. Al te wijs kan niet(s) beginnen, Al te sot kan nie!(s) versionen; Tusschen mal en tusschen vroet Wint men wel het meeste gocl. By moeylicke heeren Is veel te leeren. Die dwaelt maer noch ten halvcn keert, Die wortes- beter door geleert. Vroegh rijp, vroegli rot. Vroegh wijs, vroegh sot. Vroegh sneegh, vroegh slecht (1) Vroegh heer, vroegh knecht. Vroegh los, vroegh vast. Vroegh waert, vroegh' gast. Vroegh wilt, vroegh tam. Vroegh rap, vroegh lam. Vroegh valck, vroegh uyl. Vroegh hengst, vroegh guyl. (2) Vroegh lief, vroegh leet. Vroegh kout, vroegh heet. Vroegh vyer, vroegh aseh. Vroegh somc-r, quaet gewaseh. Vroegh Ie wyn, vroegh bedorven. Vroegh dronckaert, vroegh gestorven. (1) Vroeg bij de hand, vroeg onnoozel. (2) guyl: knol. 'I Is met dit Boeck alzoo gestelt Als met een ruym en open velt; De koeye pluckt cr voetsaem gras. De beye honigh ende was; De kikvorsch vint er jeughdigh 1G, Den ojevaer een hagedis De seug die wroet er wortels uyt, De mensch die leest er heylsaem kruyt: De spin die suyght er haer fenyn; Het aes is naer de monden zijn. EEN NOODLOTTIGE VERGISSING. De Parijsche politie heeft een noodlottige vergis sing begaan. Een 59-jarige dame, een weduwe, die den middag bij haar zoon, beambte aan het kamergebouw, had doorgebracht, keerde 's avonds in de tram naar Vi- try terug. Tijdens den rit werd zij plotseling onwel, en aan de eerstvolgende halte wenkte de conducteur een agent van politie, en liet dezen de „dronken" passagier medenemen naar het bureau. Hier liet men haar van 6 tot 12 uur op een bank liggen, zonder dat iemand naar haar omkeek. Tegen middernacht besloot de brigadier de ongelukkige naar het zieken huis te laten brengen, waar zij tegen den morgen stierf. Intusschen had haar familie in doodsangst half Parijs afgezocht. Het bleek, dat de oude dame een bloeduitstorting in de hersenen had gehad; de politie had zich in de symptomen vergist. De familie van de overledene heeft een klacht ingediend tegen de betrokken agenten. WITTEBROODSWEKEN IN EEN ONDERZEE BOOT. Het is natuurlijk weer een Amerikaansch million- nair, die op het origineele idee is gekomen zijn huwelijksreis in een onderzeeboot te doen en zijn wittebroodsweken voor een gedeelte onder den zee spiegel van den Stillen Oceaan door te brengeu. Ko lonel Fleming, die den 15den Maart met Edith Glo- ver, een dochter van den glasfabrikant uit Chlcago, zal huwen, heeft voor dezen koetelijken inval meer dan twee en een half millioen gulden betaald en is nu de eerste particulier, die een onderzeeër bezit, want tot nu toe hebben de milllonnalrs zich steeds tevreden gesteld met luxe-jachten op het water. In het Amerikaansche technische tijdschrift „The Eu- geneering World" wordt de onderzeeboot van den kolonel uitvoerig beschreven. Het schip heet „The I Mysterious", heeft een Inhoud van 600 ton en een bemanning van vijftien koppen. Buiten den heer en mevrouw Fleming zullen ook nog een arts, zes gasten en het noodige bedlendenpersoneel deze merkwaardige huwelijksreis meemaken. Het gedeelte, waarin de jonge echtelieden, zich huiselijk zullen inrichten, be- staat uit een ruime slaapkamer, een eetzaal, in welke gemakkelijk voor acht personen gedekt kan j worden, een salon, een rookvertrek, een bibliotheek, een badkamer en een kleedkamer. Den gasten staan I drie slaapvertrekken ter beschikking, elk met een badkamer; de kapitein en de dokter hebben hun eigen hutten. „De geheimzinnige" is in Oakland in Cali- fornië reeds gedoopt en heeft door een korte proef vaart haar zeewaardigheid bewezen. De vertrekken feijn zoo weelderig mogelijk ingericht, en vooral de appartementen van het echtpaar zijn waarlijk mo dellen van elegantie en modern comfort. Het zal den jonggehuwden, wanneer zij aan den avond van hun trouwdag in het koele water duiken, letterlijk aan niets ontbreken. Miss Glover, die een groote muziek- liefhebster is, heeft in het salon haar piano, haar viool en has-r harp, zoodat er diep onder zee muzi kale soireetjes gegeven kunnen worden. Nu zullen def reizigers natuurlijk niet voortdurend op hun tocht den bodem der zee opzoèken; het schip legt. fcooals trouwens ieder onderzeeër, een groot deel van "zijn weg ann de oppervlakte van den oceaan af. 1 „The Mysterious" heeft, ook een veel geringeren diepgang dan, de onderzeebooten van de óorlogsmarine welke zich slechts heel weinig boven het water ver heffen. De groote en breede commandobrug biedt ruimte genoeg, om er op te wandelen. Ook de snel- beid vaji, het luxe-vaartuig is grooter dau gewoon lijk, terwijl bovendien alle veiligheidsmaatregelen ge nomen zijn, om de kans op een ongeluk zoo gering 'mogelijk te doen zijn, MONOLOOG. Heer: Wat zoo'n familie toch 'n geld kost! 't Is vandaag de verjaardag van mijn schoonmoeder, mijn vrouw en mijn oudste dochter. Op 't welzijn van eik hunner 'n half fleschje wijn, dat is f 3.75... En nu hebben de anderen, thuis nog niets,! I 'N PROBAAT MIDDEL. I 'n Dokter op het platteland had een koortslijder on- I der behandeling. Om de temperatuur van het lichaam nauwkeurig waar te nemen, bracht liij 'n thermometer mee. Schuif dien tweemaal daags onder den oksel, j zei hij tot de vrouw van den patiënt en let op of de warmte daalt of rijst. Den anderen dag kwam hij terug en vroeg: „Wel hoe gaat 't er mee?" 9'. veel beterdokter, antwoordde de vrouw, dat buisje is goud waard; mijn man heeft heeiemaa! geen koorts meer gehad. 'N SECURE. Zondagsruiter (tot paardenverhuurder)Wat is dat?! Wilt u mij "n rijknecht meegeven?! u kunt "t doen,, maar ik betaal er u geen stuiver meer voor; ik verlang deze luxe niet. Paarden verhuurder: Behoeft ook niet, meneer! Jk reken er ook niets voor. want ik doe het alleen In mijn eigen belang. Ik heb dit -paard nog maar een paar dagen, en het weet den weg naar huis nog niet alleen. ZONDAG 3 MAART. -VEDERLANDSCH HERVORMDE GEMEENTE te- Hippolytushoef-v-m. 10 uur. Ds Bax. Oosteriand, nam. 2 uur, Ds. Bax. Wes ter land. Geen dienst. Veenhuizen. Geen dienst. Wieringerwaard, v.m. 9.30 uur, Ds. Poort. Callantsoog. Geen dienst. Kolhorn, nam. 2 uur, Ds. Poort. Noord-Zijpe. Geen dienst. Zuid-Zijpe. Geen dienst. Julianadorp. Geen dienst wegens vacature. Huisduinen, nam. 7 uur, Ds. Van Griethüijsen. v ai koog, v.m. 9.30 uur, Ds. Tinholt. Winkel, 2—9 uur nam.. Tentoonstelling in de kerk van het, Bijbelsch Museum. Haringhuizen, v.m. 9.30 uur, Ds. Van. Loon Barsingerhorn. Geen dienst. Anna Paulowna, v.m. 10 uur, Ds. Hopster DOOPSGEZINDE GEMEENTE te; Barsingerhorn, v.m. 10 uur. Ds. Westra van Alk maar. Oudesluis en Burgervlotbrug. Geen dienst Stroe (Wieringen), v.m. 10 uur, Ds. Leendertz. Hippolytushoef. 's av. 7 uur, Ds. Leendertz. Nieuwe Niedorp, Ds. Haars. LOKAAL BETHEL, HOEP, SCHA GEIN, ten behoeve der Ned. Herv. Kerk; v.m. 10 uur, de heer De Borst. Breezand, v.m. 9.30 uur, de heer Woltman. Woens dagavond 7 uur, de heer Woltman. WOENSDAG O MAART. NKDERLANDSCH HERVORMDE GEMEENTE te: Juilanadorp, nam. 7 uur, Ds. Van Griethüijsen. DONDERDAG 7 MAART. I NEDERLAXDSCH HERVORMDE GEMEENTE te- Winkel, nam. 6.30 uur. Ds. Nieuwburg. 4

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1912 | | pagina 5