1
Brieven van een onbekende.
Schetsen uit de Rechtzaal.
Zaterdag 14 Eebr. 1914.
57e Jaargang. No. 5328.
DERDE BLAD.
XXXI.
Til ere are more thiings in, H^ajven. and earth.
Horatio,
Than, ar© dreamt of in your phUosopliy.
Shakespeare, Hamlet.
Bij het sterfbed van den. vrome, zien de
Godzoekenden van hoe verscheiden denkwijs
ook, zich door éen ïioht bestraaid: dat des
Hemels.
Vincent Doosjes.
De schrijnende smart bij menig afscheid is
de wraak der vergankelijkheid, wier dage 1 ij k-
sche lessen wij in den wind plegen te slaan.
Dezelfde.
Ik tracht geen kwesties op te lossen, maar
wil helpen om die binnenzijde der kwesties te
benaderen, waarvan zoowel de verschijnselen
aJs de theorieën de hiöroglyphen zijn.
Ch. de la Sauss^ye.
...Bij het licht des Doods zie ik Uw wae-
reid met haag" zorgenvrij© schatten. De dingen
die ik tevergeefs verlangde, en de dingen die
ik kreeg, mogen voorbijgaan. Als ik de din
gen di© ik steeds verwiierp en voorbijzag, maar
waarlijk bezitten mag.
R3bind!ran.ath Ta gore.
Kort geleden is er een boek u'tgeko.men, dat om
meer dan éen reden, de aandacht van, velen heeft
getrokken, nl. Pa,uls Ontw a k e n, door Fr. van
Deden (W. Versluys, Amsterdam. 3 93 4).
In de eerste plaats natuurlijk omdat het geschre
ven is door iemand aJs Frederik van F eden, de man.
die behalve als medicus, bekend is geworden alsi let
terkundige, socioloog, dichter aestheticus, idealist
(nrsscbien moet ik zeggen: utopist), hervormer in
woord en in daad, redenaar, prediker, profeet. Een
boek van iemand, d'ij© ijn, den loop der jaren het recht
op al deze benamingen heeft verworven, kan
tevoren rekenen op de belangstelling van, velen, en
is in de meest© gevallen die belangstelling ten volle
waard.
In do tweede, plaajts, omdat bet boek ons plaatst
voor bet nie'l a'lodaagsche geval, dat een vader het
leven van zijn zoon beschrijft.
We tensch app el ij k-nauwkeu rig, maar meteen tref
fend en ontroerend geeft Van, Eeden ons in zijn boek
de beschrijving van het lijdien en stèrven van zijn
2 4-jarigen zoon, een tuberculoselijder.
Het geval: de vader biograaf van den zoon, heeft
de schrijver zelf als iets ongewoons gevoeld en ge
vreesd, dat menigeen er aanstoot aau zou nemen.
Vandaar dat hij begiint| met een soort verontschul
diging, verdediging:
„Het komt niet vaak voor dart; de vader die bio
grafie schrijft van zijn zoon. Maar het zal toch wel
niet strijden tegen algemeene gevoelens va,n kiescb-
heid en bescheidenheid. Dat een zoon het doet van
zijn vader is nooit hinderlijk gevonden, maar intee-
gendeel vaak geeerd als een werk van piëteit en
liefde. En hoe sterk zijn de gevoelens van piëteit en.
liefde, die mij dringen tot het schrijven van deze
bladzijden: ik waag het nauwelijks te beginn.en uit
vrees dat ik het niet goed en waardig genoeg zal
doen, niet genoeg in, den geest van hem, zooals hij
was bij zijn scheiden. Zóo groot is mijn eerbied voor
mijn eigen kind, zooals het gewordlen is door lij-dep',
en geduld, en zóo groot is mijn dankbaarheid voor
wat hij mij gaf in zijn korte leeven en vooral b,ij
zijn heerlijk einde." (1)
En daarmede zijn we meteen gekomen tot de derde
reden (ol misschien wjel d© eerste!) die dit boek de
belangstelling van velen verzekert, nl. wijl net ons
van aangezicht tot aangezicht stelt tegenover het
machtig probleem, da,t zoo oud is als de wereld en
zoo nieuw ais de dag vanj beden; te weten het pro
bleem van bet sterven, bij welks oplossing wij allen
zóo van naboj betrokken zijn, dat wiji gaarne, willen
vernemen, welke gedachten, gevoelens, overtuigingcfn.
een denker en gevoelig mensch als Van Bieden te,
aq-p, dat probleem heeft ontworsteld. O zeker, daar
mogen talleoze menschen zijn, diie in hun angst voor
den dood doen ala de tyran uit de oudheid, die op
straff© des doods verbood in zijn tegenwoordigheid
Feuilleton.
het woord „dood" uit te spreken wij willen sterk
zijn en zulk een struisvogelpolitiek dwaas noemen
en ona voor zulk een dwaasheid hoeden.
Immers onze levensdagen hebben wij ook zóo te
benutten, dat we vertrouwd raken met de gedachte
aan den dood. 't Is de vraag maar of wij, vóór de
dood met ons klaar komt, klaar komen met den
dood. Of met Van Eeden:
„Da dood is zulk een geweldig fenomeen, en ec-n
zoo stellig verschiet, ddt alloen dierJijk-domme of
del-ver blind© menschen er in kunnen slagen die ge
dachte van zich te houden en er lusiigjes op los ta
leven, alsof de toekomst niet geheimzinnig en onver
mijdelijk ware." (1)
Welmi! met dit geweldig probleem (als met zoo
vel© andere) beeft Van Eeden geworsteld. Dat hij
er niet mee klaar gekomen, geen afdoende, geen
bevredigende verklaring ervan heeft kunnen vinden,
't spreekt vanzelf.
Alleen de oppervlakkige en de lichtzinnige mensch
komt klaar on dikwijls verwonderlijk vlug
met vragen en raadsels. Die niet kan of niet wil
zi,eu, ontdekt geen hoogten, vooi al geen diepten. Maar
de breed© deuken de hartstochtelijk© zoeker, tie ern
stige vrager Met onoverkomelijke hoogten, huivert
terug voor onpeilbare diepten-
Zoo is het Van Eeden gegaan; ook hij heeft ge
staan voor de „donkere kolk, door niemand te ont
wijken, de twijfei, de onzekerheid. Het vreeseiijk in
zicht in de ontoereikendheid van al ons weten. Hoe
meer we denken, hoe meer we den, waan van ai ons
denken beseffen. Maar in die vertwijfeling riep ik:
„Geel' mij een te eken, een kenbaarheid voor mijn
verstand Toon gaf het verscheiden van mijn lie
ven zoon dat toeken." 1
Luister hoe aangrijpend Van Eeden dat beschrijft:
„In deeza morgen-uuren deed zich het wonderbaar
lijk© verschijnsel voor, dat ajlte zintuigelijke indruk
ken bij den stervende uitermate verfijnd ©n ver
scherpt waren. Het was a,lsof de ziel een lichaam
van oneindig veel teedierder on fijner structuur aan
nam. Smaak en reuk brachten allerlei herinnerings
beelden. Voor licht werd hij zóo gevoelig, dat hij eefa
donkere bril moest dragen. Zijn gehoor was zoo
verscherpt, dat hij een fluistergesprek, achter c-öu,
kamerscherm gevoerd, verstond. Eindelijk lcwam de
verbreking van ziel en lichaam. „Nu weet ik niets
meer", zei hij, „nu moet het toch komen.
„Maar toen ik dacht, dat hij. ging slapen, deed hij
alsof hij ontwaakte. Hij hief het hoofd op, sloot den
mond, vouwde langzaam zijn, uitgeteerde handen.
Toen knikte hij eenige malen, blij toestemmend. Hij
hoorde iets, dat niet voor ons hoorbaar was.
„Toen deed bij de oogen wijd-, wijd oopen, en zijn
lippen prevelden een gebed. Toen zag hij iets onbe
schrijfelijk schoons. Da t was on loochen baai' te zien
aan zijn verheerlijkte extatisch© gelaatsuitdrukking,
aan zijn, wonderbaar verrukten blik.
„Wij kon,den niet droevig zijn, en er was een
plechtige vree de in ons hart. D© glans van zijn ver
heerlijking was op ons terugges tra,ald." (1)
Aldus as dat sterven dien twijfelaar ©en openbaring
geworden, zoodot hij het „een heilig wonder" durft
noemen.
En met al de warme verzekerdheid van een be
keerde getuigt hij dan ook: „lk heb gezfen met da
grootste duidelijkheid, die. men vergen ka,n, hoe hij
stierf, niet te niet ging. maar zijtn lichaam verliet, in
vreugde willend en welbewust en.de leege huls
ons achterliep, waarop hij nog voor 't allerlaatst ee n
blijvende expressie van verrukking en blijdschap had
geprent." (1)
Nu is de dood hem ,„een. verheugd oovcrglijden";
en in plaats van „dood" en, „sterven" wil hij spre
ken van „verscheiden" en „overgaan". Zoo werd
zijn stervende zoon .".zijin, middellaar". „Mijn, bange Mei
vond rust, nu dat ze een Vriend in 't Onbekend1©
heeft."
Wat hebben wij van dit getuigenis (zoo mogen wc
diit wel noemen, nietwaar?) t© denken?
De oppervlakkigen, die nuchleren, de liehtzinnigen,
de materialisten staan rejeds klaars met bun oordeel-
„Suggestie! Verbeelding! Loikameijjke of geestelijke
overspanning! Belde verklaarbaar bij een vader, die
het lijden en sterven van z'n, zoon moet aanzien."
Dat alles is heel gemakkelijk ©n gauw gezegd
maar ik meen. dat we er niet mee klaar zijn. Zeker,
't is een vader die staat aan het sterfbed van zijn
zoon, maar 't is ook ©en medicus, die experimenteert,
dlie aan tallooze sterfbedden heeft gestaan, en dius
vertrouwd is met het zien-sterven; die nooit vo
ren van een zoodanige openbaring bad ervaren
en dus nier allerminst iets dergelijks verwacht. Dit
laatste zegt hij -dan ook nog met nadruk.
En suggestie? Verbeelding? Wie zal uitmaken, waar
d9 grens ligt tusschen verbeelding en werkelijkheid?
Wie zegt u, nuchtere verstanjdsmen schdat uw nuch
tere overdenkingen geen vruchten van suggestie en
verbeelding zijn? Dat is nog e>en open vraag.
En, toegegeven, diat de kracht der suggestiede
inv'ccd der verbeelding hun, aandeel in dit wonder
lijk zielsgebeuren hebben, gehad wel, van haat©
zou ik u en mij toewenscben, dat ons langs sugges
tieve!* weg werd gegeven wat hier is gegeven aan
den vader, die nu Jkan getuigen:
Zoo werd door hem mijn ijdel
woord te schand gemaakt,
Hij is niet Ingeslapen maas
in 't Licht ontwaakt.
En zie! nu baant gij mij
don weg tot beter Leven.
Of zullen wo ons tevreden moeten stellen met de
verklaring, die nog niet meer dan e©n veronderstel
ling is, da,t vlak vóór1 het intreden van den dood ge
woonlijk een opleving, een opflikkering van kracht
aan den dag treedt?
Zeker, dat verschijnsel is menigmaal geconstateerd,
't Zal dus wel zoo zijn. Maar dat geeft slechta halve
verklaring, die geen verklaring is. 't Verklaart ons
wel den verhoogden, hersenarbeid, het intenser den
ken en voelen, maar 't verklaart ons niet den in
houd van dat Intenser denken en voelen, het won
dere feil van den verrukten overgang in het op-
dere leven,
Wat ik dan zou willen? Dat we alles maar moo-
ten slikken wat er over sterven en dood wordt be
weerd en verkondigd? Dikwijls op zulk een. stelltgön
toon dat we niet weten, waarover we het meest ver
baasd moeten staan: de verzekerdheid.1 die er uit
spreekt of de vrijmoedigheid, waarmee wordt ge
sproken. We denken bier onwillekeurig aan, Rome en
i ook aan zeker slag, van Protestanten, die over deze
dingen kunnen spreken, alsof God hun dagelijks al
I Zijn geheimenissen overbrieft. Met prof. De la Saus-
saye wenden wij ons af van „die lieden, wier sla
tuintje onmiddellijk aan God grenst, of, och arm!
misschien we) het Koninkrijk Gods is."
-Midi hangt aueh ihr Sïinn, ihr Spiel mit dem Spott,
Sie wissen alles, was wird un,d war;
Kein Berg ijst ihnen, mebr wunderbar
Ihr Garten und Gut grenzt grade an Gott.
Maar ev ,11 dwaas en belachelijk zijn zij, die. met
een meelijdend en minachtend schouder ophalen aan
deze dingen voorbijgaan- Oï eigenlijk nog dwaz.r
en belachelijker: de eersten maken zich alleen schul
dig aan 't feit. dat ze wanen met het probleem ook
de oplossing daarvan onmiddellijk gevonden te heb
ben; de laatsten kunnen of wille n; niet zien,
dat er een probleem is.
Wat ik maar zeggen wil die? Dit tot ben, die alles
natuurlijk, o, zoo natuurlijk vinden:
„,Er zijn meer dingen in; Hemel en op aarde, Horatio!
„Dan waarvan gij wel droomt in uw philosophie."
(Shakespeaxe, Hamlet.)
En dit tot ben, die deze „meerdere dingen in
Hemel en aarde" hun aandacht niet waardag achten:
„Die veel en diep hebben nagedacht, achten bet
mogelijk en noodig zich op den, dood' vóór te berei
den en meenen, dat die staat, waartoe ieder mensch
na zijn Lijfsdood zal geraken, voor elk verschil Lemd
is en «al afhangen van individueel© geaardheid en
voorbereiding." (Vapj Eeden.)
Ja, dat is m. i. die ver.di<en,sb© van Va(n Eediens boek
waarom ik het in vele handen wensch, dat het ons
stelt voor v rag'en; dat, bet ons doet gevoelen,
dat die vragen o n z a vragen zijn; waarvan we ons
niet met een algemeenheid of een minachtend schou
derophalen kunnen afmaken; tenslotte niet helminst,
omdat het boek ons op die vragen antwoorden geeft,
diek voor den schrijver afdoende, bevredigende (ja,
meer dan dat'), zaligmakend© antwoorden zijn ge-
bteken.
Dat die antwoorden staan, in het warme licht des
gelcofs, en zich daardoor vierkant stellen tegen het
dorre, koudJe materialisme, is voor mij een reden,
van bisoudere, vreugde. Welin,u! die. vrede; en zalig
heid zoeken, ©n terwijl© daarvan heit geloof liefheb
ben, zullen goed doen. dit alleszins merkwaardige
boek niet ongelezen ter zijd©; te leggen.
1Vau Eedensche spelling.
vei.
,vO God, had ik zoo fiats maar kunmen vci inocdicai.
Buckingham' met zijn hoofd daarvoor boelen. Ik
was een nrrni in :het nauw gedreven. meisje mijn
zieisanpt uw woaiden geloof mij, ik leed meer
daaronder dasi ik u zeggen kan. En dan dat v-rschiik-
kelijke huwelijk. Ik zou als oen eHeaid'ge slavin aan
dien ouden zondaar worden verkocht Geen iiuin kan
zich de afschuw van een vrouw voorstellen, wanneer
haar schoonheid haar tot een vloek wordt en zij ver
laagd wordt als een s'uk marktwaar, als cm stuk vee.
Dan nog iets veel erge.s", zij moest met haar tra
nen strijden „ik had zelfs 'de gedachte dit verschrik
kelijke huwelijk te kunnen verdragen maar na dien
dag] in de bibliotheek, tpssx u hel was die raiij kuste
en een vonkin mijn hart was gevallen, wua.ii (al
jaren een verborgen vuur had gebrand, wachtend op
'die vonk vanaf dat oogenblik werd die vlam
zoo sterk, dat ik mij niet meer kon verzetten
ik kon nauwelijks ademhalen." Nu liepen haar de tra
nen onophoudelijk' lang» de wangen, terwijl zij met
uitgebreide armen "op hem toeliep en ui Trip: „Ik wil
de jou alleen als majta echtgenoot en ik kan de pij
nigende gedachte ntot verdtagen, jou te moeten ver
liezen of een anderen man te moeten toebehooren. Ik
kan je niet meer mSiSsn, het is te laat te laat
en ik ben verloren".
Brandow sprong op haar to© en, drukte haaf aan i
zijn borst. Maar zij hield hem van zïch aj dn z»ido: 1
„Nu weet gij. dot ik je niet op die, verseh rik kei hke
plaats zou hebben gelaiesi, wanneer ik het had kun
nen bevroeden dat ja npg daar was. Neen, da,t had
aiet kannen gebeuren, ook öJ had 1k mijn, leven; voor
ja moeten opofferen."
„lk weet het. ik weet het, je kunt daarvan over
tuigd zijn en ik. weet het voor altijd, wat er cok
moge gebeuren. Nset© zal mijn overtuiging meer
doep veranderen. Nooit zal ik aan je twijfelen. Het
is nu aan niij, om jou om vergiffenis te vragen-"
„Ach neen, vergeef aan mü alleen maar alles wat
er "is gebeurd, daar smeek ik je om." En zij leun
de met haar hoofd tegen zijn borst.
..Laat ons de gang ingaan, Edwin," zeAd© Jane,
Toen wij later terugkoerden zaten lady Mary en
Brandow op de bark in d© vensternjs, waarover BraDp
dow's veldmantel wejs uMgespreid.
Zij stonden dadelijk op en kwamen hand aan band
naar ons toe.
Brandow vast aankijkend, zeide Mary: „Zullen wij
het hun zeggen,?"
„Zooals ge wilt.'"
Miary wilde het, maar Brandow zag aam. haar, dat
hij ihet moest verte-lleai, em zoo zedde hiji: „Deze
dame, wier band lk vasthoud, en ik, wij- hebben el
kaar voor den b armhartige n God beloofd,, dat wij
mam en vrouw zullen worden, als het geluk ons dilt
Wil schenken."
„Neen, niet zoo," viel Mary iai de rede, „er is
geen voorwaarde bij. Het zal zoo zijn, mogelijk of
niet, niets zal ons in den weg kunnen, staan."
Bij deze woorden kuste zij Jane en gaf mij de
hand, want de liefde was zoo machtig in, haai', dat
zij zelfs oms daarmee overgoot.
Brandow wendde zich nu tot ons: „Wat moet ik
daarvan zeggen, wanneer iemand van zoo hoog© po
sitie mij de eer bewijzen wil, mijm vrouw te wor
den?"
„Heb haar lief en slechts haar alleen van gan-
scher harte zoolang zjj leefit, dat is, daarvan ben
ik zeker, alles wat «ij van dit leven verlangt,'" riep
Jane ontroerd uit.
„Jane, je bent een tweede Salomo," zeide Mary
met haar oud vroolijk lachje. „Zal ik niet iemand
anders denzelfden raad geven, dien jij- zooeven ten
beste gaait?" En zij keek schelmsch van Jane naar
mij.
t,Ik weet niet,," antwoordde Jane glimlachend-
„Maar als u mijn wijsheid zoo hoog schat aJs die
van Salomo, dan wil ik u daarvan totem profiteeren,.
Ik denk dat het nu hoog tijd ia dojt) wij, heengaan."
„Nu Jane laat je wijsheid je .lln den, steek. Ik wij
nog niet heengaan."1
F,n Mary be vestigde haar- woorden, door kalpmjes te
gaan zitten. Ztij kon zich de weelde vam te blij ven,,
niet ontzeggen, hoe gevaarlijk of da£ ook voor haar
was en wilde nu, daar zij Brandow opnieuw voor
zich had gewonnen, de aXscheideemart zoolans mo
gelijk verschuiver:. j
Eindelijk zeide Brandow: „Ik geloof, dat Jane de
wijsheid aan haar kant heeft en het is béter, dat
u n-iet hier blijft, hoezeer ik u ook fiever wilde be
houden." 1
Zij was bereid hem dadelijk tje gehoorzamen en,
van de rustbank opstaan/die, nam zij zijn beide han
den, In de hare en fluisterde„Zeg toch Mary tegen
mij. Hoe gaarne hoor ik doem Dpam wan jouw Lippen."
Ik liep met .Tau© vooruct en in hot verder loopen,
aeid© Jan© zacbt: „Bereid je op we©) onaangename
GEWAARSCHirWD.
..Zooals ajtijd was hij ook dien Zaterdagmiddag
n,um©ro drie van de reeks. En hij hield het linnen
zakje al klaar, waarin Peler z'n weekloon altijd
borg. Dat was nu al precies^zoo sinds zestien jaar.
Toen hij voor 't eerst zijn „.centen" zou krijgen, had
moeder hem voorzichtigheid aangemaand. Het gloed
nieuwe linpen zakje onder z'n kiel gestopt... „,Doe
't geld daar nu in en berg 't dadelijk weg, jongen.
■Ie zkunt met centen niet te voorzichtig wezen!"
Dan draaide Peter, na onjtvamgst, het touwtje een
keer of wat om 't zakje. En zóo ging 't naar moe
der... Die begon met 't sommetje na, te tellen. Toen
was Peter een jongen van veertien jaar. En. eiken
Zondagochtend kreeg hij. een dubbeltje op zak....
Toen hij zestien was gewordiep en 't weekloon al
vier gulden bedroeg, werd 't, een kwartje. Maai- bij,
moest precies vertellen, wat er met die vyf stuivers
gebeurde. Nog later schafte men een spaarbank
boekje aan. Toen mocht-ie acht stuivers houden en
dingen voor. Het zal snel komen en ik geloof voor
Brandow het meest. Hij heeft een edelen strijd ge
streden tegen haar en tegen zichzelf. Geen wonder
dat zij hem zoo lief heeft."
Toen werd ik bijna jaloersch. „Jane zor.dt gij hem
dan ook kunnen liefhebfben?" vroeg ik.
„Het is precies hetzeMd© wajt ik zou kunnen doen,-
Ik doe het niet en. daarmee kunt u tevreden zijn."
Stem en, uitdrukking zeilden meer dan haar woor
den; de bal was bijna donker en ik heb dat oogen-
blik voorbij laten gaap, dwaas die ik was.
HOjOFDSTUK 13.
Het verdrag was onderteekend en het huwelijk
van I.odewijk Valois en, Mary TudOr was een beslo
ten zaak. Alles wat er nog maar aan ontbrak was
de inwilliging van de bruid, een ondergeschikt© ge
schiedenis, want pri»nsessen zijn, in de politiek koop
waar en. hebben alles goed te vinden wat het hoofd
der familie beslist. Mayy's toestemming stond dan
ook al op papier ,maar haar persoonlijke inwilliging
werd a's vanzeifsprekerdl beschouwd.
De handige kansëlder Wolsley met zijn, gladde ge-
zelschapsmanieren, werd als de aangewezen, onder
handelaar op Mary afgezonden, om haar toestemming
te verkrijgen, maar ook hem mislukte dat ten eenen-
male, zooals Jane mij lachend vertelde.
Wolsley had de prinses een particulier bezoek ge
vraagd en het gevecht daarmee geopend', dat hij
haar vlride met haar schoonheid.
„Ja ja, mylord, ik weet heel goed, hoe mooi ik
ben. Niemand weet dat beter dan ik. Ik ken mijn
haren, oogen,, tanden, en wenkbrauwen. Spreek daar
liever maar niet over. Mylord het helpt u .och geen
zier. Mijn toestemming tot mijn huwelijk met dien
ouden zondaar, daar ginds in Parijs, krijgt u toch
aiet. Waarom kwajn mijn verheven broeder, de ko
ning zelf niet?"
..Ik geloof, dat hij wat bang was. En om u de
waarheid te zeggen, was 'k dat ook," antwoordde
Wolsley lachend en ging voort: „Zijne Majesteit had
mij geen onaangenamer opdracht kunnen geven, t"
denkt bepaald, dat ik voor dat huwelijk ben, maar
(lat is niet zoo." Dijt was de grootste leugen die ooit
uit den mond van een diplomaat gekomen wap. ,,lk
ben wel gedwongen met 's konings meening in te
stemmen. Mij heeft zich dat huwelijk nu eenmaa!
in het hoofd gezet, sedert Longueville hem daarvan
de voordeelen heeft aangetoond."
„Heeft die kiatooglg© mummie het eerst over dit
idee gesproken?"
©Ik© week ging er een ï-iksje op de spaarb?hk
K©t boekje bewaarde moeder in do linnenkast. TV
der was „in de beweging". Die woonde, zoodT» feCti
maar even kon, vergaderingen bij zelfs was a'n aaan
al eens genoemd onder de districts-candidaten. van
één Gemeenteraad- Va» welko eer moeder zi<h fcer
weinig aantrok. Toen vader 't vertelde, haaide
de schouders op en zoi, dat ze 't belet rond, koor.
ajs-ie er z'n gezin maar geen schade door berokken
de. Van „sociale dingen" bad moeder geen verntaM.
En 't was kaar gelukt Peter txytnu too tollen
sfeer van vaders sociale idealen te houden. D« jm-
gen had iets droomerig-Jndolents. Van lc«en htokt-ri
niet veel. Zijn vak nam hem in bcfilag, heeloma*.
Zoodat do baas hem op Nieuwjaar een grajUtóeagi©
tiad gegeven, met loonsverhooging, wat iets aoer bm-
zoaders beduidde. Want de baas bchoord« tot «t»-
uiterst-zuinige, berekenende menschen. Peter had me» -
der bet tientje overgereikt en verteld van 't pluim
pje, dat de baas hem had gegeven. Maar uoivh r
©enig vertoon. "Vader zei geen woord, - yrimlaaUt/)
op ietwatrspotterige manier toen hij van, hot go va1
hoorde. „Jawel!" zei vader, „in d© kunst om arb«i-
ders, die voor ze door 't vuur vliegen met oe» klei
nigheid te lijmen, daarin zijn ze ware virtuoeen!
Peter begreep vader niet best. Maar moeder w«-«<
zóo nijdig, dat de oude z'n pet greep en de é«vr
uitging
Toen stopte moeder deu jongen twee heele lcwka -
tjc« in de hand, en borg het muntje weer in <i© lin
nenkast. Ging een extrar-lekker bakje kofflo zetten,
om 't feest van Peterts promotie t<e vieren
En de jongen zat te vertellen over zijn vak, waar
moeder niets van snapte, maar toch luisterde z©
met kwasi-gretigF, aandacht. Hij teek end© haar rooi-
hoe hij dat werkstuk ha4 aangevat, waar do bautf
zoo extra-tevreden over was... Hij verscheurd© h©u
papier on begon weer te teekenen. Als Peter o vei'
z'n vak vertelde, dan kwam er gloed in zijn oogon*
en kleur cp z'n wangen. Dan herkende men éen
slappen, onverschilligen, jongen niet meer. Moederhart
moeite om niet te geeuwen van slaap en verveling.,
maar ze vocht ertegen luisterde meer rtanee^
uur, - vroeg nu en dan iets om te toonen, dat 'h
haar echt-interesseerde- En met welbehagen zag s#.
hoe Peter niet talend om te gaan den vroolijk-'
drukken Zaterdagavond in, nog een pooe erru^
voor zichzelf zat te knutselen en te peutereu meft)
lijntjes ©n liniaaltjes... Heelemaai opgaand in ahu
vak
En nooit zal moeder dien ochtend vergeten, toon
haar zuster, Trui, op heel ongewoon uur bij haar
binnen kwam stappen, met vuurrood© wangen en ha
gend van d© haast om 't onzalige nieuws gauw-gauw
t© vertellen
Toen ze Trui zag, vertelde moeder later aoo
dlkwij.'s. was 't haar geweest of iemand haar har*
dichtkneep... Voelde zij, dat er ongeluk op til was.
„Nou weet ik 't!" riep Trui uit, met haar zak
doek over het voorhoofd en wangen wrijvend, „non
is 't me bekend. Alles!
„Wat?... Vap Peter?" vroeg moeder, aan niet» of
niemand anders denkend. Want in de laatste dri©
maanden waren er vreemde dingen gebeurd. De jon
gen kwam laat thuis... Verwarde zich in z'n woorden.
Stoof op, werd woedend, als zij aanhield en weten
wou waar-ie gezeten had... Van zijn loon hield hij
eerst 'n rijksdaalder, toen drie gulden, toen over
de vier... Hij zat niet meer te teekenen, t© knut
selen. te vertellen... Hij was stil, teruggetrokken,
prikkelbaar... En toen, vader, die ervan hoorde, go-
zegd had dat er zeker een of apdere deern achter
school, was moeder opgestoven... Had zij vader uit
gescholden. H&t denkbeeld, dat haar Peter... Haai"
geduldige, gedwieeë. ijverige, volgzame jongen... Zrt
wierp 't van zich, als iets onmogelijks.
„Ik weet 't'." herhaalde zus Trui, maai" tegelijk
vouwde zij de bloedroode, vleezige vingers der bei
de handen en richtte de oogen naar de zoiderilng van
het vertrek
„W... Wat bedoel je? Spreek dan mensch! Wat
is er?" riep moeder uit.
„Wat er is? Dat Peter verloren is. Dat-ie in han
den Ls gevallen van... Van..."
Moeder werdi zoo wit als de doek. waarmee ztf
vóór zusters komst bezig was geweest de stoelen
af te wrijven en die zij nog in de hand hield... De
zusters fluisterden... En, plots gilde moeder 't uit...
„Wat? Wie zeg-je'... Suze van der Meer?... Van
dien rooien Van der Meer uit de La^igestraat?
Die slet... Die gemeene slons... Die floddermedarn!.
Die zou met mijn Peter....,."
En zus Trui moest haastig met eau—de-cologne te
hulp komen. Want half bezwijmd van schrik en ver
driet was moeder in een van. de Zondagsche armstoe
len neergezonken... En jammerend drukte zij het
gloeiende hoofd tegen den, weelderigen boezem van
zus Trui aan, die den inhoud van haar reukflacon
uitgoot over de verward© grauwe haren vap de wam-
hopige, die haar model-jongen zag overgeleverd, aan
de listen en lagen vöp, de juffer, wier naam reed©
afgrijzen wekte in het gemoed: van alle eerbare hui&-
moeders van haar kennis... Suze van der Meer! Mei;
haar haktaarsjes, haar om de beenen, gespannen mo
derne jurk, haar opzichtig mutsje op de geparfu -
meerde lokken... Suze van der Meer. over wj© ge-
„Ja, en wanneer u den. koning van, Frankrijk
trouwt, kunt u hem dat met woeker terugbetalen."
„Dat zou een, reden genoemd kunnen worden, om
het te doen."
„In vertrouwen gezegd, ik vind het een misdaad
om een meisje als u te willen dwingen, een roa.n als
koning I.odewijk te trouwen. Maar hoe zullen wil
dat verijdelen?"
Daarmee plaatste de sluwe diplomaat zich geheel
aan de zijde van Mary en het was een fijnberekeude
streek vap hem.
„Wees daar maar niet bevreesd voor, Mylord.-dat
zal ik u wel toonen."
„Dierbare vorstin, veroorloof mij het u t© zeg
gen, maar u schijnt uw broeder niet te kennen. U
kunt u tegen dit huwelijk niet langer verzetten. Ik
geloof dat hij u gevangen zou zetter, cp water en,
brood oid u zoo tot toestemming te dwingen, U
kunt u nog beter vrijwillig naar zijn wenschen'voe
gen en kunt dan uw voorwaarden stellen. Mag ik
open met u spreken in het bijzijn van lady BoUng-
broke.?"
„Voor Jape heb ik geen geheimen."
„Goed. Lodewijk is oud en zeer zwak. Hij kap
ni©t lang meer leven. Misschien, kunt u door een be
reidwillig gegeven toestemming nu de belofte van,
uw broer verkrijgen, dat bij u, bij een later, tweed©
huwelijk uw vrije keus laat, en zoo kunt u berei
ken, wat anders nooit voor u het geval zal zijn."
„Vanwaar komt u aan de gedachte, dat ik zoo
iets zou willen?"
„Ik weet het niet. Maar ©en vrouw heeft' haar
hart niet steeds in bedwang en, menigmaal vaLt haar
keus op een man, die door geboorte ver beneden haar
staat, hoe hij ook in zielenadel zich met de boog-
sten zou kunnen meten. Er kon, een man bestaan,
voor wien u zelfs het grootste offer zoudt wiRen
brengen."
Zijn toespeling was te duidelijk om ook maar
©enigszins te kunnen worden, misverstaan, ej> Marris
oogen schitterden.
Wolsley geloofde reedis het pleit te hebben gewcin-
nen en om zijn zege te behouden zeide hij op zijn
besliste manier: „Koning Lodewijk zal geen jaar
meer leven. Laat mij den koning uw broer uw toe
stemming brengen en ik sta u borg, dat u bij e©n
tweede huwelijk geheel vrij zal zijn."
Dadelijk daarop schoten, Mary's oogen vonken era
op haar gelaat toonden zich zware onweerswolken.
,.U wilt bepaald uw meester een antwoord bren
gen," zeide zij. „Welnu, breng dan dit: „Eer weusch
ik bom en het heele rijk naar d© hel, voor dat ik