Grew uit tand- ei Tinton
I2
Zaterdag 8 Maart 1913.
56e Jaargang. No. 5225.
DERDE BLAD.
Het Bedelkind.
•en. Dore wilde ontwijkend antwoorden, maar Bette viel
Uit eD voor de Pers.
T n g e z o n den.
Bob was d©od!
Die arme Bob bad zijne kloeke hondenoogen voor
Immer gesloten en kon nu niet meer met zijn prach
tig mooien staart kwispelen. Door dat ongelukkig sterf
geval waren de justitieraad Pohl en zijn eohtgenoo-
;e in diepen smart gedompelde
De heer Pohl trachtte de krant te lezen en zijne
irouw borduurde; maar d© laatste liet haar werk ui|tj
ie handen valNn eai; Itra^ien liepen haar over de wa"-
{en.
„Maar beste Louise, wees toch verstandiger!"
»>En jij zelf dan?"
„Ik ik had alleen last van de felle zon," ant
woordde hij en veegde zijn vochtig geworden bril af..
„Kom, laten we hem voor de laatste maal nog eens
an zien," zeide mevrouw Pohl en legde haar werk
er.
Zij waren een paar weldoorvoede menschen, met
ik-roode wangen, die nog nooit door de ruwe hand
Ier zorg waren aangeraakt. Ze geleken precies een
taar rozenrood© klossen garen, die altijd in een
;ant werkmandje hadden gelegen en nooit met stof
vuil in aanraking wa.ren geweest.
In de aangrenzende kamer lag Bob in een met tul
en, hyacinten en mos versierde doos.
De oude Dore, de getrouwe huissloof, hield de
racht bij het lijk; haar barsah maar eerlijk gezicht
«ras betraand.
Zij had reeds zóólang bij „haar volk." gediend als
neueer en mevrouw getrouwd waren en ieder half
aar verklaard te willen heengaan; bovendien had
ij nog de lastige eigenschap, de onschuldigste o<p-
nerking als een persoonlijke beleedilging op te vat
en.
Toen mijnheer en mevrouw Pohl binnentraden, rees
ij op.
„Hier kan hij niet langer blijven, liefste," zei de
ustitieraad. na eenige oogenblikken.
„Neen we zullen hem natuurlijk als den eersten
den besten straathond in het water gooien," mop-
lerde Dore.
,Neen. Dore," troostte mevrouw, ,we zullen hem
legraven."
En daarop maakten zij zich alle dlrie gereed om
len trouwen vierbeenjgen vriend aan de stille zijdie
an het stadspark te gaan begraven.
"t Was de eerste October en een a&ntal menschen
paren toen juist aan het verhuizen.
Toen -van hun treurigen tocht terugkeerden, ver-
perde iu .en der armoedigste straatjes een meubel-
vagen hun den weg en door den nood gedwongen,
noesten zij blijven staan.
Een ecT ;nar, dat eetn klokje en. een paar armoe
iige meubelstukken droeg, liep, door een schaar ar-
toedig gekleed© kinderen gevolgd, achter dien wagen
Voor een der huizen zat op de straat een klein
neisje, van een jaar of vier ongeveer. Het ro.nicLe
indergezicli'tje had Hef kunnjen gehoornd worden, als
ïiot honger tn ellende aan de wafngen een >geelble,eke
deur hadden gegeven en diepe kringen onder d'e
togen hadden gemaakt.
Zij scheen zich echter nogal in haar lot te kunfaem
chikken en trommeldelustig op den ouden verroes-
en gieter; toen het evenwel begon te regenen en de
traat langzamerhand leeg werd, begon de kleine zich
»ok eenzaam te gevoelen en luide te schreien, ter
wijl rij als in vertwijfeling rondkeek.
De heer a mevrouw Fohï vroegen aan een© in
aar huisdqj^ staande vrouw, waar d'at kind! thuis
behoorde.
„Zij be'r "helaas niemand," antwoordde devrou'w
.Hare mo'« AIs(iie weduwe of zooiets was, stierf eemi-
;e weken den aan de tering en de menschen, die
le kleine a...; en opgenomen, lieten haar hier on,ver-
orgd aci vu 0 toen zij verhuisden en zeiden dat die
ieve God h wel verder voor haar zou zorgen. Alsof
Jnze Lièvo»Heer niets anders te doen zou hebben
ian armeluis kinderen uit hun vuil te helpen!1"
noegde zij er bij en lachte om de ruwe aardigheid.
„Maar wat moet er dan va|n dat wurm wordein? 't
s toch onverantwoordelijk, het hier maar in, den re
en te laten staan. Wat zog-jij er1 van Louise?"
„Ik weet het werkelijk niet."
„Maar 'k weet het wel," zeide Dore beslist, „ik
vil het meisje als een plaatsvervangster van Bob
aunemen."
„Afgesproken," zeiden de justitieraad en zijn vrouw
>n middellijk en Dlore tilde het kind van den grond
tn trachtte (het te sussen.
De groote, zwarte kinderoogten keken haar vejrwoav
lerd aan. DJ ar op Legde de kleine hare armpjes om
Dore's hals liet zich rustig naar huis dragen.
Éaagfnoc
iÜEk,an,
Bette of
;enoem.d,
'Üzabeth, zooals zij ook dikwijls wordt
Uianls ruim twaalf jaren oud, en n,ie-
okken en
je herker
eraapt.
Als zij i.i
aaud zo». - rhet aardige kind met de lange blon.de
zwarte oogen het armoedige sohepsel-
i, dat eenmaal van de straat werd op-
de school komt. staat de jonge baron
ron Lynenfeldt, wiens oudere in hetzelfde huis als de
ustitieraad wonen, voor 't huis, haar op te wachten.
Frits von LynemfeMt was 15 jaar oud, maar reeds
en volmaakt cavalier, droeg een, gouden horloge
andschoenen,, een roede das, dien hij onweerstaan-
aar vond, en speeldie voor het overige graag de
)on Juan t' nover de meisjes van. de hoogere burger
hooi.
Als gewoonlijk stond hij daar op Bette te wach-
*n en hoopte vurig, dat zij hem nog eenige oogqn-
lïkken gezelschap zou houden. Dat gebeurde dan oo.k
oen Bette uit de school kwam, sprak het jonge-
tensch haar op de volgende wijze aan:
„Luister eens Bette, ik heb al lang gedacht, dat
ij oris ?"^st konden verloven."
„Hoe ,at dat?" vroeg zij nieuwsgierig.
„Wel men heeft elkaar Hef, kust elkaar en, trouwt
kter met elkaar," antwoordde Frits en trok Bette
lee den tuin in, waar hij haar, om -zijne verklaring
A le illustreer en, ee.n aantal kussen gaf. In deze aange-
jiajne bezigheid werd bij evenwel onverwachts door
Tjne moeder gestoord, die hem op heftigen toon uit
iet venster toeriep:
„Kom onmiddellijk hier, Frits; het past je niet je
3t een bedelkind af te geven,, dat de Pohls van de
ktraat hebben opgeraapt!"
Bette stond als versteend.
[80611 't Was de eerste maal, dat zij op een dergelijke
li 'ij.zq van hare afkomst hoorde spreken. Eene dionke-
3118(1" herinnering van een, dakkamertje, hare moeder,
e plek waar zij zat toen zij werd gevonden, kwa-
haar voor den geest.
Plotseling rukte zaj zich van Frits los, die haar
irachtte te troosten, stormde de trappen op en viel
mikkend de oude Dore om den hals.
H y3[! „Dore, ben ik een kind, dat papa en mama van
19 straat bebben opgeraapt?"
laar heftig in de rede:
lim. "Je behoeft niets te zeggen; ik weet toch reeds
III ^es.' Ach, Dore, lk zal nooit weer vroolijk wordefn!
lUUic Zal mij nooit gelukken, het vuil va,n de straat,
lat mij besmet, te verwijderen."
Imwm Dore zocht haar gerust te stellen, maar sedert dien
U|||M keken Bettes oogen, niet meer zoo helder en vroo-
Ük rond als vroeger.
Weer zijn vÜf jaren voorbijgegaan; Bette is een
allerliefst meisje geworden; alleen begrijpen d©men
schen "iet waarom hare oogen dikwijls zoo droevig
staan, daar zij het toch zoo goed heeft.
Frits von Lyndenfeldt heeft zij in dezo vijf jaren
niet meer gezien, daar hij naar de universiteit is
gegaan. Zij wist alleen dat hij student was en dathij
dit Kerstfeest thuis zou vieren. Zoo gebeurde het dat
de lieve fee „Gezelligheid" de beide jongelieden weer
bijeenbracht en wel op een door deh president Von
Willing gegeven diner.
Als laatste gasten tramden, baron en barones Von
Lynenfeldt binnen; achter hen kwam hun zoon, Frits
in tamelijk achttloozen en onverschillige houding.
De gastvrouw snelde op hen toe en zeide: „Sta mij
toe, baron, dat ik u uwe buurdame aan. tafel, juf
frouw Pohl, voorstel."
Frits keek verbaasd en verrast op en keek Bette
met bewonderde blikken aan. Deze trachtte hem koel
te begroeten, maar zij gevoelde, dat hare wangen,
brandden, toen hij haar naar de eetzaal geleidde. Zij
keek hem daarbij evenwel toch eens van terzijde aan
en vond, dat hij een goeden indruk maakte met zijn
hooge, slanke gestalte, zijn zwart haar en levendige
oogen.
Toen aan tafel een opgewekte stemming keersoh-
te en de verschillende gasten in, drukke gesprekken
verdiept waren, boog Frats zich tot zijn buurmeisje
over en fluisterde:
„Willen wij eens een glaasje op de herinneringen
uit onze kindsheid drinken,?"
„Ja, de herinneringen uit dien tijd zijn, de mooiste
die er zijn."
„Maar die kindsheid gaat zoo snel voorbij. Het
komt mij voor, als had ik u in oneindig langen tijd
niet gezien."
„Vijf jaren."
„Dat is een lange tijd voor twee personen, die
elkaar liefhebbeu."
„Mijnheer Von LynetnfeJdt!
„Weet ge dan niet meer, Bette, dat wij verloof
den zijn? Ik heb het nog ndet vergeten en denk
mijne rechten te doen gelden."
„Mijnheer Von Lynenfeldt, het komt niet te pas
zoo te schertsen!"
„En wie zegt u, dat het mij geen ernst is?"
Bette richtte eenige woorden tot haar anderen ta-
felburman, om aan dit gesprek een einde te maken
en hare verlegenheid te verbergen.
„Wij spreken morgen, wel met elkaar," fluisterde
Frtts.
Toen, men van tafel opstond, geleidde hij zijne tafel
genoot e naar het salon. Tkxen, zij zijnen arm losliet,
stond zijne moeder voor Bette, legde haren arm om
deze heen en voerde baai" naar eene sofa, waar zij
bedden plaats namen.
„Ik zie helaas," begon de barones, zonder eenige
verdere inleiding, „dat mijn zoon het oude kinder
spel weer wdl beginnen. U kunt toch anders wel na
gaan, dat hij; niet met eene jonge dame kan tiuwefn,
wier afkomst onbekend, of liever zoo goed bekend
is."
Bette vloog als door een g'lftig insect gebeten, op
en zeide heftilg:
„Ik wil niets meer hooren, barones, ik begrijp maar
aj te goed .wat uwe bedoeling is."
En zij snelde naar hare ouders en verzocht hen
dringend, dat zij met haar naar huis zouden gaan.
omdat zij hevige hoofdpijn had.
Den volgenden dag zat zij bleek en ween end in
het salon.
Plotseling werd er gescheld en eer zij nog zich
had kunnen verwijderen, stond Frits voor haar.
ZÜj zag hem vertwijfeld aan.
,,,Wees toch verstandig, Bette, wij zijn immers
geen kleine kindieren meer."
„Wij hebben- elkaar niets meer te zeggen, mijn
heer Von Lynenfeldt."
„Toch wel! Toch wel! Ik wil gaarne bekennen, dat
ik je in al die jaren eenigszins vergeten had, maar
toen ik je gisteravond voor het eerst weer terugzag,
ontwaakte de oude liefde en ik gevoelde dat jij mij
ook liefhadt. Zeg eens is dat niet waar, Bette?"
„Dat wel, maar
„Zie je wel, ik wist wel, dat je mij nog liefhadt,"
zeide hij,, terwijl hij haar innig kuste.
„Laat mij, laat mij: je maakt ons beiiden onge
lukkig! Je kunt toch onmogelijk iemand huwen, dii©
van d© straat-""
„Och, nefuseps!" viel Frits haar in de rede. „Je
zult mijne kleine vrouw worden, hoor je? Morgen
kom ik terug. Nog een kus. Adieu lieveling!" Hij
ging.
Bette kon niet lang met hare bittere gedaohteu
alleen blijven, want toen Dore haar zag met haag be
droefd gezicht, rustte de oude, die altijd innig veel
vap haar had gehouden, niet vóór zij alles wist.
„Als je hem zoo. graag wilt hebben, zu'l-je hem
ook hebben. Wacht maar eens een poosje; met de
barones zal ik het wel klaarspelen," zeilde Dore
energiek en verliet de kamer, zoo snel haar oude
been,en het toelieten.
D6 barones bevond zioh in een zeer slechte luim.
Een licht gedruisch deed haar opzien. De oude
Dore stond voor haar.
„Ik kom om u te zeggen, dat mijnheer uw zoon,
om de hand van de aangenomen dochter van mijnheer
en mevrouw Pojbl heeft gevraagd en 'dat zij tegen diat
aanzoek geen bezwaar hebben."
„Werkelijk?" siste de barones, „hoe aardig! Daal'
uw mijnheer en mevrouw zóo weinig tact toopen te
bezitten, dat zij eene dienstbode sturen om over
eeng dergelijke zaak te onderhandelen, zal ik hun
ook het antwoord laten geven dat op zulk een voor
stel past en jou van de trappen laten werpen."
Ze wilde schellen, maar werd daarin verhinderd
door Do-p, die de hapd op haren arm lei cn kalm
opmerkte: „Ge zult u toch nog wel tweemaal beden
ken, eér ge uw bloedeigen tante van de trappen laat
gooien."
De barones keek haar met de uiterste verbazing
apn.
„Ja lieve nicht," ging Dore voort, „ik heb tot nu
toe over deze bloedverwantschap altijd het stilzwijgen
bewaard. Als gij mij evenwel daartoe wilt dwingen,
zal ik de wereld het interessante nieuwtje mededee-
len. Zet u maar even neer, dan zal ik u een klein
verhaaltje doen.
Toen je geboren werdt, had mijne zuster eene be
trekking als huishoudster om het zoo maar te noe
men! bij den handelsraad Soltau. Later huwde hij
haar weliswaar, maar ge ziet toch, dat uwe afkomst
geen, zier beter is dan die van Bette."
„Luister eens,'" antwoordde de barones op geheel
veranderden toon, „ik geef mijne toestemming, maar
j ij houdt je mond'!"
„Goed," zeide Dore, „en Zondag wordt dan, de
verloving gevierd."
De barones knikte zwijgend en Dore verdween.
Intusschen zaten vader en zoon in de kamer van
den laatste en versterkten zich met een flesch port
wijn, want zij vermoedden, dat een heete strijd hup
te wachten stond.
„Laten we nu gaan, papa," zei Frits, en trok den
weerst-evenden vader met zich mee.
De barones scheen het binnentreden van vader en
zoon volstrekt niet te bemerken,
„Hm!"
„Hm!"
.„Wij komen
„Ja, wij komen herhaalde de baron aarzelend.
„Dat zie ik," antwoordde de barones scherp.
„Kindlief," ging de baron plotseling moed schep
pend, voort, terwijl zijne stem nog merkbaar trilde,
„ik heb mijne inwilliging gegeven tot de verloving
van Frits. oradmt ik geen reden heb
„Volkomen mijne meen|ipg," viel zijne vrouw hem
in de rede, ,,ik heb ook juist bij mijzelf overlegd,
dat het geen nut heeft dit liapger tegen te lioudep."
„Mama, is dat werkelijk waar?"
„Ja, en ik wou zeggen, dat de verloving dan, Zon
dag moest gevierd worden."
„Mama. ik heb nog nooit zooveel van u gehouden
als nu! U is nog nooit zoo lief en goed geweest," ju
belde Frits en kuste zijn moeder hartelijk.
„Dan moet ik wel beproeven in het vervolg altijd
zoo goed te zijn," zeide de barones met een zuur
zoet lachje.
Des Zondagsavonds wandelde een gelukkig paar,
arm in arm, door de helder verlicht© vertrekken op
en neer cn werd, als alle verloofden door hunne
vrienden „hartelijk gelukgewenecht" en achter
hun rug bebabbeJd.
Frits had slechts oogen voor Bette, die er als een
prinses uitzag in haar crème-kleurig zijden costuum.
En toen de baton op het welzijn der verloofden
dronk en de kristallen glazen met het schuimen, rat
te hunner eer geledigd werden, werd het Bette plot
seling heerlijk licht om het hart en zij gevoelde, dat
zij met haren geliefde als uit het champagnebad op
steeg en de laatste herinnering aan hare afkomst
daarmede verdween.
De beide pleegouders zagen van vreugde zoo rood
als v/aren zij in analine gedoopt.
Beneden evenwel zat de oude Dore geheel alleen en
begon juist eenigszins melancholisch te worden, toen
de deur haastig werd geopend en Bette binnenstorm
de, de urmen om den hals der oude sloeg en uiilt-
rlep:
„Dore, lieve Dore, ik ben zoo gelukkig! En, a,l dfeyt,
geluk heb ik aan jou te danken!"
van. lederen, vakman en liefhebber. Een goed boek
en zoo mag het „Leerboek voor de Fruitteelt" ge
noemd worden is voor den belanghebbende ©en
gids en een vtaagbaak, d!e hem altijd ten dienst*
staat.
KEN' AANBEVELENSWAARDIG BOEK.
Reeds lang heeft het in den zomer van 1912 ver
schenen „Leerboek voor do fruitteelt", geschreven
'door C. H. Claassen en ,T. G. Hazeloop, Rijks tui n-
bo.uwleeraren, respectievelijk voor Zuid- en Noord-
Holland, bij ons klaar gelegen om er eens het een
en ander over te schrijven. Dit boek toch voorziet
in de bekende „bestaande behoefte", waarop schrij
vers van boeken zioh bij het aanbieden van hun werk
zoo vaak beroepen, doch die maar al te vaak alleen
bestaat in de verbeelding van het boekenschrijvend
deel van het menschdom. Wij houden er ons echter
van overtuigd, dat dit niet geldt voor het genoem
de. werk der bekende heeren Claassen en Hazeloop,
maar dat inderdaad èn het tuinbouwonderwijs en
de practicus in dat werk zullen vinden, wat ze in
de vakliteratuur tot heden misten. Het is dus een
boek voor de praktijk en wel in de eerste plaats
zooals trouwens het voorbericht reeds anPöCeft, voor
hen, dië in de teelt van ooft een middel van bestaan
wenschèn te zoeken. Het is ook een boek uit de
prakrijk, wat niet te verwonderen valt. De beide
schrijvers toch hebben tal van relaties met de ooft-
telers onder de tuinbouwers en xnenjge bladzijde uit
het boek is verrijkt met gegevens uit de praetijk
gekregen en door wetenschappelijke proefneming ge
toetst.
We zullen uit het werk hier en daar enkele gre
pen doen, die wel het bijzonder karakter van dit
boek zullen doen uitkomen en die na.ar we meenen,
dienen, kunnen om onze lezers op te wekken, het
werk aan te schaffen..
Na in de inleiding een overzicht te hebben gege
ven over de uitgebreidheid van de fruitteelt in ver
schillende gemeenten van de onderscheiden provincies
van ons land en op verschillende gronden, behande
len de schrijvers eerst het verkrijgen der jonge
boompjes, waarbij- worden besproken: De vruchtboom-
lcweekerij, en het vermeerderen van vruchtboomejnj
langs geslachtelijken en ongeslachtelijken weg. Bij
dit laatste worden de verschillende, methoden vap,
veredc-ling besproken.
Hierna behandelen de schrijvers het opkweeken vap.
de jonge boomen vajn pi't- eü steenvruchten tot ver- j
schillende boomvormen.
Naar aanleiding van de behandeling der pyramide
(niet te verwarren met den struikvorm, welke door 't
publiek vaak pyramiden worden genoemd), een boom-
vorm bestaande uit een midden tak, waaruit op regel
matige afstanden aan tra,ns van gesteltakkep, ont -
springt, een z.g.n. étage, welke gèsteltakken. ieder
voor zich behandeld worden als die van eed leiboom,
geven de schrijvers ©enige zeer interessante beschou
wingen over de behandeling vap he,t vruchthout bij
de pitvruchten volgens de beredeneerde snoeiwijzie.
Hieronder verstaat men een© methode van snoeien,
waarbij op ai.le verschillende scheuten en twijgen,
welke Oij eenigszins nauwkeurige beschouwing zijn
te onderscheiden, ieder voor zich een andere behan
deling wordt toegepast, welke gericht is op hun bijr
zondere eigenschappen ten opzichte van het voort
brengen van vruchten.
Terecht noemen de schrijvers deze methode tame-;
lijk ingewikkeld en beredeneeren, dat deze snoei-
•-wijze in de eerste plaats daardoor en, verder idoor
het tijdroovende werk buiten het bereik valt vap.
den eenvoudigen fruitteler. Ook toonen de schrijvers
aan, dat de beredeneerde snoeiwijze niet voordeeUg
is, doordat de viucbtgeving wordt vertraagd en de
totale productie van de boomen er door wordt ver
minderd.
In dit gedeelte wijkt het boek geheel af van de
andere vakwerken en toont bet zich geheel op de
groote praetijk te hebben willen richten.
Bij de behandeling van den struikvorm wordt het
groote voordeel van dezen boom scherp in het licht
gesteld, met behulp va.n cijfers verkregen door ver
gelijkende proeven met zeven peer- en zeven appel
variëteiten, waarvan elk zes boompjes waren uitge-
planc, til. drie als struikvorm en drie als pyramide.
De gebruikte appelen waren Keizer Alexander. Cel-
lin>, Cox's orange pippin, Engelsche winter goldpear-
main, Schooiruaster, The Queen en Warner's King, ter
wijl van de peren werden gebruikt de soorten Fertjlitj
Beurré Clairgeau; Bonne Louise d'Ayranches, Fondan
te d s Bols, Clapp's Favorite, Conseiller de la Cour
en Willianis' Duchers.
Over de verschillende jaren vap 1904 tot en met
1910 worden de uitkomsten van dleze proef, die ge
heel in het voordeel van den struikvorm uitvieleln
vermeld. In a,lle proefjaren te zanten, leverden; de
appelen in struikvorm 7706 vruchten met een totaal
gewicht van 1160 KG. en in pyramide 1454 vruchten
met een totaal gewicht van 242 KG. De peren in
struikvorm leverden 4080 peren, wegende te zamen
501 KG. en in pyramide 2969 peren met een totaal
gewicht van 344 KG.
Deze proef is een algeheel© bevestiging van de mee
ning der schrijvers omtrent de minderwaardigheid
der beredeneerde snoeiwijze.
Een interessante proef vermeldt het boek ook o.a,
omtrent drie cultuurmethodes van frambozen. In vier
jaren werden per Are geteeld van frambozen! aap
stokken 17 3 KG. fruit, van frambozen in rechte
hagen 230 KG. en van frambozen In gebogen hagen
296 KG.
Na de behandeling van het aanschaffen van jonge
vruchtboomeu en het planten wordt de bemesting be
sproken, wat alweer door resultaten vap proefnemin
gen wordt verduidelijkt.
Een flinke ruimte is gegeven voor de bespreking
van de Boomgaarden. Achtereenvolgens worddn in) dit
gedeelte van het werk behandeld: de eischen aan
den grond te stellen, de inrichting en beplanting,
verder het uitzetten vaji boomgaarden, dan
het gebruik en de behandeling van den ondergrond,
do beschutting en bescherming, de bescherming, tier
stammen en de aanlegkosten van verschillend inge
richte boomgaarden.
Een zeer belangrijk onderdeel vormt verder het
hoofdstuk: Opbrengsten en rentabiliteit van fruit-
aanplantingen. Vooral voor hen, die met de fruit
teelt als bedrijf een aanvang willen maken, zij dit
gedeelte, van het werk ten zeerste aanbevolen.
We zullen n,u nog vermelden dat het boek de be
handeling geeft tegen de belangrijkste ziekten en
beschadigingen der ooftboomen, dat die soortenlijst
van de Nederlandsche Pomologisehe Vereeniging is
opgenomen, en dat eenige bladzijden zijn gewijd aan
het oogsten, bewaren, sorteeren en verpachten vap
het ooft.
We hopen, dat dit boek in bet bezit zal komen
HET GROOTE FIASCO.
Het is onder het bovenstaande hoofdje dat de N.
R. Crt. het volgende schrijft naar aanleiding van dej
meer dan gekke vertooning van het tegenwoordig
Christe'ijk ministerie inzake hun zoo hooggeroemde
Tnrtefwet in verband met de Invaliditeitsverzekering.
Het blad schrijft:
Het Is nu wel zeker, dat het financieel beleid vap
het kabinet-Heemskerk volkomen fiasco gemaakt
heeft. Gisteren is. zonder eenig verzet, ja zonder <ij>t
Iemand eene poging gedaan heeft, om den nalatigen,
debiteur nog eens te helpen, het faillissement uitge
sproken - op eigen verzoek van den minister van fi
nanciën nog wel.
Droev'ger échec heeft nog nooit een minister on
der hooghartiger woorden trachten te verbergen. Ment
herinnert zich de meedoogonliooze critlek, die het
kamerlid Kolkman steeds bereid was over alle finaji-
ciëeie voorstellen, geen uitgezonderd, van het vorig;
kabinet ten beste te geven. Van alle plannen, die de»
heer De Meester ontwikkelde, was er geen eeu goed.
En als de heer Kolkman alle voornemens, om 's land»
financiën in een geregeljden toestand te houden, van
de baan had geschoven, riep hij schande, dat men
kostbare sociale maatregelen tot stand wilde bren
gen. zonder In de groote uitgaven, die daaruit voort
zouden vloeien, dte hebben voorzien. Voor de tijde
lijke maatregelen tot beboud van het evenwicht op
'3 lauids budget,: de opce,n!tenheffing, bad; hij niet an
ders dan afkeuring en spot.
Toen moest hij plotseling zelf voor het financieel
beleid de verantwoording dragen. Och heden, wat 'n
figuur begon hij toen dadelijk te slaan! Achtereen
volgens bracht hij alle afgekeurde en vinnig be
streden denkbeelden weer in de Kamer terug. Hij liet
er geen liggen: successie-belasting, nieuwe inkomsten
belasting, ja tot het debietrecht op tabak toe was hem
goed. Zelfs de opeenten-heffing! Voor de kostbare
sociale verzekering werd het nieuwe tarief ontwor
pen. Doch invaliditeitswet en tarief stonden dan ook
met elkaar in onverbreekbaar verband. Daarmede
hield minister Kolkman althans nog een draadje vast»
dat hem aan den vroegeren Kolkman bond.
Gisteren moest bij de balans van zijn boedel ver-
toonen. Een reusachtig tekort. De nieuwe inkomsten
belasting schoof hij zelf op zij als een debiteur, dier
hij niet wilde manen. Het debietrecht op tabak staat
reeds lang onder de zeer dubieuse posten geboekt
Minister Kolkman spreekt er niet eens meer over. Er
voor het tarief vraagt hij thans uitstel van betaling
boe wel de invaliditeitswet reeds het komende jas
een drietal miljoenen zal vergen!
Al wat hij tegenover dieze sleohte posten kan schrj]
ven, komt neer op eene slappe verhooging van d
successiebelasting plus opcenten, opcenten, opconte*
De opcenten, waar de minister langzamerhand op vei
liefd is geraakt. Is er niet iets romantisch in, ia
dien ouden haat, die thans in zoo sterke genegen
heid is verkeerd?
Z1e hier nu toch inderdaad een desolaat finandëe!
beleid. Een volslagen fiasco. Het is de geschiedenis
van den berg, die na heel veel moeite een muis heeft
gebaard. Groote woorden kleine daden.
In, plaats, dat die minister, nu hij' de onloochenbare»
feiten voor zich ziet,, eenige. bescheidenheid voor zich.
gepast acht, zet hij echter nog eene hooge borst op
bovendien. Het is haast potsierlijk. Nu hij het tarief
niet langer aan de invaliditeitswet kan binden, knoop(t
hij z.ch zelf an,n zijn tarief op. Komt het tarief niet
tot stand in... 1914, dan zult gij mij ook niet lan
ger hier zien zoo snoeft hij. waarbij de bescheiden
heid hem blijkbaar belet, uit te spreken, of men de
tarief wet zal hebben te aanvaarden, om het kostbar©
goed, dat Kolkman heet. niet te verliezen, of dat
men, juist omgekeerd, om der wille van het 'tarief zijn
verdediger op den koop toe zal hebben te nemen
Hoe het zij, een ieder zal willen erkennen, dat het
perspectief, door den minister geopend, verre var*
schitterend is. Wat hebben wij aan de verzekering
dat als de tariefwet er in 1914 niet komt, wij ook
minister Kolkman zullen, moeten missen? De volks
mond heeft er eene uitdrukking voor: Kale bluf
Raken daarmee 's lands financiën, die dreigen hope^
loos in het honderd te worden gestuurd, weer op
streek? Het had zeker van meer kracht en verant
woordelijkheidsbesef getuigd, indien de minister d©
oonsequentiën van zijn, finamciëel beleid had aanvaard
met de verzekering, da|t. mocht de tariefwet er niet
komen, niettemin, de bij de invaliditeitswet getrok
ken wissel zou worden geaccepteerd, en de minister
dus op andere manier 's lands schatkist uit den brand
zoude helpen. Iu stee daarvan voorspelt de minis
ter zijn vlucht. Hij zal het hazenpad kiezen, om ee.u
waardig slot te maken aan zijn financiëele politiek.
Prachtig vooruitzicht: de curator fn het faillissement
moet dan maar zien, of er nog wat te redden valt.
Een treurig eind. Men mag waarlijk! wenscheu, dat
dezen opcentenheffer de gelegenheid zal worden ge
boden, om zich met meer eer uit het strijdperk te
rug te trekken. Deze politiek, die haar hoogtepunt
vindt in beloften, verschuiving van wat noodzakelijk
heet naar de toekomst; die het handelen nalaat, om
zich op verwachtingen te ruste te loggen; die in Sep
tember eene begroeting sluitend maakt met belastin
gen. waar men begin Maart weer van. afziet; deze po
litiek, die niets nalaat dan een kjappij! in de lucht,
welke drie miljoen kost om het oog van Duija
en de kiezers te bekoren en opcenten, tot verve
lens toe opcenten op den bodem van oefn ledrige schat
kist zijn wij hartgrondig moe. Wie. trouwens, zou
hiter nog kunnen verdedigen, nu d© minister zelf fi
asco heeft moeten belijden?
Een vraag tot besluit, die feitelijk' buiten het fi
nancieel beleid van de regeering staat maar die wij
toch niet achter mogen, houden. De regoering heeft
thaus de afwerking van haar financiëele luchtkastee-
len naar 1914 verschoven. Hebt gij erop gelet, dat dus
reeds nu de aanihangig gemaakte voorstellen lot
grondwetsherziening in het tweede gelid zijn gesteld?
DE HEER JHR. Mr. p. VAN FORKEST EN DE
STAATSPENSIONNEERING.
Daar er blijkens een verslag van de vergadering
der Federatie Behagen, van den Bond voor Staatspen-
sionneering aan schijnt te worden getwijfeld of de
candidaat der Vrijzinnigen voor de aanstaande ver
kiezingen, ons tegenwoordig Kamerlid de heer Jhr.
Mr. P. van Foreest, bereid zal worden gevonden mee
te werken tot de invoering van Staatspensionnee-
ring, meenen wij te moeten berinneren aan een be
richt, voorkomende in het nummer van 16 December
11., waarin wordt medegedeeld, dat de heer Van Fo
reest aan de Vrijzinnig-Democratische Kies vereent -
ging „Vooruitgang!" schriftelijk heeft verklaard:
„zich gaarne te verbinden, om onder alle omstan
digheden er toe mede te werken, om alle in het coj>-
centratie-program uitgesproken denkbeelden tot ver
wezenlijking te brengen."
En dat in het ooncentratie-program de volgende
zinsnede voorkomt, dia op dit punt geen twijfel over
laat:
„In de behoeften ontstaan door ouderdom moet
voorzien worden door uitkeeringen uit de staats
kas onverschillig of de behoeftigen al dan niet
tot de loonarbeiders behooren. Verzekering van uit
keeringen boven bet minimum, dat aan be-
hoeftigen wordt verstrekt, dient vaat staatswege be
vorderd en geldelijk gesteund te worden."
Het Bestuur der Vrijzinnig-Democrati
sche Kiesvereeniging.
Schagen, 5 Maart, 1913.
De spatiëeringen zijd door ons aangebracht.