r, i Schetsen uit de Rechtzaal. eener fé i n es en n. ni et- nt op Zaterdag 7 Maart 1914. 57e Jaargang. No. 533(1. DERDE BLAD:"" in. en ke u d Londen, 28 Februari 1914. "Wat zoudien de kiften toch moeten, beglniuen, als er zoo a,f en toe eens piet eens Iets. extjra, bijzoji|drers voorviel, waan je dag aan dag eonige kolommen, over kunjt vullen, en mooie, pakkend© opschriften boven kunt, zetten.? Je' kunt een krant niet; a,ltijdi door vullen, met a,uto<-bhJgfelu k k en, en opstootjes, Ver oorzaakt door suffragettes. Op 't oogenbiliik zijn we weer voor een, poosje, ondier dJajcDa,ajr is Mr. Baiip toon, de in Mexico- door Generaa,! Villa, terechtgestel de Engelschman, en daar ziijn de door Bo,Üia verban nen leiders van de staking in ZuiijdrAfrika, de ,ne_ gen", zoo,ajs ze thans algemeen Ib'ekend zijn,. Van die aankomst van de „negen" zullen de lezers van de Sdrager Courant wel op de hoogte gesneld zijp denk ik. Hoeren journalisten werden, allertreurigst door hen teleurgesteld. Niets, letterlijk niiets, kwa men ze te weten. Dus verdiepte men aftch' in gissi/n- I gen, of vertelde de meest onzinnige, onbelangrijkhede 1 j Een van de bladen lokte van dte week koopers door het zeer belangrijke opschrift„De negen gaan nieuwe kleeren koopen." Zoover heeft, geloof. lik, de koningin het n,og niet eens gebracht- We worden wel 1 altijd zorgvuldig op de hoogte gehouden hoe Hare Majesteit bij deze of die gelegenheid gekleed was, j maar ik voor mij heb nog nooit gelezen: Hed'enmid»- I dag is de koningin een nieuw b'lousje wezen, lcoo- j| pen dn Au Bon Marché. Maar van de „negen" zijn we gelukkig beter op de hoog te. We weten tenmijn,- ste hoe ze de eerstvolgende weken gekleed zullen gaan en welken winkel zij begunstigd hebben. 1 Een ander blad, dat b lijk baai' niet zoo gauw in de I gaten had gehad, dat de heeren zich i!n een nieuw pakje gingen steken, en dat toch ook wat van ze wou vertellen, vroeg of ze zich ook zouden, verbiu- den om op te treden) in een of andere Music Hall. I I: Bn aangezien het blad het niet wiist, en zijn lezers 2 j niet, en de „negen" zelf misschien niet eens, was1 dit een uitstekend onderwerp om een lang stuk over j te schrijven- Van daas-, Zajterdag, zijn we beter af. De negen ban nelingen zijn officieel verwelkomd door de Labour- pafty, de Ar.beidersvereeniging. Dfez© verwelkoming greep plaats in the London Opera House, gister - avond. Toen, na eehig wachten het gordijn omhoog ging, kreeg het talrijke publiek de „negen" te zien, gegroepeerd rondom Mr. Henderson, M. P. (d. i. Member of Parllament, lid van, de Kamer). Nog Ieenige andere bekende leden der Arbeiderspartij, wa ren aanwezig op het tooneel, en, achter de heeren een koor. Een groote vlag, buiten de schouwburg prijkte met het opschrift: „Wij willen geen Smuts hebben op de banier der vrijheid." De woordspeling gaat in 't HollandSch hela,ajs niet op. In 't Enge toch beteekent ,,smut" vlek. Zooals ah© offijcaëele verwelkomingen was ook deze gekenmerkt door een groot aantal redevoeringen en aangezien beleend© menjschen, leden van het Paidm, - ment, het woord voerden, waren een voldoen|ct aantel suffragettes opgekomen, om er doorheen te schreeu wen. Vooral Mr. Maedsonald, M. P., die- leider der Arbeiderspartij, in, de Kamer,, hajiji veel van-dei dames te lijden. Ze schreeuwden van alle kaften tegelijk tegen hem in. Op verschillende plaatsen, in, d)e zaal werd hevig gevochten, ©n een aantal rustverstoorders werd e" uitgegooide Maai* Mr. Macdonahl heeft, nju niet, wat je noemt, beslist een fijn stemmetje. Bij ons, in de Kamer, zal hij. gedacht hebben; is het ook niet altijd even rustig, en in a11© gevallen, praten, wil ik. Boven al het rumoer uit weerklonk, niet zijn stem, 't zou onrechtvaardig zijn hem zoo te klei nee- ren maai" zijn gebulder. En zelfs Mr. Macdonald moest het af en toe opgeven. Een van de „negen" is, zooals we natuurlijk allen, weten, onze landgenoot H. J. Poutsma. Dezer dagen stond een heele levensbeschrijving van. hem in de Daiïy Ghronicle, maar aangezien ik veronderstel, dat ook in de HollandSche; kranten wel over hem ge schreven zal zijn, kan ik die wel achterwege laten. Maar de redevoering van, Poutsma kan moeilijk in de Holhmdsche bladen gestaan hebben, terwijl ik dit schrijf, want ze is nog geen vier en twintig uur oud. Poutsma, die met daverende toejuichingen begroet werd, begon met zich te verontschuldigen over zijn I onvolmaakt Engelseh. Hij zei, dat toen hij benoemd - werd tot secretaris van de Zuid-Afrikaapscbe Spoor- en Handelsvereeniging, hij door de regeering en. de IE kranten geprezen werd, „omdat hij een gestudeerd I man was, en ze met hem konden praten, en meer |van dat gezanik." (Gelach.) Binnen negen maan- Feuilleton. den na zijn benoeming rees het ledental der vereeni- glr.g 3000 tot 16.000, en hij begon grootere voordel len te verkrijgen voor de mannen. „Daarom ging ik door, en de lof, dien ik ontving, werd minder, en, omdat ze minder zeiden, merkte ik, dat; ik op den goeden weg was. (Applaus.) Poutsma vertelde toen, waarom de Regeering in Zuid-Afraka zoo'n hekel aan hem had. Hij had, bij de laatste spoorwegstaking, toegestaan, dat een, mail- tiein zou loop en, maar dan zou er een roode vlag op staan. .„Dat is mijn misdaad, en ik ben er trotsch op." „Ik ben van een massa, dingen op dn hoogte. Ik heb belangrijke stukke^ in mijn bezit, en als ze dat geweten hadden, zouden ze wel heilig opgepast 'heb benme hier naar toe te sturen. Daarom hebben ze ae brandkast bij, me vandaan genomen, denkende, dat daar de stukken in waren. Maar zoo stom ben ik nret. (Luid gelach, gedeeltelijk, denk ik. omdat Mr Poutsma hiér een «enigszins verkeerde Engclsche uitdrukking gebruikte.) Ze moesten, me de bfandka,fit terugbrengen. Ik weet, waar de stukken nu zjjn, vei liger aan ze waren op de Umgeffw. Sprekende over hun gevangenschap in, Zuid-Afriku', verklaarde Poutsma,, dat; ze matras noch kussen, ha.th den, dat ze .op den grond moesten slapen, en, v,i|ei keer per dag gemarteld werden met een bard walgelijke soep, die geen mensch door zijn keel kon krijgen, „We moeten terug naar Zuid-Afri.ka," zoo eindig de i'outsma zijn red©, „en wat mij betreft, al viel de maan naan beneden, ik ga terug." (Luide toe juichingen,) Na hem kwam de t,weedei meest, bekende der „ne gen" an het woord, Mr. Bain, een EngeLschnfhii, zot- als al gauw blijkt uit zijn na,sm. Maar Mr. Bajn is genaturaliseerd in Zuid-Afrika. Hij heeft ook meege vochten fti, den) Boerenoorlog, en heeft geva,ngen ge zeten op Ceïlon. Dat gaf een, zeker conservatief lid van, de House of Commons gister aanleiding eens te mformeeren bij den Minister of Mr. Bain wel gena turaliseerd was, toen hij meevocht, en zoo niet, of ze hem dan niet, nu hij toch in Engeland zat, even tjes voor den rechter konden, roepen wegens land verraad of zoo iets. De woorden van dezen conserva tieven men,eer, die niet erg op de hand van de ban nelingen schijnt te zijn, werden door de Arbeiders partij met een hoonend gejuich begroet. Waarvoor met een beleefde buiging en het afnemen van den hoed werd bedankt. Nu, van dat eigenaardige voor stel zal. dunkt me, wel niet heel veel komen. Het was. van 't standpunt van 't Conservatieve Kamerlid gerekend, niet zoo kwaad bedacht, maar of het eri* fair zou zijn tegenover Mr. Bain is een tweede. Na Mr. Baiin kwamen nog anderen aan het woord, die over het algemeen hetzelfde zeiden, in andere woerden. De. „negen" zijn nu tenminste officieel in Londen, gekleed, verwelkomd en al. De volgende vraag is, wanneer ze' er weer uit nullen gaan. en of en wanneer ze terug zullen komen in Zuid-A frika. ,CHKVALIER D'I XDVSTRI E. ...Ilt had hem gezien, een paar tafeltjes van mij at, in het tamelijk deftig café. Hij had naai- on,s 'gekeken, - schichtig, schuw, niet. wetend of wij wel goedvonden, dat hij: ons herkende, groette Hij had weest-- -^en aupe... öiacntorreT even getikt tegen rand-van-hoed je. .Met iets smarte- harl*gh6id""" 0cb• was ni€ts' lijks om de üphoeken. Vanwege de vernedering. Em, <*ïn KaalriA evftn vereffenan een kwartiertje later was hij) dichter bij me.....'. Ik stak hem de hand tpe. „Wel, hoe gaat, 't?" vroeg ik. Hij werd rood van zeker saort schaamte-gevoel dat mij sympathiek was... Hij durfde niet goed. Wei felend streek hij n,eer op een, van die stoeltjes aan mijn, tafel in het 'café. Hij, deed' geweldig lang aan het rollen van z'n sigaretje. De spichtige, kille, ma gere vingers draaiden, draaiden) almaar... Toen wist ik hem te, zeggen, te beduiden, dat 't me bekend was, wat met hem was gebeurd... En hij boog het hoofd dieper. En ik zag dat hij d'e oogen afwendde om te be letten, dat er tranen zouden, vallen, op het sigaret ten-papier „Weet u hoe 't gekomen is?" vroeg, hij, almaar knoeiend met het vloeipapier, waaruit sigaretten moes ten gerold wórden- En hij slo&g dte betraande oogen op... Nog" altijd was de blik, ervan die van, een eerlijken kerel. Maar de blauwe groeven eronder, de schaduwen er om heen, ze toonden wat hij, in den jongsten tijd1, moest hebben geleden. Ik, wachtte zwijgend. Toer begon hij, met den hol-beescheu klank van tubereulose-pntiënt, die het voortkankeren van zijn kwaal met biertjes en. borrels wil bestrijden: „Kent u meneer De Pas?... Dien ouden kerel met z'n, roode lintje in, het knoopsgat, den, „chevalier d'industrie", zooals zij hem noemen den ..patser", zooals een politie-comm.lBsaris hem eens heeft gesig naleerd?... Den internationalen oplichter, die al tien tallen en tientallen menschen ongelukkig heeft ge maakt?... En die daar nog altijd.' rondspaziert. met het air van een deftig man, schoon hij in verbin ding staat met het laagste schuim van de maat schappij?Den schavuit, die er indertijd speel- 19. „Gij zult gelijk hebben," antwoordde Hendrik toe geeflijker. Natuurlijk was hij machteloos," bevestigde Mary heel onbevangen. Brandow kon er niets aaij doen." 1 Hendrik lachte om hare omnoozelheid en ook Wols- ley lachte, toen hij Hendrik naar het: venster bra.cht en, beiden daar zacht spraken. Kort daarna kwamen zij terug en de koning deed het volgende voorstel: „Wanneer ik je beloof, zus ter. aan, Brandow het leven te schenken, zul je dla,n fatsoenlijk, zooals het een braaf meisje betaamt, toestemmen, Lodewijfc van, Frankrijk te trouwen,?" Mary riep bijna, schreeuwend uit: ...la, ja, met vreugde! Ik wil' at les doen. "wat gei mij. ook vraagt." „Goed dan, zijn leven, zal gespaard Wijven, best zustertje! Hendrik had het gevoel een buitengewoon, goede 1, daad te hebben gedaan en. de goedhartigste vorst der Christenheid! te zijn, Arme Mary. Twee machtige koningen en hun, groo te ministers hadden u ©te-del ijk overwonnen, maar zij moesten u toch in uw liefde treffen, om zoover te komec. Janc en ik brachten Mary weg en de koning riep om Longueyille om het onderbroken kaartspel voort te zetten. Wolsley ging op dien koning toe en vroeg zacht: .Zaï ik het zegel uwer majesteit aan bet bevel tot Vvrijding van Brandow hechten?" „Ja, maar houdt hem in de gevangenis tot Mary op weg is naar Frankrijk." holen op-na hield, waar tal van argelooze slachtof fers ongelukkig zijn gemaakt?... Kent u dien inter nationalen, beruchten boef-?" Ik wachtte nog steeds opheldering van het myste rieus-schijnende. 'k Wachtte ai-maar... En de ander die zich nu bij mij had durven aansluiten, slurpte van z'n aooveelsten borrel. Af werend, met driftig gebaar, het protest van kameraad die zich niet aan alcohol bezondigde, en hem poogde te kaJmeeren. De kameraad de zeer bedaarde knikte mij intusschen toe. ,,'t Is zoo, meneer!" zei hij, „zoo is 't waarachtig gegaan. Met den ongelukkigen kerel..." „Zie je," zei die van, de borrels en de wajihoop;.-:- expressie in de gloeiende oogen, „zie je, ik dacht dat die monsieur De Pas een deftig, waardig, betrouwbaar man was.De menschen van onzen tijd weten niet, uit wellte hoeken gevaren ze bedreigen. Als je hem zoo zag wandelen, stok met zilveren knop onder den arm; het voorkomen, van een ko,lonel op pen sioen... Stapje, voor stapje schrijdend door de stra ten... AJs je hem, daar zoo zag zitten in het café. 'orgnct op neuspunt, bestellend met autoritair gebaar. Als je hem daar zoo zag, met zijn decoratie in het knoopsgat,,bij den Hemel, dan zou toch 'n mensch vap ervaring niet gezegd hebben, dat daar zat e©" international© fielt, vViiens zon,den,reglster gróoter, zvvav ter. meer bezoedeld wa^... Al sinds een paar tien tallen jaren;... Dan vap je grootste bandieten.En weer tikte hij met, z'n inmiddels leeggesiurptj glos... Zoodat ik dreigde weg te zullen gaan. Dn, welmee-- nende kameraad de ihand op 't glas hield... „Maar gelijk heeft hij!" zei de nuchtere En de ander liet zich verbidden. „Ik weet 't wel," zeide hij. met groote moeite uit z'n, woorden, komend, terwijl de tranen opnieuw neer- drupten, „ik ben slecht geweest... Ik heb... Ik heb" bü kon nj©t verder. Dronk water. Om te koLme,eren- „Zeker!" riep de ongelukkige kerel, zich nu plots sterk makend, „ik heb gestolen. Ik heb gezeten- Maai" hoe, dat gekomen is?... Dat zaj. ik u vertellen. Die schurk, die kwasi deftige „chevalier d'industrie", kwam 'bij me. Hij, hoorde van mijn zorgen en verdrie telijkheden,.. Later heb ik gehoord, dat-ie meteen van z'n kennissen, mij heeft uitgelachen achter m'n rug. Ik had, toen, een vriendinnetje... Ik was, op mijn manier, geëngageerd. Als ik met den fielt daar over sprak, dan gaf hij me groot, gelijk. Natuur lijk begreep hij alles best'... En hij zou me uit de zorgen helpen. Heelemaal! Hij had „z'n relatiën'" En kapitaal van twintig mille bijeen te krijgen, och-gut, 't was immers kinderwerk!Hij had ajlerlei millionairs in z'n vriendenkring. Ik zat toen" vertelde ongelukkige stumper verder „onder den plak van ©en, zwager. Kerel, zei „chevalier d'in dustrie", ik zaj er je uütha,lea. Beste vriend Pieter laat alles aan mij oyer!... Ik maak van je zaak een vennootschap... In Keulen heb ik relatiën, die als i k mijn recommandatie geef onmiddellijk storten... Desnoods driemaal zooveel als je wilt..." Bedrogen schipbreukeling stopte even, overstelpt, door herinneringen. Wij beletten hem, nog meer alcohol te sluipen tegen z'n verd r iets-her in neringen„Nou goed.' zei hij, afgemat van de opwinding, ,,'t is gauw ge noeg verteld. Hij zou me helpen, de „chevalier d"in dustrie" met z'n lintje. Binnen zeer korten, tijd Alleen: ik mocht hem waar hij dit alles voor me wou doen zonder iets voor ziek te bedanjgenHij was altijd zoo'n beste, brave, altruïstische kerel ge weest... Een dupe... Slachtoffer van z'n malle goed- Hij had» ziet ge, een zaakje even te vereffenen- - 't DraaidJe om de twaalfhonderd: gulden heen... Kijk, twee acceptjes wa, ren 't. Eigenlijk betrof 't iemand, dien ook hij weer had geholpen- De „chevaliier"... Ik moest die twee stukjes maar effetjes voor aval teek enen,.Dan was dat iu órdeDe deftige meneer„ de oplichter, zette z'n lorgnet op die punt van zijn neus en keelt (mij met z'n sluwe loeroogen, aan op die mapier van iemand, die zeggen) wil: „Voel-je pou nog niet de eer, die ik je bewijs met je dat voor mijn on baatzuchtige goedheid, te vragen?..." „Toen heb ik," verteld© slachtoffer verder, „ge- teekend. Voor aval. Etn ik bezweer u, met een woord van waarachtig, dat ik geen seconde) twijfelde aan de waarheid van wat de schurk mij had' getegd)... Toefn teekende ik... En eenj week of zes later kreeg ik een brief, van den. geldschieter, dien ik! theelëmaal niet bende om te betalen, binnen tweemaal viier en twintig uren... Cash!... Of..." In de oogen van arm slachtoffer vuurde het. Etn hij balde de vuisten. En wij zagen, hoe de aderen op zijn handen, en aan zijn slapen, zwollen, bij de gedachte aan bet gruwelijk bedrog „Kalm nu maar!" suste kameraad. „Ja!" riep bij uit, „kalm nou maai'!... Makkelijk zeggeii. Maar de belofte, dat ik aan geld geholpen zou worden, natuurlijk, ja, nou zie; ik 't in, was niks. Heelemaal niks. 't Was er alleen maar om te doen, momenteel aan centen, te komen. Om het deftiger luxe-leventje te kunnen voortzetten... Ik hoorde of zag niks meer van den schurk, die op mijn ihajndi- teekening van een geldschieter duiten had weten te krijgën... Maar ik wërd aangesproken. Mij pakten ze aan... En toen wou ik mijn positie redden. Toen was ik zoo bang. Zoo doods- en doodsbang, dat mijn Lize ervan hooren zou... Dat haar vader het engage ment zou afmaken... Begrijp me toch!" riep slacht offer uit en feller werd zijn opwinding „dat ik gebouwd had op de beloften vaji dien schurk--. Begrijp toch, meneer, welke verwoestingen zoo'n fielt aanricht, alleen maar om nog te kunnen rekken, eea poosje zijn leventje van luien oplichter, die met deftig vertoon door de stad wandelt en zich 3u de café's vertoont... Begrijp torii, de ellende, die zoo'n kerel berokkent!..." Hij snikte 't nu uit. terwijl z'n hoofd rustte op rijn twee van tranen bevochtigde banden. En nog vertelde hij: „Toen heb ik verduisterd, toen, ben ik falsaris ®e- wordc-r. om dat avaj-wisseltje te kunnen honoroeren... 't Heeft toch niet gebaat... T Js toch misgeloopen... Met Lize..." Kameraad besefte, dat hij kalmcereoi.d moest) op treden. „Kom, Piet!" zei hij, de hand op z'n schouder leg gend. ..wees n,ou verstandig. Laat 't nou maar ver der Tusten." „Neen," riep- de ander uit, en dol verdriet jam merde in z'n oogen,, „meneer weet 't toch we) Van de acht maanden, die ik gehad) heb... Vajach- heid in geschrifte. Ze? biehandeldtjn mij toch nog cle ment... Nog heel clement..." En weer tikte hiji mef. z'n glap. Maar d« kameraad behie,ki de macht om 't te verhoeden. Kn ak cLdk heen. Begrijpend, dat, 't beter was om die twee maar samen te laten... Na de uitbarsting van ellende-her innering Eens nog heb ik slachtoffer van „cbevaiier d'in dustrie" ontmoet. Wij. zaten samen voor café-ruit. Ik schaamde mij niet voor z'n gezelschap. En daar stap te schooier voorbij. lintje in 't knoopsgat, stok mat zilveren knop, stapje voor stapje. Toer zagen ze elkaar Wilde slachtoffer opspringen. Ih legde mijn hand' op de zijne. En sprak, cp mtja beurt, sussend-kaimeerende woordelu Vreesde uitbarsting Want de schurk, zijn koolzwarte, sluwe bedrie- gersoogen vestigend op zijn slachtoffer; voorkomend den aanval; de ellendeling, in wie-n alle zedelijke ge voel verstikt was, hij spuwde, met minadhtend- walgend gebaar, op de straat... Manifeet ©erend zijn verachting voor man, dien hij te gronde had. gericht. Toen bad Ik moeite om me te beheerschen. En diecn ander tot kalm-bQijven te bewegen... Toen was n» voorbijgegaan een der meest hideuse uitingen toe. mensch el Ijk© verwording.... MAITRJI CORBEAU. Gemengd Nieuws. RANGEN IN DEN HEMEL. Men schrijft} aan de N. R. Ct: De vraag of er rangen in den hemel zijn, ie mis schien meermalen gedaan en de mogelijkheid is niet. uitgesloten, dat er wel eens gepoogd is, die gewich tige vraag in ontkennenden, of bevestigenden zin te beantwoorden. Toevallig vonden wij daaromtrent iets vermeld van ouden datum, merkwaardig genoeg om even mede/ te deelen. Hertogin Philippine Charlotte van Brunswük. de zuster van Frederik den, Groote, stierf op 85-jarieer, leeftijd. Ia den laasten tijd1 van haar' leven sprak 2 gaarne over de onsterfelijkheid va® dei ziel en peins de er veel overr hoe de toestand der ziel dan wel zou zijn. Nu blijkt uit een gesprek, dat zij roet e©x. Brunswijkseh geestelijke over dat onderwerp had ar» dat ontleend is aaii de nagelaten, gedenkschriften van, Karl Tom S trom beek, welke, beschouwingen zij om trent dat onderwerp had. Haar vraag tot den geestelijke luidde: zullen wij vorstelijke personen in de andere wereld/ met lieden uit de onbeschaafde standen, op een en de^élfd© plaats zijn,? Of blijft ieder onder zijns gelijken, zoo- a,ls diat hier op aord© pleegt te gebeuren?! En, aJséej» soort antwoord reeds daarop klonk het, dat zij vooraf de verzekering gaf, dot baar broeder, de hoogzalig© koning, die overigens tot haar leedwezen, niet veel effu onsterfelijkheid) scheen te hechten, aich in een gy>- niengd gezelschap slecht tehuis zou gevoelen en zij geloofde, dat hij daar, inpliaats van. door Vottaire en mannen, der kunst, omringd te zfjn. met gemeen© sol daten moest omgaan; dit zou hem ongetwijfeld wei nig aanstaan. "Verder voegde zij hieraan nog toe, dat zij, wet wist, dat men vooral op haar leeftijd niet ijdel mocht zijn. en dat zij. geljjk d'e geestelijke trouwens) wel wist, ook nimmer hoogmoedig wa,s geweest, maar dat zij oprecht moest verklaren, dat het ook haar niet bevallen zou, -om in den hemel trij; allerlei lui te zitten, van wier doen en latejn, zij weinig wist. Het valt te begrijpen, dat de geestelijke door de vraag eenpgszins ïn verlegenheid kwam, maar, als een hoffelijk man, trachtte hij op de volgende,' wijze de zaak te beantwoorden. Hij voegde de hertogin tee. dat de Schrift niets bepaalds over den toestand in het eeuwige leven vermeldt. Het, Oud© Testamecnt dat ons. meer Aan, koningen en grooten vertelt, dan bet Nieuwe, maakt ndet de minste) melding van hun» toestand en betrekkingen in, de eeuwigheid, gelijk trouwens de gelukkigmakende leer der onsterfelijk heid niet m, bepaalde woorden in dat deel van den Bijbel wordt uitgelegd. Zelfs wordt omtrent *laa punt twijfel merkbaar; in den prediker Salomo, waar ip hoofdstuk 3, vers 20. staat: Wie weet of de geest; ;st L aden vier d?e- Bar-. Ifnoa bjj rlaat HOOFDSTUK 19. Mary wilde dadelijk een bode naar Brandow zeu- d&u, maar d© Tower wan op dat uur gesloten en boende moest zij zich met een brief tevreden stel len, dien ik hier niet kan opnemen. Zij gaf Bra,adow bertcht van zijn begenadiging en' wat haar met bijion deren trots vervulde, dat zij dttmaal niet geaarzeld had allee op zich te nemen. Daarover, dat rij het Fronsche huwelijk had moeten goedvinden om hem te redden, daarvan schreef zij geen enkel woord. „Dit zou hem zijn,, alsof hij bet leven verloor, als ik hem dit berichtte," klaagde zij aan Jane, „en ik vrees dat ik hem geen grooten dienst bewijs. Waar schijnlijk zou hij liever sterven Ik in zijn plaats zou dat tenminste liever willen. Hij heeft mij be loofd, d'at hij nooit een, andere vtouav zou toebe- hooren. Maar wanneer hij nu zijn woord breek, even als ik vandaag het mijne? De gedachte daaraan, al leen maakt mij reeds dood^beangst." Zij wierp zich weenend' in Jane's armen en deze poogde haar te troosten, door haar te zeggen, dat zij Brandow ken,de als een man, op wiens woord als op een rots kon worden gebouwd. „Ook ik gaf mijn eerewoordi en, nu ziet g'e hoe ik het hond. Hemelsehe Maria, help mij,.' Wanneer de levensellen,de mij te machtig wordit. sterkt; mij toch de gedachte, dat hij mij, trouw blijft. Dat is mij mijn eenigsW troost." „Ook ik zal al mijn best doen u te helpen, en bij te staan." zeide Jan©. „O ja, mijn lieve Jane. J© bent een beelende bal sem op de brandende wonde." Daarbij kuste zij de handen, die de hare vasthielden. Daarop zeiden de meisje® gemeenschappelijk haar gebed op en Mary. sliep weenen]d in. De heele na©ht wierp zij zich in, groote onrust heen en weer en met zoneopgang was zij reeds weer op de been om aan haar brief nog eenjge regelen, toe te voegen, totdat ik h^m haalde om hem weg te brengen. Ik stond reeds voor d© poort, t^oen de Towqr ge opend werd en mocht dadelijk bij Brandow worden toegelaten, die Mag-y's brief las en zich gedroeg als ee„ minnaar, zoolang er reeds minnebrieven in, de wereld zijn. Vlug ontdekte bij toch evenwel, dat zij iets voor hem verzwegen had,: een belofte of iets der gelijks. voordat zij züjn vrijheid had verkregen- Zij heeft bepaald beloofd' den Franschen koning te trou wen, om zoodoende mijn leven te redden, nietwaar?" „Ik hoop niet antwoordde ik ontwijkend, „ik heb de prinses maai- even ontmoet en zij heeft mij daarvan niets gezegd." „Je ontwijkt mijn vraag. Weet je er niets van?" ..Niets," antwoordde ik. „Csakaden, antwoordt mij, ben Je een leugenaar of eeu domkop?" „Laat ons zéggen, een leugenaar, Brandow." "s Middags eerst verliet ik den Tower. nadat Bran dow zijn begenadiging had ontvangen ejs hij verheug- i de zich er over het eerste bericht daarover van Mary te li ebben ontvangen. Natuurlijk verwachtte hij nu, ook dadelijk in vrij heid gesteld te worden. Op de mededeeling, dat hij nog korten tijd in den Tower moest blijven, wendde hij zich met deze woor den Lot mij: ,„lk geloof, dat zij bang zijn om mij vrij te geven eer Mary in Frankrijk is. Koning Hen drik vleit mijn ijdelheïd zeer en houdt mij voor een zeer gc-y aar lijk persoon." rtc veek zwijgen,d het venster uit. Bij mijn afscheid kreeg ik een brief mee voor Ma ry waarin Brandow haai- lm weinige woorden schreef, dar hij alles had geraden. Daarop kwam een smeekbrief,, waarin zij hem om vergiffenis vroeg, want slechts tot (Lezeh prijs wag zijn leven te redden geweest;- Dezen brief bracht ik Braniew tegelijk met een miniatuur-beeltenis eens voor keizer Karei van Duitschlancï geschilderd en wee een lok van heur haar en het scheen wel, of dit alles zou zijn. wat hij ooit van de ge liefde ajóuw zou bezatten. Zoodra zij buiten onp bereik liggen, de onvervul de wenschfü. stijgen, zij dubbel in waarde. Slechts onder den druk van een waanzinnige vrees voor Bran dow's le,ven had de prinses haar belofte gegeven. Maar nu lvet dTeigendé gevaar voorbij was, begon zij weer haan plannen te smeden, hoe zij Brandow red den kon en toch haan belofte om te trouwen, met den Franschen koning te breken. Zij had haan vertrouwen in haar macht over den koning nog niet verlorenen betreurde bet zeer den veldtocht van den beginne af niet met vrouwelijke diplomatie te hebben geopend. Hendrik5® verstond was njet heel groot terwijl Mary scherpzinnig en helder van begrip was en daar van was zij zich bovendien zeer goed bewust. Alles wat zij in dien, tjjd aan zelfzucht en wreedheid van Hendrik had/ ervaren, had elke vonk van liefde voor haar broer in haar hart gedoofd, maar zij wilde toeh een liefde huichelen, die zij niet gevoelde en dat. waarnaar zij zoo vurig verlangde, zou haar tot eiken, prijs gekocht, billijk genoeg zijn. Billijk? Wat zij wilde waa alle schoons en goed.s en wat zij wilde ontvluchten was het bitterste ©n afschuwelijkste wat er voor een vrouw bestaat. Mary begon haar veldtocht. Zij jammerde den ko ning voor, wat een kwelling het voor haar zou zijn, met den ouden Franschen koning te moeten leven. Maar zij had het terwille van haar broeder goedge vonden. het was om zijn wenschen te bevredigen dat zij had toegestemd, maar het was ontzettend wat haar wachtte. „Arme Lodewjjk," lachte koning Hendrik, „wat zal de man hebben te verduren. Hij gelooft een goe den handel te hebben gedaan, maar de Heer be scherm© hem, wanneer hij de doornen van dezen roos zal gevoelen. Je zult wel zorgen dat het leven heni niet al te aangenaam wordt gemaakt, nietwaar lieve Mary?" „Ik zal al het mogelijke doen," antwoordde Mary ernstig. „Daar twijfelt zelfs de. duivel niet aan enj Je zult het wel klaar spelen ook." Hij, lachte over de grove scherts, die hij, met zijn. goeden koninklijken, broeder aan de overzijde van, het Kanaal voorhad. Mary hield' het twee weken langi vol, om een, Me£ en vriendelijk gezicht te zetten eh toch zich gehoor zaam te toepen, maar dan, ging zij tot een open aanval over, door den, koning te omhelzen en hem te smeeken haar jonge leven toch niet op te offeren. Haar weepenid smeeken uit het diepst van haar ziel komend, had zelfs eenj steen kunnen, vermurwen en Hendrik was ndet zoo wreedalleen, maar een gruwelijke egoïst, die geen gevoel voor andere men schen had. „Dus eindelijk is het maar rondiuit beleend." zeide hij goedgeluimd, „de lady wil haar lieven Brandow en niet haar Lodewijk en toch Is zij bereid1 haar lieven, goeden broeder te gehoorzamen? Nu, wij zullen je hij je woord houden; meisje, en. je gehoor- zamtra laten. Nu zult ge eens voor altijd! weten, dat ja naar Frankrijk moet. Je beloofd et vrijwillig te gaan, v/anneer ik Brandow zijn hoofd liet behouden en nu verklaar ik je, dat als Ik je weer hoor kla gen, dat hoofd toch valt en jij. evengoed naar Fran krijk gaat, begrepen?'" „Ik zal gaan, nog eens beloof ik bet je. Je zult geen klacht meer hooren. wanneer je mij je konin klijk woord geeft, dat hem niets kwaads zaj ge schieden Hem!" Bij deze woorden bedekte zij haar gelaat met beide banden om haar tranen te verbergen. „Op den dag nog, dat gij naar Frankrijk gaat, zal Brandow vrij zijn en zijn ambt aam het hof weer vervullen. Ik houd van hem als een aangenaam mensch, en'ik geloof bepaald dat jij hier de schul dige bent en niet hij." „Ik alleen ben schuldig en ben ook bereid om boete te doen. Ik ben tor. je beschikking, wannen j© wilt," antwoordde Mary in diepe ontroering.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1914 | | pagina 9