Silaier tut
Schetsen uit de Rechtzaal.
De eerste de beste.
Grepi i Laad- sa Mom.
Brieven van een onbekende.
Zaterdag 7 Juni 1913.
56e Jaargang. No. 5284.
DERDE BLAD.
HOE 'T GEBEURD IS.
Ik voel nog, vertelde advocaat mij, de wal
ging, die mij beving, overmeesterde, toen, die kerel
voor mij verscheen.
De apaach uit grootstads-nachtleven. De vent met
het bleeke, afgeleefde gezicht van, nog geen dertig
jaar; vermoord door de vieze ellende van vroeg'."ijp-
bedorven jaren. Daar stond bij, me aankijkend mett
doffe oogen van drift... Yan: wat heb1 ik noodig
met dien kerel. De armen slap langs het lijf. De han
den in de broekzakken. In, een pose als van lust
tot aanvallen
Er loerde, er gluurde iets iin die groenige1 oogen.
Er klemde iets v ar. haat, van sarcastische® grijns om
die lippen
Hij keek me strak aan. En over de walging,, die
de vent me Inboezemde, kwam toen... o, 't was zoo
vreemd toch:kwam toen iets van deernis. Dat
me kromp om 't hart.
Eerlijk moet ik 't zeggen. Want èn in die valsehe,
wreede, koude oogen; èn omi die lippen; èn op dat
vale, strakke, beenige gezicht van den apaach
Van den in grootstad vroeg-verdorven kerel
In dat alles zag, voelde ük op-eens 'n heel grcot
verdriet.
Z6o groot en overstelpend, dat ik moeite had om
mijn strenge-uitdagende pose vol te houden. En ik
mij nog eens weer beschuldigde van weekeüjkbeid
van ziekelijke, vrouwelijke gevoeligheid.
En 'k mijn best deed' om den kerel nog harder,
nog strenger aan te kijken.
Ik, de verdediger van den ellendeling, die de straat
meid bad mishandeld met vuisten, met harde klauwen.
Met trappen van z'n voeten... Tot ze in hopeloozen
toestand naar het gasthuis was vervoerd.
„Wat had die vrouw je gedaan," z*i ik, „dat je
op zoo schandelijke manier tegenover haar bent op
getreden? Wat heb je aap te brengen tot verlichting
van je ellendig gedrag?"
Toen keek en staarde en tuurde de vent maar. En
haalde de schouders op.
En grijnsde...
Hij durfde grijnslachen. Het bloed vloog mij naar
de wangen. En ik had den kerel naar de keel kun
nen vliegen. En toch was 't telkens zie je, ami
ce, dat is het vreemde van dit geval, dat wanneer
ik hem strak, lang, aandachtig aankeek, er iets in mij
leven ging... Ik zei 't toch zooeven al... Dat ster
ker was dan ae liuat en de minachting tegeni zoo'n
•vent
*t Was werkelijk een merkwaardig geval.
Hij zweeg al-maar, de kerel.
En eindelijk riep schreeuwde ik hem toe: „Waar
om heb je die vrouw, van wier schande je hebt ge
leefd, mishandeld? Met welk schijn van recht ben-je
aldus opgetreden, tegen dat schepsel? Ben-je vap plan
mij iets te antwoorden, ja of neep?...'"
En ik stond op.
En de beklaagde zal wel gevoeld hebben den stroom
van minachting, van mateloos-woedende verachting,
die van -mij uitgingIk had het ongelukkige schep
sel gezien. In liet gasthuis. Toen de dokter mij
gezegd had, d9|t "t eene oog wel onherstelbaar) weg
zou zijn... En dat do trap, dien hij haar in de rech
terzij had toegebracht, ten gevolge zou kunnen heb
ben, dajt
O, 't kwam alles in mij op.
Ilc had den vent kunnetp wurgen..
Maar vreemd, uoemd was, dat hij de apa tch
met zeker welbehagen, met zekeren eerbied, met iets
van bewondering keel" naar 't vuren van mijn oogen.
Naar de minachting van mijn stem, van mijn
doen...
En toen heeft de vent tegen mij gesproken,. En dat
was een oogenblik in mijn, loopbaan vertelde ad
vocaat me nog, dat me altijd zal bijblijven...
Hij bracht, heel langzaam, een van z'n gro«
ve, vuile, zware, knoestige, gevaarlijke knuisten naar
z'n gezicht.
En bedekte er zijn oogen mee.
Toen boog hij bet hoofd.
En werd 't stil in de kamer, waar hij, de boef,
de apaach, en ik, de toegevoegde verdediger,
waren. En toen, zoo of wij elkaar al lang had
den gekend en begrepen, wenkte hij me om dich
ter bij hem te komen.
Wat ik deed.
En toen vertelde de apaach...
„Zie-je, Lien is goed voor me geweest. En 't was
een best wijf ook. Ik had me voorgenomen cm te
werken. Ze zou geen „krimp" hebben. Maar weet
je wat 't was."hij vertelde koortsiig-haastig, als
bang dat wanneer 't even hokte, de uitstorting van
wat hem op het hart lag, niet zou kunnen voortdu
ren; geen seconde meer „weet-je wat 't was? Ze-
kon zich niet tevreden stellen, met wat ik kon bij
brengen. Zoo"n vijftien, twintig gulden in de week...
Wat bad "t te beduiden? Voor baar doen? Toen was
Fueilleton.
Leone antwoordde niet. Met bleeke wangen keek
zij heel stil voor zich heen, keek naar de voor
haar opdoemende herinnering uit haar kinderjaren,
toen haar moeder bleek en armelijk rondliep en va
der dag aan dag van den eenen buurman naar den
anderen reed en steeds treuriger gestemd thuis
kwam en op een morgen waren, zij weggetrokken
zoo goed als bedelaars.
„Oom, zeg mij er is toeh niet iets heel ergs
bij, als iemand een hypotheek wordt opgezegd?"
,W,eL neen." stolde de dokter gerust. „Het is de
vraag, of er wel iets van aa,n is."
Mevrouw Mathilde sneed kort het thema af.
„Vacht tot. hij komt, dan zal je het wel aan de
weet komen."
'/■>J zelf wcS hoogst nieuwsgierig, wat mn dan
en-aren zou er. zij was niet zoo gerust als zij zich
wel voordeed.
Leone evenwel wachtte. En steeds onrustiger werd
haar wailiitn. u-en er drie dagen verliepen zond. r
nat l'ninn-.r v.rs .ttn of rc-maals een coo.lscbap
zond. öp den vierden dag eindelijk toen de dokter
en zijn Trouw hun middagslaapje deden en Leone
in den tuin zat, kwam hij te paard. Zij vloog hem
tegemoet.
..Ben je daar eindelijk zoo juichte Leone
hem tegemoet
Zij hielp Detlef zijn paard aan het tuinhek vast
binden. klopte het dier daarbij teeder op den hals
en zich aan Paliner vasttklemmend trok zij hem naai
het prieel.
„Ik had zulk een dwaas verlangen naar je, Det-
er een avond, dat ze me toefluisterde: „Hein, laat 't
nou maar aan mij over. Je weet toch, dat ik van Je
hou? Van jou en van jou alleen?"... Zie-je, me
neer, ik had, dien avond hier en daar wat gebruikt.
Ik luisterde
Weg was ze... Ik wachtte. De kameraads kwamen
bij me... We dronken en we klonken... Uren gingen
voorbij. Den volgenden dag was Lien weer bij me.
En ik had vier riksen op zak... En zij een pracht
van een strik in d'r haar... En zij drukte d'r ge
zicht tegen mijn wang. En zij sloeg d'r armen om
m'n hals. En ze keek me aan met d'r mooie, bruine
oogen... En zij lachte tegen me... Zooals Lien alleen
't kan doen..."
De kerel, dien Ik te verdedigen had 1 vertelde
advocaat mij verder was ineens 'n ander wezen ge
worden. Het koude, brutaal-uitdagende was weg
Hij greep, woelde in z'n haren. Hij smakte tegen
de tafel aan, die in het vertrek stond...
„Bij God in den hemel, meneer!" schreeuwde de
apaach, en in de wilde wanhoopsoogen, die hij op
me richtte ,las ik, dat hij waarheid sprak „ik
hield van Lien; ik houd nog altijd van 'r... Jk wou
niet dat ze... Dat ze... Voor mij... of voor wien ook
En ik had toch geen brood... Ik dacht: dan be
ter dood! Duizendmaal beten dood!... Dat wan het
eenige middel om haar te bewaren voor dat leven,"
De apaach vloog op. Hij sloeg zich tegen de borst.
En hij schreeuwde 't uit.
„'t Kan mij niet schelen, al krijg ik er twintig
jaar, of levenslang, voor!... Als Lien maar... Ik heb
't u nou gezegd... En dat meen ik... Daarom... Daar
om deed ik 't... O, was ze maar dood geweest... Had
ik 'r maar... En hij stortte zich tegen het tafeltje
aan. en rukte zich haren uit 't hoofd. En brulde,
snikte 't uit van nameloos verdriet
Toen vertelde advocaat mij nog, heb ik ge
tracht hem te troosten. Maar 't lukte niet. En toch
heb ik mijn best ervoor gedaan, want ik had, op
dat oogenblik, zoo duidelijk begrepen, dat ik hem
miskend had, den rampzaligen apaach, die daar
voor me lag, in eene smartuiting, waarvan de diep
te mij deed sidderen van deernis
MAITRE CORBEAU.
DE PROEFVELDEN IN NOORDHOLLAND IN
1912.
Uil het dezer dagen verschenen verslag over de van
wege het Rijk gesubsidieerde proefvelden ia Noord
holland, gedurende het jaar 1912, willen wij" enkele
dingen hier bespreken. Aangezien dit verslag, zoolang
de voorraad strekt, op aanvrage gratis bij den Rijks-
landbouwleeraar voor Noordholland verkrijgbaar is ge
steld. willen wij alleen enkele hoofdzaken wat nader
belichten en belanghebbenden de lezing meer uitvoerig
in het verslag zelf aanbevelen.
Naast de mededeeling van de uitkomsten van 55
proefvelden, welke in 1912 in onze provincie waren
aangelegd, bevat het verslag een "kort overzicht der
afzonderlijke proeven, waarin het belangrijkste van ieder
proefveld is saamgevat.
De besprekingen zullen we aanvangen met de be
handeling van de uilkomsten der blijvende proefvelden,
dat .zijn die, welke reeds een reeks van jaren bestaan,
of voor meerdere jaren aaneen zijn aangelegd. In hoofd
zaak bedoelen zij aan te toonen, dat bemesting fiiet
kunstmest zeer goed ook op den langen jiuur is vol
te houden, als men er maar zorg voor draagt, dat
alle stoffen, waaraan de grond behoefte heeft, ook
in ruime mate worden aangewend. Het is ongetwijfeld
een goede gedachte geweest, om dergelijke proefvel
den aan te leggen. Zelfs in den tegenw oordigen tij'd
immers nog zijn er menschen, die ii den kunstmest
niets anders zien dan een „huïpmest", wel geschikt
oin zoo eens tijdelijk wat bij te springen, maar niet in
staat om uitsluitend alleen aangewend, den grond
vruchtbaar 1e houden. Zij zien in den kunstmest eigen
lijk meer een soort medicijn of een opwekkend middel
voor den grond .W.ij' hebben wel eens o'p deze plaats
het wetenschappelijk bewijs geleverd van het onhoud
bare van deze meening. De resultaten o'p de proef
velden loo'pen nu echter al over zooveel jaren en ga
ven zulke besliste uitkomsten, dat gerust gezegd mag
worden, dat de practijk in alle opzichten het stand
punt van de wetenschap heeft bevestigd en versterkt.
De hier bedoelde proefvelden liggen o.ate Ter
schelling Andijk, Hoogkarspel (Den Hout] en te Ven
huizen. De eveneens zeer oude en sterks prekende proef
velden te Aartswoud, Nibbikswoud en Hoogkers'pel, zijn
blijkbaar in 1912 opgeheven.
De inriehüng dezer proefvelden is in hoofdzaak ge
lijk en zeer eenvoudig. Ze bestaan n.1. uit twee pcr-
ceelen, waarvan het eene gedurende alle .proefjaren
naar voorschriften van den Rijkslandbouwleeraar niet
anders ontvangt dan uitsluitend 'kunstmest, terwijl 4iel
andere volgens behoefte, naar het inzicht van den 'proef
nemer, bemest wordt met stalmest, slootaarde, ierturf-
strooiscl.mest e.d. Van beide perceelen worden de bc-
meslingskosten per H.A. berekend, waarbij de even
tueel uit eigen bedrijf gebruikte stalmest 'door den
proefnemer op een bcpiatde waarde wordt geschat.
Als laler de .geldelijke opbrengsten van elk perceel
bekend zijn, vindt men na aftrek van de bemestings-
ko6ten de zuivere opbrengst op beide perceelen. De
resultaten van een proefjaar worden bij die '\*m de
voora (gaande jaren opgeteld. Met hef yen toch van
het aantal jaren, dat een dergelijke proef op eenzelf
de stuk land wordt genomen, neemt ook tegelijker
tijd de Waande der cijfers en het vertrouwen, dat
men in de conclusies mag stellen, toe.
Op Terschelling bleek op hooiland de meerdere "zui
vere opbrengst, door kunstmest boven slalmest behaald,
in 11 jaren f 510 te bedragen en op bouwland in 15.
jaren f 715.
lef."
„Het was mij onmogelijk om vroeger te komen. Jij
moet mij dat niet al te zwaar aanrekenen," zeide hij
droevig.
Toen keek zij ihem scherp in de oogen. „Detlef
er is iets gebeurd, sedert wij elkaar de laatste
maal hebben, gezien. In je oogen lees ik het, in je
toon hoor -ik het."
Hij werd plotseling bleek. Wat bedoelde zij? Kon,
zij het hem aanzien, hoe hij met zichzelf had ge
streden en getobd over het verlies van, mevrouw
Jutta? Kon zij de vraag soms hooren, die hij zich
zelf telkens weer had voorgedegd: was het anders
afgeloopen, waaneer hij niet ongeduldig het boek
had dichtgeslagen? Of kon, men het aan hem mer
ken, dat hii do laatste dagen tevergeefs van Pon-
tius naar Pilatus had gieloopen omi een hypotheek te
sluiten op Moorhedde? Was d'ie opzegging daarom in
Lindenstedt reeds ruchtbaar, geworden? Iets in Le
one's angstig vragende® blilk sprak daarvan,.
Schouderophalend gaf hij toe: ,,Ik heb onaange
naamheden gehad, om een opgezegde hypotheek)
dat is alles."
„En is het nu weer goed.? Ik bedoel heb je het
geld op de een of andere manier gekregen?"
„Wees maar zonder zorgen kindlief, dat komt wel
in orde. Voor zooveel kapitaal is Moorheide nog goed,
Zij werd donkerrood. „Vergeef mij Detlef ik
meen, ik wist niet Ja, ik wist, oom heeft ervan
gehoord," bekende zij eerlijk en sloeg de oogon
weer op. „En omdat ge maar niet kwaamt, dacht
ik, dat er moeilijkheden voor je waren, misschien
zorgen en heb mij die daardoor ook gemaakt."
Hij tikte haar op de wang, zooals men dat ook
wel eens een lastig vragend kind doet. „Zorgen
daarmede moet zulk een. lief kopje niet gevuld wor
den. Die bevorderen de schoonheid niet. En ddng«n
waarbij je niet kunt helpen, moet 'je rustig aan mij
overlaten."
Zij drukte zijn hand vast tegen haar wang aai.
„Zoo moet je niet tot mij spreken, Detlef; ajs k
Tc Andijk gaf in 2 jaren een bemesting jnet totaal
voor f 330 kunstmest f 28 meer zuivere winst dan
voor een zelfde bedrag ierturfstrooisel.
Te Den Hout gaf kunstmest in 5 jaren f 62 per
H.A. winst boven stalmest,, te Venhuizen, eveneens
in 5 jaren, echter wel van 1 515.
Uit bovenstaande blijkt o.i. voldoende, 'dat gebruik
van uitsluitend kunstmest niet met nadeel, doch ge
woonlijk met aanmerkelijk voordeel gepaaid gaat.
In de omgeving van Wijdenes weiden door eeh
aldaar gevestigde vereeniging van oudleerlingen van
land- en luinnouwwinlercursussen onder meer proe
ven aangelegd, teneinde een oordeel te krijgen óver
de waarde van een aldaar nog veel toegepaste cultuur
maatregel, n.1. de aanwending van guano jn de poot-
gaten der aardappelen. De rijf daarvoor aangelegde
'proefvelden bestonden alle uit 5 perceelen. Perceel 5
bleef geheel onbemestperceelen 1 en 2 ontvingen
eerst een volledige kunstbemesting en vervolgens per
ceel 1 guano in de pootgaten en perceel 2 dezelfde
hpeveeUieid guano gewoon over liet veld gestrooid.
De perceelen 3 en 4 ontvingen geen, .kunstmest, doch
wel guano en stemden in de toediening daarvan ove
rigens overeen met resp. perceel' I en 2.
Omtrent de uitkomsten dezer proeven zegt het ver
slag „Guano in de pootgaten had een grooter invloed
o'p de opbrengst en gai alleen zelfs meer dan een
volledige bemesting met gewoon over het veld ge
strooide guano.
Bij late aardappelen was de uitkomst in Zooverre
anders, dat Jiel naast de volledige kunslbeinesling niet
uitmaakte, of de guano werd toegediend in de poot
gaten, dan wel gewoon over het veld.
Waar guano alleen werd gegeven was de opbrengst
veel lager, doch was guano in de pootgaten weer
veel voomeoliger dan guano over het land. Guano
in de Pootgaten heeft klaarblijkelijk een sterk drijven
de werking en zal daarom, alleen aangewend, roof
bouw veroorzaken, wïjL het een onvolledige meststof
is. Hetzelfde geldt trouwens ook voor ^uanobemesling
in het algemeen."
Ongetwijfeld hebben we hier te"doen met leekenendé
uitkomsten. Zeer waarschijnlijk-evenwel berust de drijf-
werking van guano in de pootgaten hoofdzakelijk op
de werking der daarin aanwezige stikstof en heeft men
hier dus niet te doen met een specifieke guanowerking.
Het verslag vermeldt, dat bij deze proeven gebruik
werd gemaakt van „ecnie opgeloste Peru-Guano". Ér
mag echter wel verondersteld worden, dat of door
een gemakkelijk oplosbare stikstofmest, bijv. chilisal-
peter Gf zwavelzuren ammoniak, of door bijv. ammo-
niaksuper geheel gelijke uitkomsten verkregen hadden
kunnen worden.
Wij gelooven dan ook. dat deze proeven mger in
schijn voor de guano, doch inderdaad pleiten voor eeij
flinke slikstipfbemesting en dan voor vroege aardappe
len Liefst in de nabijheid der jonge planten.
Uit de bemestingsproeven met kunstmest willen we
nu nog aanhalen een proef ter vergelijking van ver
schillende hoeveelheden chilïsalpeter. Deze proef werd
als aanhangsel van een stel contnoleveldjes, genomen
door den heer M. de Graaf te De Cocksdorp op Texel
bij haver op hoogen zandgrond. Men zie in het verslag
desgewcnscht bladz. 15, de veldjes 6a, 6b en 6c. Élk
veldje kreeg per H.A. 1000 K.G. slakkenmeel en 1000
K.G. kaïniet. Het eerste ontving daarenboven 200, het
tweede 400 en het derde 600 K.G. chilisalpeler per H.A.
De opbrengsten in H.L. haver a 50 K.G., waren
respectievelijk 60, 86, en 96 K G., de stroo-opbrengsten
4400, 6000 en 6400 K.G. De bemestingskosten wa
ren respectievelijk f 73, f 99 en f 125, doch de zuivere
opbrengsten f 306, f 422 en f 470. Waarschijnlijk heeft
hier de zesde baal van 100 K.G. c.hii nog behoor
lijk gerendeerd. Al mag uit deze eene proef o.a, ook
door pet ontbreken van een' paralel stel veldjes, geon
absolute conclusies getrokken worden, toch wijst ze er
op, dat op de lichte gronden bij de siikstofbemestïng de
wijsheid meermalen door de zuinigheid zal worden
bedrogen.
Over enkele andere in het verslag vermelde proeven
schrijven wij: in do aanstaande week.
XIII.
Zoude men tot een Koning zeggen: „Gij
Belial.," tot de Prinsen: „Gij goddeloozen.'
Job 34 18.
Zie, eein Koning zal regeeren in gerech
tigheid, en de Vorsten heerschen naar
recht. Jes. 32 1.
Lee grandes pensées riennent du coeur.
BI. Pascal.
Allerlei dingen gebeuren, waarvan we
nooit gedaaht hadden, dat ze konden
plaatsvinden.
Een Latijnsch dichter.
Daar is "wel eens gezegd: „De menseh verlangt
naar niets zoozeer en als een gevolg daarvan spreekt
hij over niets zooveel, als juist over datgene, wat
hij mist. En dat verlangen is des te sterker, en| de
lust om er over te spreken te grooter, naarmate
de kans om het begeerde te bereiken geringer is."
Indien dat waar is (en 't is m.i. waar), dan ver
klaar ik, gezien het alom brandend verlangen naar
wereldvrede, gehoord het duïzendkeelig discours er
over, dat de kans daarop vooreerst uiterst proble-
matief is.
Zeker! de handen van den steeds zieker wordender
„zieken Man" en de Balkanbonders zijn broederlijk
ineengeiegd, maar daarmede is de oplossing van het
vraagstuk ..oorlog en vrede" nog niet tot defini
tieve oplossing gebracht; en de in alle harten gloei
ende, op alle tongen brandende, de hooggeroemde,
langverbeide wereldvrede is daarmee nog niet tri
omfantelijk voorgoed ingehaald.
eenmaal je vrouw ben. Je moet mij laten deelnemen
in ajles wat jou betreft- Niet waar, dat zal je doen?
Ik wil je levensgezellin warden, zoowel in het goe
de als in het booze".
In plaats van te antwoorden streelde hij nu haar
wang. Dan stond hij van de tuinbank op. „Mijn tijd
is zeer bemerkt, vergeef mij, wanneer ik je reeds
weer vaarwel moet zeggen,, kindlief."
Een heimelijke bezorgdheid kwam er weer in haar
op. Wat dreef hem zoo ijlings van haar weg?
Hij voorkwam een vraag van haar in dezen zin.
„Er is van alles voor te bereiden voor den oogst.
Zoo dikwijls ais ik maar eenigszins kan, zal ik te
rugkomen."
Zij stapten, naar het vastgebonden paard. Van een
even terzijde van, den weg bloeiende® rozeinboom
plukte Leone een halfontloken, knop en deed alle
moeite die op Palmer's jas vast te steken.
Terwijl zij het deed, vroeg zij: „Z)eg eens Detlef,
zullen wij spoedig eens een bezoek hij mevrouw Ger-
land brengen? Ik verheug mij er al op, haar nader
te leeren kennen."
„Je zult nog wat geduld moeten oefenen. Ik heb
weinig tijd voor bezoeken afleggen."
Hoe vreemd hij dat sprak.
Angstig keek zij naar zijn gelaat. „Ik dacht dat
het misschien, onbeleefd zou schijnen, lang met een
bezoek te aarzelen, waartoe wij zoo vriendelijk zijn
uitgenoodigd. Mevrouw Gerland noemde jou daaren
boven nog haar vriend, je bent dus wel op goedefc
voet met haar, hebt veel met haar verkeerd'
Hij trok en scheurde aan den singel van het za
del en zeide: „Er zijn heel wat mannen die dezen
eeretitel van tnevroww Jutta ontvangen." Daarbij
schoot het hem door het hoofd, dat zijn manier van
antwoorden Leone beslist moest bevreemden. „Zij is
een verstandige, belangwekkende vrouw en men kan
over alle dingen met haar praten. Later zullen wij
haar natuurlijk bezoeken. Nu mag ik mij echter niet
langer ophouden."
Hij had zich vlug tot Leone gewend, haar hand
En dit laatste is toch per slot van rekening vai
veel verdere strekking en dus van heet wat tuoq
belang dan de vraag, of de land kaarten fabrk eerdei
na eindelijk beginnen kunnen de nieuwe Balkan
kaart In kleur te zetten.
Als ik hun een goeden raad mag geven, dan zc»,
't deze zijn: meng de kleuren voorloopig nog maar
niet aan; 't kon eens gebeuren, dat uw kleuren-
mengsels allang uitgedroogd waren, vóór ge aan
werk komt; want het is nog op geen stukken en
brokken te zeggen, van welken omvang de verschil-*
lende vakken zullen zijn.
O! toen al het nu veroverde land nog beschene»
werd door de halve maan .was het voor den ver
bondenen al heel gemakkelijk den eventuëelen buit
te verdeelen. Met welk een roerende eenstemmigheid
zullen de stippellijnen geteekend zijn, die ieders toe»
komstig bezit zouden, begrenzen! Dat ging zoo gauvt
en vlot als 't water van de dakpannen.
Och, 't is ook niet erg moeilijk, eenig goed iö
vrede te verdeelen, vooral zoolang 't nog eens an,-*
ders goed is) Maar 't moet maar eerst eens eige»
goed zijn! Dan wordt, wat eerst heel gemakkei ijle
scheen, gemeenlijk zóo moeilijk, dat de lieve vrede*
erbij In 't gedrang komt-
Dat gaat menigmaal zoo onder erfgenamen; dat
gaat zoo onder dieven en, dat gaat al niet anders*
onder koningen en andere regeerders. Ge ziet» vaU
laag naar hoog, il n'y a, qu'un pas.
Daar wordt toch in onze dagen, wel meer gefluio*
terd, ja, zelfs heel hardop gepraat over overeen -
komst tusschen die beide laatste soorten incnschqn*
Trouwens ook dat Is niet nieuw!
Ik herinner me gelezen te hebben, dat daar reodg
in 't laatst der 18de eeuw in, Groningen een tabaks»
handelaar was, die sporen van die overeenkomst meen
de te hebben ontdekt. En die ontdekking meende hi|
niet onder zich te mogen houden. Daarom publiceer
de hij deze zijne vondst niet in courant of bro
chure, maar... door middel van zijn uithangbord;}
en wel in woord en beeld. Maar hij was niet alleen
een wijs man, maar ook een voorzichtig pian. Drom
mels hij wist wel dat het met hooge hceren kwaatj
kersen eten is 1 En daarom schilderde hij op zijn
viithangbord een kleine bundel „gouwenaars" met kortcj
stelen en een groote bundel met lange stelen, waar-»
onder deze simpele woorden met diepen zin
Grpote stelen,
Kleine stelen,
Gnpote stelen 't meest.
De man dacht er niet aan van iemand kwaad to
spreken, maar een ontdekking met betrekking tot
„gipoten" en „kleinen" meende hij toch gedaan to
nebben.
Ter bevrediging van uw nieuwsgierigheid kan ik wei
zeggen, dat de diepe zin van die eenvpiidige woorden
den „gnoolen" dier dagen niet is ontgaan, en dal
die „stelen des aanstoots" op bevel dier „grooten"
moesten verdwijnen.
Maar onze niootineverkoop er was niet alleen oen
wijs man en een voorzich'ig man, maar ook een lee-
perd. En na een'ge dagen las men op het uithangbord i
„Naar 't zeggen van de hecreiv-van 'l Stadhuis,
•Is dat van ae groote stelen abuis."
Nu die heeren van 't stadhuis (pok „groolen"]
konden 't weten.
En ik vind, 't komt toch ook eigenlijk niet te pas,
om de dingen en menschen zoo bij hun namen Jo
noemen. Zoo iets denkt men, of hoogstens fluistert
men, maar zeggen....
Men zegt nietKoningen of andere regeerders ste
len. Neen! „zij komen op voor de eer van hun lantl-
zij springen in de bres voor een onderdrukt volk:
zij volgen een imperialistische politiekzij zcekeri
voor hun gebied die natuurlijke uitbreiding, die het
behoeft en waarop het recht .heeft; enz., enz."
Nietwaar f dat is toch hoeL wat anders dan stelen?
En daarom, die Groninger tabakshandelaar W-as ecra
brutaal heer en „Ehre wpm Ehre gebilhrtl" en 'dea
Keizer geven wat des Keizers 1
Alsof de Balkanstaten, die tezamen den Turk op
't lijf vielen, dat deden om te stelen! 'Wel neen! zij
kwamen .op voor de verdrukte en vervolgde christenen^
En Oostenrijk gaf geen miliioenen aan krijgstoe
rustingen uil om te stelen, maar alleen om de Al-
baneezen die zoo dolgraag zelfstandig "wilden wezen^
een handje Ie helpen bij de vervulling van hun wc.n-
schèn. En Italië steunde Oostenrijk niet pm zelf in
de gauwigheid eenige kruimpjes (in casu Égeïsche ei
landjes) van den disch te Jcapen, maar natuurlijk... ja!
welke edele beweegreden was hét opk weer, dié ItaliQ
dn a r'pe aand reef 'f
Neen! ik gelopf vast, dat het dien 18den eeuwsch'en
Groninger in onze dtagen niet beter zou vergpan zoo'n'
vuige lasteraar I
Met dht al in don Balkan zijn we dus nog
niet waar we wezen moeten.
De vred'esprelimjnairendat zijn de beginselen, op
grond waarvan men tot den vrede zal kunnen!
komen (lel op déze voorzichtige redactie!) zijn ein
delijk onderteekend. 't Scheen wei alsof, de verbon
denen. die kort geleden nog zulke afdoende bewijzen
van hun voortvarendheid hebben gegeven, nu in eens
van meening waren geworden
Hilz im Rat,
Eil in der That,
Geberen nichts als Schad'.
't Is ook een heele onderneming om zwart op wil
te geven! *t Gesproken woerd."laat zich nog herroe
pen, altnans in d'e diploma i?; zelfs zeer gemakkelijk
onder het rr.otlo „niet zoo bedoeld, misverstand".
Maar is eenmaal de naam onder een tractaat gezet
dan
„Was man schwarz auf weisz besitzt.
Kann man getrost nach Hause tragen."
aan zijn lippen gedrukt en inj het volgende oogen-
hlik zat hij reeds in den, zadel.
„Tot weerziens. Groet de Fohrenbacks."
In de open tuindeur staande keek Leone den weg
snellenden ruiter na.. Hij draai.de zelfs niet een
maal het hoofd om. Toen ging zij langzaam, met
gebogen hoofd naar het prieel terug.
Wat dreef hem in zulk een groote®. haast weg, hij
gunde zich nauwelijks tijd om haar antwoord te ge
ven
Een vrouw met wie je over allerlei dingen kunt
praten een vefstandige, interessante vrouw. En
met die verstandige vrouw had hij misschien over
ding® gesproken, had haar zaken toevertrouwd, waar
voor Leone, de jonge bruid, nog niet rijp, niet er
varen, genpeg was.
Had vanaf den eersten; dag van, haar komst, het
huis van mevrouw Jutta op Leone's blikken magne
tisch gewerkt en, zoo was het nu, op een dag dal
Palmer weer tevergeefs op zich had laten wachten,
of haar schreden met geweld naar het witte hub
werden gericht. Eenmaal zou zij op die manier me-
vrouw .Tutta toch wel ontmoeten. In haar innerlijk*
bedruktheid wiaehbte zij op deze ontmoeting, zondei
zich een helder bewustzijn erover te kunnpn vormerf,
wat zij voor zich daarvan hoopte.
Maar nog een andere wachtte tevergeefs In die da
gen. Mevrouw Jutta wachtte ook op iets dat niet
kwam.
Iets zeldzaams in haar leven, dat haar alles wat
zij gewild had, op vleugelen zou aandragen. En, nu
kwam er ploïssling een, wiens liefde zij uit gewoon
te had gemaakt tot haar speeltuig en van wien zij
'had geloofd, dat éen enkele blik van haar genoeg
zou zijn geweest, om hem tot haar te doen terug-
keeren en ziet deze liet haar wachten. Dat maak
te in haar oog den man begeerenswaardiger dan te
voren, wekten allerlei vragen in haar op, die haar
bezighielden.
Nam hij deze poging van haar om kwansuis o>p
de vlucht te gaan, zoo ernstig op? Nam hij het met