t
Grepen rit Lal- en Won*..
EEN KUNSTENAARSLOOPBAAN.
61
Reine Handen.
Zaterdag 8 Nov. 1913.
57e Jaargang. No. 5273.
DERDE BLAD.
KALKBEMESTIXG. I.
Als men in de meesle streken van onze provincie
'het gebruik van kunstmest eens nagaat, dan blijkt, dal
plaatselijke -omstandigheden van grond en cultuur een
zeer begrijpelijken invloed op de keuze en de hoeveel
heid der gebruikelijke meslstoffen uitoefenen. Phosphor-
jzuurhoudende kuiistmeststoffen kunnen zonder aarze
len zeer algemeen worden genoemd, op de kleiachtige
gronden voornamelijk als superphosphaat, op de zand
en veengronden meer als slakltonmeel. Stikstof houden
de kunstmeststoffen zijn In den akkerbouw in de meeste
streken geheel onmisbaar geworden, voornamelijk als
chilisalpeüer en zwavelzure ammoniak. Wegens de doel
treffende aanwending als overbemesting vooral In hel
voorjaar, wordt cMMsalpeler wel het meest gebruikt.
Met de kalibemestiing staat het geheet anders. In vele
streken wordt deze nog maar zeer matig toegepast. Op
de zandige gronden is do aanwending van kaïniet ech
ter geheel onmisbaar gewordan. Zonder twijfel zal ech
ter ook op de betere bouwgronden de kalibemesling
niet uit kunnen blijven en zullen in de eerste plaats
aardappelen cn bieten zich het dankbaarst er voor
toornen.
Hoe staal het nu met de kalkbemesting? De bekende
wet van het minimum wordt toch immers populair
vaak als volgt verkondigd: „Van de stoffen, welke de
darden voor den opbouw van haar lichaam noodig
lebben, komen vele in voldoende male in de gewone
gronden voor en behoeven derhalve geen voorwerp
van zorg voor den landbouwer uit te maken. Met 4
stoffen echter staat het vaak anders, n.L met de stik
stof. het phosphorzuur, het kali en de kalk. Zorgt
derhalve door bemesting, dat uw gronden deze plan
ton voedingsstoffen steeds in voldoende mate in opneem
bare verbindingen bevatten.
Wel degelijk wordt alzoo meestal de kalk' genoemd
.als een der stoffen, waarop die landbouwer uit een
Ioogpunt van bemesting zijn aandacht gevestigd; moet
houden.
Met uitzondering echter van in d!e streken ïnet di
luviale zandgronden, bijv. in het Gooiland, wordt de
kalkbenuesting zeer matigjes toegepast. We zouden niet
gaarne beweren, dat dit af te keuren is. De bijzondere
uitwerking van een kalkbeiniesting, zooals die in de
laatste jaren is bekend geworden, spoort meer 'tot een
groote voorzichtigheid, aan bij de aanwending V&ni kalk
als meststof.
Het onloochenbare feit echter, dat kalk voor Hot
plantenleven absoluut onmisbaar is, dwingt op knik
arme gronden tot kalkbemesting.
Hieruit volgt tevens, dat de meeste gronden in onze
provincie van nature voldoende kalk voor den plan-
n ten gr oei bevatten.
Waar niet geregeld met kalk bemest wordt, gaat
echter de kalkvoorraad onherroepelijk achteruit.
1 Op zeer sprekende wijze blijkt dat bijv. uit de cijfers
verkregen door een 'speciaal onderzoek van den beken
den Prof. Marcker, welke den grond van eenige Oldcn-
Bffj burgsche zeepolders op het gehalte aan stikstof, phos-
e Ubphorzuur, kali en kalk onderzocht. Deze polders waren
respectievelijk ingedijkt in 1852, 1822, 1780, 1732 en
1659. Voor stikstof en kali bleek hierbij niet van een
pi regelmatig© daling van liet gehalte van den grond aan
11 I deze voedingsstoffen. Geheel anders stond het met hel
Ltj phosphorzuurgéhalte. Dit bedroeg resp. 0.250, 0.235,
0.193, 0.152, en 0.15.1 pel. Sprekender waren nog do
I cijfers voor de daling in het kalkgehalte van den bo
dem met het toenemen van den ouderdom van den.
polder. Respectievelijk toch, van den jongsten tot den
oudsten polder, bedroeg het gehalte aan kalk van den
grond 5.28, 5.16, 4.88, 3.87 en 2.27 pot. Hoofdzakelijk
is de uitspoelende werking van het regenwater hiior
do oorzaak van kalkverlies.
Al zeggen deze cijfers niet alles, en al beamen we
gaarne, dat een Scheikundige analyse van een grond
r «hts een zeer gebrekkig inzicht geeft in zijn be-
,-stingstoesland, toch blijkt voldoende, dat te een of
f.«®deren tijd een kalkbemesting voor bepaalde gronden
eens op haar plaats kan zijn.
Het is ondsrlusschcn wel een van de moeilijkste
ken, de uitkomsten van een kalkbemesting behoor-
te beoorieeien. Wie uil een gunstig resultaat con-
L leert, dat de betreffende grond minder opneembare
uk bevatte dan voor de voeding van het gewas nood-
rab zakelijk was, zal in misschien de meeste gevallen de
ieg kal geheel misslaan. Dit komt doordat de kalk ook
iejrf m andere opzichten invloed uitoefent op den grond
m \vn alleen door de vermeerdering van de hoeveelheid
-1 plantenvoedsel.
en. Als we dit nagaan, willen we er eerst op wijzen, dal
Feuilleton.
9
kalk geheel tegenovergestelde eigenschappen hoéft als i
een zuur. In tde scheikunde rekent men de kalk tot basis.
Deze stoffen verbinden zich gretig met zuren. De ver
bindingen die daarbij ontstaan, zijn óf niet zuur óf j
althans minder zuur dan het zuur waaruit ze zijn
gevormd. Mm zegt derhalve, dat kalk de zuurheid! van
dm grond kan opheffen of temperen.
Op zure gronden kan een bemesting met kalkhou-
dende stoffen daarom zeer op haar plaats zijn. Aan
dm anderen kant moet echter niet uit het oog ver
loren wonden, dat, waar meer kalk wordt toegediend
dan voor de neutralisecring van de zuurheid van den
grond noodzakelijk is, dc grond basische eigenschappen
zal bekomen. Nu is een zwakke basische reactie san
den bodem ongetwijfeld zeer gesvenscht, doch de onder
zoekingen naar aanleiding van de Veenkoloniale haver-
ziekte ingesteld aan het Rijkslandbouwproefstation te
Groningen, hebben eveneens aangetoond, dat een eenifp-
zins sterke basische bodemreactie zeer ongewcnschtö
bodem veranderingen te voorschijn kan roepen. We ko
men hierop nader terug
Niet alleen zal de kalk nuttig werken tot ophelGng
van de zuurheid en bepaald zure gronden, doch ook
in de goed ontwaterde bouwgronden is kalk liiervoor
onmisbaar.
Door bepaalde bacteriologische bodemprocessen
toch ontstaan Jgeregeld zuren, die, werden ze niet
voortdurend geneutraliseerd, izich zouden ophoopen
en een zure j bodemrea^tie in het leven roepen, waar
door die processen tot, stilstand zouden komen. We
hebben hier voornamelijk het oog op de omzetting
va,n ammoniaksLi'kstof in sajpeterverbinidingen, dooi
de levenswerkzaamheid van de z.g.n. nitrificeeren.de
bacteriën. Dit proces, dat wej.reeds behandelden in de
eerder verschenen artikelen over de stikstof hou den-
de kunstmeststoffen, komt hierop neer, dat de ammo
niak, die i zelf ook basisch is, wordt veranderd in sal
peterzuur. 1 Was de ammoniak zelf reeds gebonden
aan een zuur, dan wordt dit laatste eveneens vrij.
De ontstane zuren zijn voor de nuttige nitrificeerende
bacteriën zeer schadelijk, zoodat aanwezigheid van
een base in den bodem en dat zal daar hoofdzake
lijk de kalk zijn een voorname cisch is.
Ook anacre omzettingen in den grond, met name
rottingsprocessen, worden door de aanwezigheid van
voldoende kalk in de hand gewerkt, doordat de meesle
bacteriën, welke deze omzeilingen bewerkstellingen, het
best leven in zwak basisqhe, althans niet zure omgeving
Het is evenwel ook mogelijk, dat deze omzettingen,
vooral waar het de humus van den bovengrond be
treft, door een kalkbemesting te sterk aangedreven wor
den. Op humusrijke gronden zal dit gevaar niet zoo
spoedig aanwezig zijn, doch op de lichtere zandgron
den dient men zeer zuinig met de gewoonlijk toch al
niet rijke humusvoorraad te zijn en zou een kalkbe
mesting aanmerkelijk nadeel kunnen veroorzaken.
Men ziet, dat de kalk in den bodem belangrijk in
direct invloed op zijn gesteldheid kan uitoefenen.
In het volgend artikel zullen we met nog enkele
vatn die indirecte werkingen van die kalk kennis maken.
Door ALFRED HEDEXSTJERXA.
"Willy Plantin was het i eerste kind vajn een, fanulie
die er warmpjes inzat, eln bijgevolg een genie.
Hebt ge ooit in I gezinnen, waar men niet met geld
zorgen heeft te kampen, van het eerste kind hoóren,
zeggen, dat het niet begaafd is, dat het verkeerde
neigingen toont, of zelfs dat het dom is? Ik nog
nooit! Integendeel. Het „eerste i kind'" is altijd „hoog
begaafd", het „spreekt verscheidene maanden, vroe
ger" dan andere kinderen, het „kent de huisgenoo-
ten reeds met de drie weken", het „geeft reeds met
de vier maanden bewijzen van verstand en slimheid"
en i wanneer het anderhalf jaar oud is, zegt het
lerlei! verstandigs", dat bij de koffiepraatjes door vor-
wanten en vrienden! verder wordt verteld en waar
over 1 de dienstmeisjes op de markt onder elkaar bab
belen. I
Natuurlijk vindt dit falLes zijn grond in, de spik
splinternieuwe ouderliefde, die bij een eersfcgeborelnp
alles beziet door het prisma der liefde en bewonde
ring; maar toch is het ook!wel te begrijpen, dat. al
die talenten sneller toit, ontwikkeling gebracht wor
den bij een baby, waarmee, men zich twintigmaal
meer bemoeit dan met latere barbies.
De meeste eerste kinderen zijn dus „gelnieën".
Hunne „verstandige praatjes" op den leeftijd van
twee jaar worden gevleugelde woorden in de fami -
He; de kindertjes zijn „philosofen" metdrie jaar en
„geestig" als ze vier zijn. Wanneer de moeders ze
op den schoot hebben enJ de oogen dicht doen, toovert
hare moederliefde in de verbeelding hun reeds de
ordeteekenen op de borst of de generaalse pauJetbon
op den schouder. Maar somtijds bracht het leven heel
andere uitkomsten, dan deze droomen; het'loopt het
„genie" tegen, de hoovgecLecoreerde slaagt niet bij
het examen, de generaal brengt het niet verder dan
tot gepensionneerd kapitein-
Zulk een „genie" was Willy! Plantin, hoewel de hoog
heidsdroomen zijner oudiers noch een uniform, 'noch
een, ministerszetel tot onderwerp hadden. Hij j had
„kunstenaarsbloed" in de aderen, omdatzijne moeder
retoucheuse bij een photograaf was geweest. Zijp
„In tplaats van een antwoord, een vraag mijnheer
Delmonte." zeide de politie-directeur. „U kent detoo-
neelspeelster. Ada, Leoni?"
„Ik heb u immers reeds gezegd, dat ik haar ge
kend heb."
„Uizeidet, tenminste als ik het mij goed herinner,
sfeohts dat u haar wel eens op het tooneel had ge
zien. Ik bedoel reen kennen buiten het theater om."
„Welnu, Ija, ik heb haar ook gekend buiten het
theater lom."
„En u Jwist dat zij hier was? hebt, vergeef
mij mijn indiscrete vraag, haar in het hotel bezocht?"
„Ja."
„Weinige 1 uren voor zij zelfmoord pleegde?"
„Ja."
Xort en beslist had Delmonte het woord uitgestoo-
n. en zijn koude oogen waren, onafgewend met door
dringenden blik (op het opgewonden gelaat van den
politie-directeur gerlfcht.
Weder I volgde er een 6econdenlahg zwijgen.
„Nu, heeft |u mij, nog meer te vragen,?"
„Ik |ik zou u dankbaar zijn, wanneer u mij
zaudt willen I mededeel en, wat, er bij het bezoek van
u, tusschen u en jde tooneelspeelster is voorgeval -
len." 1
'„Niets, dat Iik u heb te verzwijgen. Ik kende Le
oni van een verblijf in, Oostenrijk een vluchtige,
lang vergeten liefdesgeschiedenis van een zomer. Daai
kreeg ik op een, (zekeren dag tot mijn onaangename
verrassing van haar een I brief in welken brief zij
irij meedeelde, dat zij mij hier dringend moest spre
ken, daar zij zkh in pijnlijke 'geldverlegenheid be -
vond. Een man van eer pleegt anders niet over zulke
dinger te spreken,. Maar eerstens spreken |wij hier
van een doode en ten tweede heeft het werkelijk den
schijn alsof ik mijn betrekkingen tot deze dame moet
rechtvaardigen. Ik overlegde met mijzelf of het niet
het Ibest zou zijn, wanneer ik haar eenyoudig een
flinke som gelds zond naar het hotel. Maar dan vond
ik het toch beter om haar niet te kwetsen en haar
ta bezoeken. Zij was zeer verheugd en ontving mij
zoo vriendelijk, zooals nu eenmaal haar aard was.
Om lalle misverstand te voorkomen, deelde ik haar
dadelijk Imede dat ik van plpn was om mij te ver
loven,, en, dat dit'eersite bezoek daarom ook het laat
ste moest zijn. Dit nieuws npm zij blijkbaar niet heel
tragisch |op, daar bij haar de indrukken van die
liefdesgeschiedenis 'tusschen ons, zeer verflauwd wa
ren en wij Ischeidden van elkaar als goede vrienden,
nadat ik aan haar geldverlegenheid op een vrijgevi
ge wijze een eind had gemaakt. (Daar heeft u nu de
heele geschiedenis. Ik hoop Idat u nu tevreden is."
„Ik persoonlijk 'zeker. Ik had wel gewild, da,t
ik dit alles reeds op den eersten dag had geweten.
Over de motieven,tot den zelfmoord is u zeker niets
bekend?" j
„Niet het geringste. Leone maakte wel een aandui
ding tegenover mij, dat haar bezoek hier niet alleen
om geldaangelegenheden plaats had. maar dat er ook
een hartszaak mede gemoeid'was. En ik vermoed dat
zij een ontrouwen aanbidder is nagereisd. Iets be
slists deelde zij mij daarover niet mede en ik had
ook niet het minste belang ,'haar daarnaar te vra
gen."
„Dat is begrijpelijk. Is 'u wellicht nog in het
bezie van het schrijven, waarin Leoni iu verzocht hier
in het hotel te komen?"
„Waarvoor houdt u mij, mijn waarde? lEen stu
dent van. het eerste studiejaar mag een Idergelijk
briefje als dierbare Teliquie bewkren, een |man op
mijn jaren en, van mijn ervaringen gooit zulk een
vodje dadelijk in het vuur." j
„Nu, het zal ook zonder! Idat briefje wel spoedig
in het reine zdjn. Ik heb het bericht mijner beamb
ten nog n,iet ontvangen, maar ik twijfel niet -"
„Wat beteekent dat? Wat meent |u met dien om
haal van woorden? Ik heb u een volkomen verkla
ring' van alles gegeven, geheel in vertrouwen natuur
lijk en ik zou het lal» een groote persoonlijke belee-
diging opvatten, wanneer u de waarheid mijmer woor
den eerst wenpehteVte toetsen aan de mededeel!ngen
uwer beambten."!
„Niets |is minder in mijn bedoeling als u te willen
beleedigen. Maar i ik ken op dit oogenblik de rede
nen niet, die er toe hebben geleid om mijn beambten
te doen optreden, zooals zij hebben gedaan. Boven
dien ben ik maar niet gerechtigd om maar willekeu
rig in te grijpen in het optreden der politie."
„Zoo, Iheht u dat recht niet? Nu het was heel
erg als dat waar was. Want op het oogenblik waar-
I op mijn naam in betrekking tot deze zaak in, het
openbaar'wordt gejnoemd. zal ik aannemen dat onze
vriendschappelijke verhouding een einde neemt en or
niets meer tusschen jons bestaat, daarnaar zal ik dan
ook mijn handelingen tegenover u inrichten."
eerste „verlangen" had betrekking op Jeen potlood,
en al spoedig kon hij, in hunne oogen, allerlei aar
digs teekenen. Soms gaf hij door zijne teekeningqu
„geestige gedachten" weer, waardoor zoowel ,de mar
ma als het kindermeisje in verbazing j werd gebracht.
Toen hij op school kwam, iopenbaarde)n zich duide
lijker bewijzen van zijne „kunstenaarsbegaafdhedd".
Eeno [„kunstenaarsnatuur" munt in de school noodt
uit; zij die zulk eon natuur hebben,, „boemelen" er
allen. Willy ,was ook gewoonlijk in do moeste vak
ken eeDider minsten. Maar het zou ongetwijfeld Cor-
reggio precies zoo gegaan zijn, wanneer dio eene
school had bezocht.En ais Willy met zijn slechte,
rapport thuis kwam, word hij fceeder in do moeder
armen gesloten, alsof hij een prijs had behaald, en
over zijn blondgelokt hoofd keek de moeder met van
vreugde stralende oogen naar papa en fluisterde:
„Je ziet, waar dat,op wijst!"
Willy teekende; karikaturen van de onderwijzers en
portretten zijner medescholieren, de heele school
door, zoolang zij,hem er voor met snoeperij trakteer
den, en allen in de klos zeiden dan ook: „Je bent
een verduiveld aardige jongen!" J
En zijn moeder noodigde de kleine jongens uitzijn
klasse bij zich op een kopje melk met jeen koekje,
alleen maar om het genot te,hebben, aan hetn te vra
gen: „En wie van, jelui .teekent er nu het beste op
school?" I
„Willy natuurlijk!" antwoordden zij (dan In koor.
Eenmaal had hij den onderwijzer in de wiskupde
met ezelsooren en bokspoot© p ophet schoolbord ult-
geteekend; waarvoor bij door de heele klasse werd
bewonderd en toegejuicht; maar longelukkig kon, hij
zijn geniaal werk niet meer uitwisschen, voor het
origineel het lokaalj binjruenkwam.
Een pak slaag :was zijn straf en mama weende,
toen haar lieveling .thuis kwam en het gebeurde ver
telde. Maar spoedig lachte zij weer door hare tra
nen heen en zeide: „Hoe uitstekend!moet hij het wel
uitgevoerd hebben als die Jnare vent er zoo vreese-
lijk woedend om werd!"j
Het eenige wat haar verontrustte, was, dat Willy
ook zoo verbazend goed olifanten uit j broodkruimels
kon maken en paarden uit het deeg van het kerst
gebak, evenals hij alles naar de natuur kon teeke
nen. Schilder of beeldhouwer? Dat is,de vraag! mom
pelde zijne mama.
Zijne ouders stierven, toen Willy de schildersaca
demie half doorloopen had, en er was nog een klein
beetje van de erfenis over, toen zijn studietijd aan
de academie was verstreken. Verkoopen deed hij
niets; maar wanneer hij zijne kameraden bij zich op
koffie met:cognac inviteerde en hun zijne schilderij
en toonde, dan erkende®, zij gaarne, dat dit, of dat
„verduiveld knaplgewerkt was".
By da groote tentoonstellingen was Willy in ze
keren zin zeer tevreden; |immers het publiek wijdde
z6q geringe aandacht aan zijn© kunstwerken en be
wees zoo duidelijk elk „gemis aan begrip", als ieder
groot, baanbrekend kunstenaar bij het begfa van zyn©
loopbaan ondervinden moet Zij.hielden zijn „Zonson
dergang" voor een Ibrand en zijn „Heiden" vooreen
storm op zee. Erger was het, dat de critiek op der
gelijke wijze oordeelde. Maar die stond blijkbaar
onder den invloed van oudere, tot nu toe beroemde
schilders, wien de grond onder de voeten, wankelde
bij de verschijning van den jongen Titan.
Hij werkte ook als beeldhouwer, hoewel in de mu
seums niets van hem te vinden is. Maar een zijner
vrienden, een agent in koffie, had een Amor van
hem in den tuin zijner zomervi 11a op eene badplaats
staan, en zijne keukenmeiden beweerden, de eene na
de andere: „Die naakte jongen daar op dat grasperk
is totaal een misgeboorte!" Zoo oordeelt het onver
stand over het geniale. j
Op zekeren dag was zijn geld op, kort daarna had
hij ook geen crediet meer, en toen kwam j de honger.
In den beginne vond Willy dat „hoogst interessant"
en zeide:! „Deze doop ontbreekt nog aan mijn talent"
Maar lal heel gauw begon hij er zich toch onbehaag
lijk onder te gevoelen, en toen daalde hij zoo diep
uit zijne hoogte,neer, dal hij zich als illustrator van
een humoristisch blad aanbood. Maar de redacteur
was!blind voor zijn genie en wees zijn aanbod af
in leep aanval van galgenhumor en zelfvernedering
wist hij' zijne levensenergie staande te houden door
hierfleschetiquetten voor een brouwerij te teeltenen
voor Püsener-i zoowel als voor Lagerbier.
Maai" degenius der groote kunst wreekt zich aan
hein, die1 zijn talent vernedert en van zijn hoog voet
stuk laat vallen.. De volgende brouwer, bij wien hij,
aanklopte, smeet hem Jde deur uit.
Willy was een soort philosoof, en er was ook iets
van een humorist in hem. Anders zou hij misschieyn
tot zelfmoordzijn gekomen en het aan de kunstrech
ters van latexen tijd!hebben overgelaten, hem te „ont
dekken", en aankomende geslachten, op kunstveilïft-
gen tienduizenden voor zijne schilderstukken to bie
den,. en eikaar te lijf te gaan om het bezit van den
Amor in den,tuin van den agent in koffie.
In plaats .van aan zijn leven een einde te maken,
koek'; hij een photografisch apparaat, op afbetaling
maar vernederde zich niet zóo diep, dat hij dat „ge-
meeue handwerk" ging leeren.
Eene kellnerin uit eon bierhuis, die op het oogen
blik buiten betrekking was, nam hij als „helpster"
voor de ;opna,men mee en reisde met haar het, land
door, en photografeerdejkerken, pleinen groepen en
zoo meer, !en zeido aan de menschen, dat zo noa|
zulke uitstekende photografieëu .konden hebben ri
zien, als die van Wiilly Plantin.
Maar dat domme volk tenplatten jlande, met aq
weinig kunstzin, hechtte in zijne eenvoudigheid meé
waarde aan de gelijkenis van een portret, clan odt
„correcte houding" en „artistieke groepeering", zoo-
dat de inkomsten van;dop photograaf gestadig achter
uitgingen.
Veel krijgt men niet; [van een uitdrager voor «en
middelmatig groot, veel gebruikt photografisch appa
raat, maar niettegenstaande dat, kwam ,er een dag,
waarop Willy Plantin eenige maaltijden voor beter
hield, dan met eep photografisch atelier op den rog
het land door te zwerven. Zelfs de trouw en aan
hankelijkheid van eene kellnerin, heeft hare grenzen#
Toen Willy daar zoo berooid cn zonder middel van
bestaan stond, verliet zij hem jen huwde een ketel
lapper. f
Het hinderdo den kunstenaar'minder, dat zijn kloe
ren als lompen om zijn lichaam hingen; maar d&thQ
geen cent op zak had, was.erger.
En zoover was het reeds met hem gekomen, toea»
Willy op zekeren dag in een provinciestadje zich be
vond en een zeer boscheidcn middagmaal nuttigde tq
de werkplaats van een smid en pottenbakker. Hij at
er als een gast, die zich zelf genoodigd had, en in*
een niet zeer smaakvolle omgeving; maar het w«s t
eenige, wat voor zijn financiëelen toestand paste. Mek
een kunstenaarsblik keek hij in dewerkplaats rond.
Het hoo'ge gevoel van eigenwaarde, dat hij vróo-
ger had bezeten, was door zijne ongelukken heel wat
minder sterk geworden, j maar toch verbeelde hij ziel*
nog'altoos wel een weinig meer kunstsmaak te be
zitten I dan die baas, die hier ornamenten voor kachels
en potten envazen maakte.
De 'beeldhouwer ontwaakte in hem; hij greep eei*
klomp klei en een boetseerstokje en had weldra hctl
onuitsprekelijke Igenoegen, een publiek om zicb verza
meld te zien, dat luide zijne bewondering te kennen
gaf; de eigenaar der werkplaats, diens vrouw, do
kinderen len het dienstmeisje.
Zoo was Willy Plantin dan eindelijk In do goede
richting werkzaam.iHij werd eerst, knecht hij den pot
tenbakker, daarna diens schoonzoon en eindelijk oom*
pagnon. .Hij maakte versieringen voor kachetornamei**
ten, zoo mooi, dat zoowel de vrouw van den predi-»
kant als degouvernante van den landraad ze bewon
derden |en op de markt werd er door niemand mee*
afgedongen, izooals vroeger bij het werk van zijn
schoonvader steeds het geval was geweest. Zijne va
zen en kruiken hadden iets voornaams en stijlvols^
men schaamde zich hemlnjet den vollen prijs er voor
te betalen.
Wanneer een I van de notabelen in het stadje jarig
was, deed hij dien een schilderstuk cadeau, en wek
dra was er Igeen salonwand in de huizen der gegoe*
de fanxieljes, waaraan geen kunstwerk |hlpg met dq
initialen W. P. I
Hij steeg in [aanzien ep er werden hem posten
van vertrouwen opgedragen.
Onlangs ontmoette ik een jongen,!zeer talentvollen
kunstenaar, die in leene provinciestad was geweest*
waar hij aangeboden had, omvoor duizend mark een
altaarstuk voor del nieuwe kerk te schilderen; maait
tot zijne groote verrassing en ergernis tevens werd
hem meegedeeld, dat Idit werk voor twee honderd
kronen door een lid van den kerkeraad van die plaats
werd uitgevoerd. j
„En wie was dan Idat kerkeraadslid?" vroeg ik.
„WlHy Plantin!" J
N. Rott.' Courant.
De politie-directeur lleun.de met een vuurrood ge
laat achterover in zijnjstoel. ,„Dat is dus een bedrei
ging, mijnheer de directeur?"
„Zegt u liever: (het is de natuurlijke uiting van
een rechtvaardige ontstemming, i Verplaatst u zich
een oogenblik in mijn plaats. Ik ben op het punt mij
met een jonge dame uit zeer gegoedeh huize te ver
loven, met de dochter van den geheimraad Immenho-
fen en ik zie in die verbintenis het geluk van mijn
leven. Een noemen van, mijn naam in deze fatale ge
schiedenis is voldoende voor de vriendelijke schandaal
bladen om mijn hoop op de hand van deze juffrouw
geheel den bodem in to slaan. Ik kom nu naar u
toe als een vriend tot een vriend zeg u zonder
omwegen de gebeele waarheid, die meer dan voldoen
de moest 'zijn om uw bedenkingen weg te redenee
ren. en u vergeldt mij dit vertrouwen met de
koudbloedige verklaring dat u niet bevoegd is iets
voor mij te doen. Waarachtig, mijnheer, ik geloof
dat ik ver boven mijn kracht-u heb geholpen en dat
in df verste verte niet wat ik u vrang. danrmee bon
worden vergeleken. Maar het blijft een oude waar
heid: wie op de dankbaarheid der menschen rekent,
die is een groote dwaas." 1
Schmidt omklemde met beide handen de armleu
ningen van zijn stoel. Zijn gelaat was nu doodsbleek
geworden. „U wilt dus jdat ik den rechercheur Birk-
holz zal straffen?"
„Mij zou niets onamnlgenamer (zijn dan ©en be
straffing. Ik wil alleen maar, dat men mij met rusit
zal laten. Ik ken |de grenzen van uw macht heel
nauwkeurig en ik weet, dat u met een!enkel woord
deze onsmakelijke geschiedenis uit de wereld kunt
helpen. Beveel uw beambten met deze grenzenlooze
navorschingen op te houden en laat de zelfmoordena-
ras in vrede rusten, dan zal ik >aan uw erkentelijk
heid gelooven- In het andere gevaf moet ik evenwel
aannemen dat u met opzet mij onaangenaam wilt zijn
en moet daaruit mijn verdere gevolgtrekkingen ma
ken."
De stem van den man (was staalhard, evenals de
uitdrukking van zijn gelaat op dat oogenblik. De
politie-directeur behoefde hem maar aan te zien, om
te weten, wat hij van hem had te wachten, wanneer
hij zich niet aan zijn wil onderwierp. Hij voelde den
vreeseüjken druk van den betting, dien de schuld
van zijn zoon hem had gesmeed en na een strijd van
enkele minuten was hij tot de zekerheid gekomen, dat
hier geen andere mogelijkheid was, dan een onherroe
pelijke onderwerping."
„Ik geef [u de verzekering, mijnheer Delmonte,
Binneulandsch Nieuws.
RAAD VAX HAREXKARSPEL.
Vergadering van den Raad op Donderdag G November
1913, des middags half drie. Voorzitter de lieer J,
Burger, burgemeester, secretaris de heer Jb. Dam.
Aanwezig allen.
Na opening worden de notulen gelezen, dio onveran
derd worden goedgekeurd
B. ten W. stollen den Raad voor oen wijziging in dö
verordening van (het herhaJingsondorwijste brengen.
Ailoon de heer Smcets heeft dc Jandboiiwaole. cn deaê
zou dus alleen landbouwonderwijs mogen geven. Waar
nu in de verordening wordt gesproken Over landbouw
kunde, stellen B. en W. voor dit te veranderen in kermis
der natuur, waardoor 'ook de andere onderwijzers Iiicrint
les mogen geven. Goedgevonden.
4*n behandeling wordt nu genomen liet verzoek om
bijdrage voor hel waarborgfonds van het hoofdcomité
der* Landbouwtentoonstelling in 1914 te Schagen.
Harenkarspcl, zegt voorzitter. ligt onder de .-ook van
Schagen en Schagen is tde marktplaals van Harenkarspei,
zooda' deze tentoonstelling onzen land- en tuinbouw
zeker iets ten goede zal komen. B. en W. stellen daarom
voor f 50 hi het waarborgfonds te storten.
De heer Doekes vraagt of er kans bestaat dat eer*
waarborgfonds niet wordt aangesproken, waarop Voor
zitter zegt, dat dit van omstandigheden afhangt, a!a
slecht weer m dus ook slecht bezoek ea.
Het voorstel van B. en W. wordt nu met algemeen©
stemmen aangenomen.
Bij de rondvraag wijst de heer Hoogland op den
slechten toestand waarin de weg in deh voorpolder ver
dat ik zooveel mogelijk met uw wenschon rekening
zal Ihouden/'
Delmonte greep zijn hoed. „Dat is mij genoeg
en ik zal zien hoever jof het u daarmee ornst is.
Het zou mij oprecht leed doen, wanneer ik mij zoci
geheel in u had moeten vergissen."
Ditmaal gaf Delmonte den politie-directeur de hand,
maar het was een, 'vluchtige aanraking, zonder ook
maar den minsten druk van beider kant.
Toen Delmonte reeds bijna de deur had bereikt,
bleet' hy nog eenmaal staan. „Wat ik u zeggen wil
de, mijn waarde uw zoon moet wat voor zijn ge
zondheid doen. Ik heb hem straks naar huis gezon
den, omdat |hy niet wel scheen te zijn. Zorg maar,
dat hij niet weder op het bureau komt voordat hi|
eenigermate hersteld is. En laat mij spoedig -an u
weten hoe het'hem gaat."
Daarmee was hij zonder een woord van dan*-
voor zijn medegevoel af te wachten verdwenen. D©
politie-directeur viel als een gebroken man In zijn
stoel neer.
HOOFDSTUK i
i
Do duisternis was al reeds gevallen, toen, de polt-
tie-commissaris Liebenow het gebouw van het politie
bureau betrad. Een van zpn collega's deelde hem
mee, dat de directeur reeds herhaaldeiyk naar hem
had gevraagd. Liebenow aarzelde daarom niet zicï
met een dikken aktenbundel die hot opschrift „Zaal
Leonhardt" droeg, naaf I de kamer van zija supa
rieur te begeven.
Hij was verbaasd over hetvervallen, gelaat van zijl
chef en de geheel veranderde klank van 'zUn stem
toen de politiedirecteur hem begroette met'de woor
den: „Ik heb met eenig ongeduldj !op je gewacht',
want men heeft zich ernstig beklaagd over een onder
uw leiding werkenden, beambte, en ik zou graag» vat»
u wat ophelderende verklaringen hebben. Het han
delt hier over een zeer onbeholpen onderzoek gevoerd
In de zaak van de zelfmoordenares Ada I^eoni, die
ik al reeds lang had vergeten en meende dat afge
daan was.
„In deze 'zaak wilde ik u juist om een onderhoud
vragen, directeur. Ik geloof niet dat er eenige redeu
is om over ons onderzoek 'ontevreden te zijn. Want
het gevolg is geweest dat wij vandaag of morgen
den moordenaar zullen kunnen arresteeren."
„Wat zeg je daar? De moordenaar? Wie? wie zo*
dat zijn?'"'
„De bankdirecteur, doktor Bruno Dehnonte. -