t Kiekjes uit de Hoofdstad. Pells leeft ea heeft het goed. JICHT. Zaterdag 29 Maart 1913. 56e Jaargang. No. 5238. VIERDE BLAD. op den rug en, droegen eene soort van unjLf (e echter zoo gehavend en bestoven was, dat men let meer kon zien waaruit zij gemaakt was. Twee gingen voorop. Die waren jong en hadden vardeloozo gezichten en lang glad haar, dat bij dien men heel witblond was. De derde, die aebter liep, as ouder en donkerder, droeg kort haar en •ooten snorrebaard, bad een lange sabel op zijde en |n pistool in den gordel. Den linkerarm droeg hij een verband. Toen iet drietal de hoeve naderde, sprong de oude- i' man vooruit, maakte het liek open; trok do sa- h en marcheerde in stramme houding tot midden i het erf. Hier kommandeerde hij halt, dat het zoo .verde, wierp een grimmigen blik achter zich en <VU- ïette 'twee paar schuchtere oogen, die bedeesd /tus- üen de gebouwen rondkeken. Het was juist op het middag-schaftuur en dus heel il op de hoeve. In het zonnewaas tusschen de vele de huizen hing een fijne geur van versch gedroogd Nu moet ik vooraf zeggen; dat dit or ongeveer honderd jaren. Waarschijnlijk zag het i dus in die streek ©enigszins anders uit, dan nu. 1 rivier stroomde destijds even breed en blank door t dal, als beden; maar de gladde straatweg was er b nog niet enkel een smal pad, dat berg op •g af van de eene hoeve naar de andere liep, met kken aan in- en uitgang. Het oude hoofdgebouw Stenseth staat ook. nu nog even muurvast alshon- •d jaar geleden; maar er is een nieuw, witgekalkt onhuis bijgebouwd, en de stallen en schuren, die Wijds alle op zichzelf stonden, zijn onder een dajc teenigd. Kortom, het gansohe gedoe is opgeknapt en t men noemt gemoderniseerd. Op hel oogenblik dat het drietal zoo halt maakte, ton er een hond binnen in de gang te blaffen, en hoofd van een jongen kwam om de half open ir van de houtschuur te voorschijn gluren. Het ver ben echter weer, zoo gauw alsof het zich had Wand. bat hoofd was van Per, den zoon van dien boer op Letb.. Hij was elf jaar oud. Cr bestond overigens wel reden toe, dat Per zijn lid zoo gauw weer terugtrok. Hij had namelijk 'bezoek verwacht, maar eerst over ecmge dagen inderdaad op een heel andere manier. [ene week geleden was er van den gencraal-kwar- meester denzcLfden, die in den vorigen herfst ziin flevolfl eens op Stenseth in nachtkwairUeir gen had een ijlbode in het dal gekomen met [bevel aan den boer om zich gereed to houdetn liet inkwartieren van Zweedsche krijgsgevangenen. anderen was bevel gegeven lot het leveren van land aan het leger. Naar Stenseth zouden krijg»- Angenen komen, omdat Stenseth vroeger reeds een ïd en andere benoodigdheden opgebracht had. bode had ook brieven meegebracht van hen bii 't leger waren. Onder dezien was ook Per s ilij sclireef dat 't hein goed ging. Met Zweden I hij tot dusver nog niet slaags' gewepst maai mondkost werd schraal. Onlangs hadden zij, twuv hian sterk, op veldwacht gestaan, drie dagen en TVcn aan één stuk, en den laats ten dag hadden zij I brok eten onder den neus gezien. Daarop had ji elk een paar maten haver gekregen. Die had- zij met groote stejenen wat klein gewTeven fiinmalen was het nu juist niet geweest en meel hadden zij met water tot oen paar groote lPQn bijeengekneed. daarna vuur aangemaakt en klompen er op gelegd. Maar zij hadden enkel den cr Van genotenwant op hetzelfde oogenblik er alarm geblazen en toen zij terugkwamen, het heel© baksel verkoold geweest, oen Per s vader dit gelezen had, krabde hij zich •r het oor. en liep een poosje in gedachten hectn weer. Daarop zeide hij plotseling„Zij deugen diets, als zij honger moeten lijden En vervol gingen hij en moe>der in den kelder en pakten lei eetwaren op een paard. Hij wilde daarmee ivaarts naar de grens trekken, opdat de mens enen "ine gemeente zich tenminste eens behoorlijk den yol zouden kunnen eten. Het paard wilde hij aan jeneraal-kwartiermeesler laten, zeide hij, want die mem den vorigen herfst gezegd dat er ook gebrek i paarden was. en volgenden dag was er veel gepraat over do den die naar Stenseth zouden komen: hoe oi- jwcl'ijk en gevaarlijk die waren, en hoe erg bet dat de boer nu juist van huis moest wezen. De len durfden niet meer alleen in den zomers tal ia pen. En met al zijn vragen kon Per niet uit I moeder krijgen, wat er nu eigenlijk met die Is begonnen moest wordenof hij en Knut Schmied, feeknecht, hen in de houtschuur sluiten en met t's buks neerschieten zouden, zooals hot jn den hi tijd met de Schotten was gebeurd dan wel, ij ben buiten aan een boom zouden binden en Kudig laten verhongeren. Knut geloofde namelijk zij met op den rug geknevelde handen en groote én hoeion aan de voeten zouden aankomenen ham zich voor, aan de houtschuur eene deur feen stevige pendel te maken, zoodat do ko- niet zouden kunnen probeeren te ontsnappen. Vei- LN'-dvo ook had hij zijn eigen en lei s (hak- Ces lep en en een vossenklcm geolied, om die bui- Pooi do deur te plaatsen, wanneer hii en Per de daar waren ziji nu reeds en niet un boeien! En I^r stond in da open houtschuur lipton niet eens moer in het huis komen!... GeLuk- Tas er onder den eenen muur van do schuur een njct groot genoeg dat hij er nog doorheen kon) m 'rttkto zijn bijl, kroop naar buitan en vluchtte C Sar eene andere schuur, waar een grendel op ur was. Hier bleef hij staan en hield door een de deur uitkijk. drio waren nog blijvern staan waar zij halt go- "V\ hadden. Per zag hoe er in het huis eene alg^ i' Je opschudding ontstond. De meiden keken uit Wters en deinsden verschrikt terug; en guids «-jen Knut Schmied en de stalknechts uit de knech- kier- en een stak er een arm uit en raapto •il óp die daar lag; en daarop wprd de deur Km eten. nlsoi de baarlijke duivel los was. duurde zoo eene heele poos, en Per stond met tidcn te wachten op dp dingen dia komen zou- l blijk zag hij zijne moeder op de stoep kranen HalleenEn zag hij goedr .had zij are Zondagsche muts op, net alsof zij vooi- Wisten to ontvangen en in het huis te noodigen Daar ging zij langzaam naar het (Jnelal toe, hoorde haar zeggen: boer is niet thuis. Ik ban diö vrouw, kerel die halt gecommandeerd had, groette met k en haalde een papier te voorschijn. Bevel V eene raai-kwartiermeester om voor twee krujp- hitm kwartier in Ie ruimen en hunne behoorlijke fin* te betuigen. i I', zeide de boerin ..dat is zijn zegel. Ik zal er onder zetten."' De snorrebaard draaide zich mi naar de andere twee om en snauwde, Iprwijl hij de sabel opstak„,Van nu af hebben jullie de vrouw hier to gehoorzamen, en degenen, die zij over je zetten zal." De moeder ging nu naar het tweetal toe en gaf elk hunner de hand, waarbij zij zeide: „Welkom op StensethI" En verder: „Komt nu binnen en eet wat. Je zult wel moe en hongerig zijn.' De beide jonge kerels keken alsof zij 't in Keulen hooixlen donderen. Maar Per zag dat dien ééne, den wit-blonde. do tranen over de wangen rolden. De man met de sabel moest hun eerst nog toesproken, voor zij eindelijk begrepen dat zij mee in het liuiB moch ten komen. Zoodra zij er goed en wel binnen waren, kwam Per uit de schuur aangeslopen, en Knutt Schmied en de paardenknecht kwamen desgelijks uit de knech tenkamer. Zij droegen nog steeds hunne bijlen, liepei op de teenen en praatten heel zacht. Knut begreep er geen steek van! Zulke lui in het huis te nooden, alsof het voorname gasten waren! De éene, met de sabel, was een Noor en bovendien sergeant. Dat was wat anders. Maar die twee Zwe den! D© boerin wist blijkbaar heelemaal niet wat zij deed! Dat kon gevaarlijk worden. Er moest in elk geval bij de deur worden gewaakt. Zoo aanstonds zou er wel bevel komen om aan te rukken en de kerels te pakken en te knevelen,. Ook buiten op het erf werd de zaak levendig be sproken, en de verbazing werd al grooter en gToo- ter, naar geiang de meiden in en uit liepen en ver telden. Toen zij bang waren geweest om binnen te komen en de tafel te dekken, bad moeder Stenseth tot haar gezegd: „Jullie domme ganzen! Dat zijn toch net zoo goed menseheu ajs wij." En wat de boerin, voor hen had opgediecht! Het beste in bet huis.' En wat die aten ook die sergeant alsof zij in, geen acht dagen een brok over hunne lippen, hadden gehad. En de jongste kerel at totdat hij aan de tafel insliep! Toen er echter eene naar buiten kwam en vertelde dat de boerin boven in de slaapkamer voor hen bei den bedden had laten spreiden en hun schoone hem den van haren man gegeven had en tot hen bad ge zegd, dat zjj naar boven konden gaan en zoo lang slapen als zij lust hadden, toen werd Knut aóo woedend, dat bij zijn bijl neersmeet en vierkant het erf verliei. Voor Per werd het een lange dag. Van de twee Zweden kreeg hij niets meer te zien. Laat in den avond echter stond de sergeant op, redeneerde lang met de boerin en trok toen af, om over eenige da gen op den terugweg nog eens aan te komen. Per moest dus nu zelf gaan slapen, zonder met zijn bijl iets te hebben uitgericht. Het was ook ongeloo- felijk ,wat die kerels slapen konden! Ais zij maar niet. er op loerden om het heele huishouden te vermoorden en dan bet hazenpad te kiezen! Maar moeder verzekerde hem dat daar geen gevaar voor was. Hij kreeg dus niet eens verlof om Knut te halen en 'u nachts op te blijven. Voor ajle zeker heid eehtei ram hij zijn, bijl mee naar bed. Toen hij den volgenden cohtend ontwaakte, hoorde hij buiten iemand neuriën in eene taal, die hij niet verstond. Hij leeek naar buiten. Daar stond de éene Zweed, de grootste van de twee, die niet zoo heel witblond was, in witte bemidsmoai- wen vaders hemd en haalde voor de wasöh- meld water uit den put. Hij zong zijn deuntje en de meld la,cbte er bij! Per kleedde zich gauw aan, nam de bijl en ging de trap af. De Zweed kwam naar hem toe, groette heel bele fd en vroeg of hij de zoon des huizes was. Hij praatte zóo druk, dat Per niet wist wat er alles op te antwoorden. Eindelijk vroeg hem de Zjweed of hij hem niet een bijl bezorgen kion„ wan,t hij wil de gaarne wat hout hakken, om toch iets terug te doen voor het „kolossaal goede eten", dat boerin en baar zoon hen: opschepten. Per vond d't wel wat bedenkelijk ja, gevaar lijk zelfs. Maar hij wilde niet doen alsof hij bang was. „Je kunt voorloopig deze hier nemen," zeide hij en gaf den man zijn bijl. De Zweed dankte, draajlde zich om en ging naar de houtschuur. Per sloop hem na en keek naar binnen, en, waarachtig, die kon hout hakken zoo goed als de beste! Per kwam nu al nader, en de Zweed lachte en babbelde en ver telde, en het duurde niet langer dan tot het ontbijt, of Per was er van overtuigd, dat er in Zweden net zoo goede menschen waren als in Noorwegen in elk geval net zoo onderhoudend: Hij begon nu naar den anderen krijgsgevangene uit te kijken, den witblonde. Ede zat buiten op het heu veltje achter het erf, met de ellebogen op de knieën en het gezicht op de handen, en staarde over de ri- vit-r. Zoo bad hij den ganschen dag al gezeten. En zoo zat hij ook verder nog vele dagen. Hij kwam altoos stil naar binnen, wianneer hij aan het eten ge roepen werd, eprak geen woord en ging evenzoo stil weer buiten. Eerst trachtten de anderen met hem een praatje aan te knoopen; maar hij deed dan alsof hij er niets van verstond. Dus lieten ze hem verder on gemoeid. l>e «ndere, die, naar zij al spoedig te weten kwamen. Kalle heette, was al heel gauw met iedereen goede maatjes, en met hem hadden ze aldoor pret en vrooljjkhedd. Maar ook hij liet zich met zijnen kameraad niet verder in. „Die Pelle is altoos met het verkeerde been uit bed gestapt." zeide hij. Hoe meer tijd er nu overheen ging, des te meer dacht Per o\er Pelle na. Dikwijls zocht hij in,diens nabijheid werk op en kwam zoo zoetjesaan in zijne buurt. En op zekeren dag kwam hij hem zoo na, dat hij kon zien hoe Pelle za,t te weenen. Toen vatte hij moed en vroeg: „Zeg eens waarom huil je zoo?" Pelle keek op. „Omdat ik niet schrijven kan en ook geen boodschap sturen." Pelle had namelijk heimwee zóo schrikkelijk, dat hij heel riet aan iets anders denken kon. Hot was hem ineens op het lijf gevallen, juist toen hij de hoeve betreden en den hoofgeur geroken had, net als bij hem thuis. Zoolang hij te. velde gestaan en zoo veel gebrek geleden had, was het niet zoo erg met hem geweest. Maar toen had hij o,ok telkens, wan neer een van de kameraden, naar huis ging, aan zijnie moeder een stuk hout kunnen zenden, waarin hij een kruis gesneden had. Dat kruis beteekende: „Pelle leeft en heeft 't goed." Nu echter moest zijne moe der, die thuis met een hoop jonge kinderen opge scheept zat en honger leed, wel denken dat hij dood was en. nooit meer zou terugkomen. Dit greep Per verbazend in zijn hart. Nog nooit tevoren was hem ingevallen, dat een Zweed ook een moeder en era thuis kon hebben, net als hij zelf. „Ik kan schrijven", zeide hij. Hij ging in het huis, vertelde aan zijne moeder de gansche geschiedenis, en verklaarde dat hij schrijve» wou. Zijne moeder vond dit vergeefschet moeite; wajnit het zou wel eene onmogelijkheid blijken, in dezen, oorlogstijd een brief heel den langen weg naar Zwe den te doen gaan. Niettemin riep zij Pelle bij zich in de kamer en praatte lang met hem alleen. Per zag dat hare oogen glinsterden, toen eindelijk dit gesprek afgoloopen was. Zij zeide hem dat hij toch wel schrij- ven kon, als hij wilde. Misschien zou de brief toch wel bezorgd kunnen wordejn, Daarop gelukte het hem inderdaad, de volgende woorden cp een stuk papier te smeren: „Pelle leeft en heeft 't goed." Op den buitenkant schreef hij zoo eenigermate leesbaar het adres waar de brief heen moest, en moe der Stenseth zette baar naamteeken er op. Toen de sergeant, die de krijgsgevangenen gebracht had, weer terugkwam, gaf de boerin hem den brief mee en verzocht hem dien aan den generaal-kwartier- meester af te leveren, hem haar naamteeken te too- nea hetzelfde dat indertijd onder de quitantie ston< en hem uit haren naam te verzoeken, den brief in de handen van een Zweedschen officier te doen komen Van dien dag af hoorden zij Pelle somwijlen zin- i :enl en gen, en van nu af begon hij ook aan het werk op do bo-fderij deel te nemen. Do zomer ging op Stenseth zijn gewonen gang. De bo t was reeds sinds langen tijd weer thuisgekomen, en Knut Schmied had, daar de beide Zweden zoo hard werkten, weken lang rondgelulerd en met de honden over elkaar kunnen zitten. Later in den herfst kwam de boodschap, dat er een wapenstilstand was gesloten en dat de gevangenen zouden uitgewisseld worden. Spoedig dus kon men den sergeant verwachten, die de beide Zweden zou ko men halen. Daar was het alsof' Kalle en Pelle opeens hunne rollen hadden omgeruild. Pelle werd zoo vroolijk. dat hij den ganschen dag lachte. Daarentegen liet Kajle zijn hoofd hangen en zong geen enkel deuntje meer. Op een goeden morgen kwam hij met boer Stenseth spreken. Hij was 't met de wascJimeid eens geworden, zeide hij, en vroeg of hij mociht blijven. Wel zeker! Maar hij was nu eenmaal krijgsgevan gene en moest dus uitgeleverd wordenOf daar nu geen mouw aan te passen was?... Nu, na veel vijven en zessen was het einde van het lied, dat Kalle trouwde met de waschmeid en als va^te knecht op op ile Stenseth hoeve gebleven is. Pelle daarentegen marcheerde met den sergeant naar de grens, en toen hij het hek uit ging, den weg op, lachte hij zoo, dat zijn mond openstond van het eene oor tot het andere. Vele jaren later kwam er op een avond in het voorjaar een paardenkooper uit het buitenland op de Stenseth-hoeve aan. Hij was, zoo vertelde bij ,op deGrunset^nmarkt geweest en had paarden verkocht naar Zweden. Daar hij' zijn ganschen troep opeens van de hand gezet had, moest hij met de paarden meegaan en ze op een plaats in de nabijheid van Falun afleveren. Hij bracht 'n wonderlijken groet mee terug. Op een avond hadden zij in een gehucht rust gehouden, en toen was er eene oude vrouw gekomen en had gevraagd of er onder hen altemet ook een Noor was. Toen zij daarop een bevestigend antwoord kreeg, had zij den man mee in haar huis genomen en hem gevraagd of hij ook eene hoeve met name Stenseth kende, en of de boerin daar nog in leven was. Ook daarop klonk het antwoord: ja. Nu nam zij eene lijst van den wand, en daarin was achter glas een papier, waarop stond: Pelle leeft en heeft 't goed. En daarna had zij gezegd: „Nu wil ik ju verzoeken, de vrouw van mij te groeten, en ook den kleinen jongen, en hun te zeg gen dat Pelle leeft en 't goed heeft, en dat 't eene Zweedsche vrouw is, die dit zegt. Dan zullen ze de boodschap wel begrijpen." Den kleinen jongen. Per Stenseth, heb ik zelf ge kend. Hij was tachtig jaar oud en las nog zonder bril. Op de bank voor het nieuwe witte huis heeft hij zelf mij deze geschiedenis verteld. N. R. Ct. 402de Staatsloterij. lste KLASSE, 2de TREKKING. HOOGE PRIJZEN, f 20000: 19389. f 5000: :JS50. f 3 500: SS 68. f 1000' r.409 3 9152. f 400: 569 6316. I 200: 1435 15467 f 100: 360 3G25 4572 4181 8680 15393 15643 18 9 Gu- Pi-ijzen van f 20. 13 2829 5442 855 0 11316 1 401 Ji 1 R311 00 33 5 458 55G 332 85 320 59 887 470 559 356 92 335 69 932 531 £85 403 101 386 104 3016 553 592 427 131 452 149 26 593 667 440 141 472 223 80 613 733 479 159 506 247 97 641 735 516 165 520 257 "110 651 789 531 167 534 264 176 663 793 578 177 552 285 194 681 800 597 363 553 2U4 236 791 847 654 371 583 359 244 84? 877 711 374 609 378 266 888 95 4 758 378 611 405 340 900 9S9 773 409 636 424 342 922 9028 801 417 703 •133 354 998 37 848 435 713 435 364 6010 47 882 441 731 436 419 26 82 896 444 749 444 438 128 110 909 449 781 449 440 13C 118 933 455 835 433 533 141 122 942 491 848 4J9 541 218 326 986 501 849 501 561 233 167 12007 504 877 573 582 252 178 23 526 878 580 746 281 216 118 541 879 5)3 752 312 270 177 562 885 626 761 375 341 251 571 904 64S 783 417 3S4 301 626 972 697 804 451 440 307 711 977 702 866 465 447 357 718 979 731 893 486 456 359 719 17002 748 895 489 526 367 776 17 770 4000 561 570 379 803 23 815 33 568 577 457 846 38 839 39 574 631 460 858 54 860 62 602 674 467 859 82 877 79 6Gt> 082 524 899 92 889 138 C68 694 526 902 124 890 140 678 750 560 916 199 0 LI 222 688 757 569 925 202 914 238 727 793 596 950 215 952 £63 760 S60 600 15054 236 974 298 76L 873 604 66 238 983 319 77 G 622 690 135 284 1005 332 77 l 10C0O 700 201 319 96 339 811 36 821 210 346 102 345 840 49 838 215 365 107 361 875 55 842 226 368 108 367 881 60 843 252 403 135 411 952 238 - 893 328 444 144 416 97» 251 903 353 450 154 424 7037 £83 928 364 457 230 496 3S 2S7 956 377 462 319 C06 42 319 1301-2 441 493 465 555 f.7 3G5 20 495 508 509 575 166 383 22 509 511 549 605 229 413 57 525 533 553 606 23» 414 84 533 543 574 639 260 444 88 547 555 745 664 406 458 133 5-58 562 836 666 463 469 125 571 5S1 886 684 510 477 157 579 695 900 685 553 496 183 597 614 921 690 601 509 194 655 645 931 734 620 533 241 672 700 965 741 628 537 244 701 713 2034 747 633 580 311 709 732 41 759 664 616 377 805 760 65 7 65 681 637 390 867 779 69 801 815 649 404 S81 854 91 S17 820 667 428 882 865 119 834 835 679 477 894 900 135 910 915 685 489 897 907 140 966 958 814 491 902 916 157 968 974 840 522 903 919 209 5001 8025 843 523 911 923 224 27 55 847 605 917 989 275 43 149 869 625 934 995 276 71 212 873 655 945 1S071 357 77 220 977 669 957 113 422 167 256 11018 674 959 164 423 16S 262 45 680 967 197 459 176 265 167 691 16021 215 526 185 307 201 *731 37 277 562 210 320 204 744 53 280 871 624 213 385 223 773 61 290 891 643 278 390 246 802 140 310 931 684 362 422 283 828 154 316 961 729 372 445 292 860 275 319 746 386 451 309 943 284 349 805 394 548 311 970 309 392 Mooi Nederland nadert weer zijn gelukkigen bruids tijd met bloemengeur en rozenweclde. Maar do lief lijke vredesengel zwaait zijn palmtak niet. In stad en land worden wapenen gesmeed voor den politieleen strijd, die het hoogfeest der natuur onmeodoogend komt verstoren. Ons kleine vaderland wordt over stroomd door partijen op politiek gebied, die weldra^ zullen gaan uitvochten, wie na den grooten verkiezlngc strijd Mooi Nederland zullen besturen. De coalitie van rechts of die ter linkerzijde? Daar hangt nog een sluier over het, antwoord, en geen mensehenhand is in staat hem op te heffen. Een raden op lossen grond zou onzinnig zijn. WO kunnen slechts wenschen en verhopen. Welnu: Heeft de Christelijke coalitie onder Kuyper en Heemskerk aan onze verwachtingen beantwoord» gaf het ministerie De Meester, wat mooi Nederland er van verwachtte? Onze Tweede-Kamerzittingen in het laatste dozijn jaren gaven antwoord op deze vragen. Er wordt veel gepraat op het Binnenhof, vee| meer dan batig is. Want woorden alleen; hoe kern achtig en pittig ook, bevorderen ons welzijn, niet. Wan neer de daad niet op het woord volgt, zijn de woorde» ij del. En* ijdele woorden doen slechts tijd verbeuzelen! Onder de honderd afgevaardigden, die mooi Neder land representeeren, zijn slechts een klein getal vafl sprekers, en al vergen onder hen ook niet allen het) uiterste van ons geduld, als b.v. Duys en Ter Laan, toch helpen de meeaten hunner, met een vlijt, dio eene betere zaak waardig is, den ko6telijken parlemen tairen tijd op onvergeeflijke wijze verknoeien. Schuilt de fout soms in het feit, dat de meeflt» woordvoerders in ons Parlement liefst zich-zelven zoe ken? Dat zelf-apotheose aan hunno woorden niet vreemd is? Dat te vaak helaas! een vroom etiket i» Christelijken zin slechts tot strekking heeft, om het Christelijke Nederland in de oogen zand te strooien? Dat verontwaardigingskreten aan het adres der kapi talisten en honigzoete woordekens, geadresseerd aafl de profeten, slechts sluw bedachte middelen zijn, om zich-zelven te verheffen? 't Zijn slechts vragen, die wij stellen. Maar als men nagaat, hoe er gestreden wordt, hoe er wordt gewor steld en getobd, gezwoegd en gezweet (sit venia ver- ho), om onder lclatergouden leuzen aan weerszijde^ een, coalitie in het veld te roepen, dan, dunkt ons, il het toch niet moeilijk, deze vragen te beantwoorden. De ondervinding heeft geleerd, wat men, onder coa-. litie heeft te verstaan.. Geen vriendenhond, die een drachtig samenwerkt voor Mooi Nederland's heil!. G©en patriottische armee, die het Vaderland dient! Geen banier, die eendracht in haar wapen voert! Nee» verlangen naar macht en eigenbaat. In de geleerde wereld wordt wel eens gezegd, dat d< wetgevende vertegenwoordiging, zooals zij op heden is, haar tijd heeft gehad. Zij is verbasterd en ontaard. Daar knaagt een worm aan hare ziel, diie haar be derft en schendt, de vrucht va,n eerzucht en politio- ken, drift. Overdrijven wij of niet? Wordt niet jaarlijks de hartstocht in de Staatkun dige partiien wordt ij iet meer en meer het ware belang van Mooi Nederland voorbijgezien? Worden rust ela welvaart niet aan zelf-apotheose en eigenbaat opgeofferd? Wordt op rechtheid niet verbannen en leugentaal niet gehul digd? Arm Nederland! mogen wij wel uitroepen. Hoe vriendelijk uwe velden in den a.s. zomer geu ren, welk een bontheid van kleuren gij. in den gloed der zou vertoont, hoe grootsch uwe stranden en dui nen weer zijn, hoe welig uwe akkers en bosschen tie ren... gij zult gefolterd en verontrust worden door uw eigen kroost, dat verdeeld tegen zich-zelven. al is het zonder zwaard, een hardnekkigen strijd op leven en dood gaat voeren. Het kleine Nederland is wel altijd een tooneel van partijtwist geweest, maar sedert het socialisme meer veld wint en dy. Abraham Kuyper aan de antithese leven schonk, is die partijtwist geworden tot een hoogst-ernstig gevaar. Wij plegen, in 'n verkiezingsstrijd, onwillekeurig to denken aan ons Amstelveld, waar Cacadorus en con sorten in gloeieu.de taal hunne koopwaren aanprijzen. Houderden scharen zich om hunne tafeltjes, luisteren in spanning naar de markttaal, die ze in schat van woerden uitkraaLen, laten zich vangen door reclajnt- geschreeuw, en... na afloop van de markt lachen de markt-specialiteiten in hun vuist, als ze hun welgovul- den geldbuidel vol behagen, natellen. Gaat het niet evenzoo in den verkiezingsstrijd? Wordt ook daar niet geschermd met holle frazen en marktgeschreeuw, om goed-geioofschen om den tuin, t« leiden en in een net te verstrikken? Wij herhalen: Arm Nederland: En een oprechte wensch welt uit ons hart, voor hot welzijn van ons Vaderland, dat de tijd niet moge verre zijn, waarin op eervoller wijze op het politieke slag veld voor de victorie wordt gestreden. Ods kiekje van heden geeft een niet te fraai beeld van Mooi Nederland. Wij zullen een volgend maal een kijkje nemen op minder onvriendelijk terrein, om al te pessimistische gevoelens bij onzen lezers weg to nemen. Drs. H. S. Rmlsmeia Jicht, gewoonlijk beschouwd als het uitvloeisel van een zwaar leven, vindt dikwijls liaar onmiddellijke oorzaak in hel urinezuur, hetwelk door do \erzwak:o nieren en blaas niet uit hel lichaam wordt afgovuerd. liet kan zich als een onoplosbare stof in do gewrich ten nestelen en wel dikwijls in die van den grooten toen. Ongelukkigerwijze gaan aan deze kwaal niet al tijd waarschuwende verschijnselen vooraf, zooals rug pijn. slechte spijsvertering, roodgekleurde urine met een bezinksel gelijkend op stof van baksteen, geneigd heid tot buikloop of verstopping, hoofdpijn. Gewoonlijk komt de crisis des nachts, de paliënt on dervindt dan een onhoudbare pijn in den grooten teen, pijn als van een hevigon boet, gloeiend. Deze crisis kun overslaan op het hart enz. en zeer gevaarlijk worden. Het is daarom noodzakelijk bij optreden van ver schijnselen als de bovengenoemde om onmiddellijk in te grijpen teneinde ge\aurlijke gevolgen te vermijden. Fosters Rugpijn Nieren Pillen herstellen de gezond heid en kraetit der nieren en blaas, zoodat het urine zuur geregeld wordt verwijderd en verhinderd wordt, dat het kristalliseert en onoplosbaar wordt. Te behifcw) TerkiQfbaar bï J. Fotg»r», IfoltBKtrut C14. T<e- xrrdiBg frcrco ra eet- van poetwietc! af 1.75 voor tin, of f 10-— vcor zee doc-zen. iiKtt de eehte Foeter1» Rug. pijn Nieren Pillen, weigert elke .'cos, die ni«l weerzier is tsd revtrfctsaró btrdehictrk -.25.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1913 | | pagina 13