Voor Dammers. Boe Jr uteu Zaterdag 6 April 1912. 56e Jaargang. No. 5102. DERDE BLAD. Oplossing Probleem No. 83 -x van A. Renooij, te Schoorldam. ZwarU 13 schijven op: 2, 5, 6, 8, 9, 10, 14, 19, me»23, 24, 29, 30, 35 en een dam op 12. ee Wit 13 schijven op: 16, 21, 22, 31, 32, 36, 38, n [39, 40, 43, 44, 45, 47 en een dam op 50. Oplossing: Wit: 3127. Zwart: 12 26. 2217. 26 12. 16—11. 6 17. 2721. 17 26. 36—31. 26 28. 38—32. 28:37. 4742. 37 4S. 4338. 48 34. 38-^-33. 29 3S. 40 7. 2 11. 4440. 35 44. 50 25. Oplossing Probleem No. 84 van, H. Blokker te Hoogwoud. Zwart 12 schijven, op: 4, 9, 10, 11, 14, 15, 16, 17, 9 20, 21 en 26. Wit 11 schijven op: 25, 27, 29, 30, 32, 35, 43 en 49. 6, 37 Oplossing: Wit: i24. Zwart,: 38—33. 2520. 37—31. 43 3. 3 25 en wint. 20 29. 29 38. 14 34. 26 28. 21 32. Goede oplossingen ontvingen we van: p. J. W. te Anna Paulowna D. D. Ie Helder, ddei\v (e Hoogwoud, D. B. te Berkhout, H. A. en iaaiP. S. Ie Oudkarspel P. N. te Oudesluis, K. B., C. n eB., en D. O. Azn. te Nieuwe Niedorp. D. A. B. en C. P. Ie St. Maarten, D. K. en J. K. te Win|- kol. .C. I'. «ii O. S. te Kolhorn, L-. K. Szn. te Jac. K. te Zuidscharwoudo, K. II. Schagen, J. V. en C. S. Ie Keinsmerbru» K. V. s. E. te Koegras van de nos. 83 en 84, ,H. B. ^le Hoogwoud van no. 83, A. R. Ie Schoorldam van irva Enkele inzenders zonden dc oplossing van den auteur, brujhet mecrendcel. maakten de volgende combinatie: wit: m01j32—28, 22—17, 16:7, 4034,-3934 en slaat tot 49. Ed rdel OPLOSSINGSWEDSTRIJD. p}aj In, de rubriek van 30 September 1911 vermeldden wij de voorwaarden van den wedstrijd in het oplos- bbejgen van problemen. Daarin staat o.in. vermeld Alle deelnemers aan dezen wedstrijd, die minstens .,l|20 goede oplossingen inzenden, hebben recht tot ^UJfleeiname aan een zeer korten, beslissings- ahejw e d s t r ij d. Thans kunnen, wij mededeelen, da.t de hier vólgende eeren een voldoend aantal oplossingen inzonden: P. J. Waiboer te Anna Paulowna, R. Zander te !allan;tsoog, D. Dissel te Helder, W. Speets en Jb. llokker te Hoogwoud, D. Bruin te Berkbout, Jb. jlokker, H. Aarts en, P. Schrieken, te Oudkarspel, lp. Nannis te Oudesluis, K. Blokker, C. Bunt en D. loiic Azn. te Nieuwe Niedorp, D. A. Blom en C. Peet- iom te Sin,t Maarten, D. Kleen en J. Kruit te Win- cl.^el, C. Louw en C. Schermer te Kolhorn, L. Kuiper, 'Rzn. te Noordscharwoude, Jac. Kuijt te Zuidsehanvou- le, G. de Waard en K. Homan te Schagen, J. Vries m C. Schagen te Kein^merbrug, K. Veuger en S. te Koegras. r d! GESLISSIXGSWEDSTRIJD. ÖWij stellen ons voor een 6-tal problemen te plaat- en van den, bekenden problemist, den. hr. J. van Gee- len te Amsterdam. Genoemden beer vonden, wij be eld deze uitfluitend voor onzen, wedstrijd samen te di tellen. éeni: D® heer Van, Geemen is bij de dammers geen on- Dekende. Reeds meermalen, is over bem geschreven. De Telegraaf schreef: De in den, laatsten tijd zoozeer op den voorgrond la ^redende problemist, heeft later zien, dat hij ook de vunst verstaat met weinig stukken een ingewikkeld jabrobleem samen te stellen, r, si Een zeer bekend dammer, de heer W. Vijn te (mHoogwoud, een der sterkste Noordhollandsche spe- ers, beoordeelde eens een probleem van hem- als Bï „Ik vind het een eenig probleem.' Hoe is het zoo iets daar te stellen. Het is een, eenig mtenot ze op te lossen." I, a Een der beste problemisten, niemand minder dan iveisleester J. Noome Mzn, te Purmerend, zeide: „De afwikkelign van dit probleem is onverbeterlijk, ver ik mij herinner, heb ik nog geen afwikke ling gezien, die het er bij halen kan." Om de 14 dagenzal 1 wedstrijd-probleem geplaatst aan onderstaand kunnen de damliefhebbers Bij 's hemels zooncscjiijn en frisschcn morgen- da uwe, Dc geest van uw jong kind zich oop'ne en ont- vouwe' Maar breek licm met geen mes, gelijk een oester, op." NIC. BEiETS. Samenwerking lusscJien school en huisgezin is een zeer ernstige zaak, ernstiger dan de ondertitel van <jit artikeltje doet verwachten. Immers i; hel waar, dat wij. ouders zoo vaak gelooven, ,,dat onze uil een valk is'' en dal dit geloof nadeeüg is voor de opvoeding van onzen „uil en vooral voor een de gelijke samenwerking lusschen school en huisgezin. Als men de vaders en moeders over hun wonder kinderen hoort spreken, die nog te jong zijn om naai school le gaan, maar die door hun ,,bij-de-hand-Jieid" zooveel beloven, dan verbazen we ons er over, dat de onderwijzers ons inderdaad hiaar zoo weinig vlugge leerlingen kunnen aanwijzen. Dc wonderkinderen, die de trots waren van vader en moeder en van een groot deel van de familie, blijken later vaak heel middel matig van aanleg tc zijn, moeten wel eens een keer „blijven zitten' en de school krijgt daarvan de schuld I Tot schade voor lichaam en geest worden boven dien door premies op hooge rapportcijfers en c-xtra lessen de arme „uilen'" gedreven tot wanhopige po gingen om een vulkennaluur tc ontwikkelen, een droevig feit. dat geen andere dan teleurstellende ge volgen heeft en dikwijls het goed vertrouwen in de school schokt. i De menschclijke ijdelheid misleidt en benevelt on zen blik helaas maar al le vaak, waar wij meenen. dat de geestelijke aanleg van onze kinderen zoo gocÜi is: uit de grootte en den vorm van hel hoofd van1 een kind tracht men soms op te maken, dat dit toch zooveel verstand heeft Een dame komt piet een jongetje van een jaar of vijf een kappcrssaloïi binnen. De haren svan Jiel kereltje moeten geknipt. De kapper begint terstond met zijn werk. De dame (hopend, dat ds kapper zal zeggen zeker mevrouw!'): „Vindt u niet. dat hij een gróót hoofd heeft De barbier (die met begrijpt, welk antwoord de dame verwacht)„O, neen. mevrouw, hij heeft juist zoo'n mooi rond hoofdje'" De dame (snibbig): „Heeft hij een klein hpoldr Dan heeft hij zeker weinig hersenen!" De barbier weet niet, wat hij zeggen zal. De dame verlaat, zoo gauw de haren van haar zoontje geknipt zijn, geërgerd het salon en besluit een anderen kap per te nemen. De kapper had een klant verspeeld. Met hoog gespannen verwachtingen worden latei- zulke kinderen naar school gestuurd en deze is maar al te dikwijls gedwongen, de ouders teleur te stellen hel resultaat is, dat het vertrouwen in de school ver loren gaat. Laten we toch, waar het de belangen van onze kinderen geldt, onze ijdelheid o,p zij zetten en niet vragen: wat zouden wij wel wenschen, maar j wat moet gedaan in het .wezenlijk belang van ons kind r Ik maakte eens kennis met een vakman, een hoofd van een school, wiens dochtertje van vijf jaar be- i stemd was om op zesjarigen leeftijd niet bij hem zelf maar op een andere school to komen. Dat kind moest uitblinkenHet moest kunnen le zen en schrijven en wat rekenen, zoodut het ier- stond in de tweede klas kon geplaatst worden. Ik 'vroeg'hem. waarom hij zijn kind zoo vroeg al onder wees. Op deze vraag bleef hij 'L antwoord schuldig (hij kon toch niet zeggen, dat. hij: wou „geuren'' met I zijn kind), alleen beweerde hij. dat hel kind spelende 1 leerde, ofschoon hij zich ook liet ontvallen, dat liet j kind telkens met jekkers werd beloond, als liet de den vorigen dag geleerde letter nog kende! Ik sprak hem van rustig den tijd afpachten en van nieuwere denkbeelden op onderwijsgebied... liet hielp me niets. Ik dacht: wacht maar! en zond hem „De Eeuw «van hel Kind", van Ellen Key ter lezing. /Eenige maanden later kreeg ik dal bock vol idealen en mooie gedachten terug: „het was hem le... dik... Hij had het niet gelezen. Laler vernam ik, dat hij een half jaar, nadat het kincl op school was, al aanmer kingen kwam makenDe cijfers op het rapport van zijn kind waren te laag. Deze man verlangde, dat de school van zijn (heel middelmatig' aangelegd) kind een wonderkind zou ma ken. Ziet ge welvan welken kant we het opvoedings- vraagsluk ook bezien, we moeien beginnen mei.... ons zeiven... op te voeden. En tot die zelfopvoeding kan een sympathieke samenwerking tusschen s.diool en huisgezin ten zeerste medewerken. Ouders, waar de schóól geen ouderavonden houdt, daar moet ge er om vragen, of ouderbonden stich ten, ten einde gezamenlijk te beraadslagen, wat u in het belang van de opvoeding van uw kinderen le doen stsrat. Hel allereerste punt op 't program van actie moet zijn: hoe verkrijgen wij samenwerking tussoheu school en huisgezin r Den Haag. G. VAN DORSTEN. iistBrflaisclB Bram •ld 1 NGI ÉP 88 fJJ "0. §HP Hf w ffj H'; Hf kj g* HP ff ÜP m wt SU M HH 3 ÉH 11 18 Él PP Probleem No. S5, van J. van Geemen te Amsterdam. Zwart; 14 schijven op: 1, 7, 9, 10, 12, 14, 17 tot >1, 23, 26 en 27. llOfl Wit; 14 schijven op: 25, 28, 30, 32, 34, 36 tot 39, PIUI12. 43, 46. 49 en 50. Oplossingen van bovenstaande proleems in le zea- rhoulen uiterlijk Maandag 15 April aanslaande. LUS 'oestt Het kind en de school. XI. Samenwerking lusschen school en huisgezin of De e y* il en de valk „Bevorder, zoo gij kunt, dat als een rozenknop. PASCHEN. „De Farizeeërs zeiden tot; PMatuS: We zijn indach tig, Heer, dat, deze verleider, nog levende, gezegd lieeft: Na drie dagen zal ik weder opstaan.1' Hoofdst. XXVII 63. Matthciis. „Wat zoekt gij den levende bij de dooden? Hij is hier niet, maar bij is opgestaan." Hoofdst. XXIV 5b en 6. Lucas. Druk, o God, des Kruises heilig teeken Diep ons allen in het hart! Laat de Map van Smarten steeds ons spreken Van de wijding aller smart! Leer ons 't I" alleen beboorend leven Daag'lijks willig U ten, ol'fer geven. Om, van 't eig'ne gansch ontdaan Tot Uw leven in te gaan! Plu R. Hugcnlioltz. Onlangs Dezocht ik, door vriendschappelijke aange legenheden, 'n gesticht voor zenuwlijders. en raakte hij dit bezoek in, gesprek met een, der patiënten, dien ik eerst voor 'n oppasser of 'n „broeder" had aan gezien. Hij was 'n flink gebouwd man met verstan- dige oogen en ook verstandig in zijn praat. Toen, ik hem mijn verwondering te kennen gaf, dat hij „ver pleegde" en geen „verpleger" was, en vroeg wat hem scheelde, antwoordde hij: j Ja, meneer, ik hen hier verpleegde, net zoo goed als die vriend van u; en ik hen hier nu al voor de j derde maal. Ik ben nu heel goed, en wel in staat alles te doen wat van mij gevraagd wordt; maar dat is al tweemaal zoo geweest, en nu zijn ze 'n beetje bang om mij weer te laten gaan, vreezende, dat ik nog niet geheel hersteld ben. Wat scheelt u dan? 1 Dat is 'n heele vreemde ziekte, meneer, als ik j ergens aan bezig ben, kan ik er niet mee ophou den. Kun je dan niet ophouden?! vroeg ik verwon- j derd. I Neen, meneer. j Wat is u van uw vak? informeerde ik verder, j Kleermaker; en als ik eenmaal op mijn tafel zit, dan weot ik van geen uitscheiden. Dan vergeet ik t eten en drinken en kan ik er zelfs niet toe komen, naar bed te gaan. Den laatsten keer heeft dat zoo zeven dagen aan een stuk geduurd, totdat ik er eindelijk bij neerviel en mijn verstand in de war was. Dn toen ik tot bezinning kwam, was ik hier. Dat is aj 'u zeer merkwaardige ziekte, antwoord de lk, en voegde er vragend aan toe: Maar als 'n jas toch af is, dan is ze toch hf? Als 'n vest toch af ls, ls 't toch Af? Ja, meneer, zoo denk ik nu ook en zoo denk ik ook dikwijls, maar als ik aan mijn werk ben, ver geet ik dat. We praattten nog over verschillende andere din gen, ook over de verpleging, die hij zeer prees, en hem het beete wenschend nam ik van hem en van mijn vriend afscheid. Wat er in mij omging op dien langen weg, dien ik le gaan had van het geslicht naar het station, zou ik met geen mogelijkheid kunnen zeggen, 't Was, alsof de boomen aanvingen tegen mij te praten eu mij allerlei vragen deden; 't was soms, alsof de grond' tegen mij opsprong; en ik heb bij mijn weten nooitj 'n weg geloopen, die mij zoo eigen zou zijn, als deze.J wanneer ik hem weer zien zou. Ik weet nog precies; elke bocht, elke verzinking en elke verhooging. exc zou in staat zijn uit mijn herinnering er 'n nauwkeu rige teekening van te maken. Later heb ik nog wel eens 'n enkele maal aan dat) bezoek en aan dien weg gedacht en er ook over ge praat met anderen. Maar altijd heel gewoon, zelf niet' kunnende verklaren het ongewone, dat ik toen hadj ondervonden. En thuis gekomen, ben ik weer aan 't schrijven' gegaan, aan 't schrijven en aan 't lezen, aan 'L rei-' zen en trekken, aan 't overleggen en bedisselen va 1 al die dingen, die 'n mensch te overleggen en te be disselen heeft, om aan den kost te komen en zóo jtussch.cn de bouwvallen van zijn idealen door te [scharrelen, dat hij er niet door bedolven wordt, j Werken, bezig zijn, koopen en, verkoopen, betalend en ontvangend, knoopend en ontknoopend, gevend en aannemend, altijd maar door, paaien, sussen, woorden van verzoening zeggend en slaande van verontwaar diging met de vuisten op de tafel, stampend op den grond van ongeduld, uitbarstend in snikken over ge leden onrecht, rustend en berustend, en dan weer opspringend om den boel zöo te zetten, dat iemand zich zelfs in 't donker niet stooten zou. En zoo gingen ze voorbij, de dagen en nachten, zoo volg de de Zondag den Zaterdag, de Maandag den Zon dag, zoo ging 't altijd maar door, de eene brief na den ander over de „Paleis-Raadhuiskwestie", „Finan- tieele Wonderen", „Verworpen toeslagwetjes", „Na- than", „Gen,eraa,l Booth" en eindelijk, eindelijk een „Bouderie". Natuurlijk! Daar moest 't op uitloopen! En nu maar weer 'n, anderen brief! Waarover? Over treinroof, werkstaking, belasting, arbeidsduur; over staatsgescbillen en loterij kansen? „Neen," zegt de kalender. „Voor heden..." En ze zegt dit. zoo rustig als *n wijze moeder, die met waar digheid 'n, drukke kamer vol kinderen binnen komt en alleen door haar verschijning de drukte bezweert; ...zoo rustig, als 'n verpleegster haar zachte hand van. genezex-esse legt op 't hoofd van een ij lenden zieke..Voor heden laat ge dit alles voor 'tgeen liet is, toeslag-wetten en o verhoopte kamers, opge broken straten en te laat aankomende treinen, ge laat alles voor 't geen het is. Ge moet eens tol uzelf komen! Dat altijd doordravenVoor heden hebt ge uw gedachten te bepalen bij iets heel bijzonders. Uw „Bouderie" heeft, er mij attent op gemaakt;... boudeeren, is altijd iets ziekelijks, omdat het geen licht «toelaat en nog minder verlichting brengt. Voor heden moet ge schrijven over Paschen en over de weder-opgang van 'n Zon, die zoo in-droevig was onder gegaan. Van 'n Zon, die verwarmt en ver licht." Vreemd! Heel 'vreemd! Hebben dit meer raen- schen, dat de dingen in hun, kamer heele redevoe ringen tegen hen houden? Ik keek er mijn. kalender eens op aan en kon 't niet helpen, dat ik aan dien herstellenden, zieke dacht. Maar ik moest het. toe geven: Ja, soms moet 'n meuschMen, bijl weten neer te leggexi, en zijn gedachten eens verzamelen, om... En ik zette mij, om 'n, Paaschbrief te schrijven. Als 'n, voortgaande stroom, die van geen, rusten weet, is het leven. Nog nauwelijks is de droom van onze wieg uitgedroomd, of studie, ontwikkeling, ar beid, gield-verdienen, strijd, moeite en duizend andere dingen nemen ons in beslag, om ons te veroveren of te bekampen, en ons eindelijk neer te leggen in 'n graf. Voor goed. Voor altijd. De voetstappen, die we in het zand misschien achterlieten, zijn dan bijna weer even spoedig uitgewischt, als de klok, door ons opgewonden, is afgeloopen. De echo van onze stem wordt, even,min als onze stem zelf, meer ge hoord. 't Is uit. Als 't graf is dichtgemaakt, „Dan lachen en dan praten Ze weder als van ouds. Ver van de drukke st,raten. Daar ligt alleen iets kouds." En dat graf, waarin men ons gelegd heeft, opent zich niet meer, zal ook nooit meer geopend worden, hoogstens „geruimd", om er plantsoen van te maken, vaar wandelaars in wandelen, en kinderen, in spelen kunnen. En dan kan het wezen, na maanden, na jaren nog misschien, dat 'n vriendelijke hand "n boek op neemt, 'n stoel aanschuift, 'n album openslaat, en 'r. vriendelijke mond zegt: „Weet ge nog wel? Zoo zat hij zoo graag." „In dit boek vond zij altijd haar liefste lectuur." „Dit album heeft zij toen voor mij gekocht." En dat er 'n traan, 'n lieve traan meer waard dan duizend woorden van lof valt op zoo'n album, en dat er gezwegen wordt bijna den geheelen avond, omdat ieder der aanwezigen bang is, om door klank van woorden de schoonheid der herinnering en van het denken te breken. Dan kan het wezen, dat door die herinnering aan 'n allerliefste, harten, die bijna vreemd aan, elkaar waren, komen onder dezelfde bekoring, en De Goede Vrijdag was voorbij gegaan, de tarwe korrel in de aarde neergelegd en gestorven. De vriend de groote menschenvriend, „de vriend van tollena ren en zondaren", de beschermer van, en de pleiter voor plichtvergeten vrouwen, de vertrooster van Magdalena's, de opvoeder van, te arbeidzame Martha's de wonderlijke verteller van nog wonderlijker gelij kenissen was heen gegaan, 'n Geforceerde rechtspraak in kort geding had hem voor goed het zwijgen opgelegd. De gerechtelijke moord was gepleegd, en, naar luid der overlevering, had men aan vrienden handen toegelaten zijn lijk te begraven. Jezus, bijge naamd de Christus was begraven. En er was een zwijgen gevolgd, zöo groot; dat het denken er van tot klaarheid kwam; zooals zwijgen dit meer doet. En eenzame wandelaars op den weg naar Emaus overdachten al wat hij gedaan en gezegd had. en konden niet begrijpen, dat er nog iemand wezen kon, die niet aan hetzelfde dacht als zij, aan dien map, „machtig in woorden en in werken". Want o, die ge lijkenissen van hem, die levenssymbolen, die. schilde rijen van Gods goedheid, die hij voor ben als 't ware geschilderd had en hen had voorgehouden; van menschenliefde om te redden wat gered mocht wor den, schilderijen, waarop gezien mocht worden, hoe de arme mensch stond tegenover God, als 'n verloren zoon tegenóver 'n liefhebbend vader, die hem met uitgebreide armen terug verwacht, om hem te lief kozen en te drukken aan, zijn hart en feest te vieren over zijn behoud; hoe de mensch staan mag en staan moet tegenover zijn medemenseh, tegenover zijnen vijand misschien, dien hij verslagen vin,dt aan den weg, om zijn wonden uit te wasschen met wijn, met kostelijken wijn en hun pijnen te verzachten met olie. 0n nu lag die man in het graf. Voorbij! Alles voorbij! Het verwachte Koninkrijk was niet geko men. De droom der profeten, in dezen man althans, 'n teleurstelling gebleken! En de ijverigsten zijner discipelen wisten na die begrafenis niets anders tot elkaar te zeggen dan dit eene: Ik ga visschen! Waarop de ander antwoordde: Dan ga tk met u. En zoo is het blijven voortduren. Het heeft Chris tus door alle eeuwen heen. ni«*t aan graven ontbro ken. Hij vond tc Jeruzalem zijn graf in het Joodsche vooroordeel, dat zich nooit inf. 'n gekrqislyde ver zoenen kon. Immers: ..Vervloekt is 'n |c^-.slijk, die aan het hout hangt!" HIJ had immers het geslacht, dat wouderen en teekenen, van hem verwachtte, 'n „boos en overspelig geslacht" genoemd! Zou er dan ooit 'xi Messias kunnen koinen. zonder wonderdaden?! Was 't wonder .dat men zich ergerde aan zulk een godslasteraar? aan zulk een sabbathschender? die durfde praten van het afbreken van den tempel, om in drie dagen in korten tijd 'n anderen en bete ren te bouwen?! en die zicfi zoover vergat van te durven zeggen: ...Meer dan Salomo is hier"!? Kn die Joodsche „ergernis" was 'n graf. zoo onzegbaar diep. dat het alleen vergeleken kou worden met den sma delijke» glimlach van den Griek, voor wien de heer lijkheid en de glorio van 'n mislukt leven, niet alleen 'n raadsel, maar de „dwaasheid" zelve was. De wereld. Joden en Grieken, beoordeelen de heer lijkheid en de beteekenis van 'n leven alleen naar zijn fortuin, zijn voorspoed, zijn welslagen. Zonder dit lijdt volgens hen 'n leven schipbreuk. Gelooft ge nu, dat Christus, ik bedoe! hier den persoon van Jezus niet gelooft ge n u, dat Chris tus nog vaak nadien gekruisigd en begraven is? En komt de vraag niet in u op. als ge 'n kleine, een verachte, 'n verworpene hebt zien ombrengen, weg bergen, wegmoffelen, of ge misschien niet langs óf over 'ii Christusgraf wandelt? Sedert ik dieper doordrong In het verhaal van den Goeden Vrijdag, waar ik gescheurde kleeren zag, strie men, bclecdigingen, spot, hoon, smaad, verguizing, von nis, oordeel, uitwerping, tranen, bloed, gaten in han den en voetensedert ik die ontzettende machte loosheid zag van dit lam lusschen die wolven, is mijn oordeel bedachtzaam geworden en weet ik. ikmijn afschuw voor eiken triomf, weetik mijn innige sympathie en innige liefde voor al wat lijdt, mishandeld, gekruisigd en gesmaad wordt D!e Goede Vrijdag, die Jezus' oogen sloot, opende de mijne, en ik zie nu door Zijn wonden, door Zijn leed en duisternis heen, 'n, Licht van Waarheid en Ge rechtigheid, van Liefde en Geloof, dat de wereld niet in staat is te aanschouwen of te veronderstellen. "Vergist u niet, vrienden, gij, die u „vroom" en „geloovigen"' noemt! Vergist u niet! Ik ken uw „vroomheid" en uw „geloof". Uw „vroomheid" van handoplegging en kerkbezoek en doop en avondmaal en priesterwijding en laatste oliesel; en uw „gelooi" aan de onbevlekte ontvangenis en aan wonderen, die Jezus gedaan heeft, ken ik. En lk weet, dat al die dingen zoovele graven zijn, waarin Gij uwen Heer hebt weggemoffeld, nadat ge Ilem eerst verraden verkocht, gegeeseld en gekruisigd had. Ik weet nu wel, dat gij op ieder scheldt, die niet denkt als gij. die den Bijbel anders beschouwt dan gij, die den Zondag anders kent dan gij, en die onzen Jezus wel niet gelooft 'n menschgeworden godenzoon te zijn, maar die toch in Hem gelooft als in den „Leidsman ten leven en den Voleinder des Geloofs". Ik ken dat „geloof" n,u wel, dat hij Lutherschen op Rooin- schen. bij Roomschen op Lutherschen, bij Christenen op Liberalen, en bij alle „Christenen," op Jezus scheldt Ik ken het, en weet, dat in die kringen Christus eiker dag gekruisigd, gebrandmerkt en gevierendeeld wordt. Ik weet nu wel, wat gij met Christus gedaan hebt. sedert hij in uw handen gevallen is. De hoogeprk-s- ter Cajafas die sombere man,, die 't „nuttig" vond. dat Jezus stierf, bereidde hem 'n graf; en do Christenpriesters hebben, met plechtig gebaar „onzen Lieven Heer" aan de schare te eten gegeven. Kent ge nog 'n dieper graf, dan de Kerk door al'.e, eeuwen heen voor Jezus geweest is? Dfia.r ligt hij begraven. Hoort ge wat ik zeg? Ik zeg: „BE GRAVEN". Daar ligt Hij dood; en daar leeft. Hij niet. Daar is Hij nooit opgestaan. Daar heeft nu n van, Hem verteld en van Hem vertoond, allerlei die- gen, waaraan Hij zelf nooit gedacht heeft.. Maar zi n gelijkenissen, zijn er niet begrepen, zijn zachtmoedig heid heeft men er bespot. Men heelt er de „ketter-" verbrand en de „ongeloovigen" uitgeworpen. M. n heeft er gepraat. „gepraat" zeg ik over liefde, genade en schuldvergiffenis, en men heeft er de wrn; k en de booze vergelding beoefend en, betracht. Ik zi u: daar is geen graf zoo diep. als de Kerk, en in dat graf heeft men Jezus gelegd. Daarom bid ik u, vergis u niet, als ik 'n woord van vroomheid zeg. en spreek van 'n Licht, dat ik zien mag in Zijn duisternis, 'n Licht, dat mij leidt, als ik bedroefden tracht te vertroosten. al« ik opkort voor gesclioldenen en verworpenen, ais ik in zon daars en overtreders xnijn broeders en, zusters blijf zien, als ik tracht sterk genoeg te zijn, om onrecht te verdragen en mijn vijand lief te hebben. Want dat wil ik „Geve God slechts, dat ik wil!" Dat wil ik! En daarom: Vergist u niet, als ik de woorden ..vroomheid" e» „geloof" met de zelfde letters schrijf als gij. en bijna evenzoo uk- spreek. En. mag mijn trachten „doen" worden, dan vier :'.c Pasehen, dan vier ik de opstanding van, dien ChrL- tusgeest van liefde en reinheid, van. goedheid en welwillendheid, dien men eensEens?.'Dien men duizend duizend malen getracht heeft te doodeu en in 'n graf te leggen, denkende er dan voor goed. •van af te zijn. Dan vier ik Paschen en alle welwJ - lenden vieren het met mij mede. En bij die feest viering mag de historie vergeten en de kalender over 't hoofd gezien worden. Want de dooden mogen hunne dooden begraven; w ij hebben le doen met het leven, en wat wij er van maken; met de levenden, en wie en wat wij voor hen zijn. Zöo rijze Christus uit Zijn graf, zóo leve Hij in ons n pnverderflijk leven Ja, die herstellende zieke had wel gelijk: Soms moet '11 mensch eens stilstaan en den bij! weten neer te leggen, en zijn gedachten eens verzamelen. "O™om eens te zien. hoe 't met hem staat en of hij zooals nu wel recht heeft Paschen t? vieren, dat 'n feest is van nieuw leven. H. d. H. AAN ENKELE LEZERS. Gaarne deel ik u mede. dat het eerste gedeelte van datgene wat ik te Noord-Scharwoude gezegd heb op de vergadering van den Bond voor Staatspensionnee- ring, de volgende week als Brief in deze courant zal verschijnen. Hoogachtend. H. d. H. bekendmaking en» veemarkt. Burgemeester en Wethouders van Schagen brengen bij deze ter openbare kennis, dat als plaats voor dc markt voor vette kalveren wordt aangewezen de Zuid westzijd e van den omringmuur van het Kerkplateau Schagen. 3 April 1912. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Burgemeester. J. P. W. VAN DOORN. De Secretaris, ROGGEVEEN. KAASMARKT. Burgemeester en Wethouders der gemeente Schagen brengen bij deze ter openbare kennis, dat dc kaasmark' alhier te beginnen met 17 April a.s„ weder wekelijks zal worden gehouden. Schagen, den 3 April 1912. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Burgemeester, J. P. W. VAN DOORN. T De Secretaris. f L ROGGEVEEN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1912 | | pagina 9