Jroin nit Land- en Mot.
Zaterdag 3 Jan. 1914.
57e Jaargang. No. 5303.
DERDE BLAD.
ADEMHALINGSGEBREKEN BIJ HET PAARD.
>P J Om de beide gebreken, waarover we heden wil-
r ten schrijven, nl. dampigheid en cornnge,
goed te behandelen, dient een bespreking van het
mechanisme voor de ademhaling vooraf te gaan.
De organen voor de ademhaling zijn de heide
longen, welke in de borstholte zich bevinden. Uit elk.
der longen treedt een huis, die zich met haar hei
de vereenigen tot éen groote, wijdere, do luchtpijp,
y6nfwelke de verbinding vormt t,usschen de longen en
de buitenlucht. Van boven is de luchtpijp verwijd.
e0BDit gedeelte heet het strottenhoofd, dat zich aan-
«luit bij de keelholte, welke weer door den neus
yer.toegang heeft naar buiten. Neusgaten, strottenhoofd
en luchtpijp blijven steeds open staan, de neusgaten
door doelmatig gebouwde steunsels van kraakbeen,
strottenhoofd door bewegelijk aan elkaar ver-
elle,bonden kraakbeenplaten en de; luchtpijp doordat deze
bestaat uit aaneensluitende kraakbeenringen, die
elkaar van achter niet geheel raken, zoodat bewe
ging en eenige vernauwing e(n verwijding altijd moge-
Ujk is.
De luchtpijp loopt langs den voorrand van den hal
Inaar de borst kap, een geheel luchtdicht afgesloten
ruimte, die als volgt is samengesteld. Het grootste
gedeelte van den borstwand wordt gevormd door de
ribben, welke twee aan twee, met eene zijde draai-
Mzbaar aan de rugwrevels zijn bevestigdi en aan de
andere zijde direct of door middel van meer naar
Tfmn gelegen ribben zijn vastgehecht aan het borst
been. Tusschen de ribben bevinden' zich platte, spie
ren, zoodat de zijden van de borstkas behoorlijk ge-
t «loten zijn. De eerste ribben zijn kleiner dan de
meer naar achter gelegene, zoodat dei borstkapvan
tsenAchter veel wijdier opening heeft dan van voren-
De achterste opening lis gesloten) door een krach-
tig vlies, het z.g.n. middenrif, dat dej buiikholte af
scheidt van de horstholte,
nij Dit vlies neemt een zeer bijzonderen stand in.
CU liet de randen Is het bevestigd aan den achterrand
der laatste ribben. Het loopt nu evenwel niet vlak
5 van de eene zijde naar de andere, maar staat hol-.
Tormig, met den bollen kant in de borstkas vooruit.
deze stand van, groote beteekenps is voor de
ademhaling, zal on,der blijken.
Naar voren is de opening van de borstkap niet,
n «oo groot en wordt gevormd door de ring van het
eerste paar ribben. Dooif dit gat gaan de slokdarm,
gd. de luchtpijp en bloedvaten, terwijl de overschieten
de ruimte is opgevuld met vliegen en bindweefsel.
Bijna midden in de borstholte splitst, zooals reeds
gezegd, de luchtpijp zich in twee luchtpijptakken,
éen naar elke long, waarin ze zich weer herhaajde-
lijk vertakken. Elk takje is weer opgebouwd uit
kraakbeenxingetjes, zoodat ze altijd open blijven
staan. De fijnste vertakkingen eindigen in zeer veer
krachtige longblaasjes, waarin ook de bloedvaten zich
uiterst fijn vertakken en a,laoo het bloed over een
|fl| zeer groote oppervlakte met de lucht in de longen,
"U in wisselwerking kan treden.
Alle vertakkingen samen met de daarbij behooren-
1 .de longlaapjea vormen met elkaar ingesloten door hot
lhui longvlies, de geheele long. Dat een long zoo veer
krachtig en sponsachtig i6 en in watefMrijft, zal nu
verwondering meer wekken.
Hoe heeft nu de ademhaling plaats? Op twee ma
nieren, respectievelijk aangeduid als borst- en als
va, buikademhaling. Beiden komen echter hierop neer,
dat de borstkas verwijd wordt, waardoor do veer-
krachtige longblaasjes zich uitzetten en, hierdoor een
iuchtverdunning in, de longen veroorzaken) zopda,t
de buitenlucht komt toestroomen. Wanneer daarna, da
borstkas de gewone grootte weer herneemt, heeft
het omgekeerde plaats en wordt uitgeademd. In de
kleine poos echter, dat de lucht in de longen heeft
vertoefd, heeft het bloed een deel van, de zuurstof
er uit opgenomen en koolzuurgas en waterdamp er
voor in ruil afgestaan, zoodat de uitgeademde lucht
^ra Tan heel andere samenstelling is, dan de gewone
dampkringslucht.
De verruiming van, de borstkas bij borstademhaling
nu heeft plaats door verandering van stand van de
I J i ribben- Met uitzondering van de eerste ribben, Loo-
tmhf- pen deze van de rugwervels af eerst tot op( den on-
■"■i derzijkant van den romp naar achteren en vandaar
weer naar voren naar het horstbeen. Trekken nu
de spieren tusschen de ribben zich samen, terwijl de
eerste ribben op haar plaats blijven, dan worden
de ribben voren gebracht, doch; door haar
eigenaardigen stand verwijdert zich tevens het borst
been wat meer van de Tugwervels, zoodat de borst-
Feuilleton.
't
rbn
ng-
rig
jen
do
der
jen
rt-
ing
a
Brandow was niet direct genegen om om te kee-
ren. ,„Ik sta niet on/der hot bevel van de prinses,"
zeide hij, „en heb geen lust mij een verwijt te
U a; halen, dat ik niet heb verdiend."
„O, u moet komen, zij zal ditmaal bepaald niet
1 zoo ODgenadig zijn." Daarbij legde zij haan hand op
0S« zijn arm en trok hem lachend mee.
Toen zij de prinses en de audere dames hadden
bereikt, zeide Jane: „Hier lady Mary stel ik umas-
ter Brandow voor. Wanneer hij u op de een of
andere wijze beleedigd mocht hebben, vraagt hij u
te. nu om vergeving."
Dat was nu juist niet Brandow's bedoeling ge
weest. maar hij Het Jane begaan en de belooning
bleef niet uit.
„Niet master Brandow moet om vergeving vragen,"
f||| antwoordde de prinses, ,,ik alleen had onrecht en
l' U bloos over dat wat ik gezegd en gedaan heb. Ver-
A geef mij Sir, en laat ons goede vrienden zijn."
(JU Darbij ging zij op Brandow toe en reikte hem de
hand, die hij, nadat hij op een knie was neergezon,-
ken, ridderlijk kuste.
..Uwe Hoogheid mag zich gerust de vrijheid per-
mitteeren om te beleedigen, als zij zulk een lieve
manier heeft om zich te verzoenen. Een onrecht dat
w men toegeeft, heb fk eens hooren zeggen, leidt tot
««een vriendschappelijke verhouding."
I Bij deze woorden keek hij haar zoo scherp aan,
.11 dat zij haar oogen neersloeg.
Jy „Ah," zeide zij blozend en met een, lief lachje,
„ik dnnk u; dat is een werkelijk compliment, veel
beter dan de vleierijen, die ik bier hoor. Wij
zijn van plan naar de koningin te gaan; wilt u ons
vergezellen, Sir?"
Zoo gingen zij zijde aan zijde verder en achter
hen volgden de fluisterende, lachende meisjes.
„'Ook u verafschuwt bepaald wel die laffe com-
plimenlen?" ging Mary voort.
131 „Ik kan nu ji ist r.iiet zeggen, dat ik er veel ge- j
«UI kregen heb." antwoordde Brandow met een ernstig
erbi nauwelijks fa, staat een lachje te on-
derdrukken. 1 .J J 1
kas zich verwijdt. Deze boretademhaling komt ln
hoofdzaak bij vrouwelijke dieren voor. Bij den hengst
daarentegen neemt ook de buikademhaling een belang
rijke plaats in. Deze wordt bewerkstelligd, doordat
het middenrif zich zoodanig samentrekt, dat de straks
genoemde instulping in de borstkas voor een groot
deel verdwijnt. Hierdoor verkleint zich de borst
holte, wat blijkt uit de merkbare uitpuiling van den
buikwand, maar tevens wordt de borstkas verruimd.
Per minuut ademt in kolmen toeetand een hengsi
van 8 tot 12 en een merrie van 12 tot 16 maal in
6n uit
Bij dampigheid nu hebben de longblaasjes haar
veerkracht verloren. Wel zetten za zich door 'de
borstkapverruiming onder den overdruk van de bui
tenlucht uit, doei hij het uitademen 'trekken zij zich
onvoldoende 6amen. Het uitademen gaat dan moei
lijk, zoodat de buikwand- en middlenrifspleren, de
uitademing moeten ondersteunen. Deze bijzondere
spierwerking is te zien aan, een groeve, welke langs
den onderkant der ribben loopt en „dampgroeve" ge
noemd wordt Verder uit zich de door genoemde
spierwerking veroorzaakte aanhoudende verplaatsing
van de buikingewanden in een geregelde op- en
neergaande beweging in de flankstreek, den z-£-n-
dubbelen flankenslag of „slag in het lijf" en in de
voor- en achteruitgaande beweging van den aars. Bij
koud weer is iin de buitenlucht de stootsgewijze uit
ademing zeer duidelijk waarneembaar. De eerste
dampkolom van, elke uitademing wordt uitgedreven
op de gewone wijze, de daaropvolgende door de wer
king der buikspieren.
Bij herhaaldelijk kou vatten, of door het eten van
stoffig voer wordt de dampigheid verergerd.
Buiten]ifcht en een doelmatige voedering van licht-
verteerbare, niet te volumineuze voedingsmiddelen,
temperen de kwaal.
Dampigheid kan echter ook tijdelijk optreden o.a.
bij verkoudheid of overmatig werk, vooral bij jonge
paarden, die dan ook een zeer versnelde ademhaling
kunnen krijgen,. In tegenstelling bij. 'de ware dam
pigheid echter komen dergelijke paaiden na eepige
rust heel spoedig weer op hun verhaal.
Een dampig paard heeft een doffep hoest; die niet
door het gewone proesten wordt gevolgd.
Geheel andere oorzaken, heeft de cornage welke
men vroeger ook wel noemde „snuiven" of „piepen
de damp".
We vermeldden in den aanvang, dat de lucht een
vrij lang kanaal moet passeeren tot naar de longen,
o.a. door het strottenhoofd. Hierin bevinden zich
twee paar binnen uitstekende lijsten, de stembandein,
welke een spleet openhouden, welke stemspleet
wordt genoemd. Door een stelsel van spieren kan het;
strottenhoofd al naar de behoefte van veel of weinig
lucht, verwijd of vernauwd worden. Nu gebeurt 't,
dat de spieren, die het strottenhoofd wijder maken
aan eene zijde meer of minder erg verlamd zijn. Bij
groote vermoeienis tracht het paard het ademha
lingskanaal te verwijden. We zien het dan ook de
neusgaten opensperren. Naar eene zijde gelukt dit
met da strottenhoofd spleet, a,an dep anderen kant
echter niet, zoodat de spleet verschoven wordt. Er
komt a-h.w. een knak in het ademhalingsk an,a,al en
de eene spleetrand steekt over de opening heen.
Strijkt de lucht hier krachtig langs, dan wordt het
cornard-geluid, dat in verschillende geluiden, van
snorken tot fluiten, kan voorkomen, te voorschijn, ge
bracht.
De belemmering van de ademhaling kan verder
benauwdheid en spoedig vermoeidheid' veroorzaken;
Om dan een paard op cornage te onderzoeken,
moet men het door snellen draf of door zwaren ar
beid tot intensieve ademhaling- brengen. Er is ech
ter heel wat oefening en kennis voor noodig, om
cornage in allé gevallen met beslistheid te onder
scheiden. Onderzoek op cornage mag noodt geschieden
wanneer door verkoudheid, droest e.d. de keel niet
in orde is, terwijl men er verder op moet letten, of
'n verdacht ademhalingsgeluid niet veroorzaakt wordt
door 'n snel'e trilling der neusvleugels, zooals ditj bij
vurige paarden kan voorkomen, terwijl men er ook
voor moet zorgen, dat door het tuig geenerlei be
lemmering in de ademhaling kan optreden, bijv. door
keel- of neusriem.
Uit den Franschen tijd.
„Ja. al fc; 't een. goede veertien jaar geleden. Idat
wij dit vervloekte nest betraden, ik weet enden weg
nog zeer goed. Als men er tenminste van een weg
mag spreken! Dat was een andere tijd dan nu en
hoewel we hier in den beginne moesten retireerén,
later wend dat beter, Vooral voor otns, Fransche of
ficieren!"
„Dat was in 1799 bij de landing hier ter plaatse
van de vereenigde Engolsch'Russische legers eai nooit
zal ik verdolen, hbo we ons verschanst hadden jin
één der bijgebouwen van een hoeve, midden in dit
gehucht slaande. De Engelschein kwamen vanuilt de
duinen op ze! ten en 'beschoten onze stelling hoofdzake
lijk, en wel daarom, omdat moest alle ovurige ge
bouwen van de Keeten hutten waren en het huis,
waai in wij 'dekking hadden gezocht, èen tamelijk flinke
hoeve was."
„Het voortdringen der Engelschen had tengevolge,
dat de positie onzer armee onhoudbaar werd en re-
ffiïi o a». na *>a!rjT
„O, werkelijk niet? Nu en hoe zon het u bevallen
als men u eiken, dag zeide dat Apollo wajnstajtig was
in vergelijking met u; Endymion zou zijn gezicht
bedekken, wanneer hij het uwe gezien had en mear
van dien onzin?"
„Ik weet het niet, maa^- het zou mij bepaald be
vallen -tenminste uit zekeren mond," antwoordde
hij met het onschuldigste gezicht van de wereld.
Dat klonk al heel vertrouwelijk na zulk een kor
te kennismaking en bracht de prinses er toe een
oogenbük verrast op te kijken, maar door zijn on
schuldig gezicht voelde zij zich direct weer OiUtwa-
pend.
„Ik zou het daar toch maar liever nfet op laten
aankomen," antwoordde zij lachend, wierp het hoofd
achterover en keek hem tersluiks aan. „Maar ik wil
u een beter compliment maken, terwijl ik u harte
lijk dank zeg voor uwe berisping. O, u kunt zich
plet voorstellen, hoe moeilijk het is prinses te zijn
en tegelijk goed." Op haar voorhoofd vertoonden
zich rimpel» en een lichte zucht ontsnapte aan haar
borst.
„Dat mag zeker wel moeilijk zijn," gaf Brandow
toe, „ais de heele wereld om ons heen onze gebre
ken looft en prijst. Het is op zichzelf onaangenaam
onze gebreken te moeten erkennen, maar wanneer
wij dapper genoeg zijn, deze hoe leelijk of ze
ook zijn mogen moedig tegen te treden, dan
kunnen wij er zeker van zijn, over het ergste te zul
len zegevieren. Het goede na te jagen, wil zooveel
zeggen, als het voor een doel te volbrengen."
„O,"' antwoordde de prinses, „wat fs echter in
waarheid recht en wat onrecht? Zoo dikwijls kun
nen wij het onderscheid niet vinden, totdat wij te
rugkijken op onze datdein. dop zien wij het, maar dan
is he.t te lajat."
„Om recht en onrecht van elkaar te onderkennen,'
antwoordde Brandow, „is er een eenvoudige regel
die is: a'tes wat anderen ongelukkig maakt, i^s
onrecht, en wat hen gelukkig maakt is goed. Hoe i
wij dat steeds zullen kunnen bereiken, kan ik u niet
zeggen; men kan het slechts ogen, en zelfs wan-
neer v il daarbij in ons pogen totaal mislukken, zoo
'!t* c!at streven opziebzedf reeds een deugu."
liet het hoofd zinken en schreed ln diepe
geo:. hten verlder.
,„Dat alles ia mij reeds zoo dikwijls gezegd."
•merkte zij dajn op, „maar het helpt niets. II' ileeh-
i te sterk in mij, het is steeds weer geschied,
&ci' l'r -v aelf het ware van heb."
tfreeren werd geblazen. Onze Hollandsche b ondgenoo ten
haastten zich om in de richling Zijpe af te trekken,
weldra gevolgd, door hun Fransche kameraden. 'We
bleven met zn diledn achter, omdat we de verzoe
king ïiiol konden weerstaan binnen enkele minuten de
de Fransch-Batoafsche Republieken van eenige vijan
den 1e verlossen, doch dit kwam ons duur te staan!"
„Vlak Ivoor ons op het boerenerf verrees een pomp,
die ons reeds goede diensten had bewezen en daar het
tamelijk warm was. waren ©enige Engelschen, aange
voerd door een officier, van plan hier hun dorst te
lesschen. Op dat oogenbük verdwenen juist de laal-
ste Hollanders achter de lage heuveltjes in vollen hf-
tocht, zoodat de Engelschen zich hier volkomen veilig
achtten."
„De officier gelastte één zijner manschappen te pom
pen, terwijl een ander zijn vcldflesch in de hand 'hield.
Het was -
ecu cmuoeioaar kort oogenbük, doe
onze voldoening was groot; drie schoten knalden, de
officier, die de flesch aan den mond wilde brengen en
do lieden aan de pomp, allen stortten ruggelings ter
aarde!"
„Tijd om verdere gebeurtenissen af te wachten, bleef
er ccliler niet over, do boerenschuur uit en de duinen
in te vluchten was het werk van een oogenblik, doch
die verwenschte Engelschen sneden ons den pas af.
Er bleef niets anders over dan denzelfden weg te
rug te gaan, weer de schuur in. Gelukkig kende jk
de situatie, en al zou onze tocht verschrikkelijk zij'n, er
wós een uitweg.
„Ik riep mijn kameraden toe me te volgen, een
ladder op, en vervolgens over den zolder. Aan het
einde daarvan bevond zich een deur. die, doordat men
er geen gebruik meer van maakte, dichtgespijkerd was.
Ouc als het geheele zaakje was, trapten we ze open
in minder dan geen tijd. Voor onze voeten, aan de
achterzijde der schuur dus, bevond zich een half uil-
gedroogde plas, een vijvertje, waarin de boer de mest
stoffen van zijn veestapel bewaarde."
„Mijne kameraden, tol op dit oogenbük onbewust,
waartoe deze uitweg hen. zou breingen, deinsden terug,
doch ik zelf, wetend wat me te wachten stond, had
mijtn afkeer reeds onderweg overwonnen. Er bleef niets
anders over dan vanaf deze hoogte in den drek te
springen en er door le waden. Reeds hoorden we de
Engelschen achter ons aannemen, en hoewel we de
ladder hadden opgetrokken, waren ze ons toch op den
zolder gevolgd, woedend hun prooi te zien ontglippen.
Ik waagde aen sprong... bijlijas; zij, die met me wa
ren, talmden nog overwogen een ander plan misschien,
totdat de nood ook hen er toe deed besluiten, echter
to laat. Ik had reeds, vreeselijk bevuild, achter een
der lieuvelljes 'dekking gevonden, toen zij, zich nog
in den kuil bevonden. De vijand verscheen nu in de
opening der deur, bespeurde hen, en vuurdemijn
kameraden waren niet meer!"
Spoedig wist men, wat de Fransche troepen hfctr
heen gevoerd had: duidelijker taal dan hel geloei de
koeien en het geblaat der scliapen, die met de bajooe
op 't geweer te hoop werden gedreven, kon in dezcj
niet gesproken worden en menig huisman werd d
keel als 't ware tocgeschroefd bij de gedachte, dat met
daar zijn vee, zijn middel mui bestuur, ging' wegvoeren.
Langer dan ©en uur duurde 't, vooixlat men lang*
de wie paden en wegen het vaak onwillige vee bijeéd
had gedievciL De bevelhebber der troepen ontbood mm
de voornaamst© boeren bij zich en roqu Lr eerde in naam
des Keizers het vee, dat hier bijeen was gebrac±t_
Behalve allerlei kléin %-e© en datgene, wat door det
soldaten was moegenomen, werd vastgesteld, dat zicti
nu op het erf van Vader en daaromtrent bevonden 2
van Cornelfs Vader zelf: tien koeien en vijf en dertig
schapen.; van AndrSes Tilmanzes koeien en vijf en Iwf-
ifo cohorwn van Teunis ScJiagenéen ko© en tw
J "j" vuiuiicöuii in ae nanu nicio. i ,«ji >->«*-
Het was slechts een ondeelbaar kort oowmhtH, a t,xg schaPen; van leums Schagen: éen koe en tw«*
nz» voldoening was grool; drie schoten kïïldm van Lambert Blom: vijl hooien ,n dertien
fücicr. die de fl<»«cr>h q.,t, „i en, de. schanen. In t w>h«rt lu-tniin
louiiajswi, vclu lattinnen momvjji Koeien en
schapen. In 't geheel derhalve twee en twintig
en vijf en zeventig schapen.
Protesten der eigenaars hielpen niets. Het vee wMd
en bleef gerequireerd, waarvoor bewijs werd ofgegevts*.
Een wissel op de eeuwigheid?
Nóch was de dageraad niet aangebroken, 'toen del
troep met het geroofde was vertrokken, hartgrondig
verwemscht door allen, die nu achterbleven. In dezen
droeven stond, waar een ieder vervuld was met eigen
leed, nam Vader het wroord
„Vrienden! sprak hij,"* gij zijt allen hier in mijnt
huis aanwezig en daarom acht ik me gerechtigd jelui
eenïge wooitlcn toe te spreken. Wij" allen zijn gedu
peerd. de éc-n meer, de ander minder, al naar gelang
men had. Alles is echter niet verloren, maar... er moet
gehandeld woiden.
„Wat mezelf betreft, ik ga tegen den middag naar
Schagerbrug, om mijn beklag bij den Baljuw in Ie*
brengen. W ensclit ge ook, dat ik namens u allen vp-
treedl? En wie gaat met mo mee?
„Ja! Ja!"-riepen, allen, ,,gaat gij' er hoen. ook na
mens ons! Wij kunnen tóch hiet allen guan!"
Een. korte discussie volgde', waarop besloten werc^
Andries Tilman mede af te vaardigen, 'die hiermee
accoord ging. Diep terneergeslagen ging men nu uiteen-
Het was ongeveer één uur des namiddag», toen beidt
afgevaardigden zich ten huize van den Baljuw vaa
de Zijpe, C. Föhne te Schagerbrug, aanmeldden. Deze
toonde zich na het aanhooren van net relaas ten zeerste
verontwaardigd over het optreden van Fransche sol
daten tegen andere onderdanen des Keizers, al wa
ren het dan geen geboren Frans dien. „Doch, vermaan
de hij lien, houdt u kalm! Uw verzoek om gewapend©
bescherming kan ik natuurlijk onmogelijk toeslaan! Nog
zijn we allen Franschen, denkt daar aan! Ik zal echter
uiicn r jauscuen, oemti oaar aani itc zal echter
zien, wat ik voor u gedaan kan krijgen en onmiddellijk
van deze zaak rapport inzenden aan de miütaire auto-
I rtteiten te Alkmaar!"
Bij deze woorden stokte de stem des vertellers, een En de Baljuw hield woord. Want toen de braorf
rnansch overste van middelbaren leeftijd, welke zich I na zich in den koepel wat verfrischt tc hebbe*.
«etachement soldaten bevond in de onmid- opstapt*» en de brug over gingen, verdween in vol-
aeiujke nabijheid van de Groote Keeten I len ren een ijlbod© in de richling Alkmaar lang* Sa
Grootesloot.
Of 't wat geholpen heeft? \yif weten 't niet!
v>ciiic vuil uuoaeioaren leeftijd, welke zich
..oen detachement soldaten bevond in de onmid
dellijke nabijheid van de Groote Keeten.
Echter was er niet veel lijd om over een en ander
na t© denken. Men leefde thans niet meer in 1799, doch
£n 1813 ©n aan het einde van het Napoleontische tijd
vak. Het ging er nu maar om, voor het Den Helder
bezeilende Fransche garnizoen hel noodige slachtvee te-
bekomen, waarvoor men hier in het nachtelijk uur
mei den troep naar de Groote Keeten was getrok
ken. Oude herinneringen aan dit gehucht deden de
bekommernis over het lieden niet wegvagen, neen, éér
der toenemen.
Bovendien naderde men de weinige hoeven en hut
jes, hier en daar verspreid en begon men iu den
vroegen Zondagmorgen het was half Vier Tan 27
op 28 November 1813 de bewoners op le klop
pen. Dat zulks door de verbitterde soldaten a'Ies be
halve zachtjes geschiedde, laat zich begrijpen. Men beukte
mei de kolven der geweren op deuren en ramen en
kwamen dè bewoners niet vlug genoeg te voorschijn,
zoo trapte men eenvoudig de deuren in.
Te midden van deze huizengroep de Groote Kee
ten bevond - zich één der grootste boerenwoningen,
bewoond door Corneüs Vader en daarheen was net,
dat onze Fransche officieren hunne schreden richtten.
Het veldstuk je werd het erf opgetrokken en opgesteld,
teneinde de weinige huizen te kunnen bestrijken. De
bewoner, reeds ontwaakt door het ongewone tamult
der krijgsüeclen. en het commandeeron der officieren,
was reeds voor den dag gekomen en zag mol groote
vreoze hetgeen rond hem plaats vond. zich wel bc-
wusl, dat tegen één en ander niets te doen vieL
In een oogwenk was de boerderij door de soldaten
bezet, die er, den eigenaar op zij zettend, in en uit
liepen en zich te goed deden aan hetgeen er voor
de hand kwam. Alle ui'gangen werden door sterke
posten bezet, en nu kwamen achtereenvolgens, voort
gedreven door de bajonetten der soldalen, alle onge
lukkige bewoners van hét gehucht mannen, vrouwen
en kinderen, aangetreden. Allen werden gecomman
deerd zich binnen de boerderij te begeven, die dan
ook Sin een oogwenk' vol volk' was.
Het was er ©en leven van belang. De meesten had
den ternauwernood eenige kleedingstukken kunnen aan
trekken en de angst over hun hebben en houden,
hoe gering misschien zoo plotseling in de han
den der soldaten achtergelaten, stond de meesten op
het gelaat te lezen.
Aan ontsnappen was niet te denken: alle uitgangen
waren bezet, en bovendien, wat zou 't helpen.
is gelegen, en toch is het mijn hoogste streveu ge
weest. Of ik 6choon hen, of njet, is niet mijn, ver
dienste, maar Gods werk; maar goed te zijn mag ik
mijzelf als een verdienete aanrekenen. Ik zou wel
willen weten,, of er werkelijk iets goeds in mij is
en of u dat bij het rechte eind heeft" Dan zeide
zij plotseling, terwijl zij met eenigen schrik tot hem
opkeek: „Of lacht u mij nu uit?"
Utrecht.
C. P. BREEO,
„Hoogheid, neêm mij njet kwalijk, dat ik het u
zeg, maar er is niets hoos in u, het is er door an
deren in gelegd. Uw hart, weet niets daarvan, dat is
goed, of ik zou u valsch beoordeeld hebben." Hij
behandelde haar bijna als een kind.
„Ik vrees master Brandow, dat u de ergste ie
van alle vleiers," zeide Mary hoofdschuddend; „men öuuiu want noo
heeft mij overvloeld met lof van allerlei aard. maar j „,ei zUn" sterk "gevoÜPvoor nuchterheid' hem steed»
niemrnd is ooit nog 200 ver gegaan om1 m>j goed te voor oogen da, Mar}. voor hem
noemen. Miesehien denkt men dat mu daaraan niets wa3_Rln de lle(de dlp eenmaal in BrandoWs hart
xs gelegen, en toch is het mijn hoogste streven ge-; had
Gemengd Nieuws.
EEN ri'ASTE PASCHEN.
Volgens een medcdceüng van <le „Koüx. Volkszeitong""
stuit liet voorstel om een bepaalden datum vast te stel
len voor het Paaschfeest, in hooge kerkelijk kringen tet
Rome op krachtig verzet Men meent daar. dat on*
le breken met een overlevering van bijiia iweeduizéntfi
jaren geheel andere motieven behooren le wordén aan
geroerd, dan het belang van den handel of van d©
schooljeugd.
In het allergunstigste geval zoude de kerk misschiet*
ertoe willen 'overgaan den len 61 2en Zondag vna
April als datum voor het Paaschfeest aan te wijzon,
KJLOOSTERIND L'STRIE.
De beweiing dat er verscheidene kloosters beslaan*
die er een uitgebreide industrie op na houden, wordl
van katholieke zijde gaarne gelogenstraft. Het wordt nioC
anders genoemd dan een verzinsel der vrijzinnige»*.
Van Katholieke zijde schrijft inen hierover aan tks
N.R.CL het volgende
Toch geloof ik niet met de waarheid in strijd te
zijn, wanneer ik zeg, dat, ondanks alle verzekering
van het tegendeel, er nog wel degelijk ook in ons landt
kloosteis en godsdienstige ins'ellingen bestaan, waar do
industrie voor particuliere doeleinden wordt beoefend*
of althans een filiaal is gevestigd van ec-nïg buiienlandscfa
gesticht, dat zich met verschillende takken van industrie*
bezig houdt.
Als voorbeeld van deze laatst© soort mogm hier en
kele medctleelingen volgen over het groote missiehuis
Bethlehem te Immensèe in Zwitserland. Dit gesticht
houdt er verschil lende buraiu's op na, aa. voor Bel
gië in Gemmetnich en voor ons land in Vaals. II08
verspreidt ©en maandschrift in zes talenNederlandscü,
Fiansch, Duilsch, Engelsch, Ita'iaansch en Spaansch*
waai uit blijkt, dat het wijde vertakkingen en een om-
vattenden werkkring heefL Dit missiehuis s'.elt idchi
ten doel, „brave, verstandelijke jongelingen, die eonê
genoegzaam zekere roeping waarborgen, v. n. uit on
bemiddelde families, voor de Kath. missies lot priester
of leekeb roeder (d. w. z. helper voor de missie) ie
at*-' -o.
ontmoeting, want ik. kende mijn koudbloedigein vriend!
genoeg om te weten dat Mary's hooghartig optreden*
bij hem op den noodögen tegenstand zou stuitem
maar het was een ongelukkige overwinning, want
wat Mary's schoonheid ep vroolijkheid niet hadden
bereikt, dat bracht de openhartige bekentenis var*
verkeerd te hebben gehandeld tot stand. Want hoe
wel zijn sterk gevoel voor nuchterheid hem
had wortel gescheten, steeds dieper.
Jane dealde met prinees Mary haax kamér On
den a,vo,id na, de ontmoeting vleide, de prinaes sfch
tegen naax vriendin aan en fluisterde haar half htr
Knaamd ln het oor: „Wat weet Je van Brandow»
\ertel mo alles, htj bevalt mi) en Ik geloof dat ah
Ik meer vrienden kende als hl), ik beter zou zHo.
Maar brutaal Is bij, als geen.ander, hti zegt maar
—uatuzj oio uij, in. weter zou ZlJO.
.«vcc«v. „<~>i n*c-m u u-iij nu „o-„cru* Maar brutaal is hij, ala geen - ander, hij zegt maar
u-^'LTI "liTi .ST. Zf.™ wat h€m TC°r tnond komt en bij al zlln bw-
ht! deed alsof hl) ze niet bad gehooid. Ik Wnn. scheidenheid behandelt hij mij, alsof Ik nog eet,
overtuigd, dat ik volkomen gelijk heb: u hebt uit- l)en
stekende eigenschappen voor goedheid Het ml ten- I Jari(. vertelde Iotdat de fefcie meWee Insliepen,
slotte alias aAangep v^.den man £e met u ad Toen Jan0 mjj dft burfobtte, schrikte Ik. want
trouwen, hl) kan een engel, of het tegende 1 an een vrouw overtuigen daj men haar beter maakl en
U ^,aj n' v ,w. itj„,i,i Uem'h zuiver© en hoogere gevoelens in haar opwekt, is d«
wederom kwam er w '"f,1nekerste weg lo< haar hart. 't Was al erg gonoe,
laat. die bewees, dat zij verrast was. Toen ant- a]s Brandow vdr]lefd wcrd op prtasèe, maar ee,
woordde zij: „ïk Jr^ ^.u y.an ^ederkeerige neiging bracht beslist Brandow'a hooft
elk geval wat het Mwtol van een meelJJtrrtt het sthavot en M haJrt doen brekcn «I
En het ergste daarbij ie. dat Ik een man iaaf ,eyen ïoor eenigazlns knakken.
za) ®»hr m vro^r oflaw haar sterke natuur, vol verborgen hartstocht
zal moeten onderwerpen aan mdnmoest een ongelukktge liefde wel een hoog oplaai
den man zal opdringen, die hem den grooteten prijs end<s ylajn word( n verachroekte. Wmir.eh
betaalt.. zij Brandow lief had, zoo zou zij h rnel en aard)
Dat moge God ver oede e "In beweging stellen om hem te bezitten, zij die iede-
dig.
biedig.
cuig. o "—"'•'J "j" ucijj tw uvzu-ien, zi
Daar het onderhoud te ernstig! geworden, was, ren wer,trth van haar kdndschheid af ver
ij Mary er een andere wending aan en zeide half. Sezi^n. zij zou zich bepaald door niets laten
/•VlfanH- n 5V Iinoo do. -olHl. V,„K+ I ken. Wanneer het fi-inr» Am
gaf Mary er een andere wending aan en «uw uuu
zuchtend: „O, ik hoop dat u gelijk hebt met mijn
eigenschappen voor het goqde; maar wacht af tot u
mij nader kent."
„Ik hoop beslist dat ik niet al te lang zal behoe-
veu te wachten."
„Dat zult ge niet maar daar is dei koningin."
HOOFDSTUK 4.
Hartelijk heb ik gelachen toen Jane mi) vertelde .t Ww> waar Brandow had mei geen
tan het mondgevecht tussdien Brandow en do prin- de zailk aan-evoevj en „„p lk haJ
SOS. Ik was niet verbaasd over het verloop dezer gezinspeeld, lk wilde afwachten, hoe
otteit'4 vm hem te bezitten, zij die lede
ren wer.ech van haar kindschheid af vervuld had
gezien, zij zou zich bepaald door niets laten afschrik
ken, wanneer het ging om haar hartewensch. Bij we-
derzijdsche liefde zou zij alles tot aan het uiterst©
beproeven en daarbij even zeker op onderga<i«
en ellende aansturen,
Eenige avonden daarne trof ik de prinses aan
de vertrekken der koningin. Zij wenkte mij
de: „Ik trof uw vriend, kapitein Brandow
dagen geleden. Heeft hij u daarvan verteiu;
„Neen," antwoordde ik. „Jane heeft het, mu ver-
te'd, anders ba,d ik het niet geweten."
Was waar, Brandow had met geen emkel v. --ord