Schager Courant.
TWEEDE BLAD.
Uit en Voor de Pers.
Erïgraaf Udo.
WOENSDAG 25 NOVEMBER 1914.
57ste Jaargang No. 5495.
TROELSTRA OVER DE DUITSCUE TOEKOMST-
PLANKEN.
In een reisbrief in „Hot Volk" bespreekt mr. P. J.
Troelstra den toestand, die uit dezen oorlog zou kunnen
voortvloeien en houdt zich in het bijzonder bezig met
de plannen en stroomingcm, die op. het oogenbfik in
Duitschland bestaan. Hij meent vrij duidelijk twee stroo
mingen le kunnen onderscheiden.
De eene aldus mr. Troelstra is de ?,gematigdc"
strooming, die zich groepeert rondom den rijkskanselier,
die tot heden het vertrouwen van den keizer bezit en
"die óók do sympathie van het Marine-aml schijnt te
hebben. Het laatste kan men afleiden uit het feit, dal
politici en publicisten, die met het Marine-amt in ver
binding staan, de luer bedoelde plannen propageeren.
Deze „gematigde" strooming is zuiver imperialis lisch
en richt zich vooral tegen Engeland. Zij uil zich o.a.
in het geschrift van prof. von Liszl over een nieuwen
midden-Europccschen slatcfflboncT. liet uitvoerigst werd
mij dit plan uiteengezet door dein bekenden „Fortschritt-
ler" Friedrich Naumann, bij wieu ik 'een 'der meest
interessante avonden van mijn reis doorbracht. En tiat
deze plannen, meer zijn dan speculatie van professoren
en publicisten dat izij uiting geven aan hetgeen
in ieJdende regeeringskringea leeft dat bewijst iiet
slot van mijn interview met den onder-staatssecretari;
Zimmermann.
Mijne ïneening, „dal ook zonder commentaar mijne
landgenooten do beteekenis der verklaring van den
heor Zimmermann zouden weten te vatten", heeft
naar mij bij mijn terugkomst bleek berust op eene
overschatting van het imdcht van een deel onzer pers
in de internationale verhoudingen.
't Eenige blad, dat direct 't verband heeft aangegeven,
waarin die verklaring moet worden beschouwd, is „De
Telegraaf" geweest. Maar dit blad had' dan ook kennis
genomen van de brochure van prof. Von Liszt en be
greep daardoor, dat dos heeren Zi mmermann's uiting
omtrent een „economische toenadering" tiissahem ver
schillende staten, waartoe ook Nederland1 in zijn eigen
belang zou loetreden, de officieel© bevestiging is van
de zijde der regeerende kringen rondom den Rijkskanse
lier. dat de plannen omtrent een Midden-Europeeschen
statenbond tegen Engeland in die kringen als het ha te
streven doel van dezen oorlog worden beschouwd. En
dat zij daarin ook ons land, als een der deelnemende
staten, hebben begrepen.
In plaats dat ik mij zooals sommige welwillende
beoordeelaars buiten .fen zelfs één in de Partij zonder
eenigen schijn van recht uit mijn eersten reisbrief af
leidden over de verklaring van den heer Zimmer
mann nopens onze politieke onafhankelijkheid, heb „blij
gemaakt", lag voor mij het zwaartepunt dier verklaring
juist in hetgeen hij zeide over de „economische toenade
ring", waarin hij ons betrok. En dat ik mij daarover zou
„blij maken", is zeker moeilijk te verwachten van
itemand, die reedis voor bijna tien jaar 't imperialistische
karakter eener zoodanige „toenadering" in het licht,
beeft gesteld en tegen deelneming van ons landl daaraan
hteefl geprotesteerd.
Sprak de heer Zimmermann van een „wirlschafthehe
Annah'erung" tusschen verschillende staten en omschreef
de heer Naumann deze nader als een tol-urue. waarin
Nederland zou treden op dezelfde wijze en met dezelfde
gunstige materieele gevolgen als Hamburg ondervond
van zijne opneming in ihot stelsel der Duitsche bed rij fs-
politiek in de dbroqhurei van prof van Liszt wordt
naast de tol-unie ook de miüiltaire unie der verbonden
staten geëisqht. Welke staten .tot het verbond' zullen
toetreden, hangt bovenal af fran den uitslag van den
oorlog. Duitschland en Oostenrijk-Hongarije zijn de
hoofddeelen van het verbond, dat als Zuid-Oostelijkst
FEUILLETON.
38.
Toen JelHtzek, schuw om zich heen ziend,; op den
drempel .der verlichte woonkamer der boschwachters-
won in? stond, bood hij inderdaad] qen, beklagenswaar
dig schouwspel. Zijn dunne zomerpak kleefde hem
overal aan het lichaam vast, en bovendien was het
on verscheMonie plaatsen, dioor de aanraking mjet da
struiken gescheurd. Zijp, hoed had die vervolgde in 't
paviljoen achtergelaten., en zijn druipende hare©, hin
gen hem in wanorde ovefr het voorhoofd.
Zondc-r verder een woord te spreken, ging Warida
in de zijkamer en keerde dadelijk daarop mqt een,
regenmantel en een hoed van haar vader terug. „Hier,
neem dit. Stephap het zal voldoende zijn, tot Je
gelegenheid hebt gevonden, 3© van andere kleeneu te
voorziën. Heb je, geld?"
„Slechts een paar 'gulden- Als je mij: misschiet met
een klein bedrag kunt helpen, dan
Zij ging naar de kast. waarin haar vader zijn pa
pieren en spaarpenningen bewaarde. Hij had Btraks
in de haast verzuimd, den sleutelring er uit te ne
men, dien hij npders noodt- achterliet. Wandti opende
de deur, en Hudetz, diie al haar bewegingen, meit
loerenden blik volgde, zag, dat zy een awaar kistje
uit d© kapt- nam.
„Ik kan het niet openen," zeide zij, ,.wan(l. mijn
vade- beeft den sleutel steeds bij zich, ejn om te
beproeven, het gewelddadig te opqnen, ontbreekt ons
nu den tijd. Zoodra Je in veiligheid betalt. moet Je
hein terugzenden, wat Je njet nopdig hebft."
Zij bond een doek om haar hoofd en wierp zich
een legepmantel om de schouders. Oogejnscbljinlajk was
zij gereed om te gam-
Hudetz ephter moest plotseling iets zijn ingeval
len, dat hem nog terughield. „Geef mij een schaar
of een mes, Wanda," vertzoeM hij, „ik moet de mijne
bij die dolle jacht verloren, hebben, en ik heb Iets
tusschen de voering van mijn vest, dat lk gaarne
kwijt wilde zijn,"
Zij reikte hem een kteine, scherpte schaar, die op
haar naaitafel lag, en weldra had hij, de voering zoo
ver losgetornd, dat hij e©n zorgvuldig; Ingewikkeld
pakje er uit kon halen-
„Wilt gij het voor mij in bewaring nemé(n, schat?"
vroeg hij. „Ik wil het niet graag wegwerpen, want
al is mijn p'an voor het oogesnbliik mislukt, later kan
het nog wel e«n6 weer dltenst doen,."
De oogen der boschwachtersdochter schitterden] nu
ongewoon „Zijn daar papieren in? En waren het deze
papieren, die je aan de freule wilde verkoopen?"
„Jawei. Juist daarom mag men ze nlot bij mij
vinden, indien het hup, gelukt mij te vangen. Bij Jou
echter zal men ze niet zoeken, en later zullen, wjj
wel het geschikte oogepiblilk uitkiezen om er geld
voor te krijgen."
Dat haar ijverzucht oplgewekt moest wordien, a,ls
"Wanda van den inhoud van het pakje kennis nam,
daaraan dacht Hudetz op dit oogenjblik niét. Hüj had
nu geeu liefdesgeschiedenissen, in dein zin, cn hij rag
in Wanda n°g slechts epn goede kameraad, die hij
In alles kon, vertrouwen,.
Zij echter was een Vrouw met al de scherpe
en zekere in,©tinkten van een liefhebbende vrouw, en
zy had te midden, van ai dia haar omjgeiY|ende eevtir
punt Roemenië en eis Nooni-Westelijk gebied Neder
land zou moeten omvatten. Laat prof. von Liszt de
vraag, of Frankrijk zich zou moeten aansluiten, voor
echtelijk in het midden een der leidende politici,
die ik sprak, constateerde uitdrukkelijk, dat, als Duitsch
land de overwinning behaalde, Frankrijk en België zou
den moeten toetreden. Nederland, zoo voegde hij hieraan
toe, zou dan in den statenbond een enclave vormen
en om die reden zelf wensen en, er in te worden opgeno
men. Voor anderen, die hun plannen ontvouwden, was
het ovcrlxxlig, over België te spreken. dit zou door
Dutschland wonden geannexeerd of, indien het dit lio-
ver wcnschte, in het gunstigste geval onder beheer van
Nederland wonden gesteld. Een incidcnteele poging,
om ook bij ons imperialistische begeerten te wekken,
die door mij werd beantwoord met de vraag, of men
dacht, dat Nederland, er op gestald zou zijn, na den
oorlog do vruchten van Duilschlands rechtsbrcuk te
plukken en voor do geschiedenis als zijn medeplichti
ge tegenover België te verschijnen.
Uit de brochure van prof. von, Liszt valt op te ma
ken, dat deze in zijn Midden-Europeeschen Statenbond
óók de Scandinavische Janden betrekt. De geheele Noord
zeekust zou a'.dus, onder Duitschen invloed, door mid
del van het tolverbond economisch, on van het militair-
maritiem verbond strategisch tegen Engeland worden
gericht. Maar terwijl ik in Stockholm was vertoefd-
daar ook de bekende Duitsche monist, prof. Ostwald,
die mijn vriend Hjalmar Branüng .te vergeefs trachtte
warm te maken voor een Baltischen Statenbond, onder
leid'ng van Zweden, de Scandinavische landen en Fin
land omvattende, die dus meer speciaal tegen Rusland
moest dienst doen. Beide plannen laten zich trouwens
'denken als één geheel, tegen de beide groote mede
dingers van Duitschland gericht.
Deze denkbeelden {leerschol blijkbaar bovenal in
de kringen van handel, schoepvaart cn industrie, onder
de liberale intellectueelen en rondom dm keizer, den
rijkskanselier en do maritne-au 1 oriteiten
Een andere strooming is xlie welke zich richt op
de vorming van eön. Drie-Keiwrbond, een verbond ips-
schen Duitschland, Oostenrijk-Hongmje en.... Rusland,
de beruchte „Heilige Alliantie" in nieuwen vorm. Men
beweerde, dat de agrariërs liefst dezen kant uit willen
en dat dit ook de wonsch is van den generalen staf en
den kroonprins.
Rieeds aanstonds héb ik, na dë artikelen van de
„Vorwarts" over „het Russische gevaar'' en ,.de ver
nietiging van het tsarisme" als het eigenlijk doel van
dezen oorlog, de vrees uitgesproken ,aat de Duitsche
regeering er anders over denken zou. Uil hetgeen ik
van den hoer Zimflaermaïw hoorde, klonk werkelijk een
sterke toon tegen Rusland door juist in die lagen
echter moest een der marinOftU tori te-ten, de heer van
Reventlouw, zich wenden, tegen de agrarische „Deutsche
Tageszeitung", fctie haar zucht om vrode te maken
mjet Rusland niet meer kon verbergen.
De beide hier .geschetste stroomingen kan men defi-
nieeren als de madern-impenalistische en reactionair-
absolutistische. Bedde stellen zij in uitzicht: voortzetting
en uitbreiding der protectionistische en der militaristi
sche politiek in Europa, waarin het eerste plan de
kleine staten wil piedcsleepen voor een nieuwen oorlog
om het wereld-imperium tegen Engeland, Amerika en
Japan den grondslag leggend. --
Wélke van jde beide plannen het meest ingaat tegen
de wenschen en idealen van het strijdende proleta
riaat, is niet met enkele woorden te zeggen. Noorloo-
pig is het voldoende, dat zij, als wordende dingen, drij
vend en kokend in Europa's heksenketel, even zijn aan
geduid.
Het eerste plan hangt, meer dan het twweede, af van
een overwinning van Duitschland op Frankrijk en Enge
land. Het tweede plan schijnt uitvoerbaar, óók indien de
overwinning jnoent uitblijven. Want, dat Rusland zou
toelaten, dat een eventueele overwinning zijner Wester-
sche bonidgenooten het gevolg zou hebben, dal onze
Fransche partijgenooten ervan verwachten, n.l. de onder
gang van het absolute keizerschap in Duitschland
dat kan geen normaal mensch geloovöa. Geen zekerder
middel, om tenslotte de beide keizers en don tsaar
in eikaars armen te doen vallen, dan de bedreiging van
liet gemeenschappelijke, dat hen allen vereenig:, door
dezen oorlog.
De keuze, waarvoor de heerschende kringen het
Duitsche proletariaat zullen stellen, bij de beëindiging
van 'dien oorlog, zal zeker tniet worden aanvaard-. Het
zal zijn éigen vredesprogram, in overeenstemming met
dat der Internationale, moeten opmaken en 'daarvoor
moeten strijden.
ren geen ander verlangen, dan zich zekerheid; te vér-
schaffen. of de man, aam. wtieu zij haar eer en, toe
komst ging toevertrouwen, haar niet achter den, rug
bedroog.
Zij nam het pakje van hem over en zeide: „Ga
maar vast vooruit en wacht mij tuüsohen de eerste
boomen op den weg naar het meer. Ik. moet eerst
deze papieren zeker wegbergen, opdat zij miert, in
de handen van mijn vader vallen."
Hij gehoorzaamde haar argeloos, maar zoodira hij
buiten was maakte Wanda het pakje los en vloog
den eersten brief -door, diiiep, eü nu itn. dé hand haieid.
Toen zij een paar aninuten later het heeje pakje
in baar zak stak, zag ziij er uit, alsof zij verschei
dene Jaren, ouder was geworden. Hare gelaatstrek
ken waren scherp en haar lippen waren, bloedloos
geworden.
Het ijzeren kistje plaatste zij. weer in. dé kast; da!n
verliet zij de wonjng.
Op de bevolen pliaaits wachtte Hujdete haar op.
Hij kon haar in de dhistemiis niet zién,, maar hij
hoorde het geruisch van haar kleederen en .hot ge
luid harer schreden.
„Je hebt veel tijd noodSg gehad, schat! Heb
je den sleutel van de boot?"
„Ja."
„En ook het kistje?"
„Ik heb allee wat wij behoeven, Kom!"
Zwijgend gingen zij den konten, weg haar het meer
op. De vervolgers van den, vluchteling moesten zich
ver weg in het boeeh verdeeld hebben» want. er was
niets van hen te hooren. Ongehdnderdi barëikten, zij
de plaats waar de boot aan den oever von 't meer
lag. en vlug had Wanda het hangslot van den ket
ting losgemaakt.
„Stap in!" beval zij met merkwaardig ruw klin
kende stem. „Heb Je die riemen? Ik zal het
roer nemen."
„Maar je wilt mij toch niet over het meer bege
leiden? Ik sta 'dat njtet toe, wapit waartoe zal Je
je zonder noodzaak in hét gevaar begeven?"
„Het gevaar ie voor mij niet grooter don voor jou.
En ik denk, dat wij bij. elkander bobooren."
Er was een beslistheid, een onbuigzame zekerheid
in haar antwoord, die gieen tegenspraak duldda Nog
voor hij op de roeibank plaats had genomen, zat
zij ook reeds aan, het stuur. „Voorwaarts!" riep zij
hem toe. „Om de ricktUng behoef jé j© niet te be
kommeren. Ik ken het meer en weet, waarheen wij
moeten sturen."
„Je hebt toch het kistje?" vroeg hij noig eene.
Maar zdj herhaalde slechts„Vooruit wij heb
ben geen tijd te verliesen."
Daarop legde hij zich met alle kracht op de
riemen, en het kleine lichte sport vaartuig schoot over
de golvende watervlakte heen.
Gerulmen tijd werd geep, woord mieer tusschen, hen,
gewisseld, en zij moeeten wol reeds het midden van
het meer bërëikt hebben, toep Wanda plotseling
vroeg: .Bestond er qen liefdesverhouding tuisschen
jou en de freule?"
Hij was zoozeer met de gedachte, aan zijn redding
bezig, dat zijn oor den, dreigenden, klank von haar
vraag niet opmerkte. „Ach wat, dwaasheid! Ik
wilde haar in mijn mocht hebben anders nieta
Zijn wij nog ver van, den oever af?"
„Was dat ip denzelfden tijd, da,t Je mij hebt ge
zworen, slechts mij alleen Mëf te hebben,? Het w®e
toch la danjselfden tUid» Wtet waar?"
Verschillende Oorlogsberichten.
VERVOER DER ENGELS CHE TROEPEN.
De heer H. A. Walker, directeur-generaal der Lon
den and South Western Raiiway Company, heeft wat
verteld over het troepenvervoer uit Engeland naar Frank
rijk. De maatschappij kreeg by 't begin van den oorlof
van de rogecring last om binnen 6'J uren gereed te
zijln om 350 treinen van 30 wagens elk. naar de kust
te zenden. De maatschappij^ was binnen 48 uren gereed.
Gedurende d eeerste 3 weken van den oorlog wer
den elke 11 uur 73 treinen in alle deelcn van het land1
geladen, langszij; de schepen gereden en ontladen, zoo
dal gemiddeld elke 12 tamu ten een trein aankwam
en de soldaten ingescheept weiden.
De stoombootmaatschappijen hielpen even goed. Tel
kens als een trein aankwam, lag een boot klaar voor
de troepen, kanonnen, munitie, paarden, proviand en
zoo voorts.
In minder dan geen tijd was het schip geladen en
Voer weg onder bevel van een zee-officier en e«n aantal
stuwadoors, die mee naar do overzijde gingen, waar
de landing en uitlading even vlug plaats hadden, zooda:
olke boot onmiddellijk weer naar de Engelscno kust
kon terugvaren en in de fiie ging liggen, tot haar beurt
opnieuw kwam. Een ooggetuige verzekerde dat olies
zoo vlug en geregeld ging, dat men bijna niet kon gcloo-
vén dal er niet eerst repetitie was gehouden.
EEK ENGKLöCH OORDEEL OVER NEDERLAND.
De „Manch. Guardian maakt melding van de indruk
ken, die oen berichtgever opdeed bij een tocht over de
kampen en vluchtoorden voor de Belgische vluchtelingen
in Nederland. Hy zegt: „Nederland heeft Wonderen
wrricht door de zorg voor de 800.000 vluchtelingen, die
tegelijkertijd in Nederland waren; en nu nog zijn 250.000
dakloozon Onder d» zorg van Nederland. De last op
dit kleine land, van. G millioen inwoners, is oneindig
\ecl zwaarder in vergelijking dan die van hot Ver. Ko
ninkrijk, dat met een achtmaal grootero bevolking nog
geen 100.000 Belgen gastvrijheid verleende. Engeland
draagt den last van den oorlog, maar Noderland lijdt,
ondanks de neutraliteit, niet minder dan de oorlog
voerenden door de beperking van den handel en de des
organisatie van zijn industrie. Het moest zijn leger ma
liüiseeren, heeft te zorgen voor de geïnterneerden,
Belgen, Franschen, Engclschen en Duitschers van wie
hei reeds meer dan 30.000 in verschillend!© plaatsen
hoeft, en inoest bovendien nog zorgen voor de vluch
telingen. Fin het deed dit met bewonderenswaardige
zorg en groote toewijding.
Het ergste noemt de schrijver het, dat die menschen
geen werk. hebben. Hij zegt, dat op dit oogooblik op de
150 bewoners van hel Vereenigd Koninkrijk een Bel
gische vluchteling is. Zeker kon er meer voor die men
schen worden godaan, zonder dat de Engelsche hulp
bronnen daaronder zouden lijden. En. wanneer men ïu
Engeland den toestand goed begreep, zou er meer worden
gedaan, niet alleen voor do Belgische vluchtelingen, maar
ook voor Nederland.
KRIJGSGEVANGENEN VOORHEEN EN THANS,
De klachten over de behandeling der krijgsgevan
genen in dezen oorlog zullen, voor zoover zij gegrond
zijn, voor een goed deel wel voor rekening komen van,
hun sleeds wassend aantal en van de moeilijkheid om
in de voeding, verpleging en verzorging van zoo vele
buitengewone gasten lo voorzien. Dat overigens hun
lot met de toenemende humaniteit van de volkenrech
telijke beginselen en praktijken, vergeleken met vroeger,
belangrijk verbeterd is, moge blijken uit de volgende
bijzonderheden welke kapitein Oefele in „Die Lmschau"
in herinnering brengt.
In de oudheid werden de krijgsgevangenen in den
regel door de overwinnaars tot slaven gemaakt. Zij
werden als weerloozeai buit behandeld, waarover de
overwinnaar naar welbehagen kon beschikken. Zij had
den door ide gevangenschap niet slechts hun vrijheid
en al hun hebben en houden verloren, imar ook hun
leven verbeurd. Zoo bestond bij de Romeinen de wree-
de gewoonte, dat de gevangen vorsten en aanvoerders,
benevens alle voorname andere krijsgevangenen, ge
dood werden, na eerst in den triumfiocht van den ze
gevierenden veldheer rondgeleid te zijn. De Noorsche
landen maakten van huin krijgsgevangenen lijfeigenen
en dwongen hen tot zwaren, onwaardigen arbeid. Eerst
do Christelijke godsdienst bracht ook hier verzachting
in die zeden en gebruiken. Maar de invloed van het
Christendom kon toch niet verhinderen, dat nog in
den Dertigjarigen Oorlog de krijgsgevangene als oor
logsbui van den overwinnaar werd beschouwd en zijn
Eerst nu werd hij opmerkiaaani en hij begon, be
rouw te gevoelen over zijn, anvoorakh.ttóhei'd. „Laat
ons die oude geschiedenissen toch met rust, lieve
schat! Ik zal je dat alles later verklaren.
Zijn wij nog ver van den oever verwijderd?"
„Nog zoo ver,, dat wij hem levend nooit bereffkec
2u,hen," klonk het met doffe stem van het andere
©inde der boot „Probeer maar, of je weg kunt ko
men, Maak je maar geen illusies. Ik heb je Immers
gezegd: wij béhooren bij elkander."
Plotseling voelde hij zich als met een. ijzeren ket
ting door twee menschensaxmen. omvat, dite hem hwt
verder roeien, onmogelijk maakten» Een paar ijskou
de lippen klemden zich op zajn mond, en toqn hij
zich, doadeldjk verschrikt door het heftige slingeren
van het kleine vaartuig, tegen die gevaarlijke om
helzing wdlde verdedigen, rukte de laat van haar
lichaam hem van zijn onzekere zitplaats af.
„Iaat mij los jij duivel!" schreeuwde hij in
wilden doodsangst. Maar het was de laatste klank,
die van zijn, lippen kwam. Slechts een kort plassen
en gorgelen, vernam men, op de plaats waar de klei Ine
boot was omgeslagen,; dan rolden de door den, wand
bewogen golven er overheen, alsof dte gelijkmatig
heid der breede, donkere, door regen en wind bewo
gen watervlakte nooit gestoord was.
HOOFDSTUK XVIH.
Met stijgende onrust had; men op Éét fflot Sambor
dc terugkomst van dokter HaUeneteüq afgewacht
want de toe-stond vap. gravin Schlachter was van uur
itot. uur sléchter geworden, en van de verzachtlngs-
middelen, die haar bij smartelijke aanvallen steeds
goede diensten hadden bewezen, wilde vandaag geen
enkele de gehoopte werking doen.. ZIJ zelf verlangde
telkens vuriger naar den jongen arts. in wien zij
een onbegrensd vertrouwen had, en zijn uitblijven
verontrustte haar des te meer, toen, Editha, die akh
tot in den laten namiddag schier bovtenimenscholijk
beheerscht had, om voor haar zleké mopder heur
vreoselijke zielsangst t© verbergen, niet la,n|ger ln
staat was haar zorg qn opgewondenheid voor de
oogen der gravin te verheimelijken.
„Zeker is hem een, ongeluk overkomen," Belde zij
met door tronen verstikte stem, „en men moet bo
den uitzenden, om hem te zoeken."
Trots het onweer was graaf SchJachter dadelijk
bereid, haar verlangen iln, te wiililigén. Want ook hém
had het eenige zorg geboord, toen de jachtwagen, die
IïaUenstelni voor den, rit naar Hestelwita gebruikt had,
zonder den dokter naar Sambor was teruggekeerd.
De koetsier meldde, dat de Jonge arts heim 'bevolen
had, in de nabijheid van de boschwadhterswoning 'n.
uur op hem te wachten» en hij was eerst weggereden,
toen bijna het dubbele van dezen tijd was verstreken,
en het verschrikkelijke onweer hem een langer blij
ven orumogë'ijk had gemaakt,
Waarheen Hallenptetn zich begeven had, wist hij
niet, en graaf Schlachter kqeik' Beer verwonderd, toen
zijn dochter verlangde, dat men eerst in, het pavil
joen naar den, vermiste zou zoeken.
„Wat zou hij don Juist daar te doen hebben?" zoo
vroeg hy.
Maar Editha verzocht zoo dringend» au op geen
nadere verklaring aan te dringen, dat hy, hoewel zhn
hoofd schuddend, niet vorder aandrong.
Het liefste was zy met den bode naar het pavil
joen meegegaan,, want haar angst voor den, gelief
don man wob bij hot invallen der duisternis bijna tot
ijand te verzwakken. De krijsgevangen-
tijd heeft derhalve een zuiver miii uir
vrijhrtd slechts door het betalen van een losgeld terug
erlangen kon. lederen soldaat en ook lederen inwoner
van een door storm genomen vesting beschouwde de
overwinnaar als zijn «gendom. Hij Ion zijn vrijheid
slechts met een geldsom koopen.
In de 16e en 1/e eeuw had men voor de verschillende
rangen een bepaald tarief, dat ook gold by de uitwisseling
der gevangenen.
De nieuwere tijd heeft in de behandeling der krijgs
gevangenen éen groote verandering ten goodc gebracht.
Onder de beschaafde staten is hun rechtstoestand door
erkende volken rechtelijke beginselen en voorschriften
nauwkeurig geregeld. Ook het dool van de gevangen
neming is geheel veranderd. Vroeger was men er op
uit om zooveel mogelijk losgeld te beuren; tegenwoor
dig maakt men gevangenen om zo te beleden verder
aan don krijg dooi te nomen en aldus de strijdkrach
ten van den vija^
schap in oexzc
oogmerk.
In dc eerste plaats komen als krijgsgevangenen in
aanmerking al aegenen, die tot de vijandelijke leger
macht hehoorende, in handen van den tegenstander
vallen. Maar dat ook souvereinen van hert vijandelijke
land hi dat lot kunnen doelen, heeft de gevangenneming
van Napoleon III, na den slag van Sedan bewezen. Ook
diplomatieke agenten en bestuursambtenaren, onder be
paalde omstandigheden ook woordvoerders van de po
litieke partijen en vertegenwoordigers der vijandelijke
pers, kunnen gevangen genomen worden, wanneer mi
litaire- of politieke redenen het vorderen. Eindelijk
kan de noodzaak zich ook voordoen om die ónder-
hoorigen \an een viiandclijken .Staat, die wel dienst
plichtig maar nog niet in het leger-of de marine zijn
ingelijfd, of degenen die, zonder direct dienstplichtig
te ^ijn, tol uitoefening van legerdiensten geroepen kun
nen worden, als krijgsgevangenen te arresteeren.
Uit het doel von de krijgsgevangenschap vloeit reeds
voort, dat de aldus tijdelijk van hun vrijheid beroofden
geen gevangenen zijn van de individueele ■bevelhebbers
of troepen doden, die hen gevangen hebben genomen,
maar staatsgevangenen en aal zij-niet straf gevangenen
maar veüighetdsgevangenen zijn. Daarom mag aan hun
persoonlijke eigendommen niet geraakt worden, mogen
zij ook niet in gevangenissen worden opgesloten en heb
ben zij aanspraak op een behoorlijke, vóór alles mensch-
waardige behandeling.
Wanneer de vijand gedurende den strijd door woord
of leeken te kennen geeft, dat hij zich wil overgeven,
is het plicht zijn leven te sparen en hem gevangen te
nemen. Hetzelfde geldt voor gekwetste tegenstanders,
die hun wapens niet jnoer gebruiken kunnen. Zij moe
ten met gelijke zorg bejegend worden als de gekwetsten
van den eigen troep. De krijgsgevangenen moeten hun
wapens overgeven, die als oorlogsbuit in het bezit
van de overwinnaar overgaan. Van hun particulier
bezit «mag den gevangenen niets afgenomen worden.
Do gevangene blijft in één woord m het bezit zijner
rechten. Hij verliest alleen zijn vrijheid.
In vestingen of kampen worden de krijgsgevangenen
ondergebracht. Aan de officieren wordt, wanneer zij
hun eerewoord gegeven hebben voor den duur van
den oorlog de wapens niet meer te zullen opvatten, ge
woonlijk een verblijfplaats aangewezen, waar zij wel
onder toezicht, maar niet onder bewaking staan. By
een poging tot ontvluchting kunnen krijgsgevangenen
doodgeschoten worden, en worden zij bij een mislukte
poging tot ontvluchten gegrepen, dan kan over hen
de doodstraf worden uitgesproken. Gevangen officie
ren die hun eerewoord breken en wederom gegrepen
worden, hebben insgelijks bun leven verbeurd en wor
den volgens de. krijgswet gefusilleerd.
Na vermeld te hebben de bijzondere maatregelen voor
een behoorlijke voeding en verpleging der krijgsgevange
nen by ziekte; zorg voor briefwisseling met hun verwan
ten; vrijheid in de uitoefening van hun godsdienst,
en daartegenover hun verplichting om den arbeid te
verrichten waaraan zij te werk worden gesteld, deelt
de schrijver nog bijzonderheden roede over het vrij la--
ten van de gevangenen na het sluiten van den vrede en
de uitwisseling van gevangenen gedurende den krijg,
waarvoor gewoonlijk een wapenstilstand te baat wordt
genomen.
Een vergoeding van kosten voor de krijgsgevangenen
gemaakt heeft niet plaats. Hun onderhoud behoort
tot do oorlogskosten. Natuurlijk staat het echter den
overwinnaar, die onder de vredesvoorwaarden een oor
logsschatting bedingt vrij om daaronder stilzwijgend ook
vergoeding te begrijpen van de kosten voor het onder
houd der krijgsgevangenen. N. Crt.
koortshoogte gestegen, en zy geloofde odor dea© ont
zettende onzekerheid, te zullen worden; verteerd., moor
zij Jcon, haar zieke moedér niét verlaten, afgezien
nog van het fedit, dat de graaf zfoh tegen de uitvoo-
rlng van haar voornemen, ernstig zou verzetten.
Iaat in den avond eerst keerden, de bekte bedi oir
den terug, maar zonder den dokter. Het pavCjoee
hadden zy leeg gevonden, en, ook nergens eanig spook
van hem gevonden. In de bosohwachterswoaing, waar
zij hadden willen iuformeereax, was tot hun, verwOn-
kdering géén mensch getwieest, ofschoon aVe diauren
hadiden opengestaan, en zoo waren zij clan tenslotte
onverrichter zake weer naar huls gegaan,
Editha had In het bijzijm van haar rader defce
mededeelfcigen, aangehoord, en zy wet» juist van, plan,
zich in vertwijfeling tot haar vader te wenden om
een uitgebreid onderzoek te laten tostellec, toen de
kamerdienaar binnentrad mat het bericht, dot luite
nant A'on Stohl, die zooevén in, een, huurrijtuig van
Relehenberg was gekomen, den graaf dringend en,
dadelijk wenechte te spreken.
Dat ook deze sedert zijn, terugkomst van, dten
morgenrit verdwenen, was, en bij geen der gemeen
schappelijke maaltijden verschenen, was. had men
nauwelijks opgemerkt. Stohl werd door niemand dér
slot bewoners den graaf Inbegrepen bijzonder
vriendelijk bejegend, en hoewel de heer dee huteee
thans beleefd verklaarde, dat hij ter beschikking van
den luitenant stond, zoo wan hst toch n,iet met rijn
vriendelijkste gezicht *8at hij don bipanentredeade ont
ving.
„Wenscht u mij onder vrler oogen t© spréken?"
vroeg hij met een blfk op Bdatfca. dtbe Sn haar apeat
voor Hallenstetn geaarzeld had oan de kamer te
verlaten, vcor zij; haar verzoek aan haar vaster had
uitgesproken"
Santen maakte een ontkennend gebaar, ,,'t Komt
mij integendeel zeer gewenacht voor, heer graaf, ln,
tegenwoordigheid der fneul© te spreken, en ik hecht
er geen gewicht meer aan., voor de fneul© iets an
ders te gelden, dan, ik ben."
De geheel veranderde toon, waarmqe hy tot hem
sprak, deed den. graaf verwonderd opzien. Was hem
de laatste dagen het gedrag van den beambte aller*
minst bevallen, ten opzichte van dezen minder res
pectvol len toon achtte hij ztch verplicht» den man
wat terecht te zotten.
„Ik meen, dat het mijn dochter tamelijk onver
schillig zal zijn. wie of vrat u te. mijnheer," reide
hy urit de hoogte. „En déor wy cms op het oogetty-
blik in gToote zorg bevinden, over een vrlendelljiken,
huisgenoot, doen wy, beter uwe mededee li togen, voor
zoover zij niet zeer gewichtig zijn, tot een betere
gelegenheid uit te stellen,
„Daartoe zal wel geen ted^n zijn, heer graaf, waar
ik vermoedelijk in staat ben, om u van de zorg ovér
dien huisgenoot te bevrijden. Het gaat hter toch ze
ker om dokter Hajleneteta?"
„Zeer zeker. U weet, waar hij artch bevindt?"
„Ja. Hy bevindt zich Sri dé gavongenfa te Rel*-
ohenberg. Ik moet het wel weten, wanft ik nelf heb
hem daar heengebracht."
„Is u krankzinnig, mijnheer?" voer dé graaf hef
tig uit- „Dokter Hollen,stetn ih de gevangenis? Op
welke verdenking kon u het wagen, hem gevangen
te nemen?"
„Op de vérdenking mede schuldig te zijn aan een
misdadig complott, dat hier pp Sambor is gesmeed."
Wordt vervolgd.