Silaier tut Schetsen uit de Rechtzaal. De eerste de beste. Grepi i Laad- sa Mom. Brieven van een onbekende. Zaterdag 7 Juni 1913. 56e Jaargang. No. 5284. DERDE BLAD. HOE 'T GEBEURD IS. Ik voel nog, vertelde advocaat mij, de wal ging, die mij beving, overmeesterde, toen, die kerel voor mij verscheen. De apaach uit grootstads-nachtleven. De vent met het bleeke, afgeleefde gezicht van, nog geen dertig jaar; vermoord door de vieze ellende van vroeg'."ijp- bedorven jaren. Daar stond bij, me aankijkend mett doffe oogen van drift... Yan: wat heb1 ik noodig met dien kerel. De armen slap langs het lijf. De han den in de broekzakken. In, een pose als van lust tot aanvallen Er loerde, er gluurde iets iin die groenige1 oogen. Er klemde iets v ar. haat, van sarcastische® grijns om die lippen Hij keek me strak aan. En over de walging,, die de vent me Inboezemde, kwam toen... o, 't was zoo vreemd toch:kwam toen iets van deernis. Dat me kromp om 't hart. Eerlijk moet ik 't zeggen. Want èn in die valsehe, wreede, koude oogen; èn omi die lippen; èn op dat vale, strakke, beenige gezicht van den apaach Van den in grootstad vroeg-verdorven kerel In dat alles zag, voelde ük op-eens 'n heel grcot verdriet. Z6o groot en overstelpend, dat ik moeite had om mijn strenge-uitdagende pose vol te houden. En ik mij nog eens weer beschuldigde van weekeüjkbeid van ziekelijke, vrouwelijke gevoeligheid. En 'k mijn best deed' om den kerel nog harder, nog strenger aan te kijken. Ik, de verdediger van den ellendeling, die de straat meid bad mishandeld met vuisten, met harde klauwen. Met trappen van z'n voeten... Tot ze in hopeloozen toestand naar het gasthuis was vervoerd. „Wat had die vrouw je gedaan," z*i ik, „dat je op zoo schandelijke manier tegenover haar bent op getreden? Wat heb je aap te brengen tot verlichting van je ellendig gedrag?" Toen keek en staarde en tuurde de vent maar. En haalde de schouders op. En grijnsde... Hij durfde grijnslachen. Het bloed vloog mij naar de wangen. En ik had den kerel naar de keel kun nen vliegen. En toch was 't telkens zie je, ami ce, dat is het vreemde van dit geval, dat wanneer ik hem strak, lang, aandachtig aankeek, er iets in mij leven ging... Ik zei 't toch zooeven al... Dat ster ker was dan ae liuat en de minachting tegeni zoo'n •vent *t Was werkelijk een merkwaardig geval. Hij zweeg al-maar, de kerel. En eindelijk riep schreeuwde ik hem toe: „Waar om heb je die vrouw, van wier schande je hebt ge leefd, mishandeld? Met welk schijn van recht ben-je aldus opgetreden, tegen dat schepsel? Ben-je vap plan mij iets te antwoorden, ja of neep?...'" En ik stond op. En de beklaagde zal wel gevoeld hebben den stroom van minachting, van mateloos-woedende verachting, die van -mij uitgingIk had het ongelukkige schep sel gezien. In liet gasthuis. Toen de dokter mij gezegd had, d9|t "t eene oog wel onherstelbaar) weg zou zijn... En dat do trap, dien hij haar in de rech terzij had toegebracht, ten gevolge zou kunnen heb ben, dajt O, 't kwam alles in mij op. Ilc had den vent kunnetp wurgen.. Maar vreemd, uoemd was, dat hij de apa tch met zeker welbehagen, met zekeren eerbied, met iets van bewondering keel" naar 't vuren van mijn oogen. Naar de minachting van mijn stem, van mijn doen... En toen heeft de vent tegen mij gesproken,. En dat was een oogenblik in mijn, loopbaan vertelde ad vocaat me nog, dat me altijd zal bijblijven... Hij bracht, heel langzaam, een van z'n gro« ve, vuile, zware, knoestige, gevaarlijke knuisten naar z'n gezicht. En bedekte er zijn oogen mee. Toen boog hij bet hoofd. En werd 't stil in de kamer, waar hij, de boef, de apaach, en ik, de toegevoegde verdediger, waren. En toen, zoo of wij elkaar al lang had den gekend en begrepen, wenkte hij me om dich ter bij hem te komen. Wat ik deed. En toen vertelde de apaach... „Zie-je, Lien is goed voor me geweest. En 't was een best wijf ook. Ik had me voorgenomen cm te werken. Ze zou geen „krimp" hebben. Maar weet je wat 't was."hij vertelde koortsiig-haastig, als bang dat wanneer 't even hokte, de uitstorting van wat hem op het hart lag, niet zou kunnen voortdu ren; geen seconde meer „weet-je wat 't was? Ze- kon zich niet tevreden stellen, met wat ik kon bij brengen. Zoo"n vijftien, twintig gulden in de week... Wat bad "t te beduiden? Voor baar doen? Toen was Fueilleton. Leone antwoordde niet. Met bleeke wangen keek zij heel stil voor zich heen, keek naar de voor haar opdoemende herinnering uit haar kinderjaren, toen haar moeder bleek en armelijk rondliep en va der dag aan dag van den eenen buurman naar den anderen reed en steeds treuriger gestemd thuis kwam en op een morgen waren, zij weggetrokken zoo goed als bedelaars. „Oom, zeg mij er is toeh niet iets heel ergs bij, als iemand een hypotheek wordt opgezegd?" ,W,eL neen." stolde de dokter gerust. „Het is de vraag, of er wel iets van aa,n is." Mevrouw Mathilde sneed kort het thema af. „Vacht tot. hij komt, dan zal je het wel aan de weet komen." '/■>J zelf wcS hoogst nieuwsgierig, wat mn dan en-aren zou er. zij was niet zoo gerust als zij zich wel voordeed. Leone evenwel wachtte. En steeds onrustiger werd haar wailiitn. u-en er drie dagen verliepen zond. r nat l'ninn-.r v.rs .ttn of rc-maals een coo.lscbap zond. öp den vierden dag eindelijk toen de dokter en zijn Trouw hun middagslaapje deden en Leone in den tuin zat, kwam hij te paard. Zij vloog hem tegemoet. ..Ben je daar eindelijk zoo juichte Leone hem tegemoet Zij hielp Detlef zijn paard aan het tuinhek vast binden. klopte het dier daarbij teeder op den hals en zich aan Paliner vasttklemmend trok zij hem naai het prieel. „Ik had zulk een dwaas verlangen naar je, Det- er een avond, dat ze me toefluisterde: „Hein, laat 't nou maar aan mij over. Je weet toch, dat ik van Je hou? Van jou en van jou alleen?"... Zie-je, me neer, ik had, dien avond hier en daar wat gebruikt. Ik luisterde Weg was ze... Ik wachtte. De kameraads kwamen bij me... We dronken en we klonken... Uren gingen voorbij. Den volgenden dag was Lien weer bij me. En ik had vier riksen op zak... En zij een pracht van een strik in d'r haar... En zij drukte d'r ge zicht tegen mijn wang. En zij sloeg d'r armen om m'n hals. En ze keek me aan met d'r mooie, bruine oogen... En zij lachte tegen me... Zooals Lien alleen 't kan doen..." De kerel, dien Ik te verdedigen had 1 vertelde advocaat mij verder was ineens 'n ander wezen ge worden. Het koude, brutaal-uitdagende was weg Hij greep, woelde in z'n haren. Hij smakte tegen de tafel aan, die in het vertrek stond... „Bij God in den hemel, meneer!" schreeuwde de apaach, en in de wilde wanhoopsoogen, die hij op me richtte ,las ik, dat hij waarheid sprak „ik hield van Lien; ik houd nog altijd van 'r... Jk wou niet dat ze... Dat ze... Voor mij... of voor wien ook En ik had toch geen brood... Ik dacht: dan be ter dood! Duizendmaal beten dood!... Dat wan het eenige middel om haar te bewaren voor dat leven," De apaach vloog op. Hij sloeg zich tegen de borst. En hij schreeuwde 't uit. „'t Kan mij niet schelen, al krijg ik er twintig jaar, of levenslang, voor!... Als Lien maar... Ik heb 't u nou gezegd... En dat meen ik... Daarom... Daar om deed ik 't... O, was ze maar dood geweest... Had ik 'r maar... En hij stortte zich tegen het tafeltje aan. en rukte zich haren uit 't hoofd. En brulde, snikte 't uit van nameloos verdriet Toen vertelde advocaat mij nog, heb ik ge tracht hem te troosten. Maar 't lukte niet. En toch heb ik mijn best ervoor gedaan, want ik had, op dat oogenblik, zoo duidelijk begrepen, dat ik hem miskend had, den rampzaligen apaach, die daar voor me lag, in eene smartuiting, waarvan de diep te mij deed sidderen van deernis MAITRE CORBEAU. DE PROEFVELDEN IN NOORDHOLLAND IN 1912. Uil het dezer dagen verschenen verslag over de van wege het Rijk gesubsidieerde proefvelden ia Noord holland, gedurende het jaar 1912, willen wij" enkele dingen hier bespreken. Aangezien dit verslag, zoolang de voorraad strekt, op aanvrage gratis bij den Rijks- landbouwleeraar voor Noordholland verkrijgbaar is ge steld. willen wij alleen enkele hoofdzaken wat nader belichten en belanghebbenden de lezing meer uitvoerig in het verslag zelf aanbevelen. Naast de mededeeling van de uitkomsten van 55 proefvelden, welke in 1912 in onze provincie waren aangelegd, bevat het verslag een "kort overzicht der afzonderlijke proeven, waarin het belangrijkste van ieder proefveld is saamgevat. De besprekingen zullen we aanvangen met de be handeling van de uilkomsten der blijvende proefvelden, dat .zijn die, welke reeds een reeks van jaren bestaan, of voor meerdere jaren aaneen zijn aangelegd. In hoofd zaak bedoelen zij aan te toonen, dat bemesting fiiet kunstmest zeer goed ook op den langen jiuur is vol te houden, als men er maar zorg voor draagt, dat alle stoffen, waaraan de grond behoefte heeft, ook in ruime mate worden aangewend. Het is ongetwijfeld een goede gedachte geweest, om dergelijke proefvel den aan te leggen. Zelfs in den tegenw oordigen tij'd immers nog zijn er menschen, die ii den kunstmest niets anders zien dan een „huïpmest", wel geschikt oin zoo eens tijdelijk wat bij te springen, maar niet in staat om uitsluitend alleen aangewend, den grond vruchtbaar 1e houden. Zij zien in den kunstmest eigen lijk meer een soort medicijn of een opwekkend middel voor den grond .W.ij' hebben wel eens o'p deze plaats het wetenschappelijk bewijs geleverd van het onhoud bare van deze meening. De resultaten o'p de proef velden loo'pen nu echter al over zooveel jaren en ga ven zulke besliste uitkomsten, dat gerust gezegd mag worden, dat de practijk in alle opzichten het stand punt van de wetenschap heeft bevestigd en versterkt. De hier bedoelde proefvelden liggen o.ate Ter schelling Andijk, Hoogkarspel (Den Hout] en te Ven huizen. De eveneens zeer oude en sterks prekende proef velden te Aartswoud, Nibbikswoud en Hoogkers'pel, zijn blijkbaar in 1912 opgeheven. De inriehüng dezer proefvelden is in hoofdzaak ge lijk en zeer eenvoudig. Ze bestaan n.1. uit twee pcr- ceelen, waarvan het eene gedurende alle .proefjaren naar voorschriften van den Rijkslandbouwleeraar niet anders ontvangt dan uitsluitend 'kunstmest, terwijl 4iel andere volgens behoefte, naar het inzicht van den 'proef nemer, bemest wordt met stalmest, slootaarde, ierturf- strooiscl.mest e.d. Van beide perceelen worden de bc- meslingskosten per H.A. berekend, waarbij de even tueel uit eigen bedrijf gebruikte stalmest 'door den proefnemer op een bcpiatde waarde wordt geschat. Als laler de .geldelijke opbrengsten van elk perceel bekend zijn, vindt men na aftrek van de bemestings- ko6ten de zuivere opbrengst op beide perceelen. De resultaten van een proefjaar worden bij die '\*m de voora (gaande jaren opgeteld. Met hef yen toch van het aantal jaren, dat een dergelijke proef op eenzelf de stuk land wordt genomen, neemt ook tegelijker tijd de Waande der cijfers en het vertrouwen, dat men in de conclusies mag stellen, toe. Op Terschelling bleek op hooiland de meerdere "zui vere opbrengst, door kunstmest boven slalmest behaald, in 11 jaren f 510 te bedragen en op bouwland in 15. jaren f 715. lef." „Het was mij onmogelijk om vroeger te komen. Jij moet mij dat niet al te zwaar aanrekenen," zeide hij droevig. Toen keek zij ihem scherp in de oogen. „Detlef er is iets gebeurd, sedert wij elkaar de laatste maal hebben, gezien. In je oogen lees ik het, in je toon hoor -ik het." Hij werd plotseling bleek. Wat bedoelde zij? Kon, zij het hem aanzien, hoe hij met zichzelf had ge streden en getobd over het verlies van, mevrouw Jutta? Kon zij de vraag soms hooren, die hij zich zelf telkens weer had voorgedegd: was het anders afgeloopen, waaneer hij niet ongeduldig het boek had dichtgeslagen? Of kon, men het aan hem mer ken, dat hii do laatste dagen tevergeefs van Pon- tius naar Pilatus had gieloopen omi een hypotheek te sluiten op Moorhedde? Was d'ie opzegging daarom in Lindenstedt reeds ruchtbaar, geworden? Iets in Le one's angstig vragende® blilk sprak daarvan,. Schouderophalend gaf hij toe: ,,Ik heb onaange naamheden gehad, om een opgezegde hypotheek) dat is alles." „En is het nu weer goed.? Ik bedoel heb je het geld op de een of andere manier gekregen?" „Wees maar zonder zorgen kindlief, dat komt wel in orde. Voor zooveel kapitaal is Moorheide nog goed, Zij werd donkerrood. „Vergeef mij Detlef ik meen, ik wist niet Ja, ik wist, oom heeft ervan gehoord," bekende zij eerlijk en sloeg de oogon weer op. „En omdat ge maar niet kwaamt, dacht ik, dat er moeilijkheden voor je waren, misschien zorgen en heb mij die daardoor ook gemaakt." Hij tikte haar op de wang, zooals men dat ook wel eens een lastig vragend kind doet. „Zorgen daarmede moet zulk een. lief kopje niet gevuld wor den. Die bevorderen de schoonheid niet. En ddng«n waarbij je niet kunt helpen, moet 'je rustig aan mij overlaten." Zij drukte zijn hand vast tegen haar wang aai. „Zoo moet je niet tot mij spreken, Detlef; ajs k Tc Andijk gaf in 2 jaren een bemesting jnet totaal voor f 330 kunstmest f 28 meer zuivere winst dan voor een zelfde bedrag ierturfstrooisel. Te Den Hout gaf kunstmest in 5 jaren f 62 per H.A. winst boven stalmest,, te Venhuizen, eveneens in 5 jaren, echter wel van 1 515. Uit bovenstaande blijkt o.i. voldoende, 'dat gebruik van uitsluitend kunstmest niet met nadeel, doch ge woonlijk met aanmerkelijk voordeel gepaaid gaat. In de omgeving van Wijdenes weiden door eeh aldaar gevestigde vereeniging van oudleerlingen van land- en luinnouwwinlercursussen onder meer proe ven aangelegd, teneinde een oordeel te krijgen óver de waarde van een aldaar nog veel toegepaste cultuur maatregel, n.1. de aanwending van guano jn de poot- gaten der aardappelen. De rijf daarvoor aangelegde 'proefvelden bestonden alle uit 5 perceelen. Perceel 5 bleef geheel onbemestperceelen 1 en 2 ontvingen eerst een volledige kunstbemesting en vervolgens per ceel 1 guano in de pootgaten en perceel 2 dezelfde hpeveeUieid guano gewoon over liet veld gestrooid. De perceelen 3 en 4 ontvingen geen, .kunstmest, doch wel guano en stemden in de toediening daarvan ove rigens overeen met resp. perceel' I en 2. Omtrent de uitkomsten dezer proeven zegt het ver slag „Guano in de pootgaten had een grooter invloed o'p de opbrengst en gai alleen zelfs meer dan een volledige bemesting met gewoon over het veld ge strooide guano. Bij late aardappelen was de uitkomst in Zooverre anders, dat Jiel naast de volledige kunslbeinesling niet uitmaakte, of de guano werd toegediend in de poot gaten, dan wel gewoon over het veld. Waar guano alleen werd gegeven was de opbrengst veel lager, doch was guano in de pootgaten weer veel voomeoliger dan guano over het land. Guano in de Pootgaten heeft klaarblijkelijk een sterk drijven de werking en zal daarom, alleen aangewend, roof bouw veroorzaken, wïjL het een onvolledige meststof is. Hetzelfde geldt trouwens ook voor ^uanobemesling in het algemeen." Ongetwijfeld hebben we hier te"doen met leekenendé uitkomsten. Zeer waarschijnlijk-evenwel berust de drijf- werking van guano in de pootgaten hoofdzakelijk op de werking der daarin aanwezige stikstof en heeft men hier dus niet te doen met een specifieke guanowerking. Het verslag vermeldt, dat bij deze proeven gebruik werd gemaakt van „ecnie opgeloste Peru-Guano". Ér mag echter wel verondersteld worden, dat of door een gemakkelijk oplosbare stikstofmest, bijv. chilisal- peter Gf zwavelzuren ammoniak, of door bijv. ammo- niaksuper geheel gelijke uitkomsten verkregen hadden kunnen worden. Wij gelooven dan ook. dat deze proeven mger in schijn voor de guano, doch inderdaad pleiten voor eeij flinke slikstipfbemesting en dan voor vroege aardappe len Liefst in de nabijheid der jonge planten. Uit de bemestingsproeven met kunstmest willen we nu nog aanhalen een proef ter vergelijking van ver schillende hoeveelheden chilïsalpeter. Deze proef werd als aanhangsel van een stel contnoleveldjes, genomen door den heer M. de Graaf te De Cocksdorp op Texel bij haver op hoogen zandgrond. Men zie in het verslag desgewcnscht bladz. 15, de veldjes 6a, 6b en 6c. Élk veldje kreeg per H.A. 1000 K.G. slakkenmeel en 1000 K.G. kaïniet. Het eerste ontving daarenboven 200, het tweede 400 en het derde 600 K.G. chilisalpeler per H.A. De opbrengsten in H.L. haver a 50 K.G., waren respectievelijk 60, 86, en 96 K G., de stroo-opbrengsten 4400, 6000 en 6400 K.G. De bemestingskosten wa ren respectievelijk f 73, f 99 en f 125, doch de zuivere opbrengsten f 306, f 422 en f 470. Waarschijnlijk heeft hier de zesde baal van 100 K.G. c.hii nog behoor lijk gerendeerd. Al mag uit deze eene proef o.a, ook door pet ontbreken van een' paralel stel veldjes, geon absolute conclusies getrokken worden, toch wijst ze er op, dat op de lichte gronden bij de siikstofbemestïng de wijsheid meermalen door de zuinigheid zal worden bedrogen. Over enkele andere in het verslag vermelde proeven schrijven wij: in do aanstaande week. XIII. Zoude men tot een Koning zeggen: „Gij Belial.," tot de Prinsen: „Gij goddeloozen.' Job 34 18. Zie, eein Koning zal regeeren in gerech tigheid, en de Vorsten heerschen naar recht. Jes. 32 1. Lee grandes pensées riennent du coeur. BI. Pascal. Allerlei dingen gebeuren, waarvan we nooit gedaaht hadden, dat ze konden plaatsvinden. Een Latijnsch dichter. Daar is "wel eens gezegd: „De menseh verlangt naar niets zoozeer en als een gevolg daarvan spreekt hij over niets zooveel, als juist over datgene, wat hij mist. En dat verlangen is des te sterker, en| de lust om er over te spreken te grooter, naarmate de kans om het begeerde te bereiken geringer is." Indien dat waar is (en 't is m.i. waar), dan ver klaar ik, gezien het alom brandend verlangen naar wereldvrede, gehoord het duïzendkeelig discours er over, dat de kans daarop vooreerst uiterst proble- matief is. Zeker! de handen van den steeds zieker wordender „zieken Man" en de Balkanbonders zijn broederlijk ineengeiegd, maar daarmede is de oplossing van het vraagstuk ..oorlog en vrede" nog niet tot defini tieve oplossing gebracht; en de in alle harten gloei ende, op alle tongen brandende, de hooggeroemde, langverbeide wereldvrede is daarmee nog niet tri omfantelijk voorgoed ingehaald. eenmaal je vrouw ben. Je moet mij laten deelnemen in ajles wat jou betreft- Niet waar, dat zal je doen? Ik wil je levensgezellin warden, zoowel in het goe de als in het booze". In plaats van te antwoorden streelde hij nu haar wang. Dan stond hij van de tuinbank op. „Mijn tijd is zeer bemerkt, vergeef mij, wanneer ik je reeds weer vaarwel moet zeggen,, kindlief." Een heimelijke bezorgdheid kwam er weer in haar op. Wat dreef hem zoo ijlings van haar weg? Hij voorkwam een vraag van haar in dezen zin. „Er is van alles voor te bereiden voor den oogst. Zoo dikwijls ais ik maar eenigszins kan, zal ik te rugkomen." Zij stapten, naar het vastgebonden paard. Van een even terzijde van, den weg bloeiende® rozeinboom plukte Leone een halfontloken, knop en deed alle moeite die op Palmer's jas vast te steken. Terwijl zij het deed, vroeg zij: „Z)eg eens Detlef, zullen wij spoedig eens een bezoek hij mevrouw Ger- land brengen? Ik verheug mij er al op, haar nader te leeren kennen." „Je zult nog wat geduld moeten oefenen. Ik heb weinig tijd voor bezoeken afleggen." Hoe vreemd hij dat sprak. Angstig keek zij naar zijn gelaat. „Ik dacht dat het misschien, onbeleefd zou schijnen, lang met een bezoek te aarzelen, waartoe wij zoo vriendelijk zijn uitgenoodigd. Mevrouw Gerland noemde jou daaren boven nog haar vriend, je bent dus wel op goedefc voet met haar, hebt veel met haar verkeerd' Hij trok en scheurde aan den singel van het za del en zeide: „Er zijn heel wat mannen die dezen eeretitel van tnevroww Jutta ontvangen." Daarbij schoot het hem door het hoofd, dat zijn manier van antwoorden Leone beslist moest bevreemden. „Zij is een verstandige, belangwekkende vrouw en men kan over alle dingen met haar praten. Later zullen wij haar natuurlijk bezoeken. Nu mag ik mij echter niet langer ophouden." Hij had zich vlug tot Leone gewend, haar hand En dit laatste is toch per slot van rekening vai veel verdere strekking en dus van heet wat tuoq belang dan de vraag, of de land kaarten fabrk eerdei na eindelijk beginnen kunnen de nieuwe Balkan kaart In kleur te zetten. Als ik hun een goeden raad mag geven, dan zc», 't deze zijn: meng de kleuren voorloopig nog maar niet aan; 't kon eens gebeuren, dat uw kleuren- mengsels allang uitgedroogd waren, vóór ge aan werk komt; want het is nog op geen stukken en brokken te zeggen, van welken omvang de verschil-* lende vakken zullen zijn. O! toen al het nu veroverde land nog beschene» werd door de halve maan .was het voor den ver bondenen al heel gemakkelijk den eventuëelen buit te verdeelen. Met welk een roerende eenstemmigheid zullen de stippellijnen geteekend zijn, die ieders toe» komstig bezit zouden, begrenzen! Dat ging zoo gauvt en vlot als 't water van de dakpannen. Och, 't is ook niet erg moeilijk, eenig goed iö vrede te verdeelen, vooral zoolang 't nog eens an,-* ders goed is) Maar 't moet maar eerst eens eige» goed zijn! Dan wordt, wat eerst heel gemakkei ijle scheen, gemeenlijk zóo moeilijk, dat de lieve vrede* erbij In 't gedrang komt- Dat gaat menigmaal zoo onder erfgenamen; dat gaat zoo onder dieven en, dat gaat al niet anders* onder koningen en andere regeerders. Ge ziet» vaU laag naar hoog, il n'y a, qu'un pas. Daar wordt toch in onze dagen, wel meer gefluio* terd, ja, zelfs heel hardop gepraat over overeen - komst tusschen die beide laatste soorten incnschqn* Trouwens ook dat Is niet nieuw! Ik herinner me gelezen te hebben, dat daar reodg in 't laatst der 18de eeuw in, Groningen een tabaks» handelaar was, die sporen van die overeenkomst meen de te hebben ontdekt. En die ontdekking meende hi| niet onder zich te mogen houden. Daarom publiceer de hij deze zijne vondst niet in courant of bro chure, maar... door middel van zijn uithangbord;} en wel in woord en beeld. Maar hij was niet alleen een wijs man, maar ook een voorzichtig pian. Drom mels hij wist wel dat het met hooge hceren kwaatj kersen eten is 1 En daarom schilderde hij op zijn viithangbord een kleine bundel „gouwenaars" met kortcj stelen en een groote bundel met lange stelen, waar-» onder deze simpele woorden met diepen zin Grpote stelen, Kleine stelen, Gnpote stelen 't meest. De man dacht er niet aan van iemand kwaad to spreken, maar een ontdekking met betrekking tot „gipoten" en „kleinen" meende hij toch gedaan to nebben. Ter bevrediging van uw nieuwsgierigheid kan ik wei zeggen, dat de diepe zin van die eenvpiidige woorden den „gnoolen" dier dagen niet is ontgaan, en dal die „stelen des aanstoots" op bevel dier „grooten" moesten verdwijnen. Maar onze niootineverkoop er was niet alleen oen wijs man en een voorzich'ig man, maar ook een lee- perd. En na een'ge dagen las men op het uithangbord i „Naar 't zeggen van de hecreiv-van 'l Stadhuis, •Is dat van ae groote stelen abuis." Nu die heeren van 't stadhuis (pok „groolen"] konden 't weten. En ik vind, 't komt toch ook eigenlijk niet te pas, om de dingen en menschen zoo bij hun namen Jo noemen. Zoo iets denkt men, of hoogstens fluistert men, maar zeggen.... Men zegt nietKoningen of andere regeerders ste len. Neen! „zij komen op voor de eer van hun lantl- zij springen in de bres voor een onderdrukt volk: zij volgen een imperialistische politiekzij zcekeri voor hun gebied die natuurlijke uitbreiding, die het behoeft en waarop het recht .heeft; enz., enz." Nietwaar f dat is toch hoeL wat anders dan stelen? En daarom, die Groninger tabakshandelaar W-as ecra brutaal heer en „Ehre wpm Ehre gebilhrtl" en 'dea Keizer geven wat des Keizers 1 Alsof de Balkanstaten, die tezamen den Turk op 't lijf vielen, dat deden om te stelen! 'Wel neen! zij kwamen .op voor de verdrukte en vervolgde christenen^ En Oostenrijk gaf geen miliioenen aan krijgstoe rustingen uil om te stelen, maar alleen om de Al- baneezen die zoo dolgraag zelfstandig "wilden wezen^ een handje Ie helpen bij de vervulling van hun wc.n- schèn. En Italië steunde Oostenrijk niet pm zelf in de gauwigheid eenige kruimpjes (in casu Égeïsche ei landjes) van den disch te Jcapen, maar natuurlijk... ja! welke edele beweegreden was hét opk weer, dié ItaliQ dn a r'pe aand reef 'f Neen! ik gelopf vast, dat het dien 18den eeuwsch'en Groninger in onze dtagen niet beter zou vergpan zoo'n' vuige lasteraar I Met dht al in don Balkan zijn we dus nog niet waar we wezen moeten. De vred'esprelimjnairendat zijn de beginselen, op grond waarvan men tot den vrede zal kunnen! komen (lel op déze voorzichtige redactie!) zijn ein delijk onderteekend. 't Scheen wei alsof, de verbon denen. die kort geleden nog zulke afdoende bewijzen van hun voortvarendheid hebben gegeven, nu in eens van meening waren geworden Hilz im Rat, Eil in der That, Geberen nichts als Schad'. 't Is ook een heele onderneming om zwart op wil te geven! *t Gesproken woerd."laat zich nog herroe pen, altnans in d'e diploma i?; zelfs zeer gemakkelijk onder het rr.otlo „niet zoo bedoeld, misverstand". Maar is eenmaal de naam onder een tractaat gezet dan „Was man schwarz auf weisz besitzt. Kann man getrost nach Hause tragen." aan zijn lippen gedrukt en inj het volgende oogen- hlik zat hij reeds in den, zadel. „Tot weerziens. Groet de Fohrenbacks." In de open tuindeur staande keek Leone den weg snellenden ruiter na.. Hij draai.de zelfs niet een maal het hoofd om. Toen ging zij langzaam, met gebogen hoofd naar het prieel terug. Wat dreef hem in zulk een groote®. haast weg, hij gunde zich nauwelijks tijd om haar antwoord te ge ven Een vrouw met wie je over allerlei dingen kunt praten een vefstandige, interessante vrouw. En met die verstandige vrouw had hij misschien over ding® gesproken, had haar zaken toevertrouwd, waar voor Leone, de jonge bruid, nog niet rijp, niet er varen, genpeg was. Had vanaf den eersten; dag van, haar komst, het huis van mevrouw Jutta op Leone's blikken magne tisch gewerkt en, zoo was het nu, op een dag dal Palmer weer tevergeefs op zich had laten wachten, of haar schreden met geweld naar het witte hub werden gericht. Eenmaal zou zij op die manier me- vrouw .Tutta toch wel ontmoeten. In haar innerlijk* bedruktheid wiaehbte zij op deze ontmoeting, zondei zich een helder bewustzijn erover te kunnpn vormerf, wat zij voor zich daarvan hoopte. Maar nog een andere wachtte tevergeefs In die da gen. Mevrouw Jutta wachtte ook op iets dat niet kwam. Iets zeldzaams in haar leven, dat haar alles wat zij gewild had, op vleugelen zou aandragen. En, nu kwam er ploïssling een, wiens liefde zij uit gewoon te had gemaakt tot haar speeltuig en van wien zij 'had geloofd, dat éen enkele blik van haar genoeg zou zijn geweest, om hem tot haar te doen terug- keeren en ziet deze liet haar wachten. Dat maak te in haar oog den man begeerenswaardiger dan te voren, wekten allerlei vragen in haar op, die haar bezighielden. Nam hij deze poging van haar om kwansuis o>p de vlucht te gaan, zoo ernstig op? Nam hij het met

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1913 | | pagina 9