(repel lil Land- ei Tuinbon Hem te glad af I Hf iü Dammen. Reïne Handen. Zaterdag 25 Oct. 1913. 57e Jaargang. No. 5265. DERDE BLAD. I-.-® ÉlJ iü 'J& I Éli m H iü ÉI H HH iW> IBi 9 3 HP 16l t'l )C n. ém Wm WW. urn 'MM V7VZS/ m Wïïi mÊ Wm mm wik, m w m m m 7%. mm. m®. m w mm. wm mm znm w, mm 'wm. mm w%. wit. 1 l LAGE TEMPERATUREN EN PLANTENGROEI. In ons vorig artikel bespraken wij den invloed van ige temperaturen op den groei van onze gewassen rfeer in het algemeen. Thans zullen we ons meer in (ri bijzonder bezig houden met de gevolgen, welke Imperaturen ondier het vriespunt op d© planten hcb- pn. Zooals bekend is, bestaan er meerdere planten, ÉMÉB—ii J r bijzonder bezig noucuen nwrn w onder het vriespunt op do planten neb- en. Zooals bekend is, bestaan er meerdere planten, He slechts met een doelmatige berekening tegen de irst, onze winters kunnen doormaken, terwijl andere nder ©enige beschutting gerust het geheele jaar bui- n kunnen staan, zonder klaarblijkelijk In jjet minst t te hebben van de strengste koude; zij zjjn vol umen „winterhard"'. Verschillende onderzoekers hebben zich bezig gehou- n met een onderzoek naar de. juiste oorzaak van ,,it doodvriezen van verschillende planten, bij tem- Hraturen iets meer of minder ver onder het vriespunt. uitkomsten van dat onderzoek kunnen als volgt jnengevat worden:. Mllet lichaam van planten en dieren bestaat uit ge- zinlijk ontzaglijk veel kleine afdeelinkjes, ieder om- ven door een wand. Deze hokjes noemt men cellen. Ie levensverschijnselen van planten èin dieren zijn som van de levenswerkzaamheid der afzonderlijke llen, die ieder voor zich eene bepaalde functie ver- ;hten. Het levende deel van den inhoud1 eener plan- a- endierencel is het protoplasma, een waterige gelei- li tige stof. Naar gelang een cel 'behoort tot het lichaam in verschillende planten, heeft het protoplasma andere genschappen. Wat gebeurt nu bif het bevriezen van planten? Uit el protoplasma treden kleine waterd'ruppelijes, die tot s bevriezen. Hoe meer dit proces voortschrijdt, des 1 meer water verliest het protoplasma, totdat ein- :lijk het oogenbllk bereikt is, dat verdere wateront- ekking den dood der planlencellen tengevolge heeft rordt deze grens overschreden, dan sterft de plant otseling. Niet de lage temperatuur op zich zelf fit I is do-odelijk, doch de dharmee gepaard gaande wa- ■onttnekking aan het protoplasma der levende cel- Nu 'heeft de ijs vorming in de cellen ten eerste plaats bij een ige graden onder 0, bij' de eene |antensoort spoediger dan bij de andere, terwijl ten eede het van de soort van planten afhangt, of het ren van het protoplasma pas gevaar loopt bij groote n wel reeds bij geringe wateronttrekking. Een en pder verklaart het verschillend gedrag der planten te- jnover de vorst. Vroeger werd de meening verkondigd, dat uiterst Ingzaam opdooien in staat zou zijn een bevroren plant het leven te behouden en zocht men dus de oor- tak van den dood in het snelle ontdooien. Voor enkele anten schijnt dit inderdaad op te gaan. doch in het gemeen is boven aangegeven verklaring de meest ge- 'gde. Behalve het protoplasma bevindt zich in de cel nog l celvocht, een waterige oplossing van velschillende Jfen. waarin eveneens door de vorst ijsvorming kan fiats hebben. Ieder, die weel, dat pekel niet zoo gauw [rist als zuiver water, en dat bij het bevriezen er i het zout wordt „uitgevroren'", waardoor de niet ..roven oplossing steeds sterker wordt, zal ook be- Sipen, dat in het oelvoeht pas ijsvorming kan optreden j eenige graden onder 0, maar ook. dat ijsvorming lak ten gevolge heeft, dat de overblijvend© sterk ge- pc en lieerde oplossing de plant vergiftigt. In verband met het bovenstaand© behoeft niet nader I' gd te worden, dat sappige plant'endeelen meer ge- loopen voor doodvriezen dan 'meer droge. Vreest >or bepaalde planlen gevaar van bevriezen, dan is f altijd aan te raden ze zoo weinig mogelijk te be- i, teneinde het watergehalte zoo laag mogelijk te iè^n. ,.ii 'stige vorstsehade kan worden veroorzaakt aan t - esems van vele onzer fruitiioomen, die, zooals 9fi l is, bloeien vóórdat de bladeren verschijnen, r-j il {de bloesems van onze pit- en steenvruchten; i logal gevoelig en ongelukkigerwijze loopen juist ganen, waaruit de vruciht zal groeien, n.1. de nlprijke stampers, het meeste gevaar, zoodat het meer malen voorkomt, dat de bloemblaadjes onbeschadigd lijven, doeh de stamper vernietigd is. Oppervlakkig esehouwd is de vors (beschadiging dan niet waarneem bar, doch men behoeft zoo'n aangetaste bloem maar fuwkeurig te bekijken om te bemerken, dat de stijl slap en verkleurd is, terwijl het vruchtbeginsel bruin of zwart is geworden. Een dergelijke bloem levert na-1 tuurlijk geen vrucht. Van het bësooft hebben kruis bessen het meest last, dat de jonge vruchtjes bevrie zen. Ze worden dan geel; schrompelen ineen en val len spoedig af. Een bijzondere uilwerking van de vorst is nog het opvriezen van den grond. Doordat water bij den over gang tot ijs van volume vermeerdert (10 L. water le veren na bevriezen ongeveer 11 L. ijs), zet de grond bij het bevriezen uit. De bovenlaag bevriest het eerst, gaat naar boven en neemt de daarin geplaatste plan tjes mee. Gaat nu de grond bij dooi weer zakken, aan kunnen de opgetrokken wortels der planten niet meer in de oude gaten teruggestoken worden, zoodat, wanneer het bevriezen en ontdooien niet meerd.ré ma len herhaalt, de jonge plantjes soms bijna geheel uit den grond gewerkt worden. Op losse, waterrijke gron den komt bet opvriezen natuurlijk het meest voor. Als voorbehoedmiddelen gelden derhalve een doeltréf- fende diepe ontwatering van den bouwgrond en vroeg zaaien van de wintergewassen, teneinde de planten voor den winter met een krachtig en uitgebreid wortelstel sel te voorzien. Opgevroren gronden moeten in het voorjaar gerold worden, waardoor de planljes o] nieuw met den grond in voldoende aanraking worden gebracht en nieuwe boworteling beter zal plaats hebben. Een enkel woord nu nog over de bescherming van planten legen vorstsehade in het algemeen. In de eersté plaats zijn de gebruikelijke middelen er op gericht het warmteverlies zooveel mogelijk te beperken, door be dekking met stoffen die de warmte slecht geleiden. Gevoelige planten bedekt men daarom met stroo, takjes, mest e.d. of beschermt ze door een mat of iets dergelijks tegen ruwe winden. Sneeuw is ook een best beschuttingsmiddel, als de laag tenminste niet te dik is en er door kortstondigen dlooi, gevolgd door vorst geen harde korst op is gekomen. In dit geval kunnen vooral bladrijke gewassen, met name rogge en winter- gerst er gemakkelijk onder stikken of rotten. In wijngaarden of vruchtentuinen matigt men soms de warmteuitstraling door kunstmatig rook te verwek ken, waarvoor men speciaal daarvoor uitgeruste rook- wagens bezigt, welke men, vooral bij gevaar v. or nachtvorsten in den nanacht door het te beschermen terrein heen en weer rijdt. Op het open veld is dit middel echter niet te gebruiken. Ruige mest, stroo e.d., beschermt gras- en klaver- land in den winter in Ihooge mate. Speciale proeven wezen in de bodemtemperatuur d'uidelijken invloed van een bedekking aan. Tegen het einde van den winter moet men de ruigte echter weer spoedig verwijderen, aan gezien het middel dan ook de voorjaarszoniewarmte zou keeren en alzoo afgezien nog van den last, welke men in den zomer van 'de bedekking zou on dervinden weer schade zou gaau doen, doordat de ruigte Ida'n de stijging van de bodemtemperatuur be lemmert door dezelfde oorzaak, waardoor een sterke daling in den winter werd1 tegengegaan. Onbegrijpelijk dat aan bedde [spelers ontging, dat wit als volgt kop spelen;! 3024, 3530, 40 29, 2822, 32 3, 3 39, 29 20, J25 34, 23 met winst voor|wit 1. 2. 3. 4. 5. .Wit: 45 34. 34-29. 30 39. 3833? 34, 17 18, 21 32, Zwart: 29 40. 9-14. n 23 34. 18—23. Zwart wint nu op fraaie wijze een schijf 5- Zwart: 23—29. 6. Wit: 33 24. 19 30. I' 35 24. 17-22. 27:20. 25:14. ®- 26:17. 11:44. 11' 43oT39' 44 33- 12 372~« 33 12 37 48. 8—13 art won schijf 24 en later de partij. UIT „CONSTANT". In een wedstrijdpartij tussoheu de heeren Kan (zwart) en Lindemans (wit) te Rotterdam, kwam het tot on- derstaanden stand. Zwart 1 11 16! 21 31 41 hp n§ ÜP mm u WEDSRIJD OM HET MEESTERSCHAP. Wit: de heer Beers.| Zwart: de heer De [Beer. Zwart. 11 21 26] 31 36] 41 46| '///O/A ////O/A ////O/A Y//////A 'A "Wit ■"Stand zwart, 9 schijven op: 8, 10, 13. 16, 19. 21. 23, 24 en 26. 1 Stand wit, 10 schijven op: 25, 28, 30 32, 33 35. 36, 38, 39 en 43. Wit, aan zet, speelde in dezen stand] op een valletje, hetgeen, zooals de stand nu is, nogal diep verbór gen is. 1. Wit: 25—20. Zwart: 24 15. 2. 30—24. 19 30. 3. 35 24. Zwart wordt nu verlokt 23—29 'te spelen; het zou evenwel de partij kosten als volgt; 3. Zwart23—29. 4. 24-19. 13 24. 5. 28—23. 29 18. 6. 36-31. 33 2. De heer Kan zag evenwel do bedoeling van zwart en won door goed spel die partij. De partij werd gespeeld met voorgift. ga daa, maar onmiddellijk je gangf en 10 15 20 25 30 135 10 45 150 Bovenstaande stand is het'resultaat van onregel matig spel van zwart. Wit opende met 3328, en zwart antwoordde met 1621. In.de diagram stand is zwart's laatste zet 20--25. Zijn [stand is niet gunstig te noemen. De gekozen zet is echter [zwak, veel sterker is 2024, wit kan nu [een rondslag maken, t laar zonder voordeel 4034, 35 44, 4440, 2822, 26 17, 4339, 28, 12:21! 44:33, 29 38 40, 29, 24 32 35. 23, 35 44, 37 28, 117 _26_ 12 _1J,_ 21! Feuilleton. 23 34, 21 32, 3439, met voordeel voor zwart. Natuurlijklis wit niet genoodzaakt deze combinatie uit te voeren.[Het spet ltep( verder al® volgt: 1. Wit: 4034. j I Door ARIE LOMANS. De bekende detective Nielet had herhaalde ma len reeds met zijn ivrouw) geredetwist over zijne groote detectives-bekwaamheid, waarhij zij, Char- lotte, steeds maar beweerde: „Ik wed, dat ik je toch voor een onoplosbaar vraagstuk kan plaat sen." Hij had daar altijd [meel gegekscheerd, omdat hij meende, dat zij het zei, om hem spelenderwijs te plagen. Tenslotte had zij echter1 iets bedachten op een goeien dag kwam zij er mee voor don dag. .„Beroemde Charles," zei zij spottend tot haar man, „ik heb iets bedacht en ik wil met je wed den voor een fijn souper, dat je grootel spitsvon digheid je ditmaal in den steek zal I laten." Hij lachte eventjes minachteed, maar liet er dan op j volgen: „Welnu, waar komt diie reuzentoer nu neer.?" „Ik !zal het je vertellen, Charles Jij hebt mij zoo'dikwijls gezegd, dat het zoo ontzettend moei lijk is, welhaast onmogelijk, een, klein voorwerp in een vertrek te i verbergen; zonder dat een bedreven detective hef gauw, ja zelfs binden zeer korten tij d vindt. En ik zeg je nu, dat daar niets moeilijks aan is. Laten wij dus zien, wie gelijk heeft. We zullen het I probeeren met mijn brodhe. Samen gaan wij eerst de kam er uit, terwijl ik dan alleen daarin terugkeer. Na dertig 1 seconden mag jij weer hinr nenkomen en onmiddellijk beginnen te zoeken- En heb je de broche; binnen het kwaï tier gevonden .1 „Dat is heel erg," antwoordde mijnheer Delmonte. laar is er dan onder uwe bekenden niemand, die het geld 'voorschieten wil, zonder dat u direct het doel waarvoor u het wenscht te gebrul- rekenschap behoeft} te, geven?" „Daar ik geen voldoend© zekerheid [kan aanbie- ten, hoe zal ik dap, de moed hebben mi> tot iemand p wenden?" c I „Onder zulk -nstandigheden is( het nauwelijks me 'lelijk om - „ste voor uw zoon af te wenden. feet ontbrekende bedrag) moet [dadelijk worden inge dacht werkelijk'dadelijk, |want reeds van zou bij liet opnemen van de kas do fraude Horden ontdekt." jbe politie-directeur gaf geen antwoord. Hij zag 'les voor zich ineenstorten, maar hij vond trots lt niet den m d om [te besluiten Liabetnow van zjji i «l'^osen te rooven. een 1 ut was er verloopen. gedurende wel- II Delmonte ^afgebroken} zijn rose n,agelM bekeek. p stond Sc. inidt langzaam van zijn stoel op. 'Het is1 in |dit geval geheel zonder doel, dat ik if'-tijd nog langer in beslag) neem, mijnheer, fk was lippenen om mij Jsmeekend tot u te wenden om I Helijden en geduld. Maan lik zie in,, dat het niet P macht is mij te helpen. Ik moet nu wel wen,, at niet te veranderen is." I Je haukdirecteur bestudeerde) nog steeds de top- lvan zijn!vingers. Eerst toen, hij niet meer twij- e' »n, dat de|ap|dere werkelijk besloten waa hee;n f' n, zelde hij aarzelend, als iemand] die met 'besluit nog niet geheel In,[het reine is: „Blijft even. Ik gevoel werkelijk heflïinnigste mede- n met uw geval. En, wanneer Ier inderdaad on- uw vrienden, niemapd is, diq u in staat acht, a helpen, nu dan zou ik mijl wellicht daartoe •£pen." mijnheer Delmonte? u wilt zelf...?" is |ook voor mij gieen kleinigheid. En wat ven over luw financieel® omstandigheden zei- moest mij daar eigenlijk vaji terughouden," "Maar ik kan het niet van mij verkrijgen, dat man, dien ik oprechtlhoog heb leeren schatten, ten vertwijfeld man, I mij zou verlatein. Wajinecr v mijn voorwaarden ingaat, zal ik het tekort uit E eigen middelen dekken en 1 zwijgen." 11 hoe luiden, uw voorwaarden?"1 ss „O, u behoeft niet te vreezen, dat ik u! iets on behoorlijks zal vragen. Ik wil er alleen van [verze kerd zijn, datler uit mijn tegemoetkomende houding tegenover u |voor mij geen onaangename gevolgen komen. Men mag nooit ervaren wat ik voor u heb gedaan en u zult mij dus uw eerewoord geven„ dat u dit geheim tegenover iedereen zult I bewaren. Ook uw zoon moogt u niet zeggen, op welke wijze wij onze zaak hebben geregelde Hij heeft tenslotte geen recht cm 'van u eenige verklaring, in dien zin te eischen. Het moet hem voldoend© zijn, dat zijn ver keerd gedrag met den mantel der liefde wordt be dekt en, dat hij op het bureau hier, kan blijven wer ken. als was erjniets gebeurd?" „Hotl Zoover wilt u uwe grootmoedigheid uit strekken? Hij mag zijn positie behouden? Neen, dat is te veel. Ook om zijn zelfswil) schijnt I het mij geboden, dat hij hier niet meer [terugkeert." „Pardon maar ook cftt is een mijner voor waarden. Het staat u volkome* vrij, ze te weige ren, maar daarmee vervalt ook mijn aanbod. Ik ziei- de u bereids dat niemand iets van het voorgeval lene mag te weten komen. Een plotseling heengaan van den jongen man [zou, zelfs al ging zijn heen gaan onder het voorwendsel van zijn ziekte, vooral als er gelet wordt op de positie die Ihij hier de laatste weken bekleedde, 1 aanleiding geven tot aller lei vermoedens. Natuurlijk zou het lichtzinnig zijn hem verder de kas toe te vertrouwen. Met de be lofte. dat ik hem een goed) gosalariëerde maar on gevaarlijke post opdragen! zal, is hoop (ik aan al uw bezwaren tegemoet gekomen." Do politie-directeur wreef zich het voorhoofd. „Wat ik daar hoor|i|S m1J nog steeds een droom. Dat klinkt meer als |een belooning dan als eene straf." „Wij zullen er voor moeten 'zorgen, dat de jon geman het niet als zoodanig opvat. Hij |moet mij een schi iftelijkei schuldbekentenis afgeven, waarvan ik slechts'dan gebruik zal nlaken, wanneer hij op nieuw toont mijn Ivertrouwen onwaardig te zijn. En hij' moet zich verplichten 'elke maand ter delging van '4jn schuld, een deel/ van zijn inkomen af te dra gen. Ik heb er natuurlijk) niets) tegen dat uzelf ook zulk een verplichting op u neemt. Maar |ik laat den termijn eu de grootte van het bedrag geheel aan 11 over. Het zou zijn u vanuit den regen in de drop jagen, wanneer ik u verplichtingen op legde die boven uwe krachten gaan." En dat is|a,lles wat u van mij eischt?" ']ja, mijn hemel, [wat zal ik anders nog van u verlangen? Wij mensehen Izijn bet verplicht} om el kaar bij te staan, zoo goed [dat maar In ons ver mogen is. Ik heb dus luw woord, dat u zult zwijr gen, beslist en tegenover iedereen, look tegenover uw eigen kinderen?" „Dat eerewoord hebt u, mijnheer Delmonte. God geve dat |mijn leven lang genoeg is, om u dieze schuld terug te betalen," j „Nu he,t heeft geen haast, want ik ben een ver mogend man en heb bij mislukte speculaties al meermalen groote sommen] verloren, grooter dan de ze en nog nooit heb ik mij mijn goeden luim laten j bederven. Bovendien is u n°S in uw beste jaren. Voor lover een jaar of tien zult u er bepaald nog wel niet aan denjken.om u te laten pensionuee- ren?" „Toen ik hierheen ging [was ik natuurlijk vast besloten nog vandaag mijn ontslag, te Inemen, maar onder deze veranderde, omstandigheden „Hebt u die gedachten opgegeven dat spreekt vanzelf. Ik maakldat ook tot mijn uitdrukkelijk be ding. dat u geen ontslag neemt. Anders had mijn tusschenkomst geen doel, wanneer u zich nu even goed zoudt'opofferen. Want laten wij elkaar goed begrijpen, mijnheer de politie- directeur,, wat ik doe doe ik niet voor uw zoon, wiens lichtzinnige daad scherpe straf verdient, maar voor u,. die j men mij steeds als een welwillend] en humaan ma,n heeft geroemd. U zult uw medemenschen ook niet in de ellende laten 'zitten, wanneer u ze helpen; kan nietwaar?" „Wanneer ik helpen I ban neen zeker niet-" „Welnu. Wij zullen, i nu niet verder over de zaak spreken. Doet u de moeite enlho,mt u vanmid dag om 5 uur nog eenmaal hier, Jopdat ik u een schuldbekentenis kan I laten teekenen. En, u stuurt morgenochtend op het gewone [uur uw zoon. Hij zal natuurlijk van, mij zijn orders (ontvangen en wat ik verder tegen bem nog meen te moeten zeggen en dan zal er tusscheu, ons nooit; meer [een enkel woord ov9r de zaak worden gewisseld." Met een banddTuk was bet oniderboudi afgeloor pan. De directeur wist nauwelijks hoe hij op straat gekomen was enlboe bij in zijn woning was aange land. Maar toen [zijn, dochter hem van boven af te gemoet snelde en nog steeds bleek' en met roodge weende oogen de armen om zijn hals sloeg, toen maakte de vreugde Izich eindelijk van hem meester. Hij sloot zijn kind in,zijn armen en kuste haar, terwijl hij haar de|teederste namen gaf. „Maak je njet meer [angstig, mijn lieveling, alles is weer goed. Dei [wolken zijn, voorbijgetrokken en de hemel is n,og weer eenmaal helder geworden. Maar nu moet je mij ook weer [een opgewekt; en vroolijk gelaat toonen." Alioe leunde gelukkig tegen zijn schouder. Hoe zwaar zij ook; [onder de kwiellende onzekerheid had dan heb jij [de weddenschap gewdnnefe. Is bet fcwaï tier verstreken, zonder dat jij ze gevonden neeq dan geef jij het souper. Nou, wat dunkt Je? De bedreven detective dacht evelt na, terwijl hj zich weer met kon weerhouden te glimlachen a zei dan: „Goed, aangenomen!" Zij voegde er ncte schalks aan toe: „Ik zeg er zelfs nog bij, dat Os de broche niet aan mij zelf zal verborgen; ik zal alles zoo eerlijk mogelijk doen; trouwens dat laat ik naderhand aan jou over te beoordeelen. Dus voor ze te verbergen heb ik een halve minuut noodsg, terwijl jij 15 minuten mag zoeken," „,Dus," vroeg de detective nog, ,..je geeft mij de verzekering, dat de broche binnen het vertrek zal blijven?" „Daar kan je van op aan." „En als het kwartier nu eens verstreken zou zij 14, zonder dat ik de broche gevonden heb, zal je ze mij dan direct wijzen?" „Onmiddellijk, binnen) .een seconde," antwoordde zij Hij lachte, alsof hij zeggen wilde: onnoozele vrouw. Daarna gingen beiden de kamer, uit, terwijl zij on middellijk weer terugkeerde. Niclet stond buiten de deur op zijn hortage te kijken, zijn oogen strak gericht op den seconden- wijzer, terwijl hij nauwkeurig oplette of hij kon bespeuren, wat zij aanraakte.En bij meende duide lijk haar naaikistje open en, dicht te hooron gaan- Hij lachte vergenoegd in I zichzelf Maar even later hoorde hij eeD stoel verzetten. Wacht, dacht bij, dus daar ook op gelet. Dan was de halve minuut om en hij stapte na een 1 korte waarschuwing „ifc kom'" naar binnen. Direct bij de [deur stond zijn vrouw hem reeds op te wachten en zij legde lief- koozend haar arm op zijn schouder |en terwijl zij) hem kuste zei zij: ,,0 mijn [schat, wat zullen wij vanavond fijn soupeeren!" ,„Arm kind, lieve Charlotite, maak je toch geen te groote illusies, het zou wei eens kunpen [tegen vallen." 1 „Welnu, zoek!" Niclet begon Izijn speurproef, terwijl zijn vrouw met van vreugde [stralend) gezicht in een leunstoel het grapje ging zitten afkijken- Niclet stapte on middellijk op het naaikistje af, dat hij ongelukki gerwijze van onder tot boven vruchteloos doorsocht- O, dat hindert niet, dacht hij, dan is 't onder dei} stoei, waar zij op I zit en hij gingldus daar duch tig aan 't zoeken. Maar... daarlwas ook niets! „Jonge, jonge, al anderhalve minuut om." Hij be gon minder vroolijk te kijken, jzijr) vrouw des te opgeruimder. „Juist," riep hij toen, uit, „daar [onder mijn hand schoenen, die zijn verschoven." Maar ook daar bleek niets verborgen te zijn. Toen haalde hij al les |om wat op het buffet stond en wat op de car napé [lag. totdat Charlotte hem toevoegde: „Och, man, laat [flat toch allemaal, je behoeft; niets van zijn plaast teihalen. Ze is zóo verborgen, dat) zezoa direct te bereiken,! is." Hij vertrouwde!dat echter niet en begon; onderdo karpetten te kijken. |„Z|oo laag hoef je zeker niet te zoeken," wierp [zij hem toe. Onmiddellijk begon hi| dan naar het!plafond; te oogen, maar ook daar ont waarde hij niets.. |DaaT kwam plotseling een nieuw idee hij hem op. Ze zal d© brochel In het water van de bloemen hebben geworpen,! En hij begon de prachtigen, genrigen ruiker van dahlia's en rozen tot Charlotte's 'groote ontsteltenis af te breken, om. daarna het water uit de vaas te kunnen gieten. Zij begon bijna te huilen toen zij het zag en verzeker de hem dringend, dat 'daarin niets te vinden was. Hij hechtte echter [aan) geen harer woorden een/te geloof en ging [zwijgend, zijn gang. Ook dat onder zoek leverde echter niets op. Dt broche bleef tot rog too maar spoorloos verborgen. En toen, zei Char lotte zoo'n beetje tergend-spottend: „10 minuten, a?. vrindje!" Nog [eens zou hij het met; de tafel beproeven. Hij nam bet kleed or af, keerde de tafel om, doelt vond niets anders dan een| groot spinneweb met eer» dikke, griezeligespin, die, toen zij langzaam ineen recht lijntje tot den grond viel, Charlotte deed gil len. „Dat hadt je ook beter schoon kunnen houden,'* wierp hij haar naar het hoofd. „Ja, diaarheb ji| gelijk in," bekende Charlotte, „maar zoek jij maar verder, je hebt nog net twee minuten." Het begon te spannen,. Nog een laatste mogelijk heid tedacht bijlen dat was: ze heeft de broche in het aschbakje I van, het rookstel onder de asch ver- borgen en binnen tweo seconden woelden, zijü vin- gers al in de gra,uwe sigarenasch. „Och stakkerd, maak je vingers toch niet zoo vufl voor niemen dal! Nu, beste I jongen, ik geloof, dat je de hoop wel kunt opgeven, wanf je ziet 't is gewoon on vindbaar." Hij zocht echter [nog volhardend door, al ging hij n,u niet moei] de bijzondere boekjes fea, Hij keek nn meer zoo overzichtelijk in het rond, terwijl hij met kalme stappen de kamer doorwan delde. De klok stond echter ntet stil en gaf meelij loos te aanschouwen, dat hem nog juist dertig se conden tot zoeken overbleven,: juist de Itijd, dien zij had noodig gehad, om dat verwenschte ding zoo goed te verstoppen. Nog ijsbeerde hijj over den vloei en... met een luid en vroolijk gelach sprong Char- geleden, de verzekering dat haar langst ongegrond was geweest, was voldoende om alle |schaduwen ut} haar ziel weg te vagen. Zij verlangde naar geen uitlegging [van de zaak, vroeg niet hoe alles nu was geloopen, een vraag drong zich slechts over haar lfppen: „U bent dus niet boos op mij, papa,, dat ik mijnheer [Von Lie- benow gevraagd heb hier boven, te komen?" „Het was de gelukkigste gedachte,, die je hebber* kondet, kindlief en hij verdient da,i!( ook een vorste lijke belooning. Wanneer je dus een wensch heb}, dien ik vervullen,kan, een zeer groote wensch, zoo is het nu het geschikte; oogenblik, om daarmee voor den dag te komen. Heb je ook Tets op je hart, dat je mij moet toevertrouwen Alice voelde, dat zij hevig bloosde en zij borg haastig haar gezicht aan haar1 vaders borst. „O papa beste papa „Nu, zal ik je een beetje helpen? |Het begint Be ker Iwel met een H. en dan e-i-n-z, moet nog verder spellen?" I' Een jubelkreet was haar antwoord en dan wer den een paar mdisjesarmen zoo stijf om zijn geslagen, dat Schcnidt meende te zullen) stikken „Het is |dus precies als ik dacht, mierk ik. dan!zal ik mijnheer den, commissaris wel moetepr vra gen, of hij'misschien genegen is mijn schoonzoon t< worden?" Met zacht geweld onttrokde directeur zich Alice's stormachtige liefkdozangeni en stuurde met een kus de kamer uit. Dan schudde hij afa ii verwondering over zichzelf het hoofd. Hoe ter we reld kwam hij Ier toe zich zoo gelukkig en vrooJijl te voelen? Was look door de| grootmoedige daad vaj den man die zijn:positie had gered, en den onder gang va» hem had afgewenteldook de eer] van zij naam gered, datgene Juist I wat hem straks het dieps in het hart had getroffen. Dat was toch niet onge daan te maken. Een innerlijke stem zeide j hem dat hij nog dikwijls genoeg den druk van Iden ketting voelen zou, dien hij hoogstwaarschijnlijk, tot aanzijn dood zou moeten meefileepen. De korte vreugderoes! was |direct verdwenen en de grauwe schaduwen, van de zorgen verduisterden opnieuw zijn gemoed, toen hij de kamer van zijn zoon binnentrad. ik f rer- hala Nu, aai haaf HOOFDSTUK 4. Reeds in |den middag was de politie-directeur Schmidt weer in zijn werkkamer verschenen. Hij vroeg dadelijk naar den I commissaris Von Llebenow, maar hij kreeg het bescheid, dat de [beambte zich

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1913 | | pagina 5