De eerste de beste. Voor Dammers. M 'm 'w m wk m m m m m m m^m m m M U 9 9 9 Zaterd^ 3 Mei 1913.^ 56e Jaargang. No. 5257. DERDE BLAD. damzet. In (het werk van Manoury komt de volgende mooie damzet voor: 'Stand wit, 20 schijven op: 25, 27, 28, 31 tot 36, 38 tot 43. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 45. 40. Wit35 tot 50. Zwart: 24 24. 19. a 25 14. 34 25. 32 14. 38 27. 25 14. 14 23. 40—34. 48—42. 39—33. 45 34, verliest 30. 19 30. 14 23. 10 19. 23—28. 21 32. 9 20. 13—19. 18 :47. 47 20. 20 47. 47 -10. 'een schijf. 1 jj§ B B '1 SS Jü B vEm 1 JÉ pgl li B 1 SI Ég jü BB 1P Si WÊÜ «I B B M_ .Wit. i Stand zwart, 15 schijven op6 tot 10, 12, 13. 15, 16, 18. .19. 21, 23 26, 29. Stand wit, 13 schijven op25, 27, 28. 32, 35 tol 38, 42. 43, 15, 48 en 50. Een gewone stelling, waarin wit aan zet is. Deze speelde op een damzet, want met 2 schijven minder, bestond er weinig kans op remise. Wit27-22. Zwart18 27. 37-31. 26 37. 42 22. 12-18. Begeerig om een 3de schijf le winnen. Wit: 35—30. Zwart: 18 27. 27 18. 23 32. 21 32. 29 20. 28—22. 32—28. 38 27. 30—24, 25 5! Een verrassende zei, waardoor wit de partij won. PARTIJ-STUDIE, van den heer L. Dantbi un, Parijs. 1!. Wit: 32—28. Zwart 18—23. 2 38—32. 12—18. 3i 42—38. "y 7—12. 4. 47—42. 20—24. 5. 34—30. 14—20. 6. 30—25. 10—14. 7. 40—34. 1— 7. 8. 44—40. 17—21. 9. 31—27. 4—10. 10. 37—31. Nu is zwart aan zei en voert een Uit. Stand na den lOdcn zet van wit. Zwartj H H m 11 8 3 B 111 Ëli _IÉi! ül m mm mm Wit. Stand zwart, 20 schijven op: 2, 3, 5 tot 16, 18 tot Anondissements Rechtbank te Alkmaar. Zitting van 'Dinsdag 29 April 1913. EEN BRUTAAIi STUKJE. De eerste beklaagden waren de 'jongelieden J. J. Kerner en J. Dolleman, de laatste nog slechts ,18 jaren oud, terwijl eerstgenoemde even ouder was. De jongelui, oorspronkelijk Amsterdammers, waren onlangs te Alkmaar in dienst gekomen bij den comestibleshan- delaar Bakker. Vóór hen was daar een ander in dienst geweest bij Bakker, een zekere mijnheer Hollemans, Hij kwam toevallig met de beide jongelui in kennis en raadde hen aan, om bij Bakker in dienst Ie treden, daar deze patroon toch niet zoo heel scherp- oplette en met eenig pverleg jheel goed te bedotten was. De héé- ren schenen, beiden wel ooren te "hebben naar de zoele lokstem van hun raadgever en ze maakten zeker in het oog van hum aanstaanden patroon ook geen slecht figuur, althans ze werden allebei in dienst ge nomen T Nu, dat was verbazend gezellig en van het door den heer Bakker gestelde vertrouwen verzuimden ze niet, in ruime mate misbruik te makenIn den loop der maand Maart werden met gezamenlijke krachten achtereenvolgens door hen uit de welvoorziene zaak gestolen: 18 zakjes koffie, 17 busjes sardines, 1 cer- felaatworsl, 1 blokworst. 1 gekookte ham, 2 ongekookte hammen, een paar muisjes rookvleesch, benevens een heele Leidsche kaas, een aardige verzameling, waar mee je nu niet zoo direct weg weel, zou je zoo zeggen. Maar de „handige'" jongelui wisten wel een adres waar ze het boeltje van de hand konden doen, want hoe smakelijk een en ander ook geacht mocht worden te zijn, ze konden toch niet alles op gaan eten. De heele geschiedenis werd dus netjes ingepakt in een paar kisten en in een fiiksche cartonnen doos, zoo goed mogelijk geadresseeid en per Alkmaar-Packet verzonden naar de le Jan van der Heijdenstraat, num mer zooveel. Als geadresseerde hadden ze opgegevén zekeren mijnheer Recker, doch dit was niet geheel juist, daar die bewoner van het zooveclste Jan van der Hejijden-perccel in kwestie eigenlijk Mars heette Deze zoon van Mars nu was wel getrouwd met een' juffrouw Boeker en bleek failliet 'geweest te zijn, wat niet gehomologeerd was, zoo dat hij niet al te best zaken kon doen.. Enfin de beide Iangvingerigen waren van 't zaakje af en zeker niet ontevreden dat de zaken zoo goed rolden. Maar Bakker mocht "dan als niet zoo Jieel oplettend zijn voorgesteld!... de jongelui hadden het echter nogal 'grof gemaakt en in .ieder geval, Ii'ij' Jvwain er achter dal ze hem te vlug af waren geweest. Hij nam de 1 Alkmaarsche politie in den arm, die hem vlug en met tact hielp. Agent Drost wist te Amsterdam' de ontvreemde goe deren op te sporen en in beslag te nemen, terwijl het mede niet heef 'lang meer duuide of de beide onbe trouwbare daders zaten in voorloopig arrest in het Alkmaarsche „Maison de Conservaticn' waaruit ze nu mei de schoonmaak te voorschijn "werden gehaald. De O. v. J. vond het eigenlijk een ultra 'biulaal stukje, om in dienst te treden bij iemand, met 'bel vooropgezette plan om hem te bestelen. Ook wilde hel Z.E.G. voorkomen, alsof monsieur Mars daarvan wel wal afwist., doch d!aar tegen dezen in dal opzicht geen voldoende bewijzen waren, kon daarop niet ver der worden ingegaan tegenover Mars. Tegen elk der beide beklaagden eischte de Officier tenslotte 4 maan den gevangenisstraf. Mr. Leerberg, verdediger, achtte de dagvaarding niet consuquent, wees er op, dat Hollemans als aanleiding tol het gebeurde mocht 'gelden en verzocht aan hel einde van zijn pleidooi clementie, vooral voer den jongsten beklaagde, Dolleman, die ziekelijk gesteld en nierlijder is. EEN ONBETROUWBAAR BESTELLER. De volgende beklaagde is Cornelis Snoevvang, een 18-jarig teïegra m bes teller t je uit Den Helder. Den 27steii Maart was hij werkzaam aldaar in een bijkantoor cler posterijen en bezig boven een bed op te maken van een ambtenaar, die der zoogenaamde buswachl had. Hij bemerkte bij! die gelegenheid! een openslaand luik en zag er kans toe, daardbor langs een trap af to dalen in lagere sferen. Hij kwam nu in 't postkantoor, waar hij een lessenaar aantrof en ineen Open lade daarvan bekoorden hem 43 centen, die hij daarin be merkte, zoodanig dat hij: die zich wederrechtelijk toe- Er waren eigenlijk "door den commies dor poste rijen Bloos daar 44 cents gedeponeerd, maar 1 cent Iiad Kees zeker niet bemerkt en in ieder geval met rust gelaten. Niettemin werd hij bij vermissing van de 43 cents niet met rust gelaten, doch met ijver vervolgd. Hij bekende heden het hem ten laste gelegde féiL De O. v. J. noemde het oen ernstig debet, al moge hel ontvreemde bedrag dan ook gering zijn. En Snoer- vang had niet noodig te stelen, zijn omstandigheden noopten er hem volstrekt niet toe. Maar .jeugdverlci- Alingen als daar zijn hebben zijne uitgaven wel le veel opgedreven. De O. v. J. eischte 4 maanden ge vangenisstraf tegen Snoervang. Mr. Stap, de verdediger, .verschilde in 'juridischci bedenkingen over het feit met het Oj>enl>. Ministerie <sn verzocht een kleinere straf voor zijn cliënt. De jongen zelf zei dat 'het geen opzet was geweest, doch dat hij door nieuwsgierigheid 'gedreven 'in hel lokaal was afgeklommen. VERZET TEGEN DE POLITIE. We kregen nu vier beklaagden aan één bos en wel Jan Zwart, Willem Sdiildcr, Theodorus Papo en Jo- hanncs Pasterkamp. Do beide iajatsten waren versche nen, de anderen niet. 't Zijn Heldeischen, .die yen 15den Maart j.1. in de stad hunner inwoning wat stevig 1 aan de wieg gestooten hadden en lustig 's heeren we gen langs laveerden maar een onmiskenbaren afkeer van de rechte lijn aan don dag legden. Zwart werd ten slotte opgepakt. Dit wekte echter de onverdeelde aandacht van de andere drie heeren, die niet beter meenden te kunnen doen, dan .zich niet thand en tand1 tegen het in bewaring nemen van hun makker en vriend te verzetten. De agenten Terpstra en Van der Wedden, die met het lollige zaakje bezig waren, konden daarbij hun pret best op. Eerstgenoemde verloor e(r een paar pan den bij en liep een been ontvelling op en 't werd1 ten slotte oen groole herrie, waarbijnatuurlijk ook de noodig'e nieuwsgierigen niet ontbraken. De O. v. J. eischte tegen elk der vier beklaagden, ee'n maand gevangenisstraf. I >1ERENMLSHAXDELIXG. Nn Was de beurt aan den 52-jaiïgen landbouwer J. A. Crommedan, een le Hippojytushoef op. Wielingen wonend nogal driftig persoontje. Hij was daar den 2den April j.1. bezig een schaap te vangen, waarhij het hem niet al te erg meeliep, zoodat zijn geduld hem spoedig begaf. Hij kon het "beestje niet gauw genoeg krijgen en toen hij hel dan eindelijk had, moest 'het arme dier er ongemakkelijk aan gelooven Crommedan sloeg het arme dier op kop en oogen, zoodat het bloedde en de oogen wa terden en haast dicht hepen. De veldwachter Brouwer zag juist het gevalletje en constateerde de mwe dierenmishandeling. Deze amb tenaar verbaliseerde Crommedan, die vandaag wel heel rat snaps had, maar toch van den O. v. J. kon hoo- ren, dat hel' ►.►an gemeen© "mishandeling was die hij Mark, luidde bet bescheid. Zoo. nou Je bent anders net zoo'n groot©als Van der MetJdent Die grove woorden schonk de aangesprokene hem niet. Maar hij wist den naam van 't Jonge mensch niet. doch die werd hem nog opgegeven door het meisje, dat dien avond het genoegen had, mot hem „uit" te zijn. Zoo kon Willem toch op de bon ko men en werd heden f 20 boete of 20 dagen hoch- tenis tegen hem geëlscht. OOK AL NIKT ZACHTHANDIG. Volgt Kees Vrouwe, een fabrieksarbeider ie Uit geest, die den 30sten Maart aldaar met vuisten, en een boender eenige ruiten wist kapot t© timmeren in een perceel van zekeren Bakker. Wegens vernie ling werd twee wekenj gevangenisstraf tegen Vrouwq gebiecht EILERS TOT SLOT. Tot slot stond H. J. Eilers uit Oegstgeest in hoo- ger beroep terecht van een kan ton rechterlijk vonnis, doch het gaf hem niet veel. daar de O. v. J. beves tiging van het gewezen vonnis requireerde. A.s. Dinsdag uitspraken. Feuilleton had gepleegd. Eischf 25 boete of 10 dagen hechtenis. EEN HARDE MOEDER. De 37-iarige Jantje Commandeur, echtgenoot© van Jacob Wijle te Alkmaar, een lang, bleek vrojjwtje, moest heden terechtstaan wegens misnandeling van haar 9-jarig stiefdochtertje Grietje Wijte. Het gezin Is wél voorzien van telgen. Hij had kinderen van zijn eerste vrouw, zij van haren eersten man en ook ih hun huwelijk zijn kinderen gekomen. Er is dus drieüdci soort. Allemaal krijgen van moeder Jantje wel eens „opslag'", maar de stiefkinderen krijgen toch het meest op erlui' kop. Den lSden Maart had Grietje Wijle tegen stief- maina gelogen en bleef weigeren de waaiheid te zeg gen. De harde moeder ontstak in toom en kneep en sloeg het kind en nam tenslotte zelfs de tang te baat tot verdere bewerking. De buurvrouwen hadden het kind wel hooren kreu nen en schreeuwen en ook het lawaai dat Jantje maakte was voor hen niet onopgemerkt gebleven, even min als de doffe slagen met de tang. Zulke toonce- len waren voor de buurvrouwen niet zoo heel zeld- zaam, daar Jantje overigens een beste huisvrouw, die correct voor alles zorgde, in de bestraffing der kin deren de grenzen ver le buiten ging. Dokter Conijn heeft bloeduits'.oi tuigen en nagelin- drukken bij het mishandelde meisje gecomslateei d, dat thans aan de ouderlijke macht is onttrokken en te Leiden in een geslicht is ondergebracht. Jantje viel flauw op de beschuldigdenbank en was niet hij le krijgen, zóodat ze op dit 'houten meubelstuk liggende, met man en macht de zaal werd uitgediagein naar de getuigehkamer, waar Doeter Conijn haar wist bij te brengen. De zitting werd geschorst totdat zij hersteld was en op een stoel mocht ze de verdere behandeling meemaken. Ze bekende en verklaarde driftig te zijn geworden, doch veel berouw te gevoelen. De O. v. J. vond gronden om haar 't jak be hoorlijk uit te vegen, doch wilde met het oog op het achterblijvend gezin haar maar niet de gevangenis in drukken en. eischte f 5 boete of 5 dagen, hech tenis. Beklaagde verklaarde zich dankbaar er voor dat ze zoo goed behandeld werd en, zal zich niet weer te buiten, gaan. We zullen 't hopen. EEN LASTIG HEER. Willem van Loenen van Betten was daar van 23 oi 24 Maart best lastig, en aan 't spektakel! maken. De rijksveldwachter v. d. Mark maande hem tot kalm te aan en toen beleedigde Wim dezen ambtejnaar door te zeggen: Ben jij Van der Meijden? Neen, van der Jt HOOFDSTUK 1. „Wat drommel ga heen, en haal wat mij betreft een ruiker rozen voor een kwartje,"m had mevrouw Fohrenback in een zeldzame opwelling van royaliteit .ot haar zoon Wildebald gezegd. En Wildiebald was gegaan om voor het verwachte bezoek het bloeien de welkom te ha,len, waarop zijn dichterlijke inval ziijn anders zoo spaarzame moeder had gelbracht. In devriendelijke logeerkamer boven stond me vrouw Mathillidie nu voor d© tafel, waarop het böu- quet zijn plaats zou vinden en wachtte ongeduldig op den terugkeer van; haar eenigen zoon. Waar of die duivelsche jongen, dan toch bleef? Anderhalf uur was hij minstens al weg en d'e tuinman woon de geen tien, minuten ver. Die jongen was beslist nergens voor te gebruiken. Scharrelde hij soms be neden in de woonkamer rond en had' het misschien, vergeten dat de ruiker hier hoven moest zijn? Mevrouw Mathaldie ging de trap af, haastig, ener giek,, maar toch in waardige houding. Zij duw de beneden de deur open e.n, riep dadelijk als eettii trompet in de met tabaksrook gevulde woonkamer: „Wildebald Wildebald! is die bengel dab werkelijk nog niet terug?" „Maar Mathilde!" klonk het zacht afkeurend ud|t -f den hoek waar de tabaksrook het dichtst was. „Ben gel...! De jongen gaat zijn twee-en-twinti'gst© jaar in." ir, Ja, God zij'geklaagd, hij gaat het in en, zijn bsenen worden, daarbij steeds langer en zijn verstand) korter. Herman ik vraag je, wat moet er van den jongen groeien?" „Wel ik den.k als hij ophoudt in de lengte te groeien, dan zaj hjji in de breedte beginnen," meen de de gevraagde in volkomen, gemoedsrust en bracht daardoor zijn echtgienoote geheel buiten zichzelf. „Herman je ben,t geen vader." Eeniigermate star, liet Dr. Fohrenback de courant vallen, waarin hij' had gelezen. „Neen nou zei hij en voegde er aan toe: „Hm," streek liefdevol Londen, 26 April 1913. Er wordt in, de laatste weken zooveel in do IIol- landsche bladen geschreven over suffragettes, die voor den rechter gebracht en veroordeeld worden, dat ik eens van de gelegenheid! gebruik wil maken, om en kele bij zon dorheden en eigenaardigheden te vermel den van de Engelsche rechtspraak. Zooals ieder weet, is die geheel verschillend' vajn de Hollandsche. Of het beter is of minder goed zul len we in het midden laten, maaj* hier wordt, even als in Frankrijk het jury-stelsel) gebruikt. We zullen eens zien, wat die jury eigenlijk is. Om te beginnen, er bestaan twee verschillend® soorten van jurles. De eene wordt genoemd de grand, en de andere de petty jury. De grand jury bestaat uit drie en twintig, de petty jury uit twaalf leden- Ieder Engelschman, tusschen 21 en 60 Jaar, die eeni zekere som belasting betaalt, staat op een lijst, en daarvan worden bij loting degenen uitgekozen, di© over een strafzaak zullen hebben te beslissen. Nie mand mag weigeren, zitting te nemen ïd, de jury. Al leen rechtsgeleerden en geestelijken zijn er van vrij gesteld. Vaak. komt een, oproeping tot jury-!.id ais een zeer onaangename verrassing, zooals te begrij pen is. Wanneer iemand beschuldigd wordt van moord, in braak of een dergelijk ernstig vergrijp (fietsen zon der lantaarn of bel, of kleeden kloppen op verboden tijden zijn misdrijven, die met jury niets te maken hebben), worden de bewijzen van zijn schuld voorge legd aan de graad jury van het graafschap. Deze 23 heeren onderzoeken de aanklacht en de schuldbewij zen, en hebben verder niets te zeggen dan of de be schuldigde direct zal worden vrijgelaten of terecht zal moeten staan. Veronderstellen we, dat tot het laatste wordt be sloten. Eb- komt dan 't,en slotte een dag, waarop de. laten we zeggen van diefstal beschuldigde, man, moet terechtstaan. Hij wordt gebracht naar de rechtzaal', en onder veilig poliitetoezicht in een kleine, afge schoten ruimte geplaatst, het doek genaamd. Voor hem zit de rechter, en aan een der zijkanten van de zaal de jury. Verder zijn er natuurlijk, evenals bij ons, de noodige advocaten voor en tegen. Wenscht de beschuldigde zijn eigen zaak te verdedigen, dan wordt hem dit toegestaan. Van dit recht wordt evenwel zelden gebruik gemaakt. De jury begint nu met den eed of een daarmee? overeenkomende gelofte af te leggen om goed en eerlijk te oordeelen, en het verhoor begint. De ad vocaat voor de vervolging begimt met een lang ver haal, waarin, hij alles vertelt van de, gepleegde mis daad, op welke gronden de gevangene verdacht wordt, en welke bewijzen hij heeft van zijn schuld. Daarna roept hij zijn getuigen op, die ook allen den eed moc-ten afleggen, en verklaren, wat zij hebben ge zien. Terstond na 't verhoor, elk afzonderlijk, staat; de advocaat van dén beschuldigde op ,en. begint tot denzelfden getuige zijn vragen te stellen, die er ge woonlijk op ingericht zijn, dezen in, de war te bren gen en zichzelf te laten tegenspreken. Meestal is de misdaad eenigen tijd geleden, en bereikt de verdediger zijn doel, waarop hij een zegevierenden blik werpt naar de jury, alsof hij wil zeggen: Zie je wel, hoe veel de getuigenis van dien man waard is? Soms gaat hij wat te ver in zijn ijver, en moet de rechter, die overigens een zwijgende rol vervult, tusschenbei- den komen. Dan wordt de vraag onbeantwoord gela ten en een andere gesteld. Voor de getuigen is dit meestal een benauwd kwartiertje. Is de verdediger voldaan, dan staat de eerste advocaat weer op era stelt nog eenige vragen, om den getuige gelegenheid te geven, een, of ander, zoo noodig. te verbeteren of te herroepen. En de volgende komt. Hiermee gaat heel wat tijd heen. Is eindelijk dit verhoor en weerverhoor en nog eens weerverhoor afgeloopen. daiu roept de verdediger zijn getuigen op, en hetzelfde liedje begint opnieuw, maar nu in om gekeerde volgorde, "t Is nu de a,ndere advocaat, die ze in de war tracht te brengen, en de verdediger, die ze nog eens ondervraagt, om zich te herstellen, na het kruisverhoor. Daarna ko-mt de verdediger met zijn redevoering, waarin hij laat uitkomen, wat een bra- over zijn dichten, baard en zeide tenslotte nog een maal: „hm' en rookte vervolgens als 'n schoor steen. Een energieke armbeweging van mevrouw Mathilde echter brak dien muur van rook, waarachter haar echtgenoot zich verborg en herhaalde: „Je bent geen vader, Herman Voor je familie heb je geen gedachten. Boeren cureeren, krant lezen, en mijn gordijnen geel rooken, dat is je dagelijksoh werk. Om den jongen, bekommer jij je geen oogenblik, die kan zooveel luieren als hij maar wil. Nooit komt die ezel door zijn examen, nooit!' Daar en als eetn wegwijzer wees haar arm naar het nurwerk aaneen wand, „éen uur en acht-en-veertig minuten is die jongen nu weg om een paar bloemen te halen. Wie weet hoe of hij zich nu weer aanstelt en achter.wöe hij nu weer aanloopt. Aap, elk vrouwemeehort ver gaapt hij' zich. Rika, die anders heel bruikbaar was, heb ik weg moeten doen, omdht de jongen maar o)m haar heen liep te kwispelstaarten^ En, die meid was toch waarachtig niet zoo om er op te ver lieven." „Neen," antwoordde Fohrenback, „om op te ver- lieven wa|S zij; niet. Nu ik hoop, dat de Jongen in de toekomst een beteren smaak zal toonen, Thil- da.at.je." Tliildaalde sprong: evenwel op als een strijdros, dat de oorlogstrompet hoort. „Herman dat is onfat soenlijk- Dat is onbehoorlijk. Dat klinkt ja, naar er varing in dit opzicht. En dat zeg ik je, die verliefde heid heeft de jongen van| jou.' Toen lachte Dokter Fohrenback dat hij schudde, en zijn bril er scheef door ging zitten. „Wel mo gelijk, oudje. 'Dat moet jij toch wel weten." Zijn geluk was het, dat hij zich niet anders had uitgedrukt en zoodoende bemerkte hij, dat er ©en wat milder stemming over mevrouw Mathilde kwam, waar van ide dokter steeds beweerde, dat zij weldoende en goed was als het gebruik van kamillen thee. Ilaar geluid werd dan ook minder schallend toen zij tegenover haar man plaats nam en van den luien Wildebald afstappend de vraag dleed: „Wanneer zal er nu eindelijk een telegram komen, die de aan komst van jouw nicht meldt?" „Onze nicht." verbeterde de echtgenoot. Mevrouw Mathilde haalde de schouders op. „Nu mijnentwege, ofschoon ik werkelijk np'iet weet, of d'e dochter van je gestorven stiefzuster in waarheid nog mijne nicht is. Maar daarop komt het dan ook nu niet aan. Daaj* je nicht nu eenmaal weer hier bij ons zal leven, is zij: natuurlijk ook mijne nicht, en ik ben nu alleen nieuwsgierig) er naar, hoe zij zich ge houden heeft in al de jaren, dat zij met tante Morand de wereld heeft rondgereisd. Veel goeds kan ik mij niet voorstellen, dat die oude schrompelige persoon van Leone heeft gemaakt." „Maar veroorloof mij toch, Mathilde. zoo riep Fohrenback. Doch 'Mathilde veroorloofde niets. Een afdoende handbeweging en een veldheersblik deden den echt genoot zwijgen. „Ach wat. jij met jou kan een, een mensch over zulke dingien niet verstandig1 pra ten. Wat weet jij eigenlijk van de oude Morand? Twintig jaar lang heeft de kinderlooze Weduwe de wereld rondgezworven, zij leek wel van den aardbol weggevaagd en zoo eensklaps laat zij door het ge recht haar eenige bloedverwante opsporen en wil bij haar de plaats van moeder innemen. Waarom is zij niet reeds gekomen, op het oogenblik dat Leone haar ouders verloor? maar toen heeft zij zich nergens om bekommerd en het kind bleef toch zonder 'n roede duit, alleen in Amerika achter. Toen hebben! wij het; kind van je stiefzuster n,aar ons toe la,ten komen en hebben er voor gezorgd en dat had' verder zoo kun- i nen blijven en er was bepaald' wel wiat beters van j haar gegroeid, dan nu het geval zal zijn. Altijd bij dat mensch, dat steeds ziek is, van wie je nog niet' eens weet of zij schatrijk is, of dat zij alleen maar een rente heeft zooals zij zegt, waarvan zij kan, leven. En nu heeft zij Leone bij zich, die haar verpleegt voor niemendal." „Maar Mathilide weet jij dan; poogde haar echt genoot zich te doen hooren. I En weder sneed mevrouw Mathilde haar echtge- noot met een gebaar het woord af. „Ik weet wat ik j weet. Jou imponeeren bepaald de 100 mark kost geld, die de oude ons nu aangeboden heeft. Het allerliefst had jij heel nobel het gelid geweigerd. Nu troost je maar, wij, hebben het nog niet. En wanneer het gebeurt, welnu het is niet meer dan billijk, dat I dat oude wonderlijke persoontje betaalt. Wij zijn geen millionnajrs en hebben zelf een zoon, die I Haar zoon haar eenige. Daar waren moeders ge dachten weer tot hem teruggekeerd. Opspringend van haar stoel riep zij: „Nu is de ezel twee volle uren weg. Komt de bengel dan in 't geheel niet, meer te rug?" „Daar is hij reeds," zeide Fohrenback, naar de deur wijzend, die langzaam werd geopend en daar na weer gesloten. Jawel, daar was hij, daar stapte hij door de kamer, Wildebald. de hoop en toekomst glorie van den huize Fohrenback. Daar stond hij in zijn gansche, ongeloof lijke lengte en magerheid, de gladde zwarte haren langs het smalle gezicht, weemoedig over de ooren hangend, de donkere oogen droomend in de verte ge richt, 'om de lippen een verlangend, teeder smach tend lachje, en de overlange armen hingen slap langs beide zijden van het lichaam neer. De oogen van de moeder waren strak op haar zoon gericht, met een soort schrik of verbazing keek zij hem aan. Daarna stapte zij gebiedend op hem af. „Waar zijn de bloemen?" Toen schoot het den jongeling bloedrood naar de wangen, de droomende blik keerde naar de werkelijk heid terug, het smachtende lachje week voor een uitdrukking van pijnlijke verlegenheid, de slappe ar men maakten paar zenuwachtige bewegingen en Wildebald stamelde: „de bloemen, die heb ik heele- maal vergeten." „Vergeten," trpmpette mevrouw Mathilde en draai de zich van haar zoon tot haar ma». „Herman; hjj heeft den ruiker vergeten. Dat was de boodschap j waarom ik hem heb uitgezonden en dat heeft hij nu vergeten. Hermapn, ik vraag je, wat zeg je mij nu j van zoo iets?" „Maar jongen .hoe is het nu toch mogelijk, dat je de rozen vergeet?" zeide Herman op een( gemoede- I lijken toon, die zijn echtgenoote hem met een blik I der diepste verachting deed aanzien, om dan, weer op Wildebald de kogelronde oogen te richten. „Wat moet dat beteekenen? Waar ben je geweest? En om wat, vraag ik je, om wat heb, je nu die bloe men vergeten,?" „Door door door het denken", stotterde Wildebald. zoo mogelijk nog rooder wordend. „Xage- dacht heb ik maar ik kan nog wel snel I Haastig maakte hij rechtsomkeert en wilde de ka.- mer uit. Maar de vaste greep zijner moeder hield hem terug „Hier blijf je! Op de kamer van Leone ko- men een paar groene takken, uit den tuin, dat is vol doende en jij gaat direct achter je boeken, en denkt daar verder na. 't Is zonde van je verloren tjjd. En het kwartje voor de bloemen geef je mij ook oogen- I blikkelijk terug." Zonder een enkel woord te zeggen greep de jon- gen in den zak, legde met trotsch gebaar het geld-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1913 | | pagina 9